Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING3
   
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING4
   
Hoofdstuk I VERDER BOUWEN AAN DE RECHTSSTAAT4
1.1De ambitie van Justitie4
1.2Houvast bieden en evenwicht bewaren6
 Tegengaan juridisering8
 Adequate conflictbeslechting9
 Drugsbeleid16
 Beheersing immigratiestromen17
1.3Minder grenzen, meer beleid19
 EU: implementatie Verdrag van Amsterdam19
 EU: Intergouvernementele Conferentie (IGC)19
 EU: Europees grondrechtenhandvest20
 EU: uitbreiding21
 Mondiaal: Internationaal Strafhof22
 Mondiaal: bestrijding corruptie22
1.4Verder bouwen23
   
Hoofdstuk II Beleidsmatige toelichting24
Inleiding24
1Strategie25
1.1Strategie25
1.1.1De strategische agenda voor 200125
1.1.2Beleidsevaluatie29
1.1.3Onderzoek en statistische en documentaire informatievoorziening29
1.1.4Kennismanagement30
   
2Regelgeving31
2.1Wetgeving31
 Staats- en bestuursrecht31
 Privaatrecht34
 Straf- en sanctierecht37
2.2Wetgevingskwaliteitsbeleid38
   
3Preventie en Rechtshandhaving39
3.1Preventie39
3.2Slachtofferzorg47
3.3Rechtshandhaving49
 Internationale strafrechtelijke Samenwerking60
3.4Jeugdbescherming64
   
4Rechtspleging en Rechtstoegang66
4.1Rechtspleging en alternatieve Geschillenbeslechting67
4.2.Rechtsbijstand70
4.3.Schuldsanering72
4.4.Juridische dienstverlening73
   
5:Tenuitvoerlegging van Rechtshandhaving en Rechtspleging75
5.1Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties75
5.2Ontvangsten uit Boeten en Transacties82
   
6:Asiel en Migratie83
6.1Toelating asiel en regulier83
6.2Asielopvang90
6.3Tegengaan illegaal verblijf94
   
Hoofdstuk III: Bedrijfsvoeringsthema's en financieel overzicht96
3.1Inleiding96
3.2Horizontale en verticale toelichting100
3.3Grote Steden Beleid103
   
C. Toelichting per begrotingsartikel105
   
WETSARTIKEL 1 (uitgaven en verplichtingen)107
01Algemeen107
01.01Personeel en materieel ministerie107
01.03Bijdragen en subsidies114
01.04Post-actieven115
01.06Onvoorzien116
01.07Loonbijstelling117
01.08Prijsbijstelling118
01.09Diversen119
01.11Internationale samenwerking122
01.13Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum123
01.14Adviescolleges125
07Internationale aangelegenheden en vreemdelingenzaken127
07.01Bijdrage Immigratie-en Naturalisatiedienst127
07.02Opvang Asielzoekers131
   
08Preventie, jeugd en sancties134
08.01Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming134
08.02Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering136
08.03Schadefonds geweldsmisdrijven144
08.04Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau145
08.05Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen147
08.06Bestuurszaken150
08.07College van toezicht op de kansspelen152
   
09Wetgeving, rechtspleging en rechtsbijstand154
09.05Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche154
09.06Gerechtskosten170
09.07Gefinancierde Rechtsbijstand171
09.08Schuldsanering175
   
10Rechtshandhaving178
10.01Nederlands Forensisch Instituut178
10.02Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving181
10.03Personeel en materieel overige diensten183
10.04Bijdrage Korps landelijke politiediensten186
10.05Geheime uitgaven186
   
WETSARTIKEL 2 (ONTVANGSTEN)188
01Algemeen188
01.01Diverse ontvangsten ministerie188
07Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken190
07.01Diverse ontvangsten Vreemdelingenzaken190
   
08Preventie, Jeugd en Sancties191
08.01Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering191
08.02Ontvangsten DBZ192
   
09Wetgeving, Rechtspleging en rechtsbijstand195
09.01Diverse ontvangsten politie195
09.02Boeten en Transacties195
09.03Griffierechten196
09.04Diverse ontvangsten Rechtspraak197
09.05Diverse ontvangsten Rechtsbijstand197
   
10Rechtshandhaving199
10.01Diverse ontvangsten politie199
10.02Geheime ontvangsten200
   
D. TOELICHTING BIJ DE (Agentschapsbegrotingen)201
   
01Immigratie- en Naturalisatiedienst201
   
02Agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen209
   
03Centraal Justitieel Incassobureau245
   
Trefwoordenregister255

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Justitie voor het jaar 2001 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2001. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2001.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 2000 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in de onderdelen B en C van deze memorie van toelichting.

Wetsartikel 3 (agentschapsbegrotingen)

Onder het ministerie van Justitie ressorteren de agentschappen Immigratie- en NaturalisatiedienstImmigratie- en Naturalisatiedienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en het Centraal Justitieel Incassobureau.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de in de begrotingsstaat opgenomen begrotingen van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de bovengenoemde agentschappen voor het jaar 2001 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in onderdeel D van deze memorie van toelichting.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING

HOOFDSTUK 1: VERDER BOUWEN AAN DE RECHTSSTAAT

De taak die het kabinet bij zijn aantreden op zich nam, is samen te vatten als het behoud van de samenhang in onze samenleving «te bevorderen dat vrijheid en ontplooiing van individuele talenten samengaan met onderlinge verbondenheid en wederzijdse verantwoordelijkheid», zoals het regeerakkoord het verwoordt. Verder bouwen aan de – democratische en sociale – rechtsstaat, zo zou het ook gezegd kunnen worden. Aan een samenleving waarin burgers zich veilig weten en waarin de verhoudingen aan hun rechtsgevoel tegemoet komen. Justitie bouwt daaraan mee door het fundament te leveren, door de rechtsorde te waarborgen, nu en in de toekomst.

In deze begroting wordt aangegeven wat Justitie daartoe in het jaar 2001 zal doen. In detail gebeurt dat in hoofdstuk 2; in dit eerste hoofdstuk worden de grote lijnen gepresenteerd en de ambitie van waaruit gewerkt wordt.

1.1 De ambitie van Justitie

Het realiseren van een publiek domein dat voor de burger veilig en betrouwbaar is, waarbinnen hij zich kan ontplooien, is een taak die de overheid in al haar geledingen dient te vervullen. Justitie heeft daarbinnen de specifieke verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een adequaat rechtssysteem waarin wetgeving, handhaving en rechtspleging op peil zijn, de rechtsgevolgen daarvan gerealiseerd worden en preventie van criminaliteit en bescherming van kwetsbare belangen een plaats hebben.

Een goed functionerend rechtssysteem dat tegemoet komt aan de eisen van de tijd is essentieel. Het biedt burgers, bedrijven en overheden houvast. Houvast dat het hen mogelijk maakt hun vrijheid te realiseren en tegelijkertijd hun verantwoordelijkheid te nemen. Een dergelijk houvast is in elke samenleving nodig, maar de behoefte eraan doet zich vooral voelen in een samenleving en een tijd die uiterst dynamisch zijn. Een samenleving en een tijd als de onze, dus. Waarin grenzen tussen landen lijken te vervagen als gevolg van bewust beleid, maar ook als gevolg van technologische ontwikkelingen. Waarin verhoudingen tussen burgers en overheid en tussen overheden onderling veranderen. Waarin de samenstelling van de bevolking ingrijpend gewijzigd is en nog zal wijzigen en waarin sociale verbanden losser lijken te worden. En waarin opvattingen over goed en kwaad, over wat mag en wat moet, niet als vanzelfsprekend gedeeld worden.

Het rechtssysteem

De economische bloei die ons land momenteel meemaakt is natuurlijk geen directe en zeker geen exclusieve verdienste van onze rechtsorde, maar vast staat wel dat een gezonde economie niet kan zonder een adequaat rechtssysteem, en dan in het bijzonder afgewogen wetgeving en betrouwbare rechtspraak. Uit een beoordeling door het World Economic Forum blijkt dat Nederland op de aspecten onafhankelijkheid van de rechtspraak, onpartijdigheid van de rechter en afwezigheid van corruptie zeer hoog scoort. Ook het feit dat Nederland begin dit jaar werd genoemd als aantrekkelijkste land om in te investeren, duidt op een adequaat functioneren van ons rechtssysteem.

In die dynamiek past Justitie het rechtssysteem aan. Juist om blijvend houvast, orde en zekerheid te kunnen bieden is het noodzakelijk om antwoord te geven op nieuwe vragen. Justitiebreed worden de ontwikkelingen in de samenleving en in de eigen organisatie en die van partners gevolgd, teneinde capaciteit, instrumentarium en kennis van Justitie tijdig aan de eisen van de tijd te kunnen aanpassen. Dat gebeurt overigens niet vanuit de gedachte dat er iets fundamenteel mis is. Integendeel. In de memorie van toelichting bij de begroting van justitie voor het jaar 2000 is geconstateerd dat het Nederlandse rechtssysteem het momenteel in algemene zin goed doet. En die constatering wordt hier herhaald. Niet om Justitie op de borst te kloppen of om wat er nog niet goed is te bagatelliseren. Maar wel omdat zij van zulk wezenlijk belang is – ook bij het beoordelen van beleid, bij het beantwoorden van de vraag wat er gedaan moet worden om problemen die geconstateerd worden, aan te pakken. Want het rechtssysteem, en in brede zin de rechtsorde, is een delicate zaak. Het waarborgen van rechtszekerheid, rechtsbescherming en rechtsgelijkheid is een kwestie van telkens weer de balans vinden. Tussen belangen van individuele deelnemers aan de rechtsorde. Tussen politieke wensen en praktische mogelijkheden. Tussen, meest wezenlijk, de individuele vrijheid van de burger en het belang van de samenleving als geheel. Een te haastige, te verstrekkende of onevenwichtige keuze – zelfs op een relatief klein punt – kan grote schade toebrengen aan het gebouw van de rechtsstaat. Bij het recht en dus bij wat Justitie doet, gaat het uiteindelijk om het garanderen van rechtszekerheid, rechtsbescherming en rechtsgelijkheid. Dat vergt een zekere behoedzaamheid. Het vergt vooral het telkens opnieuw vinden van de juiste vorm, de vorm die past bij de eisen die de samenleving en de tijd stellen en bij de te waarborgen belangen.

Afwegingen

In de samenleving bestaan veel wensen met betrekking tot onderwerpen waarvoor Justitie in eerste instantie verantwoordelijk is: veiligheid, wetgeving, rechtspleging. Justitie staat open voor die wensen, en wil daarop reageren. Maar bij het bepalen wat die reactie hoort te zijn en hoe die reactie geoptimaliseerd kan worden, dienen steeds afwegingen gemaakt te worden. Principiële, omdat basisprincipes van het recht grenzen stellen aan wat de overheid mag doen, zelfs als dat efficiënt is, en soms zelfs als daarvoor een politieke meerderheid gevonden kan worden.

En er dienen ook praktische afwegingen gemaakt te worden. Zelfs onder gunstige economische omstandigheden stellen de financiële mogelijkheden grenzen. Ook de overheid kan een gulden maar één keer uitgeven. Een afweging hoort dus steeds te zijn of we die gulden willen investeren in de rechtsstaat, willen uitgeven aan bevordering van rechtvaardigheid en veiligheid, of dat er urgenter of renderender bestemmingen voor zijn. En we dienen ons steeds af te vragen of wat we investeren in de rechtstaat ook altijd afkomstig moet zijn uit de algemene middelen, of dat op burgers en bedrijven een beroep gedaan mag worden om zelf te investeren.

Het tegemoetkomen aan gerechtvaardigde verlangens uit een veranderende samenleving en tegelijkertijd het voorkomen dat het gebouw van de rechtsstaat beschadigd raakt, is daarmee een zware verantwoordelijkheid. Van allen die daarin leven, maar in het bijzonder van de bewindslieden van Justitie, en van de beide kamers van het parlement in hun rol van medewetgever. Er moeten steeds, soms heel lastige, afwegingen worden gemaakt. Dat is ook gebeurd ten aanzien van de in het regeerakkoord en de regeringsverklaring aangekondigde maatregelen om het functioneren van het rechtssysteem te verbeteren. In de strafrechtketen is ervoor gekozen de schakels opsporing en vervolging te versterken, en wordt het sanctiebeleid aangepast door onder meer een betere aansluiting van de celcapaciteit op de behoefte en nieuwe vormen van detentie. Versterking van de zittende magistratuur streven we na door in de volle breedte te investeren; om een verkorting van de doorlooptijden te bereiken worden heel gericht de procedures en werkwijzen aangepast. Ook de nieuwe vreemdelingenwet is de weerslag van een aantal principiële keuzen.

