Indicatoren uit begroting 2020
Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)
Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, zoals neergelegd in de Beleidsnota «Investeren in Perspectief». Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen draagt ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.
In de verslagperiode werden 280.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is ongeveer 18% minder dan de 345.000 banen die tijdens de vorige verslagperiode zijn ondersteund. Deze schijnbare afname is toe te schrijven aan een vertraagde rapportage van enkele programma’s, waardoor deze resultaten in de volgende periode zullen worden meegenomen. Het daadwerkelijke totaal gerealiseerde resultaten in de afgelopen periode is bij benadering van hetzelfde niveau als de vorige periode. De hogere realisatie van 280.000 vergeleken met de streefwaarde van 180.000 is vooral een gevolg van investeringen van het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) die in de periode 2014-2016 zijn gemaakt en nu hun vruchten beginnen af te werpen, en investeringen van de Faciliteit Duurzame Ondernemerschap en Voedselzekerheid (FDOV) over de periode 2014 tot 2017.
Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening
Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten aan de hand van het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD.
In de verslagperiode werden 14.724 plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund. Dit is een toename van ongeveer 15% ten opzichte van vorige verslagperiode, en bijna zes keer zoveel als de oorspronkelijke streefwaarde van 2.500 die in 2016 is vastgesteld. Het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) is verantwoordelijk voor bijna de helft van de resultaten. Via LEAD en het Youth Entrepreneurship and Innovation Trust Fund van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank kreeg een toenemend aantal ondernemingen ondersteuning door programma’s die zich specifiek op jong ondernemerschap in Afrika richten.
Overzicht van resultaten 2016-2020
Ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden bevordert ondernemerschap, goede banen en stabiele inkomens. Voor beleidsartikel 1, Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen, thema private sectorontwikkeling, resultaatgebied bedrijfsontwikkeling is in 2016 afgesproken om te rapporteren op de indicatoren «aantal banen ondersteund» en «aantal bedrijven met een ondersteund plan». Dit zijn tevens internationaal geharmoniseerde indicatoren waarmee de voortgang richting SDG 8 «decent work and economic growth" mondiaal kan worden gemonitord.
De streefwaarden voor deze indicatoren zijn in 2016 vastgesteld op basis van de conservatieve aannames dat er een lichte toename zou zijn van 2017 tot 2019, waarna er in 2020 een afname werd verwacht door de verschuiving van focus naar fragielere regio’s. Deze aannames zijn deels correct gebleken, alleen heeft het vervolmaken van de resultaatbereiking pas later dan 2019 plaatsgevonden, en is de verschuiving naar fragielere regio’s langzamer gerealiseerd dan verwacht. Verder moet er voor de komende jaren rekening worden gehouden met een afname in resultaten in verband met de effecten van de COVID-19 pandemie.
Indicatoren voedselzekerheid
Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw.
Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij Nederlandse inzet 25,9 miljoen mensen (met name jonge kinderen en hun moeders) direct bereikt met specifiek op voeding gerichte interventies. Het gaat hierbij om screening op ondervoeding, therapeutische voeding voor ernstige ondervoede kinderen, het geven van voedingssupplementen en extra vitaminen, ontwormingskuren en voedingsadvies en voorlichting over gezonde voeding. Dit is een stijging ten opzichte van voorgaande jaren die te danken is aan een onderzoeksprogramma van de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) dat het afgelopen jaar voor het eerst resultaten heeft gerapporteerd. Binnen de bereikte groep kon er, vergelijkbaar met voorgaande jaren, voor 14 miljoen mensen een daadwerkelijk verbeterde voedselinname vastgesteld worden.
De geschatte streefwaarde van 20 miljoen direct bereikte mensen in 2020 is behaald. Naast CGIAR en een voedingsprogramma van UNICEF hebben ook projecten onder de Facility for Sustainable Entrepreneurship and Food Security (FDOV) hier aanzienlijk aan bijgedragen. De einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen kinderen in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar. In 2021 wordt de methodologie van resultaatmeting verder uitgewerkt om niet alleen betere voedselinname te meten, maar ook vast te stellen in hoeverre er sprake is van een duurzaam betere voedingssituatie van mensen.
Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 14,8 miljoen kleinschalige voedselproducenten (m/v) direct bereikt met bijvoorbeeld digitale diensten zoals weersvooruitzichten, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten en nieuwe of verbeterde toegang tot markten. Dit is een daling ten opzichte van 2019, die kan worden verklaard doordat een aantal grote programma’s afliep en vervolgfinanciering enige tijd vergde. Binnen de bereikte groep werd bij 1,9 miljoen voedselproducenten een toegenomen productiviteit en/of inkomen vastgesteld. Dit is een forse daling ten opzichte van 2019, toen een hoog resultaat kon worden geboekt vanwege de driejaarlijkse impact rapportage van IFAD. Wel is er een stijging waarneembaar ten opzichte van 2018, mede veroorzaakt door het digitaliseringsprogramma G4AW dat een groot bereik heeft en nu steeds meer effecten laat zien.
De geschatte streefwaarde van 5,5 miljoen direct bereikte kleinschalige voedselproducenten in 2020 is aan de lage kant gebleken. In 2016, toen deze streefwaarde is vastgelegd was er nog weinig ervaring met digitale programma’s en konden de mogelijkheden om met deze programma’s grote aantallen boeren direct te bereiken moeilijk worden ingeschat. De einddoelstelling, een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen boeren in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar. In 2021 zal de methodologie van resultaatmeting verder worden uitgewerkt om niet alleen toename van productiviteit en inkomen te meten, maar ook vast te stellen voor hoeveel boeren de interventies hebben geleid tot een duurzame verdubbeling van productiviteit en/of inkomen.
Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij Nederlandse inzet 1,6 miljoen hectare landbouwgrond bereikt met duurzame praktijken zoals geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agro-forestry, gewasrotatie, beter watermanagement en erosiebestrijding. Dit is ruim een verdubbeling ten opzichte van voorgaande jaren. Het onderzoeksprogramma van het Centre for Agriculture and Bioscience International (CABI) heeft hier belangrijk aan bijgedragen. Het aantal hectare waar er sprake is van daadwerkelijk eco-efficiënter gebruik van land is met 617 duizend hectare ongeveer stabiel gebleven ten opzichte van voorgaande jaren. Deze resultaten laten zien dat de toegenomen aandacht voor duurzaam beheer van landbouwgrond de afgelopen jaren wel heeft geleid tot een groter bereik, maar nog niet tot daadwerkelijk gemeten duurzaam beheer van land.
De streefwaarde van 5 miljoen direct bereikte hectare land in 2020 is te hoog gebleken. Naar verwachting zal de ingezette stijging van het afgelopen jaar zich de komende jaren doorzetten, bijvoorbeeld door recent gestarte programma’s gericht op duurzaam landgebruik in Oost-Afrika en in de Sahel regio. Het behalen van de einddoelstelling van 8 miljoen hectare geconverteerd naar duurzaam gebruik, vergt zowel verdere intensivering van de inzet als het ontwikkelen van methodologieën van resultaatmeting. Daarbij is het van belang om niet alleen verbetering in landgebruik te meten, maar ook vast te kunnen stellen dat agro-ecologische duurzaamheid bereikt is.
Indicatoren drinkwater en sanitatie: Introductie en terugblik
Toegang tot veilig drinkwater, verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is essentieel voor een gezond en menswaardig bestaan. Het draagt bij aan betere onderwijsparticipatie, vooral van meisjes, een verhoogde productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg. In de beleidsnota «Investeren in Perspectief», committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode tot 2030 van schoon drinkwater te voorzien en om 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.
De resultaten gerapporteerd in de periode 2016-2020 (resultaatjaren 2015-2019) zijn goed op weg richting de doelstellingen voor drinkwater en sanitatie. Voor beide resultaatgebieden werd in een derde van de gecommitteerde periode tot 2030, meer dan een-derde van de resultaten behaald. Hierbij moet wel worden aangetekend dat nog niet bekend is wat het effect van COVID-19 zal zijn op de te behalen resultaten. Daarnaast lopen de komende jaren een aantal grote, centraal gefinancierde programma’s af op het gebied van drinkwater en sanitatie, die grote aantallen mensen bereiken. Nieuwe programma’s moeten worden opgestart en in de opstartperiode worden vaak weinig directe resultaten bereikt.
