Base description which applies to whole site

3.1 Operationele gereedheid

De operationele gereedheid stond in 2021 onder druk door knelpunten in de drie gereedheidsaspecten: een lage personele gereedheid, een laag blijvende materiële gereedheid en een lage mate van geoefendheid. Onderstaande paragrafen geven een korte toelichting op deze drie gereedheidsaspecten en de invloed van investeringen en inzetvoorraden op de operationele gereedheid. Meer gedetailleerde informatie over de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht is opgenomen in de Inzetbaarheidsrapportage 2021.

Personele gereedheid

Personele gereedheid is de mate waarin het personeel van een eenheid beschikbaar en geschikt is voor het uitvoeren van de opgedragen opdracht. Kwantitatieve en kwalitatieve beperkingen resulteerden in 2021 in onvoldoende personele gereedheid. Er kwamen weliswaar meer mensen binnen dan er vertrokken, maar per saldo blijft de realisatie van de in- en uitstroom achter bij de behoefte aan militairen. Ondanks de wervingsinspanningen en een stijging van de instroom met 8,1%, bleven de knelpunten bij de manschappen, in de onderbouw onderofficieren en officieren, en bij schaars technisch, IT- en medisch personeel. De Personeelsrapportage 2021 bevat meer gedetailleerde informatie over de kwantitatieve personele vulling.

Voor het kwalitatieve aspect van personele gereedheid zijn initiële en functionele opleidingen aangemerkt als essentiële processen. Daardoor konden deze ondanks COVID-19 wel doorgaan, maar met beperkingen, zoals minder leerlingen per klas. Dit leidde tijdelijk tot uitgestelde opkomsten. Mede hierdoor was het niet mogelijk om voldoende mensen op te leiden en bleef de druk op de opleidingscapaciteit hoog. Nieuw ingestroomd personeel kon niet op korte termijn het verlies aan expertise en vakkennis van uitstromende militairen vervangen.

Om de personele gereedheid te kunnen verbeteren, verlegde Defensie vanaf medio 2021 de focus van het kwantitatief ‘vullen’ van formatieplaatsen naar het kwalitatief verbeteren van de personele gereedheid met voldoende geschikte en beschikbare mensen. Deze sturing op personele gereedheid is integraal onderdeel van de HR-transitie die in de komende jaren plaatsvindt.

Materiële gereedheid

Materiële gereedheid is de mate waarin het materieel van een eenheid beschikbaar en geschikt is voor het uitvoeren van de opdracht. De materiële gereedheid bleef ook in 2021 onder de norm door een structureel tekort in het instandhoudingsbudget en door een tekort aan technisch en logistiek personeel. Naast dit personele kwantitatieve vullingsprobleem, vragen verouderde wapensystemen om meer onderhoud. Ook zijn nieuwe wapensystemen technologisch steeds complexer, hetgeen hogere eisen stelt aan de kennis, opleiding en ervaring van het schaarse technische en logistieke personeel. Deze oorzaken zorgden in 2021 voor een laag blijvende materiële gereedheid en beïnvloedden daarmee de algehele operationele gereedheid negatief.

Met de middelen uit het Coalitieakkoord en de motie-Hermans (Kamerstuk 35 925 nr. 13 van 23 september 2021) krijgt Defensie vanaf 2022 extra financiële ruimte om de onderhoudsachterstanden te verkleinen. Dit zal de aankomende kabinetsperiode een positief effect laten zien op de materiele gereedheid. Ondanks de gevolgen van wereldwijde schaarste aan grondstoffen en transportcapaciteit, lukte het in 2021 om een groot aantal vernieuwingen te realiseren. De effecten van de investeringen in materieel hebben tijd nodig en zijn mede afhankelijk van het beschikbaar komen van kwantitatief en kwantitatief voldoende personele capaciteit. Substantieel herstel van de materiële gereedheid zal daarom niet direct waarneembaar zijn.

Een kanttekening bij de materiele gereedheid in 2021 is dat door COVID-19 minder is geoefend dan voorzien. Hierdoor is de onbalans in de materieel logistieke keten minder zichtbaar dan wanneer de oefeningen conform planning zouden zijn uitgevoerd en er een groter beroep zou zijn gedaan op materieel.