In deze begroting wordt aangegeven hoe deze keuzen in 2001 resulteren in investeringen, maar ook in organisatorische maatregelen gericht op het vergroten van de effectiviteit en efficiëntie.

Verbeteren van wat nog niet voldoet, is geen geringe ambitie. Maar het is nog niet voldoende. De doelstelling van het kabinet gaat verder. De rechtsstaat moet ook in de toekomst gewaarborgd zijn. Dat vergt dat Justitie een adequate strategie bepaalt teneinde te anticiperen op ontwikkelingen in de samenleving waarvan niet direct duidelijk is wat de gevolgen ervan zullen zijn. Justitie heeft die ambitie en brengt die in deze begroting tot uitdrukking.

1.2 Houvast bieden en evenwicht bewaren

Aanpassen om houvast te blijven bieden, aanpassen met behoud van evenwicht. Zes zaken waaraan in het komend jaar gewerkt zal worden zijn in het bijzonder illustratief. Het gaat dan om het tot stand brengen van een adequate juridische infrastructuur voor de informatiemaatschappij, het tegengaan van ongewenste juridisering van het openbaar bestuur, uitdragen van het drugsbeleid, verbetering van de criminaliteitsbeheersing, beheersing van de immigratiestromen naar ons land en het leveren van een adequaat scala van mogelijkheden aan burgers en bedrijven om hun conflicten te beslechten.

Juridische infrastructuur voor de informatiemaatschappij

Een van de terreinen waarop de maatschappelijke en technische ontwikkelingen zeer snel gaan en waar de behoefte aan aanpassing van het rechtssysteem dan ook bij uitstek gevoeld wordt, is dat van de informatie- en communicatietechnologie (ICT). In 1998 bracht de regering de nota Wetgeving voor de elektronische snelweg uit, waarin conclusies werden getrokken met betrekking tot de consequenties daarvan voor de juridische infrastructuur. In het kader van het verder vormgeven van het actieplan electronische snelweg is het voornemen om in het voorjaar van 2001 te komen met een actualisering van deze nota. Doel daarvan is te bezien in hoeverre de snelle ontwikkelingen op het gebied van ICT leiden tot bijstelling van de eerdere conclusies. Er valt overigens niet te verwachten dat die actualisering zal leiden tot ingrijpende bijstellingen van het beleid, wel tot nuancering doordat we nu meer inzicht hebben in de gevolgen van de ICT-ontwikkelingen voor het recht.

Dat inzicht heeft deels al zijn weerslag gevonden in de in mei jl. uitgebrachte notitie «Internationalisering en recht in de informatiemaatschappij». Uitgangspunt van deze notitie is dat een adequate juridische infrastructuur voor de informatiemaatschappij in elk geval een internationale is. Dit leidt tot een actieve en constructieve houding bij internationale onderhandelingen. In die juridische infrastructuur komt naar het oordeel van het kabinet een belangrijke rol toe aan zelfregulering. Bijzondere aandacht verdient dat de overheid moet zorgen voor de bescherming van kwetsbare belangen. Deze belangen kunnen per onderwerp verschillen. Het kan gaan om fundamentele rechten, maar bijvoorbeeld ook om het belang van een economisch zwakkere partij. Overigens blijft het beschermen van fundamentele normen en waarden een taak van de overheid. In 2001 zal veel energie gestoken worden in het toepassing geven aan de in de notitie opgenomen vuistregels voor de Nederlandse standpuntbepaling (tezamen met onder andere de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken), het ontplooien van initiatieven op het gebied van internationale zelfregulering en het uitdragen van het gedachtegoed van de notitie zelf in het buitenland.

Vuistregels uit de notitie Internationalisering en recht

De Nederlandse inzet in de internationale onderhandelingen wordt geconcretiseerd in de volgende vuistregels.

– Het beschermingsniveau «on line» behoort gelijkwaardig te zijn aan het beschermingsniveau «off line».

– De zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer en andere algemene rechtsbeginselen, die «off line» gelden, vormen de leidraad voor de opstelling in onderhandelingen.

– Vormgeving van specifieke regels voor de elektronische omgeving geschiedt waar mogelijk als «functioneel equivalent» van regels voor de off line-wereld.

– Gestreefd wordt naar het tot stand brengen van co-regulering en het stimuleren van zelfregulering op internationaal niveau.

– Gestreefd wordt naar het tot stand brengen van een kader voor alternatieve geschilbeslechting. De toepassing van alternatieve geschilbeslechting wordt gestimuleerd.

– Technologie-onafhankelijkheid van regels is uitgangspunt.

– Harmonisatie van regelgeving is uitgangspunt.

– Het «oorsprongslandbeginsel» is uitgangspunt.

– In het kader van de handhaving wordt gestreefd naar het tot stand brengen van regels die het achterhalen van «daders» op internet mogelijk maken.

– Regels over de uitoefening van rechtsmacht moeten zoveel mogelijk overlap in de uitoefening van bevoegdheden door verschillende staten vermijden.

– Er wordt niet langer gestreefd naar het opheffen van het vereiste van dubbele strafbaarheid.

– De inbreng in EU-verband wordt afgestemd op afspraken en uitgangspunten die gelden in breder internationaal verband.

Een belangrijke stimulans voor het noodzakelijke debat over de rol van het recht in de informatiemaatschappij is de oprichting van een virtueel juridisch kenniscentrum. Met het aanbesteden van een project dat moet leiden tot de oprichting daarvan is begonnen; naar verwachting zal het centrum begin 2001 van start kunnen gaan. Doel van het project is de vele beschikbare kennis op het gebied van ICT en recht goed toegankelijk te maken, zowel voor de beleidsontwikkeling als voor de betrokken universitaire instituten, die we hiervoor tot samenwerking willen bewegen. Ook biedt het kenniscentrum de kans om het Nederlands gedachtegoed uit te dragen in de internationale omgeving. Overleg vindt plaats met de gemeente Den Haag, die ook een juridisch kenniscentrum aan het opzetten is, waarvan het project mogelijk kan profiteren. In 2001 gaat Justitie ook door met het subsidieprogramma informatietechnologie en recht (ITER) dat de verdere ontwikkeling van kennis moet stimuleren.

Een aanzet tot de discussie over grondrechten in de informatiemaatschappij is gegeven door het rapport van de commissie Franken van mei 2000. Dit rapport doet een aantal voorstellen voor het moderniseren van de artikelen 7, 10 en 13 van de Grondwet (over vrijheid van meningsuiting, privacy en het briefgeheim) en stelt een nieuw grondrecht voor, het recht op toegang tot overheidsinformatie. In 2001 moet op grond van dit advies – onder eerste verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – een wijzigingsvoorstel van de Grondwet worden ingediend.

Wetgevingsactiviteiten op het gebied van de informatiemaatschappij behelzen de implementatie van de Richtlijn elektronische handel (2000/31/EG, PbEG L178 van 17 juli 2000), die begin 2002 gereed moet zijn, en de implementatie van de Richtlijn elektronische handtekening die juli 2001 gereed moet zijn. Daarnaast vindt de voorbereiding plaats van een wijziging van de Algemene Wet Bestuursrecht, beoogde inwerkingtreding is begin 2002, teneinde elektronische vergunningaanvraag en -verlening mogelijk te maken.

Naast wetgeving dragen de zogenaamde «Trusted Third Parties» (TTP's) bij aan de juridische infrastructuur voor de informatiemaatschappij. De TTP's zijn onafhankelijke organisaties die mogelijkheden aanbieden om elektronische berichten te versleutelen (vertrouwelijkheid) en te voorzien van een elektronische handtekening (identificatie, authenticatie). Hiermee dragen zij bij aan de juridische betrouwbaarheid van elektronisch berichtenverkeer en daarmee aan de ontwikkeling van elektronisch zakendoen. Het in de elektronische omgeving kunnen vaststellen van de identiteit van afzender en ontvanger vergt bijzondere aandacht. O.a. om identiteitsfraude tegen te gaan en ook in verband met de te verwachten ontwikkeling dat men anoniem of onder pseudoniem wil deelnemen aan het internetverkeer. Met de ministeries van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat en relevante marktpartijen werkt Justitie mee aan een Nederlandse infrastructuur van gecertificeerde TTP's. Deze infrastructuur, die begin 2001 operationeel moet zijn, moet waarborgen dat het in TTP's gestelde vertrouwen gerechtvaardigd is. Daarnaast wordt met de ministeries van Economische Zaken, Verkeer & Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BVD), Defensie (MID) en relevante marktpartijen, gewerkt aan een zelfreguleringsmechanisme «Rechtmatige Toegang». Met behulp van dit systeem kunnen de Nederlandse opsporings- en inlichtingendiensten – onder strenge voorwaarden – toegang krijgen tot de inhoud van door TTP's versleutelde elektronische berichten. Het mechanisme moet begin 2001 ontwikkeld zijn. Daarna zal het in de wet worden verankerd. Niet alleen de mogelijkheid van identiteitsfraude is een probleem, maar ook de te verwachten ontwikkeling dat men voor de eigen veiligheid anoniem of onder pseudoniem wil deelnemen aan het elektronisch (rechts)verkeer. Naast TTP's vormt ook biometrie een oplossingsrichting, omdat deze persoonsgebonden herkenning zelfs bij anonieme toepassing de zekerheid biedt dat iemand dezelfde is die hij voorgeeft te zijn.

Samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken is daarom een eerste verkenning verricht naar overheidsbeleid en wetgeving nodig om gebruik van biometrie te bevorderen.

Tegengaan juridisering

Een essentieel aspect van een rechtsstaat is, dat het bestuur gebonden is aan regels. Het openbaar bestuur mag niet alles wat het wil, zelfs niet als die wil democratisch gelegitimeerd is. In een rechtsstaat dienen democratische meerderheden zorgvuldig om te gaan met legitieme belangen en rechten van individuele burgers. De mogelijkheid, voor burgers, om bij de onafhankelijke rechter bescherming te vinden tegen ongeoorloofde of onredelijke inbreuken op die rechten, is dan ook een noodzakelijk element van de rechtsstaat. In Nederland is deze mogelijkheid sinds een tiental jaren gesystematiseerd in de Algemene Wet Bestuursrecht, waarvan in toenemende mate gebruik wordt gemaakt.

In de praktijk van de afgelopen jaren is regelmatig en soms op opvallende wijze gebleken dat burgers niet alleen een beroep op de rechter kunnen doen, maar daarmee ook daadwerkelijk succes kunnen hebben – met andere woorden, dat de rechter oordeelt dat het bestuur zich niet aan de regels heeft gehouden en dat een besluit dus moet worden vernietigd. Daarmee – en dat heeft ook zijn weerklank gevonden in het regeerakkoord – zijn de effectiviteit en de legitimiteit van het bestuur, en tot op zekere hoogte de duidelijkheid voor de burger, in het geding. Dat is overigens temeer het geval waar niet alleen burgers, maar ook overheden gebruik maken van het bestuursrecht om hen ongevallige beslissingen van andere bestuursorganen aan te vechten.

De verhoudingen tussen burger, overheid en rechter zijn als gevolg hiervan in beweging. Het rechtssysteem biedt daardoor tijdelijk minder houvast dan gewenst. Tegenover uitspraken waarin de (bestuurs)rechter kwam tot een inhoudelijke beoordeling van besluiten van overheidsorganen, staan arresten van Hoven en de Hoge Raad en uitspraken van de Raad van State waarin deze ruime interpretatie van de rechterlijke bevoegdheid wordt gecorrigeerd. Weliswaar leidt deze rechtsvorming uiteindelijk weer tot rechtszekerheid, maar dat kost tijd – en energie bij het bestuur, dat wel in beroep moet gaan. Het regeringsbeleid is daarom gericht op het zo spoedig mogelijk bereiken van een stabiel evenwicht tussen de noodzakelijke rechtsbescherming van de burger en de niet minder noodzakelijke slagkracht van het bestuur essentieel voor het functioneren van de democratische rechtsstaat. Kernpunt van het beleid is het verbeteren van de kwaliteit van de wetgeving. Daarbij gaat het om twee zaken. In de eerste plaats het, waar nodig, doelmatiger organiseren van de rechtsbescherming van de burger door het aanpassen van procedures en het eenvoudiger en doorzichtiger maken van de (bestuurlijke) besluitvorming. In de tweede plaats, het verbeteren van de kwaliteit van de wetgeving in het algemeen. Dat gebeurt door voortdurend na te gaan of wetgeving wel het meest geschikte instrument is om een specifiek probleem op te lossen, of er alternatieve vormen van adequate probleemoplossing of conflictbeslechting zijn, of de gekozen oplossing niet op gespannen voet staat met algemene rechtsbeginselen en of bestaande wetgeving nog wel bij de tijd is.