Indicator water (drinkwater): aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron
In de verslagperiode kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is voor het derde jaar op rij meer dan de streefwaarde van 1,6 miljoen mensen. Met name zijn goede resultaten behaald in bilaterale programma’s in Benin, Ghana en Bangladesh.
Voor drinkwater geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarde om in de periode tot 2030 30 miljoen mensen van schoon drinkwater te voorzien. In de afgelopen vijf jaar werden in totaal 12,5 miljoen mensen bereikt.
Indicator water (sanitatie): aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden
In 2020 kregen 5.8 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt, net als vorig jaar en het jaar daarvoor, ver boven de streefwaarde van 2,3 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2018 kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen, in 2019 was dat 5,3 miljoen. Dit resultaat is met name behaald in centraal gefinancierde programma’s waar Nederland aan bijdraagt zoals programma’s van UNICF, de Wereldbank en de Water Supply and Sanitation Collaboratieve Council. Naast deze centrale programma’s is er ook via de bilaterale programma’s in Bangladesh, Benin, Ghana, Jemen, Mozambique, de Palestijnse Gebieden en Zuid-Soedan bijgedragen aan verbeterde toegang tot sanitaire voorzieningen.
Voor sanitatie geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarden om in de periode tot 2030 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen. In de afgelopen vijf jaar werd die toegang in totaal voor 18,4 miljoen mensen gerealiseerd.
Indicator water (waterbeheer): aantal mensen dat direct voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s
Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit schaden economische en sociale ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Door klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte bovendien toe. Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen.
In de verslagperiode hebben 1,9 miljoen mensen in Afrika en Azië direct voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s in door Nederland gefinancierde projecten. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van gemiddeld 3 miljoen mensen per jaar, maar valt binnen de verwachte bandbreedte van jaarlijkse variaties (in 2019 werden 670.000 mensen bereikt, in 2018 2,4 miljoen, terwijl in 2017 ruim 10 miljoen mensen werden bereikt). Vooral programma’s met de Wereldbank en bilaterale programma’s in Benin en Mozambique hebben bijgedragen aan dit resultaat. Ten aanzien van bereikte aantallen mensen moet opgemerkt worden dat we in de loop van de jaren een strakkere definitie voor deze indicator zijn gaan hanteren: alleen mensen die direct door de maatregelen bereikt zijn, worden nu meegeteld, en niet meer alle inwoners van een bepaald stroomgebied met verbeterd waterbeheer.
Voor waterbeheer geldt in de periode tot 2030 een streefwaarde van 3 miljoen mensen per jaar die direct voordeel ondervinden van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s. Gemiddeld genomen liggen de resultaten gerapporteerd in de periode 2016-2020 (resultaatjaren 2015-2019) boven de beoogde drie miljoen. Er is echter ook een grote variatie, met afnemende getallen richting de toekomst. De belangrijkste reden hiervoor is dat er (a) een duidelijker onderscheid gemaakt wordt tussen direct en indirect bereikte mensen en de definitie van ’direct bereikte mensen’ strikter is geworden, en er (b) strenger gekeken is naar de toerekening van resultaten uit (vooral) multilaterale fondsen aan de Nederlandse bijdrage. Daar staat tegenover dat er veel gedaan is aan het versterken van de enabling environment, zoals onderzoek en technische ondersteuning, beleidsontwikkeling, planning, financiering en participatietrajecten, die ook essentieel zijn voor het welslagen van duurzaam waterbeheer. De aantallen mensen die daarmee bereikt worden liggen structureel een factor 10 hogeren compenseren op die manier een mogelijke daling in het aantal direct bereikte mensen.
Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie
Het SDG7-doel van universele toegang tot energie in 2030 blijft vooralsnog buiten bereik: wereldwijd hebben op dit moment nog steeds 789 miljoen mensen geen elektriciteit en koken 2,8 miljard mensen op een traditionele en vervuilende manier, met grote gevolgen voor de volksgezondheid (de WHO schat dat dit jaarlijks tot 4 miljoen doden leidt). De afgelopen jaren hebben weliswaar een snelle groei laten zien van het aantal mensen met toegang tot elektriciteit, maar toch zullen in 2030 nog altijd naar schatting 620 miljoen mensen, vooral in sub-Sahara Afrika, geen elektriciteit hebben en 2,3 miljard mensen nog aangewezen zijn op zwaar vervuilende kookmethoden ondanks de huidige en geplande beleidsmaatregelen. Bovendien houden deze cijfers nog geen rekening met de negatieve effecten van de COVID-19 pandemie.
Het bereiken van universele energietoegang is een essentieel onderdeel van de energietransitie in lage- en middeninkomenslanden en nauw verbonden met hun bijdrage aan het mondiale klimaatakkoord. Binnen het klimaatbeleid geeft Nederland daarom prioriteit aan investeringen in toegang tot hernieuwbare energie voor mensen die nog geen moderne en betrouwbare energietoegang hebben. Zo wordt tegelijkertijd een bijdrage geleverd aan klimaatmitigatie (verminderen en voorkomen van uitstoot) en het verbeteren van welzijn, weerbaarheid en economische kansen van mensen. Nederland heeft als doel gesteld om in de periode 2015-2030 minstens 50 miljoen mensen in ontwikkelingslanden toegang tot hernieuwbare energie te bieden en publieke en private investeringen in toegang tot hernieuwbare energie te mobiliseren.
Deze doelstelling vraagt om een geleidelijke toename van de jaarlijkse resultaten. Door in deze verslagperiode ruim 2,6 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden heeft Nederland de streefwaarde voor 2020 (resultatenjaar 2019) gerealiseerd. Het is vooral het door FMO beheerde Access to Energy Fund dat heeft bijgedragen aan het behalen van de streefwaarde, met name dankzij goede resultaten op het terrein van decentrale zonne-energie (off-grid solar).
Het totaal aantal bereikte mensen over de periode 2016-2020 (resultaatjaren 2015-2019) komt hiermee op 12,3 miljoen, ruim boven het cumulatieve streefcijfer van 11,5 miljoen. Gedurende deze jaren is het streefcijfer behaald en zelfs overtroffen, vooral dankzij de sterke groei van de off-grid solar sector. De resultaten op het gebied van toegang tot schoon koken bleven achter bij de verwachtingen. Om het groeipad richting de 50 miljoen-doelstelling vast te houden is binnen de portefeuille de aandacht voor resultaatgerichte financiering versterkt met de lancering van de SDG7 Results-regeling. Daarnaast is er extra geïnvesteerd in toegang tot schoon koken met bijdragen aan de Clean Cooking Alliance en het Clean Cooking Fund van de Wereldbank. De resultaten hiervan zullen de komende jaren duidelijk worden. Het is vooralsnog onduidelijk wat het effect van de COVID-19 crisis is op de energietoegang.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid
In totaal zijn 557 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gerealiseerd dankzij door Nederland ondersteunde programma’s. Hiermee is de streefwaarde van 500 ruim behaald. Deze gefinancierde programma’s zijn gericht op vier thema’s: het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van de politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen, en het versterken van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Verbeteringen in de randvoorwaarden houden onder andere in dat overheidsbeleid en wetgeving zijn aangepast of aangenomen ter verbetering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ondersteunde maatschappelijke organisaties - waaronder vrouwenrechtenorganisaties en organisaties geleid door vrouwen en jongeren - dragen hieraan bij door middel van pleitbezorging en beïnvloeding. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het beïnvloeden van het debat en het opbouwen van bewegingen die erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en standpunten over bijvoorbeeld het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. Verbeterde randvoorwaarden bestaan ook uit het beter functioneren van publieke instanties. Een voorbeeld hiervan zijn de traditionele rechtbanken in Zuid-Soedan die dankzij trainingen van partners binnen het Nationaal Actieplan (NAP) 1325 programma meer gendersensitief functioneren.
