Bij besluit van 27 november 1998 is de Commissie Administratieve Lasten ingesteld, die tot taak heeft voorstellen te doen om te komen tot een substantiële vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De Commissie heeft haar werkzaamheden voortvarend opgepakt en op 10 mei 1999 een tussenrapportage uitgebracht, die bij brief van 20 mei 1999 aan de Tweede Kamer is aangeboden. De Commissie doet hierin een aantal voorstellen voor structurele oplossingen waaronder een verbeterde toetsing van nieuwe regelgeving op administratieve lasten door een onafhankelijk orgaan, de invoering van een normering van de administratieve lastendruk en een versterkte inzet van ICT-toepassingen. Daarnaast geeft de Commissie een overzicht van concrete projecten en beleidsexperimenten gericht op een verdere vermindering van de administratieve lastendruk. Naar de inschatting van de Commissie kunnen haar voorstellen uitzicht bieden op circa f 2 miljard aan verlichting van de administratieve lasten. De tussenrapportage is op 1 juli 1999 onderwerp geweest van een overleg met de vaste commissie voor Economische Zaken. Het kabinet zal binnenkort zijn reactie op de tussenrapportage geven. Dit najaar zal de Commissie haar eindrapport uitbrengen, op basis waarvan het kabinet een definitieve reactie zal formuleren.
In de zomer van 1998 heeft de Europese Commissie het initiatief genomen tot de instelling van ondernemerspanels (proeftuin) in de diverse lidstaten ten behoeve van de toetsing van nieuwe Europese regelgeving (European Business Test Panel). Nederland is in oktober vorig jaar hieraan gaan deelnemen. In verband hiermee is de besluitvorming omtrent de invoering van een ondernemerspanel om per specifieke regeling te bezien welke administratieve lasten nieuwe maatregelen opleveren, uitgesteld, opdat eerst kennis genomen kon worden van de ervaringen met het Europese systeem. Op basis daarvan kan nu worden geconcludeerd worden dat de inrichting van een panel ten behoeve van de toetsing van Nederlandse regelgeving zeker van nut kan zijn. Inmiddels vindt daarom in het kader van de interdepartementale Werkgroep Voorgenomen Regelgeving overleg plaats over de mogelijkheden en modaliteiten om het bedrijfsleven nauwer te betrekken bij de toetsing van nieuwe regelgeving. Het uiteindelijke door het kabinet in te nemen standpunt over de door de Commissie Administratieve Lasten gedane voorstellen zal daarbij mede bepalend zijn voor de uiteindelijk te kiezen vorm en reikwijdte van een dergelijk instrument.
Geconstateerd kan worden dat in de toekomst meer en meer gebruik zal worden gemaakt van elektronische data-overdracht, hetgeen zal leiden tot een verminderde uitvraag via papieren documenten. De vraag naar de mogelijkheid en wenselijkheid van invoering van een wettelijk voorgeschreven standaardformulier dient daarom bezien te worden in dit bredere perspectief en mede in samenhang met de voortgang van projecten op het terrein van meervoudig gebruik van gegevens en het elektronisch aanleveren en uitwisselen van informatie. In dat verband is met name de relatie met de projecten Basisbedrijvenregister, Bedrijvenloket en Elektronische Heerendiensten van belang. De vooruitzichten van die projecten worden nog vergroot door projecten die ten doel hebben te komen tot standaardisatie van begrippen (zoals het loonbegrip en het ondernemersbegrip).
Wat betreft de stroomlijning van vergunningenprocedures is de Commissie Scheltema sneller dan verwacht met resultaten gekomen. Een wettelijke regeling is daarom losgekoppeld van de Algemene wet bestuursrecht en zal naar verwachting eind 1999 in voorontwerp aan de Tweede Kamer kunnen worden voorgelegd. Een wetsvoorstel terzake zal vervolgens in de zomer van 2000 kunnen worden ingediend.
Ten aanzien van de voortgang van de overige actiepunten op het beleidsterrein van EZ is de stand van zaken als volgt:
• De invoering van een lichtere vorm van toezicht in het kader van de Wet Consumentenkrediet is inmiddels gerealiseerd. Het tweejaarlijkse onderzoek door de EZ-accountant is daarbij vervangen door een vierjaarlijks onderzoek.