Verbetering van de kwaliteit van de wetgeving zal zonder twijfel bijdragen aan het stabiliseren van de verhoudingen. Maar de verwachtingen moeten ook weer niet te hoog gespannen zijn. Voor een deel namelijk is juridisering van het openbaar bestuur onontkoombaar. In zijn algemeenheid, omdat een ingewikkelde samenleving als de onze ingewikkelde regels en besluitvormingsprocessen kent, iets wat nog sterker het geval is omdat die samenleving is gebaseerd op het principe van een geliberaliseerde markt. Meer in het bijzonder geldt voor ons land op dit moment dat ons nationale (bestuurs)recht moet functioneren binnen het grotere geheel van het recht van de Europese Unie – en ook daar valt een en ander te verbeteren. Op dat laatste richt het wetgevingskwaliteitsbeleid zich ook; het probleem van de ingewikkelde wetgeving en besluitvorming kan slechts het hoofd geboden worden door vergroting van de kwaliteit van het openbaar bestuur. Correctie van bestuurlijke besluitvorming door de rechter kan daartoe mede een stimulans zijn.

Adequate conflictbeslechting

Ook in de evenwichtige samenleving die het kabinet voor ogen staat zullen conflicten voorkomen. Dat is inherent aan samenleven, en het ligt zelfs voor de hand dat het er meer zullen zijn naarmate de ambitie van die samenleving is meer doelen tegelijkertijd te realiseren. Het beslechten van die conflicten is in zo'n samenleving in potentie ook een samenbindende activiteit, in het bijzonder als dat gebeurt op een wijze die door alle betrokkenen als rechtvaardig gezien wordt. Voor een rechtsstaat die samenhang wil bieden kan het belang van een onafhankelijke, kwalitatief hoogwaardige en organisatorisch goed ingerichte en toegeruste rechterlijke macht dan ook moeilijk overschat worden.

Modernisering rechterlijke organisatie

Teneinde de rechterlijke organisatie geheel toegesneden te laten zijn op de eisen die er nu en in de afzienbare toekomst aan gesteld (zullen) worden, is in 1999 een start gemaakt met de uitvoering van een grootschalige moderniseringsoperatie. Deze operatie beoogt de volgende doelstellingen te realiseren:

Rechtspraak op maat: nagegaan wordt of structurele voorzieningen van doorverwijzingen naar mediators bij de rechterlijke macht en binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand bestaansrecht hebben.

Tijdigheid: de doorlooptijden in de behandeling van zaken moeten worden bekort en de voorraden niet afgedane zaken moet sterk worden gereduceerd.

Toegankelijkheid: de geografische en procedurele toegankelijkheid van de rechtspraak voor de justitiabelen dient te worden verbeterd en de financiële toegankelijkheid dient voldoende te zijn gewaarborgd.

Eenheid van rechtspraak: de eenheid van rechtspraak, uitgedrukt in eenheid van rechterlijke uitspraken en eenheid van procedures, moet worden vergroot.

Externe oriëntatie: de rechterlijke organisatie dient meer zicht te krijgen op de wensen en klachten van «klanten».

In de afgelopen jaren is met het oog hierop in het bijzonder de modernisering van de rechterlijke organisatie aan de orde geweest. In de Contourennota (TK 1998/99, 26 352, nr. 2) is een groot aantal maatregelen en een wetgevingsprogramma aangekondigd, met de uitwerking waarvan ook in 2001 voortgegaan zal worden. Deze modernisering, hoe nodig ook, heeft enigszins de aandacht afgeleid van een project waarmee al eerder begonnen was: de herziening rechterlijke organisatie. De eerste fase hiervan, die een ingrijpende hervorming van het stelsel van bestuursrechtspraak behelsde, trad in 1994 in werking. De tweede fase, die onder meer de opheffing van de kantongerechten beoogde, kreeg geen instemming van de Tweede Kamer. Een aantal van de ermee nagestreefde verbeteringen wordt nu echter in het moderniseringstraject op andere wijze gerealiseerd. Over de derde fase is het enige tijd stil gebleven, totdat in 1999 aan de Tweede Kamer hierover een nota werd toegezegd (TK 26 352, nr. 14). In deze verkennende nota, die momenteel nog in voorbereiding is, zal allereerst een analyse gegeven worden van de problematiek. Deze kan kort worden samengevat in drie punten. In de eerste plaats het gebrek aan rechtseenheid, zowel binnen het bestuursrecht als tussen het bestuursrecht en andere rechtsgebieden. Dit schept onzekerheid voor de rechtspraktijk en leidt tot juridisering en onnodige maatschappelijke kosten. Een tweede aspect van het probleem is dat het stelsel, hoewel eenvoudiger dan vóór 1994, nog altijd te ingewikkeld en ondoorzichtig is. En tenslotte moet geconstateerd worden dat de keuze voor rechtspraak in één of in twee (feitelijke) instanties soms meer historisch dan rationeel verklaarbaar is. In de nota zullen de verschillende modaliteiten voor een structuur die aan deze bezwaren tegemoet komt, op een rij worden gezet. Daarnaast zal de nota, conform toezegging aan de Tweede Kamer, ingaan op de wenselijkheid om, naar het voorbeeld van de Hoge Raad, ook bij de hoogste bestuursrechter een soort OM in te stellen dat in belangrijke zaken conclusies kan nemen. En ten slotte zal in de nota ingegaan worden op de betekenis voor de bestuursrechtspraak van het 7e Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin een recht op hoger beroep is neergelegd en dat door Nederland niet is geratificeerd. Op basis van deze nota kan vervolgens een debat met de Tweede Kamer plaatsvinden en kan in de kringen van de rechtswetenschap en de bestuursrechtspraak discussie worden gevoerd. De uitkomsten hiervan kunnen dan weer betrokken worden bij besluitvorming door het (volgende) kabinet.

Zowel de modernisering als de herziening van de rechterlijke organisatie beogen de formele rechtspraak aan te passen aan de eisen van de tijd. Even belangrijk voor een goed functionerende en geaccepteerde conflictbeslechting is echter, te voorkomen dat conflicten onnodig op het bord van de rechter terecht komen. Onnodige juridisering dient immers tegengegaan te worden. In de Contourennota modernisering rechterlijke organisatie is daarom aangegeven dat het uitgangspunt dient te zijn dat geschillen zoveel mogelijk in de samenleving zelf tot een oplossing moeten worden gebracht. Rechtspraak dient beperkt te worden tot die gevallen waarin geschillen niet via alternatieve geschilafdoening tot een oplossing worden gebracht.

Om dit uitgangspunt in daden om te zetten, is binnen het project «Rechtspraak 21e eeuw» het deelproject ADR/mediation in het leven geroepen. In november 1999 hebben de Staatssecretaris en ik de beleidsbrief ADR 2000–2002 uitgebracht, waarin wij onze visie op de rol van de overheid bij de introductie van mediation in het rechtssysteem en de concrete beleidsvoornemens voor deze kabinetsperiode hebben uiteengezet. De Tweede Kamer heeft in februari jl. met deze voornemens ingestemd. Een aantal concrete projecten is inmiddels gestart, andere zullen in 2001 volgen.

Met dit alles zal in een voor de huidige tijd adequate conflictbeslechting voorzien worden. Dat betekent echter niet dat op dit gebied geen andere punten de aandacht vragen. Zo drukt het 7e protocol bij het EVRM ons op het feit dat in meer rechtsgebieden dan het bestuursrecht momenteel een beroepsmogelijkheid ontbreekt – denk aan het arbeidsrecht. En dat roept weer de vraag op, of een zo belangrijk onderdeel van de rechtsstaat als de formele conflictbeslechting niet over de hele linie uniformer moet worden ingericht. Van een andere orde, maar niet minder relevant om de voors en tegens van af te wegen, is de vraag of het noodzakelijk is dat de hoogste rechterlijke colleges alle hen voorgelegde zaken daadwerkelijk behandelen, of dat een verlofstelsel zou kunnen bijdragen aan een efficiënte rechtseenheidsvoorziening zonder afbreuk te doen aan de rechtsbescherming. En ten slotte, weer van een heel andere orde, is er de paradox tussen de wens om de rechter «in de maatschappij» te laten staan en de noodzaak om de rechtszoekende te kunnen garanderen dat de rechter onafhankelijk en onbevooroordeeld tot een oordeel zal komen.

Ten aanzien van deze onderwerpen heeft het kabinet nog geen standpunt bepaald. Vooralsnog is dat ook niet mogelijk – er zijn teveel vragen die eerst beantwoord moeten worden. Daaraan zal in het komende jaar dan ook gewerkt worden.

Verbetering criminaliteitsbeheersing

«Persoonlijke integriteit, rechtmatig eigendom van goederen en veilige toegankelijkheid van de openbare ruimte behoren te worden gewaarborgd. Schendingen van deze waarborgen dienen – binnen het kader van onze rechtsstaat – consequent te worden tegengegaan.» Zo is het verwoord in de regeringsverklaring en zo is het natuurlijk ook. Beheersen van de criminaliteit en verschaffen van veiligheid zijn kerntaken van de overheid. Altijd, maar zeker op momenten dat er veel verandert in de samenleving.

Justitie heeft hierin een bijzondere verantwoordelijkheid, omdat zij zorg draagt voor het realiseren van de strafrechtelijke reactie op criminaliteit. Zij wordt daar ook specifiek op aangesproken, door burgers en volksvertegenwoordiging. Maar omdat die strafrechtelijke reactie slechts daadwerkelijk kan bijdragen aan het vergroten van de veiligheid als hij plaatsvindt binnen een consistent beleid, gericht op het wegnemen van oorzaken van en mogelijkheden tot criminaliteit, gaat de verantwoordelijkheid van Justitie verder. Justitie moet bevorderen dat eenieder die een bijdrage kan leveren aan het beheersen van de criminaliteit – en dat is in feite iedereen – daarin de juiste keuzen maakt.

Lokaal justitiebeleid

Zoals bekend, sloot het Rijk op 20 december 1999 met elk van de 25 grote steden een stadsconvenant, met een looptijd tot en met 2003. Daarin zijn afspraken vastgelegd over de (integrale) versterking van de economische, fysieke en sociale structuur van de steden. De steden hebben ter uitvoering van hun beleid meerjarige ontwikkelingsprogramma's met meetbare doelstellingen opgesteld. Veiligheid is één van de negen doelstellingen waaraan de steden invulling hebben gegeven. De steden ontvangen ter uitvoering van het veiligheidsbeleid geld uit de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid.

Door Justitie worden geen budgetten rechtstreeks aan de steden beschikbaar gesteld. Justitie investeert wel extra in justitiële organisaties teneinde de lokale dienstverlening te verbeteren. Het gaat om middelen voor (in hoofdstuk 2 nader beschreven) individuele trajectbegeleiding, wijkgerichte preventieprogramma's zoals Communities that care (samen met VWS), strafrechtelijke opvang van verslaafden en een verdere uitbouw van Justitie in de buurt. In de loop van 2001 zullen naar verwachting circa twintig bureaus van Justitie in de buurt operationeel zijn.

Veiligheid, criminaliteit en overlast zijn voor een belangrijk deel lokale aangelegenheden. Justitie heeft zich in de laatste jaren ingespannen haar organisaties meer toe te snijden op de lokale problematiek, en deze aan te pakken in samenwerking met andere, al dan niet justitiële partners. In de komende jaren zal een programma in uitvoering genomen worden dat gericht is op het versterken van de regionale samenwerking binnen de justitiële organisatie. Daarbij zal het vooral gaan om uitbouw van effectief gebleken vormen van samenwerking en om vernieuwing op het gebied van werkwijze, communicatie en verhoudingen.