De resultaten binnen deze indicator laten zien dat er sprake is van een stijgende lijn tussen 2016 en 2020. In 2017 waren er 103 aantoonbare bijdragen behaald door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gevolgd door 150 in 2018, 279 in 2019 en 557 in 2020. Een verklaring hiervoor is dat de ondersteunde programma’s van strategische partners meer resultaten behalen naarmate de looptijd van de programma’s vordert. Pleitbezorging en beïnvloeding kosten immers tijd en vereisen gedegen onderzoek, op bewijs gebaseerde lobby activiteiten, relatievorming met besluitvormers, het opbouwen van succesvolle bewegingen en gezamenlijke lobby en beïnvloeding door het maatschappelijke middenveld.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid
Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 531 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 350 ruim behaald. Deze maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Daarnaast richten ze zich op het tegengaan van geweld tegen vrouwen. In Afghanistan bijvoorbeeld zijn 15 provinciale vrouwennetwerken ondersteund bij het uitvoeren van onderzoek en analyse over relevante beleidskwesties om vervolgens die opgedane kennis en vaardigheden te gebruiken om de stem van vrouwen en hun participatie in het vredesproces te bevorderen.
Deze indicator laat ook een stijgende lijn zien tussen 2016 en 2020. In 2017 zijn 113 maatschappelijk organisaties gerapporteerd met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, gevolgd door 230 in 2019 en 531 in 2020. Opmerkelijk is de hoge piek van 820 in 2018, die verklaard kan worden doordat toen niet alleen de maatschappelijke organisaties berekend zijn, maar ook ondersteunde vrouwen en netwerken van vrouwen en activisten.
Naast het aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, houdt het ministerie ook bij hoeveel individuen versterkte capaciteit hebben verkregen als direct gevolg van de ondersteunde programma’s. In 2020 waren dit 348,152 individuen. Versterkte capaciteit (kennis en vaardigheden) bestaat bijvoorbeeld uit leiderschaps-, bedrijfsvoerings- en managementtrainingen voor vrouwen, bewustwordingssessies voor jongens en mannen over vrouwenrechten, eerlijke verdeling van huishoudelijke taken, positieve masculiniteit en het voorkomen van geweld tegen vrouwen. Daarnaast worden gender-sensitieve trainingen en workshops gegeven aan zorgmedewerkers, politie, juridische hulpverleners, beleidsmakers en besluitvormers op lokaal en nationaal niveau.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden
Deze indicator beschrijft de toename van het aantal adolescente meisjes (15 tot 19 jaar) en vrouwen dat moderne anticonceptie gebruikt. Volgens Family Planning 2020 (FP2020) gebruikten 320 miljoen vrouwen en adolescente meisjes moderne anticonceptie in 2020, een toename van 60 miljoen ten opzichte van 2012. De Nederlandse financiële bijdrage vertegenwoordigt 4,9% van de totale uitgaven in de 69 FP2020 landen.2 De Nederlandse bijdrage aan het aantal extra vrouwen en meisjes dat anticonceptie gebruikt in de 69 FP2020 landen komt daarmee op (60 miljoen x 4.9% =) 2,94 miljoen en blijft achter bij de cumulatieve streefwaarde van zes miljoen voor 2020.
Een andere oorzaak voor het achterblijven van de mondiale realisatie is dat er in 2012 bij de vaststelling van de FP2020 doelstellingen onvoldoende zicht was op de haalbaarheid van de doelstelling van 120 miljoen extra gebruikers in 2020. Als reactie hierop zijn de streefcijfers voor Nederland aangepast voor de periode 2021-2025. Daarnaast is duidelijk geworden dat het ook belangrijk is om zicht te hebben in de mate van keuzevrijheid die vrouwen en meisjes hebben. Bij verschillende levensfasen en levensstijlen passen verschillende anticonceptiemiddelen. Naast het aantal gebruikers is daarom in het resultatenkader voor het thema SRGR ook een indicator toegevoegd die de beschikbaarheid van verschillende soorten anticonceptiemiddelen meet.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden
Jaarlijks in november, wordt aan vertegenwoordigers van door Nederland gesteunde SRGR-partnerschappen3 gevraagd een oordeel te geven over SRGR-gerelateerde barrières voor kwetsbare groepen, zoals jongeren, jonge vrouwen en meisjes en LHBTI’s. Daarbij wordt specifiek ingegaan op enerzijds institutionele barrières zoals beleid, wetgeving, faciliteiten en dienstverlening, en anderzijds op sociaal-culturele barrières omtrent cultuur, kennis, en bewustzijn. Uit de enquête van november 2020 is de invloed van COVID-19 al meegenomen en blijkt dat respondenten in 63% van de landen van uitvoering tevreden zijn over de vooruitgang.