Geoefendheid

Geoefendheid is de mate waarin een eenheid de taken heeft beoefend en daarvoor voldoende niveau van beheersing van de taken heeft getoond. De mate van geoefendheid van de krijgsmacht is met name negatief beïnvloed door een lage personele en materiële gereedheid. Wel kon er gaandeweg 2021 door versoepeling van de COVID-maatregelen al meer geoefend worden, maar oefenen vond met name nog plaats in Nederland of op de lagere niveaus. Daardoor vertaalden deze extra oefenmogelijkheden zich nog niet in een hogere geoefendheid en operationele gereedheid. Deelname aan oefeningen op grotere schaal, op de hogere geweldniveaus en in grotere verbanden zijn noodzakelijk om de geoefendheid voor de eerste hoofdtaak te verbeteren. In Nederland zijn de oefenruimte en de milieu- en geluidsnormen te gelimiteerd voor dergelijke grootschalige oefeningen benodigd voor het samengesteld optreden in het hogere geweldspectrum. Er blijft aandacht nodig voor het behouden van ‘gebruiksruimte’ voor oefeningen in Nederland, zowel in het fysieke domein als in het virtuele informatiedomein. Verlies van ruimte vormt een risico voor de gereedstelling.

Investeringen

Nederland voldeed met de gerealiseerde investeringsquote van 24% aan de NAVO-investeringsnorm van minimaal 20% van de defensie-uitgaven. Hoewel veel projecten nog in uitvoering zijn, werden in 2021 de eerste resultaten van deze extra investeringen zichtbaar. In het materieelverslag bij het Defensie Materieelbegrotingsfonds (DMF) wordt dit nader toegelicht.

De extra investeringen uit het kabinet Rutte III kwamen vooral ten goede aan nieuwe capaciteiten, personeel en voorraden en ‘ondersteuning van de krijgsmacht’. Ze zijn dus in mindere mate beschikbaar gekomen voor de reeds in gebruik zijnde (wapen)systemen.

Inzetvoorraden

Defensie heeft de afgelopen kabinetsperiode stappen gezet om de inzetvoorraden te vergroten: voor munitie en de andere operationele assortimenten worden de voorraadtekorten ingelopen. Financiering is beschikbaar om in de jaren t/m 2025 de inzetvoorraad op norm te brengen voor een inzet in het kader van de Tweede Hoofdtaak (Kamerstuk 28 830 nr. 268 van 22 oktober 2018). Inzetbepalende voorraden waren in 2021 nog niet toereikend om operaties voor langere tijd vol te houden. Het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht kende daarom in 2021 nog beperkingen. Ook eenheden die volledig op de gereedheidsnorm waren, zijn daardoor toch beperkt qua inzetbaarheid voor langere duur.

Totaalbeeld

Met een forse investeringsquote van 24% wordt de materiële gereedheid verder op orde gebracht en blijft Defensie ook in de toekomst beschikken over kwalitatief goed materieel. De personele gereedheid en geoefendheid blijven echter nog achter. In 2021 zijn verschillende capaciteiten of eenheden stilgezet of konden niet meer voldoen aan de generieke opdrachten voor de hoofdtaken. Knelpunten in personele gereedheid, een lage materiële gereedheid en lagere geoefendheid, leidden in 2021 tot beperkingen van de inzetbaarheid bij gelijktijdige inzet, in het voortzettingsvermogen en bij het optreden in hogere dreigingsscenario’s.

Dankzij de extra middelen voor de defensiebegroting is het mogelijk de krijgsmacht de komende jaren te versterken. Het extra geld zullen we primair inzetten om te herstellen (bijvoorbeeld van de arbeidsvoorwaarden en het loongebouw) en te vernieuwen. Het directe effect van investeringen op de operationele gereedheid blijft complex. Wanneer wordt geïnvesteerd in de gereed bestaat de mogelijkheid dat een knelpunt dat niet of niet volledig kan worden opgelost beperkingen oplevert waardoor de gereedheid in de rapportages weinig of niet zichtbaar stijgt. Daarnaast is inherent aan de aard van nieuw defensiematerieel dat levertijden vaak lang zijn en dat het lang duurt voordat de betreffende eenheden opgeleid en getraind zijn. Het effect van investeringen op de gereedheid manifesteert zich daarom pas na enkele jaren.

Licence