Ook nu al leveren justitiële organisaties een belangrijke bijdrage aan het lokale veiligheidsbeleid, onder andere door actief mee te werken aan de uitvoering van de stedelijke ontwikkelingsprogramma's. In de huidige kabinetsperiode is de rol van Justitie verder uitgebouwd of uitgekristalliseerd, bijvoorbeeld door de toename van het aantal kantoren Justitie in de buurt, de herijking van de rol van de kinderbescherming in de Bureaus Jeugdzorg en de ontwikkeling van nieuwe reacties op probleemgedrag zoals de Stop-reactie voor minderjarigen. Vanuit het departement wordt gestimuleerd dat op lokaal en regionaal (arrondissements)niveau werkafspraken worden gemaakt tussen de steden en de justitiële organisaties. De hoofdofficier van Justitie vervult daarbij een belangrijke coördinerende en sturende rol. In 2001 wordt dit beleid onverkort voortgezet. Justitie draagt op deze wijze via haar eigen lokale uitvoeringsorganisaties bij aan de ontwikkeling van het grotestedenbeleid.

CRIEM: drie sporen

In de afgelopen periode is gewerkt aan de ontwikkeling van de procedures en methodieken voor individuele trajectbegeleiding (ITB) van zowel zogenoemde CRIEM-jongeren (risicojongeren uit etnische minderheidsgroepen) als de harde kern (zowel allochtone als autochtone jongeren). Met enige verschillen in de aanpak voor de beide doelgroepen zal in 2001 de invoering van deze justitiële afdoeningsmodaliteit landelijk en structureel plaatsvinden. Deze invoering wordt vanuit het departement projectmatig ter plaatse begeleid en ondersteund.

De reeds eerder genoemde wijkgerichte preventieprogramma's, zoals Communities that Care, beogen een bijdrage te leveren aan het opvoedingsklimaat in aandachtswijken. Het gaat hierbij om een brede wijkaanpak. Ten aanzien van probleemgezinnen biedt de beleidsnotitie Niet-vrijblijvende vormen van opvoedingsondersteuning een belangrijk kader. Deze werd in juni 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden. In de uitwerking daarvan zal aandacht besteed worden aan de aansluiting bij problemen en specifieke verwachtingen vanuit etnische minderheden.

De problemen met criminaliteit en overlast van een deel van de (jeugdige) etnische minderheden staan voor Justitie hoog op de strategische agenda. Enerzijds sluit Justitie zoveel mogelijk aan bij het integrale minderhedenbeleid van de rijksoverheid; anderzijds zijn juist ten aanzien van het criminaliteitsprobleem specifieke inspanningen noodzakelijk. De CRIEM-nota (van Justitie en Binnenlandse Zaken in 1997) beoogt vanuit dit perspectief marginalisering en afglijden naar criminaliteit van jongeren uit de etnische minderheidsgroepen tegen te gaan. Daarbij werden drie beleidssporen aangekondigd: individuele trajectbegeleiding (voor beginnend criminele jongeren), het tegengaan van schooluitval (voor risico-jongeren) en taal- en cognitieve ontwikkeling bij jonge kinderen en opvoedingsondersteuning.

Justitie zal ook in 2001 vasthouden aan het uitgangspunt dat vertegenwoordigers van etnische minderheden betrokken dienen te worden bij de aanpak van de problemen. Zo heeft de commissie Azzougarh onder andere aanbevolen vanuit de Justitie-organisaties meer aan te sluiten bij de eigen circuits en netwerken van Marokkanen. In samenwerking met uitvoeringsorganisaties wordt een trainingsprogramma uitgewerkt dat hieraan vorm zal moeten geven. Justitie continueert tevens haar ondersteuning van de werkgroep Islam en burgerschap. Daarnaast zal een adviescommissie de ministers van Justitie en GSI gaan adviseren over de beheersing van de criminaliteitsproblematiek onder Antilliaanse jongeren.

Bovenregionale prioriteiten

Door Justitie is in de afgelopen jaren een aantal bovenregionale prioriteiten gesteld voor een gecombineerde preventieve en repressieve aanpak. Tot deze prioriteiten behoren de financieel economische criminaliteit, kinderpornografie (ook op internet) en mensenhandel/mensensmokkel. Om deze «en vergelijkbare» vormen van criminaliteit aan te pakken is een grote mate van specifieke deskundigheid bij alle betrokkenen nodig, alsmede een goede informatiepositie. Ten behoeve van de repressieve aanpak, waarvoor uiteindelijk de minister van Justitie verantwoordelijk is, dienen met name de opsporingsinstanties adequaat toegerust en georganiseerd te zijn. Bij de opsporing van bovengenoemde vormen van criminaliteit zijn resultaten behaald met het vormen van gespecialiseerde teams, maar door alle betrokkenen wordt onderkend dat er regelmatig spanning is tussen de betrokkenen (korpsbeheerder, korpschef en officier van justitie) over de uiteindelijke afweging van prioriteiten in de opsporing.

Veiligheid en criminaliteit zijn niet alleen lokale aangelegenheden. Een deel van wat burgers in hun omgeving aan onveiligheid en overlast ervaren, hangt direct samen met bovenregionale of zelfs internationale criminaliteit. Maar ook waar dat niet het geval is, en de individuele burger niet direct slachtoffer is, wordt terecht van de overheid gevraagd dat zij dergelijke aantastingen van de rechtsorde zo mogelijk voorkomt of er ten minste op reageert – denk aan milieucriminaliteit of beursfraude. Daarvoor is capaciteit nodig, in alle schakels van de strafrechtelijke keten. Dat betekent dat er keuzen gemaakt moeten worden en dat niet aan alle wensen van burgers en lokale overheden tegemoetgekomen kan worden. Het betekent zeer zeker dat lokale overheden niet een eigen strafrechtelijk beleid kunnen voeren door geheel zelfstandig de prioriteiten van de politie te bepalen. De verantwoordelijkheid voor de nationale en internationale strafrechtshandhaving ligt bij de minister van Justitie, dus van de waarborgen die de nieuwe politiewet biedt voor het waarmaken van die verantwoordelijkheid zal uitdrukkelijk gebruik worden gemaakt. Ook in het binnenkort uit te brengen beleidsplan betreffende de wijze waarop het kabinet de transparantie van en samenhang in de werkzaamheden van de bijzondere opsporingsdiensten wil bevorderen, zal aan deze specifieke verantwoordelijkheid van Justitie aandacht besteed worden.

Veranderende wereld

In de samenleving en de techniek doen zich tal van ontwikkelingen voor die niet zonder gevolgen blijven voor de criminaliteitsbeheersing. Zaken als internationalisering, digitalisering, toename van bestuurlijke en private veiligheidszorg en Europeanisering van het openbaar bestuur kunnen zowel criminaliteitsbevorderende effecten hebben als nieuwe mogelijkheden voor preventie en repressie bieden.

Een nader standpunt ten aanzien van de verantwoordelijkheden en mogelijkheden van de diverse bij het veiligheidsbeleid betrokken partijen, gebaseerd op een fundamentele analyse van de rol en de mogelijkheden van het strafrecht in relatie tot andere middelen en in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor de criminaliteit en de criminaliteitsbeheersing, zal bepaald worden in een medio 2001 uit te brengen nota. Daarbij zullen ook principiële vragen aan de orde komen rond bestuurlijke criminaliteitsbeheersing, de organisatie van de opsporing van bovenregionale criminaliteit en publiek-private samenwerking.

Investeren in een onzekere toekomst

Van sommige investeringen is direct duidelijk dat ze zeer effectief zijn. Maar zelfs dan kan vaak moeilijk voorspeld worden wat de gevolgen en de behoeften in de toekomst zullen zijn. Zo is inmiddels duidelijk dat het gebruik van DNA-profielen voor opsporing en als bewijsmiddel zeer effectief is. Daarom is ook de wetgeving aangepast en is extra geld ter beschikking gesteld. De snelle ontwikkeling van de techniek leidde echter al tijdens de behandeling van het betreffende wetsvoorstel tot de constatering dat naar alle waarschijnlijkheid op afzienbare termijn nieuwe mogelijkheden zouden ontstaan (afleiden daderkenmerken uit DNA). De Tweede Kamer is daarover ingelicht, en daarbij is ook de koers aangegeven die wij willen varen. In de komende tijd zal hiertoe onderzoek geëntameerd worden, waarbij intensief zal worden samengewerkt met de wetenschap in binnen- en buitenland.

Wat de financiële gevolgen zullen zijn van uitbreiding van de toepassing, is vooralsnog nog niet te overzien en ook niet wanneer ze zich zullen voordoen. Dat geldt overigens evenzeer voor de vraag wat de consequenties voor de capaciteit van de schakels vervolging, berechting en bestraffing van de strafrechtelijke keten zijn, als door het gebruik van DNA de ophelderingspercentages aanzienlijk hoger zouden komen te liggen. Lastig daarbij is, dat die consequenties volstrekt onvoorspelbaar zijn: ze zijn onder andere afhankelijk van het soort delicten dat meer wordt opgehelderd, het soort daders dat bekend wordt (veelplegers of incidentele daders) en van de uitwerking die een effectievere opsporing heeft op de omvang van de criminaliteit.

Gaat het bij het voorgaande vooral om de samenhang in de criminaliteitsbeheersing «samenhang in wat de verschillende direct betrokken organen doen, samenhang van hun activiteiten met wat anderen doen» en om het kiezen van de meest effectieve benadering bij elk van de uitdagingen waarvoor alle betrokkenen staan, voor een adequate criminaliteitsbeheersing is ook van groot belang dat er een versterking van de met de handhaving belaste organen plaatsvindt. In het regeerakkoord zijn voor Justitie extra gelden ter beschikking gesteld. Voor het onderwerp veiligheid is van belang dat daarvan een belangrijk deel bestemd was voor versterking van de rechterlijke organisatie. Vanaf 2000 komen structureel extra middelen beschikbaar voor bestrijding van jeugdcriminaliteit en voor Justitie in de buurt. De in het regeerakkoord overeengekomen investeringen in jeugdzorg en bestrijding van geweld en in de versterking van de rechterlijke organisatie en het openbaar ministerie zijn versneld. Voor het op peil houden van de cellencapaciteit, in het bijzonder in de TBS-sector, is zowel voor het jaar 2000 als voor 2001 extra geld beschikbaar gesteld.

Belangrijke intensiveringen vinden voorts nog plaats op het gebied van informatie- en communicatietechniek voor het openbaar ministerie en de gerechten, behandeling van gedetineerden met een psychische of persoonlijkheidsstoornis en toepassing van DNA-onderzoek in de opsporing en voor de bewijsvoering. Voor toezicht op zedendelinquenten na afloop van de TBS en voor de uitvoering van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden is eveneens extra geld beschikbaar.

Van de overheid mag gevraagd worden dat zij ook op het gebied van de criminaliteitsbeheersing doelmatig werkt. Justitie streeft dan ook naar efficiëntie, onder andere door versobering in de tenuitvoerlegging van sancties en door te bevorderen dat waar mogelijk alternatieve sancties worden toegepast. Over dat laatste zijn afspraken gemaakt met openbaar ministerie en reclassering; in het masterplan van de Dienst Justitiële Inrichtingen wordt aangegeven hoe, met behoud van de balans tussen de verschillende uitgangspunten en doelstellingen van de gevangenisstraf, de in het regeerakkoord afgesproken taakstelling van f 115 miljoen zal worden gerealiseerd. Deze taakstelling wordt in het masterplan overigens geplaatst in het bredere kader van de capaciteitsproblematiek, waar overschotten in de ene sector staan tegenover tekorten in de andere. Het plan bevat een samenhangend pakket aan verreikende beleidsvoornemens.

Tegengestelde eisen en harde grenzen

Zowel de taakstelling bij het gevangeniswezen als de doelstelling het aantal taakstraffen uit te breiden, maken duidelijk dat er sprake kan zijn van een spanningsveld tussen doelstellingen. In beide gevallen moeten uiteenlopende maatschappelijke doelen (beveiliging, vergelding, afschrikking) en doelen ten aanzien van individuele personen (voorkomen schade, reïntegratie) tegen elkaar afgewogen worden. Daarbij moeten deze doelen bereikt worden binnen de grenzen van legaliteit en menswaardigheid. In de in 2000 uitgebrachte nota Sancties in Perspectief wordt nader op deze problematiek ingegaan, en worden de contouren geschetst van een besluitvormingsproces waarin de politieke, de inhoudelijke en de bedrijfsmatige rationaliteit gelijkelijk tot hun recht komen.