Dit percentage ligt hoger dan het percentage in 2019 (54%), maar blijft achter bij de doelstelling (80%). De haalbaarheid van deze streefwaarde is bij het vaststellen ervan overschat, want het doorbreken van institutionele en socioculturele barrières op het gebied van SRGR is een proces dat vele jaren vergt in landen waar dit politiek, religieus en cultureel een gevoelig onderwerp is. De SRGR-partnerschappen zijn juist in zulke landen actief om middels hun programma’s verandering teweeg te brengen, waar zij op veel gebieden in zijn geslaagd. Tegelijkertijd is er in de afgelopen vier jaar toenemende regressieve druk op SRGR en vrouwenrechten, hetgeen een negatieve invloed had op de doelstellingen op het gebied van SRGR.
De antwoorden op de enquête van november 2020 geven net als voorgaande jaren een sterk gevarieerd beeld: verschillende landen en doelgroepen laten uiteenlopende mate van vooruitgang zien. Een positieve ontwikkeling is dat er in meerdere landen wettelijke bescherming van sekswerkers is ingevoerd. Ook laten de cijfers een duidelijke verbetering zien van het wegnemen van SRGR barrières voor mensen met een beperking, een groep die in 2019 nog de meeste barrières ervoer. Door vergrote kennis en dialoog is er sprake van een positievere houding ten aanzien van LHBTI, mensen met hiv en getrouwde vrouwen die anticonceptiemiddelen (willen) gebruiken en heeft dit geleid tot verminderde stigma voor deze groepen.
Aan de andere kant leidde de COVID-19 pandemie in alle landen tot een extra barrière voor de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Er is grote zorg over de negatieve impact van de pandemie op toegang tot hiv-medicatie, toename van vrouwenbesnijdenis en kindhuwelijken, verliezen van inkomsten van sekswerkers en het missen van (seksuele) educatie van miljoenen kinderen door schoolsluitingen. Dit maakt deze doelgroepen nog kwetsbaarder. Uit de survey blijkt dat door mobiliteitsrestricties en het sluiten van klinieken kwetsbare groepen zoals sekswerkers minder toegang tot gezondheidsdiensten hadden. Nederland blijft zich daarom inzetten voor het behouden van vooruitgang van SRGR resultaten en aandacht vragen voor kwetsbare groepen zowel binnen de programma’s, op landenniveau als op internationaal vlak via diplomatieke kanalen, onder andere binnen internationale organisaties.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslecht, waarvan de helft vrouwen.
Het bevorderen van toegang tot recht blijft een prioriteit voor Nederland. In 2019 was Nederland voorzitter van een internationale Task Force on Justice (SDG 16.3) en zorgde voor een Hague Declaration on Equal Access to Justice for All by 2030, die door bijna 40 landen werd aangenomen.4 In 2020 ontwikkelde het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het vervolg daarop de NL Access to Justice strategie. De strategie bouwt voort op de belangrijkste aanbeveling van de Task Force on Justice om meer in te zetten op de behoeften van mensen op toegang tot recht en door gebruik te maken van data, bewijs en innovatie. Daarnaast is er specifieke aandacht voor achtergestelde groepen zoals vluchtelingen en ontheemden, gedetineerden, slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen, vrouwen, jongeren en kinderen. Ondanks bestaande uitdagingen en nieuwe uitdagingen vanwege COVID-19 in fragiele en door conflict getroffen landen, hebben er in de verslagperiode 197.000 personen toegang tot recht gekregen.