• De herziene mijnwetgeving is op 23 september 1998 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 1998/99, nr. 26 219).
• De impasse rond de Europese richtlijn op het gebied van de Waarborg is nog niet opgelost. Ook het Duitse Voorzitterschap is er niet in geslaagd deze te doorbreken. Verdere initiatieven van de Europese Commissie worden afgewacht.
• De voortgaande inspanningen van het CBS op het gebied van de vermindering van de enquêtedruk hebben ertoe geleid dat in 1998 ten opzichte van 1994 sprake was van een verlaging van de enquêtedruk met 38%. Ook de inspanningen van de Coördinatie Eenheid Reductie Overheids- en andere enquêtes (CERO) ten aanzien van een optimaal gebruik van informatiebronnen hebben tot een, zij het nog bescheiden, vermindering van de lastendruk geleid. CERO is voorts in gesprek of heeft afspraken gemaakt met een groot aantal overheidsinstanties en brancheorganisaties e.d. met het oog op mogelijke samenwerking bij het voorkomen van dubbele bevraging van het bedrijfsleven. Het CBS participeert voorts in de projecten Basisbedrijvenregister en Elektronische Heerendiensten.
• Met betrekking tot het Basisbedrijvenregister hebben betrokken partijen (CBS, Kamers van Koophandel, Belastingdienst en LISV) inmiddels overeenstemming bereikt over het projectplan om het register te concretiseren. Naar verwachting zal per 1 januari 2000 een virtueel register operationeel kunnen zijn, waarbij aan alle in het Handelsregister opgenomen bedrijven een uniek identificatienummer wordt toegekend, hetgeen tussen de registerhouders een onderlinge uitwisseling van basisgegevens (zoals NAW) mogelijk maakt. Er wordt naar gestreefd dat het register in 2002 volledig operationeel is. Om dat te bereiken zal op een aantal punten wetswijziging nodig zijn. Het is de bedoeling binnenkort een externe projectleider aan te trekken die tot taak krijgt de voortgang van dit project te bewaken en te begeleiden.
• In het project Elektronische Heerendiensten ontwikkelen CBS, LISV en Belastingdienst gezamenlijk specificaties voor de uniforme aanlevering van gegevens aan de overheid door middel van de inzet van ICT. Waar gegevensvragers de ondernemers thans met een veelheid aan (al of niet geautomatiseerde) aanleversystematieken confronteren, biedt dit project op termijn een eenduidig aanlevermechanisme, direct gekoppeld aan de administratie van de ondernemer. Eind 1998 is de ontwikkeling van een voorkeursarchitectuur afgerond, die dit jaar onderwerp vormt van consultatie met het informatieplichtige bedrijfsleven en relevante softwareleveranciers. Begin 2000 zal de uitvoeringsfase van start kunnen gaan, waarbij tevens bezien zal worden in hoeverre bijstelling in wet- en regelgeving nodig is ten behoeve van de uitvoering van dit project.
• In het kader van het programma Overheidsloket 2000 wordt o.m. gewerkt aan de totstandkoming van een bedrijvenloket. Doel hiervan is vanuit de overheid te komen tot een vorm van geïntegreerde dienstverlening aan bedrijven. Omdat in Nederland nog geen ervaring met een bedrijvenloket bestaat wordt in een drietal voorhoedeprojecten uitgewerkt wat een bedrijvenloket inhoudt, wat de voordelen zijn voor overheden en ondernemers en de voor- en nadelen van verschillende implementatiemodellen. Deze drie voorhoedeprojecten zijn geselecteerd uit een vijftiental door gemeenten respectievelijk regionale samenwerkingsverbanden ingediende voorstellen en in de zomer van 1999 van startgegaan.
• In het kader van MDW-II is dit jaar een project gestart waarin de mogelijkheden worden onderzocht om de in de Nederlandse wet- en regelgeving gehanteerde ondernemers- en zelfstandigenbegrippen te harmoniseren. Na een inventarisatie van de wet- en regelgeving waarin deze begrippen voorkomen, wordt nagegaan welke knelpunten dit oplevert en zullen daarvoor mogelijke oplossingen in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ook getracht een kwantificering van de door hantering van verschillende begrippen veroorzaakte administratieve lasten te geven. Eind 1999 zal de betrokken werkgroep haar eindrapport uitbrengen.