Meer samenhang, extra middelen en een efficiënter inzet daarvan dragen alle bij aan een verbetering van de criminaliteitsbeheersing. Maar zonder een besef van medeverantwoordelijkheid onder burgers voor de vraagstukken van criminaliteit en veiligheid zullen ze onvoldoende effectief zijn. Dat ook burgers en bedrijven zich verantwoordelijk voelen en die verantwoordelijkheid nemen is van groot belang voor het draagvlak en de reikwijdte van de Justitie-inspanningen. Tegen de achtergrond van een toenemend aantal burgerinitiatieven (comités tegen zinloos geweld, stille marsen, Marokkaanse buurtvaders en dergelijke) maar ook van het feit dat het jaar 2001 door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot het jaar van de vrijwilligers, zal Justitie het vrijwilligerswerk op justitiële terreinen ondersteunen en stimuleren. Op deze wijze kan de betrokkenheid van burgers bij Justitie-aangelegenheden worden bevorderd. Justitie heeft goede ervaringen met de inzet van vrijwilligers, bijvoorbeeld in het kader van de hulp aan slachtoffers van criminaliteit. Deze ervaringen – met name ten aanzien van het professioneel begeleiden van vrijwilligers – kunnen worden gegeneraliseerd naar andere onderdelen van Justitie.

Op basis van een verkennend beleidsonderzoek zal een beleidsnota worden voorbereid, waarin een omvattende visie op justitieel vrijwilligerswerk zal worden gepresenteerd. Daarbij zullen zowel het onderhouden van het bestaande vrijwilligerswerk, als mogelijke intensiveringen en innovaties worden behandeld. Meer in het bijzonder zal aandacht worden besteed aan de vergroting van participatie van jongeren en allochtonen. Ter voorbereiding van de beleidsnota zullen uitvoeringsorganisaties en overige betrokkenen worden geconsulteerd.

Drugsbeleid

Het Nederlandse drugsbeleid blijft de aandacht opeisen. In binnen- en buitenland doen zich ontwikkelingen voor die nopen tot een nadere standpuntbepaling. De grondslagen van het beleid «zoals scheiding van de markten van harddrugs en softdrugs en het niet criminaliseren van de gebruikers maar het aanpakken van handel en productie» blijven daarbij actueel. Concreet betekent dit dat de vraag naar drugs wordt ontmoedigd en de risico's van drugsgebruik voor het individu en zijn directe omgeving worden verminderd door een professioneel zorg- en preventiebeleid. Het Nederlandse drugsbeleid richt zich eveneens op het verminderen van het aanbod van drus door bestrijding van de, veelal internationaal georganiseerde, drugshandel. Het komend jaar zal de regering zich met name ook buigen over de annexe fenomenen bij het drugsgebruik, zoals de rol van Internet bij het verspreiden van drugs. Met betrekking tot het coffeeshopbeleid wordt in 2001 door het WODC de toepassing van de OM-richtlijnen terzake geëvalueerd. Ook zal de regering, mede gelet op de wens van de Tweede Kamer, actief bevorderen dat internationaal draagvlak gecreëerd wordt voor de opvatting dat het gewenst is in het beleid ten aanzien van drugs uit te gaan van een scheiding van harddrugs en softdrugs zoals die in Nederland bestaat.

Het komende jaar zal de problematiek van de illegale hennepteelt met extra kracht worden aangepakt via een geïntensiveerde handhaving. Hetzelfde geldt voor de productie van en handel in XTC producten. Bij dit laatste speelt het optreden van de landelijke USD (Unit Synthetische Drugs) een centrale rol. De Nederlandse positie bij XTC is helaas bijzonder gelet op de grote betrokkenheid van ons land bij de vervaardiging van dit soort geestverruimende stoffen. Het is van groot belang dat ons land zich maximaal blijft inzetten om de criminele elementen in de drugswereld zo min mogelijk kansen te geven. Daarom blijft de bestrijding van de drugsgerelateerde misdaad hoog op de agenda van het openbaar ministerie staan. Met het vernieuwen van de vervolgingsrichtlijnen van het OM onder de (vernieuwde) Opiumwet is het kader daarvoor duidelijk bepaald.

Vanuit Justitie zal een actieve bijdrage worden geleverd aan het internationaal overleg over de bestrijding van de drugscriminaliteit. De leidende richting daarbij is dat landen die drugs produceren en de landen die als consumentenlanden bekend staan dienen samen te werken vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid voor het probleem. Het adequaat afhandelen van rechtshulpverzoeken uit andere landen heeft daarbij speciale aandacht, opdat langs die weg de internationale criminaliteit zo min mogelijk vluchtwegen worden geboden.

Heel concreet zal met de Bondsrepubliek Duitsland de bovenregionale samenwerking op het terrein van de drugscriminaliteit worden geïntensiveerd door in de tweede helft van 2000 een gezamenlijke analyse van de problematiek te maken. Hierbij zal Europol worden betrokken, onder meer door een bijeenkomst op deskundigenniveau te beleggen. De uitkomsten van de analyse zullen moeten leiden tot een plan van aanpak. Nederland zal het komend jaar het initiatief nemen om te bezien of de internationale cocaïnehandel effectiever kan worden aangepakt met een meer gestructureerde en intensievere samenwerking met Spanje, aangezien Spanje eveneens te maken heeft met import van cocaïne uit Zuid-Amerika. Ik streef er voorts naar de import via drugskoeriers uit Zuid-Amerika en het Caribisch gebied beter te bestrijden onder meer door de controle op Schiphol en in de havens op een beter niveau te brengen.

Op het gebied van het drugsbeleid lijkt Nederland langzamerhand minder geïsoleerd te staan. Meer en meer, zo blijkt uit de rapportage van het Europese waarnemingscentrum voor Drugs, is er ook in andere landen een tendens waar te nemen die de gezondheid van de gebruiker of van de verslaafde voorop stelt en die de schadelijke neveneffecten van het gebruik tracht in te dammen (harm reduction) en niet uitsluitend streeft naar beperking of, sterker, totale uitbanning van het gebruik. Het Nederlandse gedoogbeleid laat zich vooralsnog niet in wettelijke veranderingen onderbrengen omdat de internationale kaders de delicten op drugsgebied duidelijk hebben omschreven. Het gaat er in de eerste plaats om te bevorderen dat in Europa meer uitwisseling van kennis en ervaring zal plaatsvinden, op zowel de terreinen van preventie en zorg als op het terrein van de strafrechtelijke aanpak en dat waar mogelijk en noodzakelijk in de toekomst meer op deze gebieden zal worden samengewerkt. In de Tweede Kamer is bij de behandeling van de nota «Het pad naar de achterdeur» zelfs uitdrukkelijk opgeroepen het Nederlandse beleid internationaal uit te dragen. Ik streef in de tweede helft van 2001 naar een in Nederland te houden internationale conferentie van grote en middelgrote steden, om gezamenlijke nieuwe wegen bij de aanpak van drugsproblematiek te verkennen.

Beheersing immigratiestromen

Nederland heeft een sterke economie, een hoogwaardig sociaal stelsel en een cultuur van vrijheid, verantwoordelijkheidszin, tolerantie en solidariteit. Dat maakt Nederland, net als de meeste andere westerse landen, tot een aantrekkelijk land om te leven voor wie hier geboren is, maar ook voor wie in zijn of haar eigen land geconfronteerd wordt met armoede, onvrijheid en verdrukking. Velen zoeken daarom toegang. Sommigen op grond van regelingen die dat mogelijk maken voor wie hier werk heeft of zich bij familie wil voegen, anderen op grond van het Vluchtelingenverdrag van Genève dat Nederland verplicht om een verzoek om politiek asiel in behandeling te nemen en weer anderen illegaal. Nederland is daarmee de facto een immigratieland en het is de taak van Justitie de immigratiestromen in goede banen te leiden. Justitie doet dat door te beslissen op reguliere toelatingsverzoeken en op asielaanvragen en door degenen die hier illegaal verblijven te doen vertrekken.

Een correcte en transparante uitvoering van die taak is van groot belang voor het behoud van de samenhang in onze samenleving. Geen onderwerp, zo lijkt het wel, raakt zozeer aan gevoelens van rechtvaardigheid van velen als het asielbeleid. In het Regeerakkoord zijn daarom afspraken gemaakt ten aanzien van de belangrijkste aspecten daarvan, te weten: de toelating, de opvang en de terugkeer. In het bijzonder is de nieuwe Vreemdelingenwet daarvan een uitvloeisel. Deze biedt waarborgen voor een verbetering en versnelling van de toelatingsprocedure. Dit wordt enerzijds bereikt doordat de bezwaarfase in asielzaken komt te vervallen en anderzijds door een vereenvoudiging van het verblijfsvergunningenstelsel waardoor het zogenoemde doorprocederen wordt voorkomen. Voorts wordt het aantal procedures verminderd doordat als hoofdregel de beroepsfase in Nederland mag worden afgewacht. Verder leidt de negatieve beslissing op de asielaanvraag tevens tot beëindiging van de opvangvoorzieningen, de vertrekplicht voor de vreemdeling en de bevoegdheid voor de overheid tot uitzetting. Hierdoor worden afzonderlijke procedures tegen uitzetting en beëindiging van de opvang tegengegaan. Ook op deze wijze wordt het aantal procedures verminderd. Dit heeft tot gevolg dat meer capaciteit beschikbaar is voor de beslissing over de kernvraag: blijven of terugkeren. Hoewel de wet in 2001 zal worden ingevoerd, zal de doelstelling om tot versnelling te komen eerst zichtbaar worden in het geheel van de asielketen nadat ook zaken die nog onder het regime van de huidige wet vallen, zijn weggewerkt.

De doelstellingen van de nieuwe Vreemdelingenwet hebben tevens consequenties voor de opvang van asielzoekers. In de situatie waarin zowel nog zaken onder de oude als onder de nieuwe wet worden behandeld, is de behoefte aan opvangcapaciteit onverminderd groot. Het streven is er echter op gericht om in de structurele situatie, waarin alle zaken onder de nieuwe wet behandeld zullen kunnen worden, te beschikken over permanente opvangcentra en over centra die beschikbaar zijn voor situaties waarin behoefte is aan extra capaciteit.

In 2000 is met de implementatie van het geïntensiveerde terugkeerbeleid een begin gemaakt. In 2001 zal dit verder ter hand genomen worden. Van belang hierbij zijn afspraken met landen van herkomst over terug- en overnameregelingen. Een succesvol terugkeerbeleid draagt er toe bij dat de geloofwaardigheid van mensensmokkelaars wordt ondermijnd. De nieuwe Vreemdelingenwet speelt ook hierbij een rol, vanwege een aantal bepalingen die er toe zullen leiden dat de opvang gemakkelijker kan worden beëindigd dan tot nu toe.

Beschikt Nederland hiermee over een adequaat instrumentarium om degenen die ons land binnenkomen op correcte wijze tegemoet te treden? Voor het feitelijk beheersen of zelfs maar enigszins merkbaar beïnvloeden van de op West-Europa gerichte immigratiestromen is meer nodig. De tragische afloop van een poging tot mensensmokkel heeft recent in brede kring de aandacht op dit fenomeen gevestigd. Door de gang van zaken is nog eens bevestigd dat de hele problematiek rond asiel, visa en migratie beslist niet alleen op nationaal niveau aangepakt kan worden. Maar in analyses is er ook op gewezen dat de aantrekkingskracht van het Westen voor miljoenen mensen zo groot is, dat ze bereid zijn zeer grote offers te brengen en risico's te nemen. Wanneer we dat onder ogen zien, is duidelijk dat het hier gaat om een structureel en niet op korte termijn oplosbaar probleem. De aanpak van dit probleem vereist nauwere samenwerking binnen en buiten de Europese Unie. Bovendien dient het asiel- en migratiebeleid uit te gaan van een geïntegreerde aanpak, waarbij verschillende aspecten in onderlinge samenhang worden bezien. Deze geintegreerde aanpak beperkt zich niet tot beleid in de ontvangende landen, maar richt zich tevens op de landen van herkomst. In deze aanpak spelen behalve justitieel en politieel beleid ook buitenlands- en veiligheidsbeleid (waaronder mensenrechtenbeleid, crisespreventie en beheersing), ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking een rol. Deze uitgangspunten zijn terug te voeren op bepalingen uit het Verdrag van Amsterdam, uit het Actieplan inzake een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en op de conclusies van de Europese Raad van Tampere. Op basis van deze afspraken zal de komende tijd verder moeten worden gewerkt aan een gezamenlijk en geïntegreerd asiel- en migratiebeleid.