Dit is net onder de streefwaarde. Het feit dat de streefwaarde dit jaar niet gehaa;d is heeft te maken met de vertraging in uitvoering van programma's tijdens de pandemie. UNDP heeft bijvoorbeeld dit jaar veel minder mensen kunnen bereiken dan in jaren voorheen. De programma’s werken onder andere aan toegang tot recht voor slachtoffers van gender-based violence, het verbeteren van strafrechtsystemen, het steunen van paralegals (rechtsbijstand) en het helpen van slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen om erkenning te krijgen. Significante bijdragen aan het totaal resultaat komen van partners zoals IDLO, en ICTJ en uit programma’s van ambassades, zoals in Kenia, Mali, de Palestijnse Gebieden, Uganda en Zuid-Soedan. In totaal zijn er minstens 43,8% vrouwen bereikt. Het totaal aantal bereikte vrouwen is waarschijnlijk hoger omdat niet alle bereikte mensen door overheden en partners is uitgesplitst naar vrouw/man. Ook komend jaar blijft Nederland sterk inzetten op het bereiken van vrouwen.
In de mensgerichte benadering van toegang tot recht staat data centraal om de noden en behoeften van personen in kaart te brengen. Een voorbeeld is de Justice Needs and Satisfaction Survey van The Hague Institute for Innovation of Law (HiiL) die het afgelopen jaar in Mali hoge juridische behoeften aantoonde rond landrechten, familierecht en misdaad. Op basis van deze data kunnen programma’s verbeterd worden of nieuw op maat gemaakt worden. Ook digitale innovatie is belangrijk voor het bereiken van meer mensen.
In de periode 2016 ‒ 2020 hebben bijna 780.000 mensen toegang tot recht gekregen met Nederlandse hulp. Dat is bijna vierkeer de streefwaarde van 200.00 voor die periode die in 2016 werd vastgelegd. Er is een opwaartse trend te zien in de jaarlijkse resultaten, behalve het afgelopen jaar, waar het getal weer gedaals is. De voornaamste redenen hiervoor zijn de verbetering in data verzamelen en wijze van rapporteren van overheden en partners en meer programmasteun. Het percentage bereikte vrouwen is ook gestegen van minstens 25% in 2016 naar minstens 43,8% in 2020, onder meer vanwege de implementatie van een breed programma met UN Women en het verder aandringen bij overheden en partners op betere uitsplitsing van data naar vrouwen en mannen. Vanwege de uitdagingen die overheden en partners hebben bij het uitsplitsten van data naar vrouwen en mannen is de streefwaarde van niet volledig behaald. Met nog betere uitsplitsing naar geslacht zal naar verwachting de 50% streefwaarde gehaald worden.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd
Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid en levensomstandigheden van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal overeengekomen doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. Bijna zestig landen kampen met de negatieve gevolgen van explosieve oorlogsresten. Zelfs jaren na een conflict vormen zij een ernstige bedreiging voor de lokale bevolking en belemmeren zij veilige terugkeer, humanitaire hulp en wederopbouw. De afgelopen jaren stijgt het aantal slachtoffers met name door grootschalig gebruik van geïmproviseerde mijnen, zoals in Afghanistan en Jemen. In 2019 waren 80% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burgers, waarvan 43% kind.5
Wereldwijd is er in de verslagperiode ruim 156.000.000 m2 land ontmijnd6 waarvan 12.873.127 m2 met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma, de United Nations Mine Action Service (UNMAS) en United Nations Development Programme (UNDP). De Nederlandse inzet richtte zich onder andere op: Libië, Syrië, Afghanistan, Irak, Libanon, Oekraïne, Somalië, Zuid-Soedan en Jemen. Over de gehele periode 2016-2020 is minstens 60.940.000 m2 grondgebied vrijgemaakt van explosieve oorlogsrechten door middel van Nederlandse financiering. Het oorspronkelijke doel van 24.000.000 m2 is dus met 236% resultaat ruim overtroffen. Het bleek lastig een nauwkeurige streefwaarde te formuleren, met name vanwege enorme variatie in cijfers gerapporteerd door de VN. UNMAS werkt op basis van VN-mandaten en op uitnodiging van getroffen staten en stelt daarom geen streefwaarden voor ruiming. Dit maakt het niet mogelijk een nauwkeurige streefwaarde te formuleren voor het Nederlandse aandeel.