1.3 Minder grenzen, meer beleid

De Nederlandse rechtsstaat staat niet op zichzelf. Steeds belangrijker wordt het internationale krachtenveld waarbinnen Nederland, ook waar het om justitie gaat, opereert. Dit vraagt om een samenhangend internationaal beleid, zowel binnen de Europese Unie als op mondiaal niveau.

EU: implementatie Verdrag van Amsterdam

Ingevolge het Verdrag van Amsterdam, dat op 1 mei 1999 in werking is getreden, moet de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand brengen. De Europese Raad van Wenen van eind 1998 heeft daarom een actieplan goedgekeurd dat aangeeft op welke termijn de bepalingen in het Verdrag van Amsterdam ten aanzien van de totstandbrenging van die ruimte ten uitvoer moeten worden gelegd. Door de bijzondere Europese Raad in Tampere in oktober 1999 heeft de samenwerking op het terrein van justitie en binnenlandse zaken nog een extra impuls gekregen. De Europese Commissie zal aan de hand van een scorebord, dat voor de eerste maal werd gepresenteerd tijdens de JBZ-Raad van 27 maart 2000, de voortgang bijhouden van de talloze beleidsvoornemens die de Europese Raad in Tampere heeft vastgesteld of opnieuw heeft bevestigd. Het scorebord zal halfjaarlijks worden geactualiseerd.

De internationale samenwerking binnen de EU zal de agenda voor Justitie de komende jaren derhalve in toenemende mate gaan bepalen. Justitie beschouwt de volgende vijf onderwerpen als haar speerpunten bij de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Europese Raad van Tampere: de ontwikkeling van een gemeenschappelijk asielstelsel, waaronder begrepen een gemeenschappelijke asielprocedure, de opstelling van procesregels voor grensoverschrijdende civielrechtelijke zaken, het instellen van gemeenschappelijke onderzoeksteams voor de aanpak van de internationale misdaad, met name ter bestrijding van drugs, mensenhandel en witwassen, de versterking van de rol van Europol bij criminaliteitsbestrijding van «hightech» criminaliteit en witwassen en de oprichting van Eurojust.

EU: Intergouvernementele Conferentie (IGC)

Op 14 februari 2000 is de Intergouvernementele Conferentie (IGC) inzake de herziening van het Verdrag van Amsterdam begonnen. Over de inzet van de Nederlandse regering tijdens deze conferentie heeft u inmiddels een drietal notities van de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken ontvangen1 Om die reden kan hier worden volstaan met een korte aanduiding van die onderwerpen die voor Justitie van bijzonder groot belang zijn tijdens de onderhandelingen in IGC-verband.

In de eerste plaats is dat de vraag of de besluitvorming op het gebied van asiel, migratie en andere beleidsterreinen op het gebied van het vrije verkeer van personen, zoals civielrechtelijke samenwerking, na de komende wijziging van het Unieverdrag bij gekwalificeerde meerderheid zal kunnen plaatsvinden in plaats van bij unanimiteit. Het moge duidelijk zijn dat deze beslissing potentieel verstrekkende gevolgen zal krijgen voor de beleidsruimte die lidstaten hebben. Daarbij zij overigens opgemerkt dat drie landen, te weten: het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken, in dit opzicht een bijzondere positie innemen; zij nemen in beginsel niet deel aan de besluitvorming op dit terrein. De inzet van de regering is inderdaad ervoor te pleiten dat besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid zal worden ingevoerd direct vanaf het moment dat het nieuwe Unieverdrag in werking zal treden. Indien dat niet haalbaar is, zou na afloop van een periode van vijf jaar een automatische overgang naar besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid kunnen plaatsvinden. De besluitvorming op het terrein van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken zal daarentegen wat de regering betreft bij unanimiteit blijven geschieden.

In de tweede plaats gaat het om de noodzakelijke hervorming van het stelsel van communautaire rechtspleging. De lange duur die de prejudiciële procedure op dit moment gemiddeld in beslag neemt en de grote werklast van het Hof van Justitie baren de regering grote zorgen. Die zorg geldt des te meer in het vooruitzicht van de werklast die op het Hof van Justitie afkomt als gevolg van de communautarisering van bepaalde delen van de JBZ-samenwerking door de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam. De inzet van de regering tijdens de IGC ten aanzien van dit onderwerp zal er dan ook op primair op zijn gericht de duur van deze procedure aanmerkelijk te verkorten.

EU: Europees grondrechtenhandvest

De Europese Raad van Keulen heeft in juni 1999 besloten tot het opstellen van een EU-handvest van de grondrechten. Het opstellen van een ontwerphandvest is in handen gelegd van een orgaan dat thans de naam «Conventie» draagt en bestaat uit leden van het Europees Parlement en nationale parlementen, regeringsvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de Europese Commissie, het Hof van Justitie en de Raad van Europa. De Nederlandse regering wordt in de Conventie vertegenwoordigd door mr. F. Korthals Altes. Het is de bedoeling dat het handvest eind 2000 aan de Europese Raad wordt aangeboden.

Op 17 december 1999 is de Conventie in formele zitting voor het eerst bijeengekomen en daarna nog vier maal. Tussentijds komt de Conventie met grote regelmaat als werkgroep bijeen. De Conventie richt zich thans op de rechten die in het handvest moeten worden opgenomen. De volgende onderverdeling is voorgesteld: fundamentele rechten van de mens, vrijheidsrechten, gelijkheidsrechten, economische en sociale rechten, politieke rechten en justitiële rechten. Op 9 mei 2000 is een kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer gezonden waarin de regering ingaat op de uitgangspunten voor een EU-grondrechtenhandvest, de vraag of dit handvest juridisch bindend dan wel niet-bindend moet zijn, de gevolgen voor de taken en bevoegdheden van de EU, de vraag tot wie het handvest zich richt, welke rechten in het handvest moeten worden opgenomen, de rol van het Hof van Justitie en de mogelijkheid van toetreding van de EU tot het EVRM. De regering streeft in eerste opzet naar de totstandkoming van een juridisch niet-bindend instrument, dat het optreden van de Europese instellingen jegens de burgers beheerst. De regering hecht voorts grote waarde aan het EVRM als grondrechtencatalogus van allen die in Europa verblijven.

EU: uitbreiding

De komende uitbreiding van de Europese Unie met Midden- en Oost-Europese landen is een historische uitdaging voor Europa. Justitie heeft in het uitbreidingsproces aandacht voor de veiligheid van de burger als voor het beheer van de interne markt op verschillende gebieden van overheidstoezicht. De interne veiligheid in een grotere EU vergt versterking van de wetshandhavingsautoriteiten en de rechterlijke macht. De hoofdlijnen hiervan zijn neergelegd in een notitie van het kabinet (TK 21 501–20, nr. 10). Voor Justitie komt bij de uitbreiding een centrale plaats toe aan de kwaliteit van de rechtsstaat. «Rule of law» in de kandidaat-lidstaten heeft verschillende functies. Het vormt onderdeel van de politieke criteria die de EU toepast, het is economisch van belang voor de interne markt en is vereist voor wetshandhaving door de overheid. In het functioneren van de rechtsstaat in de betreffende landen bestaan nog ernstige tekortkomingen (functioneren rechterlijke macht, corruptie). Overgangstermijnen zijn waar het gaat om de rechtsstaat niet goed denkbaar. Ten behoeve van de toetreding moet door de kandidaat-lidstaten nog een grote inspanning worden geleverd.

Bilaterale samenwerking

De toekomstige uitbreiding van de Europese Unie heeft in 2001 een verdere intensivering van de contacten en samenwerking met een aantal Midden- en Oost-Europese landen tot gevolg. In de bilaterale samenwerking ligt daarbij het accent op de uitwerking en implementatie van een 3-jarig programma met Polen en Hongarije. Deze programma's zijn gebaseerd op de bestaande Memoranda of Understanding voor politiesamenwerking en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

Voorts zal, in overleg met de minister van BZK, ook met Slowakije een dergelijk bilateraal Memorandum of Understanding worden voorbereid. De werkzaamheden in het EU kader hebben vooral betrekking op de z.g. Phare-twinning projecten. Nederland zal in 2001 deelnemen in een twinning-project met Polen (tezamen met Frankrijk en het VK) en in een project met Slowakije (met Spanje en het VK). Op basis van twinning-projectvoorstellen die eind 2000 aan de EU-lidstaten zullen worden voorgelegd zal worden bezien of deelname van Nederland in één of meer van deze projecten zinvol en mogelijk is.

Justitie neemt in Brussel deel aan de werkzaamheden van een ambtelijke werkgroep die in het bijzonder de ontwikkelingen op JBZ-gebied in de kandidaat-lidstaten evalueert en daartoe ontwerp-landenrapporten opstelt (over grensbeheer, migratie en asiel, politie en douane alsmede justitie). Voorts levert Justitie een inbreng bij de Nederlandse standpuntbepaling terzake van de gemeenschappelijke standpunten van de EU op het gevoelige gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ). In deze standpunten wordt onder andere ingegaan op vereisten voor toetreding op het terrein van gegevensbescherming, visa, de buitengrenzen, migratie en asiel. Voorts komen aan de orde politiële samenwerking, de strijd tegen fraude en corruptie, drugs en douanesamenwerking. Tenslotte wordt behandeld de justitiële samenwerking in straf- en civiele zaken.

Op het gebied van de technische bijstand aan de Midden- en Oost-Europese landen is Justitie een project Coördinatie Midden- en Oost-Europa gestart met als doel de ondersteuning van de betrokken landen in de ontwikkeling tot een rechtsstaat.

Mondiaal: Internationaal Strafhof

Van 15 juni tot en met 17 juli 1998 vond te Rome de door de Verenigde Naties bijeengeroepen Diplomatieke Conferentie inzake de oprichting van een Permanent Internationaal Strafhof plaats. De Conferentie eindigde met de aanvaarding en openstelling voor ondertekening van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof. Het Statuut treedt in werking na ratificatie door 60 landen. Op dit moment (juli 2000) hebben 98 landen, onder wie Nederland, het Statuut ondertekend. Veertien landen, onder andere Italië en Noorwegen, hebben het Statuut reeds geratificeerd. Het advies van de Raad van State over de Rijkswet tot goedkeuring van het Statuut is onlangs ontvangen.

Artikel 3 van het Statuut stelt dat de zetel van het Strafhof zal zijn gevestigd in Den Haag. Daarmee is een belangrijke wens van de Nederlandse regering, gericht op de versterking van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld, in vervulling gegaan.

De internationale onderhandelingen over de bijlagen bij het Statuut zijn in juli van dit jaar afgerond. Dat betekent dat dit najaar een aanvang kan worden gemaakt met de omvangrijke uitvoeringswetgeving. Over het voor Nederland belangrijke verdrag betreffende de zetel van het Internationaal Strafhof zullen komend jaar in New York de onderhandelingen plaatsvinden. Deze worden thans interdepartementaal voorbereid.

Mondiaal: bestrijding corruptie

Een belangrijk thema, zowel nationaal als internationaal (EU, VN, OESO) is de bestrijding van corruptie. Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld tijdens de conferentie die van 24 tot en met 26 februari 1999 in Washington DC plaatsvond onder de naam «A Global Forum on Fighting Corruption: Safeguarding Integrity among Justice and Security Officials». De Amerikaanse Vice-President, Al Gore, die deze conferentie organiseerde, heeft Nederland bij die gelegenheid verzocht een vervolgconferentie te organiseren, aan welk verzoek de Nederlandse Regering gaarne gehoor heeft gegeven. Genoemde vervolgconferentie zal van 28 tot en met 31 mei 2001 plaatsvinden in Den Haag en draagt de titel «Global Forum on Fighting Corruption and Safeguarding Integrity II». Ten opzichte van Global Forum I is de reikwijdte verbreed: in de eerste plaats worden thans in beginsel alle landen wereldwijd uitgenodigd om aan de conferentie deel te nemen en niet, zoals tijdens Global Forum I, uitsluitend een selectie van meest betrokken landen. In de tweede plaats wordt de thematiek verbreed, aangezien tijdens Global Forum II de nadruk komt te liggen op allerlei vormen van corruptie, niet slechts die waarbij instanties belast met rechtshandhaving zijn betrokken. De conferentie kent een ministerieel segment, dat wordt voorafgegaan door enkele dagen waarbij het accent ligt op workshops op het niveau van senior-experts. Deze workshops zullen de volgende thema's bestrijken: integriteit, rechtshandhaving, douane, ontwikkelingsrelaties en het bedrijfsleven. Verwacht mag worden dat de uitkomsten van Global Forum II een belangrijke steun in de rug zullen zijn voor de vele internationale initiatieven tegen corruptie. Het is de bedoeling dat Global Forum een proces wordt, met tweejaarlijkse conferenties. Zuid-Korea heeft inmiddels aangegeven bereid te zijn in 2003 Global Forum III te organiseren.

1.4 Verder bouwen

In dit hoofdstuk zijn de ambities van Justitie en enkele hoofdlijnen van beleid voor 2001 geschetst. In het volgende hoofdstuk wordt concreet invulling gegeven aan de ambities van Justitie. Allereerst aan wat hiervoor is aangeduid als de «strategische ambitie». In de eerste paragraaf van hoofdstuk 2 zal met grove streken een aantal maatschappelijke ontwikkelingen worden geschetst die vragen oproepen. Justitie doet dat in het volle besef dat nog niet aangeven kan worden wat de antwoorden zijn, hoe het best gereageerd kan worden. Maar Justitie wil de discussie erover niet uit de weg gaan, juist omdat het een taak van Justitie is om wezenlijke problemen voor de rechtsstaat te agenderen op een zodanig tijdstip dat een zorgvuldige afweging mogelijk is.

Vervolgens komt in hoofdstuk 2 per beleidsterrein aan de orde wat Justitie in 2001 concreet zal doen. Kort samengevat is dat: verder bouwen aan de rechtsstaat. Dat is, als gezegd, een delicate klus. Het gaat dan ook, soms, trager dan gewenst of niet ver genoeg – hoewel er altijd mensen zullen zijn die zeggen dat het te snel gaat en te ver. Het kost ook geld – veel geld. Maar investeren in de rechtsstaat is niet alleen een dure plicht. Het betaalt zich terug. In veiligheid, in een bloeiende economie. En, vooral, in de basis voor een samenleving waarin vrijheid en ontplooiing van individuele talenten kunnen samengaan met onderlinge verbondenheid en wederzijdse verantwoordelijkheid. In dit hoofdstuk is gepoogd om zo concreet mogelijk de WWW-vragen te beantwoorden: Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat gaat dat kosten? In hoofdstuk 3 worden bedrijfsvoeringsthema's toegelicht.

HOOFDSTUK 2: BELEIDSMATIGE TOELICHTING

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt toegelicht wat Justitie in 2001 concreet zal doen. In het kader van de overgang naar een VBTB-begroting in 2002 zijn in deze begroting al zo veel als mogelijk beleid en de financiele middelen daarvoor aan elkaar te koppelen. Er is naar gestreefd om de zogenaamde WWW-vragen die centraal staan in het departementsbrede project Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording zo concreet mogelijk te beantwoorden. De WWW-vragen zijn: Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag het kosten?

Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd: een samenvatting van de budgettaire mutaties, inclusief de intensiveringsgelden 2001, is hieronder opgenomen. Daarna volgen de beleidsmatige voornemens van Justitie voor 2001, hierin worden eveneens de intensiveringsgelden toegelicht. De beleidsmatige teksten zijn in aanloop naar de begroting ingedeeld naar de 16 beleidsartikelen. Om de toegankelijkheid en de leesbaarheid te vergroten zijn de beleidsartikelen geclusterd naar 6 beleidsterreinen, te weten strategie, regelgeving, preventie en rechtshandhaving, rechtspleging en rechtstoegang, tenuitvoerlegging van rechtshandhaving en rechtspleging en tot slot asiel en migratie.

Tabel 1 Samenvatting van de budgettaire mutaties tussen begroting 2000 en begroting 2001(een «-» teken betekent een uitgaven of inkomstenverlaging) (bedragen x f 1 miljoen)
 20002001200220032004
Beleidsintensiveringen     
Amendement Kalsbeek Dittrich Jeugd inrichtingen (zie 5.1)15,00,00,00,00,0
Justitiële jeugdinrichtingen (zie 5.1).17,0    
EK voetbal2,00,00,00,00,0
Aanvulling reserves IND (zie 6.1)20,00,00,00,00,0
Handhaving meststoffenbeleid (zie 3.3)2,08,019,021,020,0
Kenniscentra (zie 4.1)0,03,05,0  
Nieuwe vreemdelingenwet (zie 6.1)34,826,242,553,456,4
AMA botonderzoek (zie 6.1)4,74,73,23,23,2
Bureau medische advisering (zie 6.1)3,53,53,53,53,5
DNA-test gezinshereniging (zie 6.1)3,23,23,23,23,2
Terugkeer; Internationale Org voor Migratie (zie 6.3)8,08,08,08,08,0
Versnelling RA; Modernisering Rechterlijke Org. (zie 4.1)18,040,00,00,00,0
Versnelling RA; Aanpak Jeugd en Geweld (zie 3.1)10,419,80,00,00,0
Versnelling RA; Sanctiecapaciteit TBS (zie 5.1)6,017,50,00,00,0
Drugsbeleid (zie 3.3)0,03,03,03,03,0
Toezicht zedendeliquenten (TBS) (zie 5.1)0,04,05,25,55,8
Forensische zorg (zie 5.1)12,825,025,025,025,0
ICT versterkingen OM en gerechten (zie 3.1)19,436,615,015,015,0
Versterking OM/rechterlijke macht (zie 3.1)10,020,020,020,020,0
Capaciteit Vreemdelingenkamers (zie 6.1)10,020,030,035,040,0
Quotumbeleid uitgenodigde vluchtelingen (zie 6.2)24,724,724,724,724,7
DNA onderzoek (zie 3.3)3,28,013,018,020,0
Tegengaan witwassen Euro (zie 3.3)2,55,05,00,00,0
Tarieven bewindvoerders (zie 4.3)3,53,53,53,53,5
Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (zie 3.3)3,55,05,05,05,0
Doorstroompercentage regulier (zie 6.1)13,513,513,513,513,5
Oude gebouwenproblematiek0,012,136,149,164,1
Drugsbeleid Venlo0,03,03,03,03,0
Kenniscentra Europese samenwerking0,03,05,05,05,0
Huisvesting en beveiliging Europol (zie 3.3)0,38,914,515,015,2
Subtotaal231,0323,2297,9329,6354,1
Ramingsbijstellingen/mee-en tegenvallers     
Uitstel invoering Wet Strafrechterlijke Opvang Verslaafden– 14,00,00,00,00,0
Taakstelling boeten en transacties5,025,025,025,025,0
Doelmatigheid Rechterlijke Organisatie0,0– 2,5– 5,0– 5,0– 5,0
Ambtshalve toegevoegde advocaten6,010,010,010,010,0
Alleenstaande minderjarige asielzoekers26,00,00,00,00,0
Voogdij11,010,010,010,010,0
Saldo Halt/taakstraffen– 5,4– 2,40,00,00,0
Homo-adoptie & homohuwelijk5,10,00,00,00,0
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers62,028,0– 271,0– 507,0– 912,0
Ramingsbijstelling rechterlijke organisatie– 15,00,00,00,00,0
Vuurwerkramp Enschede2,10,80,00,00,0
Gerechtskosten5,05,05,05,05,0
Inning ouderbijdragen– 1,5– 1,5– 1,5– 1,5– 1,5
Subtotaal103,372,4– 227,5– 463,5– 868,5
      
Technische mutaties     
Interdepartementale overboekingen– 438,7– 447,7– 447,9– 450,7– 451,7
Eigen vermogen Dienst Justitiële Inrichtingen50,044,60,00,00,0
Overheveling conversiebedrag ivm overdracht KLPD– 154,30,00,00,00,0
Desalderingen68,1101,4123,4142,2153,2
Loonbijstelling 200083,984,584,180,380,4
Prijsbijstelling 2000191,0195,6194,7192,6192,5
Correctie conversie10,10,00,00,00,0
Intertemporele compensaties– 45,5– 1,838,415,42,0
Eindejaarsmarge 199973,60,00,00,00,0
Definieve correctie conversie– 26,90,00,00,00,0
Overige technische mutaties1,47,35,24,04,0
Subtotaal– 187,4– 16,1– 2,2– 16,2– 19,6
TOTAAL146,9379,668,3– 150,1– 534,0

Beleidsterrein 1: Strategie

Beleidsartikel 1.1 Strategie

In hoofdstuk 1 worden de visie en ambitie geschetst van waaruit Justitie werkt en, daaruit voortvloeiend, de hoofdlijnen van de concrete beoogde activiteiten voor 2001. Daarmee zijn we er echter niet voor 2001. Het is evenzeer van belang om op tijd en zorgvuldig op nieuwe ontwikkelingen te anticiperen. Daarbij gaat het meestal niet om het ter hand nemen van nieuwe activiteiten of regelgeving, maar veel meer om het aanvatten van belangrijke onderwerpen die uit die nieuwe ontwikkelingen voortvloeien maar waarover nog veel onzekerheid en onduidelijkheid bestaat. Teneinde te waarborgen dat in onze snel veranderende samenleving juist deze onderwerpen de aandacht krijgen die ze verdienen zal Justitie met ingang van 2001 gaan werken met een afzonderlijke strategische agenda (zie paragraaf 1.1). Tot de strategische activiteiten die het hele Justitie-terrein bestrijken, rekenen we hier ook de inzet van beleidsevaluaties (paragraaf 1.2), onderzoek (1.3) en kennismanagement (1.4).

1.1.1 De strategische agenda voor 2001

Op de strategische agenda horen, als gezegd, essentiële en vaak moeilijke onderwerpen thuis die eerst aangevat moeten worden voordat nieuw beleid kan worden ontwikkeld of bestaand beleid kan worden herzien. Een onderwerp kan niet zomaar op deze strategische Justitie-agenda geplaatst worden. Omdat het vaak om complexe vraagstukken gaat is meestal eerst een zorgvuldig uitgevoerde strategische verkenning nodig. Daarna is de strategische discussie naar aanleiding van zo'n verkenning minstens even belangrijk. Als zo'n discussie in een aantal gevallen uitmondt in de beslissing om een onderwerp op de strategische Justitie-agenda te plaatsen hoort daar tevens de verplichting bij om te besluiten over het vervolgtraject. Dat kan het entameren van een publieke discussie over het onderwerp zijn, of het in gang zetten van een herijkings-, innovatief of visie-ontwikkelingstraject. Allerlei andere formules zijn daarnaast nog denkbaar maar het zal altijd gaan om trajecten voor nadere verkenning en ontwikkeling die voorafgaan aan formulering van concreet beleid. Het werken met een afzonderlijke strategische agenda zal zowel Justitiebreed als voor de verschillende beleidsvelden binnen Justitie worden ingevoerd.

In het voorjaar van 2000 is een belangrijke strategische verkenning naar de Tweede Kamer gezonden in de vorm van een eerste internationale vergelijking van de inspanningen en resultaten op het terrein van de criminaliteitsbeheersing. Een parlementair debat daarover is voor de tweede helft van 2000 voorzien. Vooruitlopend daarop is reeds besloten om twee belangrijke bevindingen uit de vergelijking te verwerken in het beleid ten aanzien van de beheersing van criminaliteit. De eerste bevinding houdt in dat er duidelijke indicaties zijn dat de totale inspanning die Nederland zich getroost om criminaliteit te beheersen niet in alle opzichten gelijke tred houdt met nieuwe ontwikkelingen in het patroon van criminaliteit in Nederland onder meer als gevolg van onze voortschrijdende verstedelijking en succesvolle economische ontwikkeling. De tweede bevinding houdt in dat in Nederland, in vergelijking met een aantal andere landen, er minder sprake lijkt te zijn van een omvangrijke inspanning op het terrein van de private preventie. Beide onderwerpen zullen dan ook aan de orde komen in de hiervoor (paragraaf 1.2) aangekondigde medio 2001 uit te brengen nota.