Humanitaire ontmijning vormt op veel plekken een randvoorwaarde voor veiligheid, vrede en ontwikkeling en heeft een belangrijke impact op het leven van mensen. Dankzij de Nederlandse inzet zijn de veiligheid en leefomstandigheden van tenminste 55.573 mensen verbeterd.7 Daarnaast hebben in totaal 297.953 vrouwen, mannen en met name kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden) risicovoorlichting gekregen over de gevaren van landmijnen. Er zijn 1487 slachtoffers geholpen met revalidatie of psychologische hulp. Humanitaire ontmijning levert ook een zichtbare bijdrage aan de weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen. Van de ondervraagde mensen binnen het MACM programma gaf 83% aan betere toegang te hebben tot inkomsten en basisvoorzieningen als gevolg van ontmijning. Een groot deel van het land dat nu weer veilig is, wordt gebruikt om te wonen, gewassen te verbouwen of voor de wederopbouw van scholen, ziekenhuizen en waterbronnen.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt
Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot formeel/informeel onderwijs en/of trainingen heeft verkregen. De indicator dekt verschillende soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.
Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit binnen de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijs projecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda en Ethiopië.
Dankzij de Nederlandse bijdrage hebben vanaf 20188 tot en met 2020 ruim 670.000 personen toegang tot onderwijs en training gekregen. In de verslagperiode zijn dit meer dan 430.000 personen. Dit resultaat valt hoger uit dan de streefwaarde voor deze periode. Deze is te laag ingezet omdat destijds nog niet bekend was wat de bijdrage zou zijn van «Prospects», het partnerschap voor opvang in de regio. De streefwaarde is daarom opgesteld op basis van de resultaten van 2018. Onder andere het «Children on the Move» programma van UNICEF in Uganda heeft een grote bijdrage geleverd aan de resultaten. In 2020 hebben door dit programma zo’n 150.000 kinderen en adolescenten deelgenomen aan trainingen over levensvaardigheden. Dit programma heeft als doel om kinderen (vluchtelingen) toegang te geven tot een verbeterde leeromgeving, onder andere door het trainen van docenten en het verschaffen van lesmateriaal.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten
Deze indicator omvat het ondersteunen van inkomsten-genererende activiteiten, zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector. De indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt.
Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen. In de periode 2018-20209 hebben dankzij de Nederlandse bijdrage bijna 64.000 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen bij het ontwikkelen van inkomsten-generende activiteiten. In de verslagperiode zijn dit bijna 30.000 personen. Dit resultaat valt hoger uit dan de streefwaarde van 5.000 voor deze periode. De streefwaarde is destijds opgesteld op basis van de resultaten in 2018, omdat nog niet bekend was in hoeverre nieuwe projecten zouden bijdragen aan deze indicator. Een groot gedeelte van de resultaten zijn behaald met het «Social Cohesion Communities» programma van UNDP in Libanon. Het doel van dit programma is om de spanning tussen vluchtelingen en de gastgemeenschap te verkleinen. Als onderdeel van dit programma zijn bijna 11.000 mensen ondersteund bij het opzetten van een bedrijf door middel van technisch advies, stages of leiderschapstrainingen.
Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.
Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDG’s. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDG’s volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming. Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2018 (tussenmeting uitgevoerd in 2019) ligt dit percentage op 35%. De volgende meting zal plaats vinden in 2021 en betrekking hebben op het rapportagejaar 2020.
Zie verder de Theory of Change en Methodologie beschrijving zoals te vinden op de website van de rijksoverheid.
Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap: (a) het aantal bij internationalisering ondersteunde mkb-ondernemingen, dat in de op de beleidsinterventie volgende 3 jaren meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt en (b) De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven in deze drie jaren.
In het referentiejaar 2016 hebben 1810 MBK-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 415 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2017 ‒ 2019 EUR 144,5 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2017–2019 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2014–2015). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologie beschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.