Daarnaast is in beginsel besloten om twee onderwerpen die voortvloeien uit de bevinding van de internationale vergelijking op de strategische Justitie-agenda te zetten. In de eerste plaats de vraag hoe criminogene aspecten van economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening en woningbouw meer stelselmatig betrokken kunnen worden bij de ontwikkeling van beleid op deze terreinen. Daarbij zullen de resultaten van de momenteel door de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid uitgevoerde Verkenning Criminaliteit naar verwacht een rol kunnen spelen. In de tweede plaats is besloten om op een aantal specifieke deelterreinen een meer toegespitste internationale vergelijking te laten uitvoeren voor nader inzicht. Met name als het gaat om opvallende internationale verschillen in de omvang van staande en zittende magistratuur en de politie is dat gewenst. Zo is een nader onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen in omvang van staande en zittende magistratuur en politie met de, blijkens eerder onderzoek in vele opzichten met Nederland goed vergelijkbare, Duitse deelstaat Nordrhein Westfalen voorzien.

In het najaar van 2000 zal de eerste Justitiebrede strategische verkenning verschijnen die voortvloeit uit het vorig jaar genomen besluit om meer methodisch aan strategie-ontwikkeling te werken. Het betreft een verkenning waarbij enerzijds de strategische vragen die in het werkveld van Justitie leven in kaart zijn gebracht en anderzijds de voor het werk van Justitie relevante nationale en internationale trends. De uitkomsten van de verkenning zullen een belangrijke impuls vormen voor het vaststellen van de strategische Justitie-agenda voor 2001. Vooruitlopend op het verschijnen van het rapport wordt thans voorzien dat onder meer voor de volgende onderwerpen aandacht wordt gevraagd:

• Wat zijn de ambities op het werkterrein van Justitie in Europees en in breder internationaal verband.

Zoals uit hoofdstuk 1 duidelijk blijkt is Justitie op een breed terrein actief betrokken bij internationale ontwikkelingen. Juist omdat die betrokkenheid zo veelomvattend is signaleren velen de noodzaak om daarbinnen tot nadere keuzes te komen over onderwerpen met betrekking tot welke Justitie in het bijzonder een weloverwogen ambitie heeft die dan ook een additionele inspanning terzake rechtvaardigt. Het gaat hierbij onder meer om vragen zoals de hiernavolgende.

Welke aspecten van de snel voortschrijdende Europese rechtsontwikkeling zijn zo essentieel – voor Nederland en/of Europa – dat wij bereid zijn om daarin een zo nodig innovatieve voortrekkersrol te vervullen? Welke balans moeten wij zoeken tussen internationalisering van ons recht in EU-verband en internationalisering in ander breder internationaal verband? De Nederlandse rechtspraak behoort qua kwaliteit tot de beste van de wereld. Wil Nederland bij sterk veranderende internationale omstandigheden tot die top blijven behoren en zo ja, wat is daar dan voor nodig? Hoe belangrijk vinden wij het dat Nederland actief bijdraagt aan versterking van de rechtsstaat in andere landen, zowel kandidaat-lidstaten als landen buiten die kring en hoeveel is die ambitie ons dan waard?

• Heeft Justitie een actieve rol bij het bevorderen van «nieuwe samenhang» in de samenleving en zo ja welke?

Geïnterviewde rechters en officieren van justitie merken bijna dagelijks in hun werk dat het recht een minder vanzelfsprekende gemeenschappelijke inhoudelijke grondslag begint te krijgen. Dat hangt naar hun beleving in de eerste plaats samen met de algemene individualisering en «pragmatisering» van onze samenleving. Maar het heeft ook te maken met het zich voordoen van geheel nieuwe ethische vragen die voortvloeien uit nieuwe technologie, bijvoorbeeld op medisch terrein en dat van de privacy, waarvoor het terugvallen op oude en beproefde waarden en normen geen direct overtuigende antwoorden oplevert. Tenslotte is door de zich wijzigende samenstelling van de Nederlandse bevolking het onderliggende waarden- en normenpatroon pluriformer geworden, ook als het gaat om de beginselen van het recht. Er is behoefte aan «nieuwe samenhang», zoals een van de rechters het formuleerde. Ligt hier een taak voor Justitie, bijvoorbeeld door actief bij te dragen aan het ontstaan van een nieuw en inhoudelijk geactualiseerd draagvlak onder het recht? Of juist niet en moet bij uitstek Justitie zich hier verre van houden, ondanks het feit dat de noodzaak om hier iets aan te doen wel vanuit het werk van Justitie gesignaleerd wordt.

• Hoever moeten we eigenlijk gaan, en tot welke prijs, in ons op zich begrijpelijke verlangen om risico's zoveel mogelijk uit te bannen en als we dan toch door onheil getroffen worden reële compensatie voor de geleden schade te eisen?

Het betreft hier een achterliggende vraag die in toenemende mate speelt op alle terreinen van het recht: publiek-, privaat- en strafrecht. De vraag wordt steeds belangrijker, enerzijds door het ontstaan van nieuwe technologische mogelijkheden om onheil (bijvoorbeeld ziekte) te voorkomen of te voorspellen en anderzijds door een voortschrijdende verandering in het rechtsgevoel van burgers en organisaties welke tendeert naar het hebben van een vanzelfsprekend en natuurlijk recht op compensatie van geleden schade. De uiteindelijke beantwoording van de hier aan de orde zijnde vraag kan ingrijpende consequenties hebben zowel voor de posities van de klassieke deelnemers aan het strafproces, als voor de rechtsbeginselen die ten grondslag liggen aan het aansprakelijkheidsrecht en de verdere ontwikkeling van de opvattingen over de onrechtmatige overheidsdaad.

• Naar welke soort van staat en naar welk soort van recht zijn wij op weg als wij het publieke domein en het private domein tegelijkertijd ontvlechten en vervlechten?

De uitvoering van het MDW-programma en de voortschrijdende privatisering van daarvoor in aanmerking komende publieke taken zullen er op termijn toe leiden dat er een scherper afgebakende scheiding tussen het publieke en private domein zal ontstaan en dat de rol van de overheid als marktmeester steeds belangrijker zal worden. De zich tegelijkertijd voordoende tendens tot projecten en trajecten van Publiek Private Samenwerking plaatst de overheid echter steeds vaker in de rol van mede-ondernemer. Deze problematiek komt ook in het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC), het samenwerkingsverband van overheid en bedrijfsleven op het terrein van de criminaliteitsbeheersing, aan de orde. Wat is de betekenis van deze beide ontwikkelingen voor de richting waarin de staat zich per saldo ontwikkelt en voor inhoud en legitimiteit van de rechtsregels die de staat uitvaardigt?

• Hoe groot is de spankracht van ons rechts- en bestuurlijk systeem als het gaat om het opvangen van de gevolgen van toenemende internationale mobiliteit en zijn er strategieën denkbaar voor het hanteren van internationale mobiliteit die een minder zwaar beroep op ons rechts- en bestuurlijk systeem doen?

Alle trendanalyses wijzen zonder meer naar een steeds sterker toenemende internationale mobiliteit in alle categorieën: binnen en buiten EU-verband, economisch- en asiel-georiënteerd, legaal en illegaal. Terwijl het hier gaat om een complex en veel facetten omvattend verschijnsel is het instrumentarium dat tot nu toe door Nederland gekozen is voor het hanteren van deze mobiliteit relatief sterk juridisch van aard en met een lichte koppeling tussen vreemdelingen- en integratiebeleid. Als gevolg hiervan drukt de last van het hanteren van internationale mobiliteit relatief sterk op ons rechts- en bestuursstelsel. Een op de lange termijn gerichte sterkte-zwakte analyse van het door Nederland gekozen instrumentarium zou meer zicht kunnen geven op de aard en omvang van onze eventuele kwetsbaarheden in dit opzicht en in het verlengde daarvan ook van de thans in ontwikkeling zijnde Europese aanpak. Daarnaast zou een op de brede problematiek gerichte strategische verkenning mogelijkerwijs meer inzicht kunnen verschaffen in de lange-termijn beleidsruimte op dit gebied, zowel van Nederland als van Europa. Het belang van zowel de sterkte-zwakte analyse als de strategische verkenning hangen direct samen met het grote belang, juist op dit beleidsterrein, van het vertrouwen van de burger in de bestuurskracht van de overheid voor de uiteindelijke kwaliteit van onze democratie. Dat vertrouwen is namelijk cruciaal, zowel voor het binnen de perken houden van sluimerende gevoelens van angst voor vreemdelingen als voor het honoreren van het even diep gewortelde verlangen om deel uit te maken van een humane samenleving.

Of de hiervoor genoemde vragen uiteindelijk alle zullen uitmonden in actiepunten op de strategische Justitie-agenda voor 2001 valt nu nog niet te zeggen. Dat hangt voor een groot deel af van de te organiseren strategische discussie over deze vragen.

1.1.2. Beleidsevaluatie

Justitie streeft ernaar om elk beleid periodiek te evalueren. Door middel van een beleidsevaluatie wordt inzicht verkregen in de effectiviteit (bereikt het beleid zijn doelstellingen?) en doelmatigheid (tegen welke kosten worden de doelstellingen bereikt?). Op grond daarvan ontstaat inzicht of het beleid zoals het wordt uitgevoerd gecontinueerd moet worden of dat er wijzigingen in het beleid of de uitvoering wenselijk zijn.

Tot voor kort werd systematische evaluatie bemoeilijkt doordat veel beleidsdoelstellingen onvoldoende expliciet waren geformuleerd. De eerste fase van VBTB heeft echter al tot aanzienlijke verbeteringen geleid. In de tweede fase van VBTB zullen waar nodig verdere verbeteringen aangebracht worden.

Om inzicht te verkrijgen in de effectiviteit en doelmatigheid van zijn beleid maakt Justitie gebruik van gegevens die de directies en diensten al verzamelen in het kader van hun bedrijfsvoering en van de analyses die zij daarop plegen. Deze gegevens en analyses worden veelal tevens gebruikt in de planning- en controlcycli. Het streven is erop gericht het gebruik van deze reeds aanwezige informatie te verbeteren.

Het is echter niet altijd mogelijk om op basis van reeds verzamelde gegevens tot uitspraken te komen over de doelmatigheid en effectiviteit van het gevoerde beleid. In dergelijke gevallen is het noodzakelijk om (aanvullend) beleidsevaluatie-onderzoek te (laten) verrichten. Een belangrijke kanttekening daarbij is dat beleidsonderzoek niet verward moet worden met beleidsevaluatieonderzoek. De term beleidsonderzoek heeft betrekking op meer dan evaluaties (het kan bijvoorbeeld gaan om probleemverkenning); evaluatieonderzoek levert op het terrein van Justitie niet meer dan (een deel van) het materiaal op basis waarvan de beleidsontwikkeling en -bijstelling plaatsvindt.

Evaluatieonderzoeken zijn doorgaans duur en tijdrovend. Daarom wordt er naar gestreefd ze selectief in te zetten en, door ze bij voorkeur te laten verrichten of uitbesteden door het WODC, optimaal gebruik te maken van de binnen Justitie aanwezige expertise.

1.1.3. Onderzoek en statistische en documentaire informatievoorziening

De kennis die nodig is om ontwikkeling en de evaluatie van het Justitiebeleid te ondersteunen is lang niet altijd beschikbaar. Daarom wordt door het WODC nieuwe kennis geproduceerd door zelf onderzoek te verrichten of te laten verrichten door het financieren van concrete onderzoeken, onderzoekprogramma's of -instituten alsmede door het inwilligen van subsidieverzoeken.

Een van de belangrijkste sturingsinstrumenten is het WODC-onderzoekprogramma, dat de onderzoek-agenda bepaalt voor een tweejaarlijkse periode. Het WODC zal in de periode 2001–2002 onderzoek doen op de volgende thema's: Vreemdelingen, Sancties, Rechtshandhaving, Georganiseerde Criminaliteit, Jeugd en opvoeding en Rechtspraak in ontwikkeling. In de onderzoekprogrammering zal expliciet aandacht besteed worden aan de programmering van beleidsevaluatie-onderzoek en aan instrumentontwikkeling, in het bijzonder op het gebied van monitoring en evaluatie van beleid en uitvoering.

Het WODC doet verslag van het onderzoek in openbare rapporten. In het jaar 2001 zullen circa 15 rapporten van intern onderzoek verschijnen. Daarnaast zullen in 2001 circa 45 rapporten van extern onderzoek worden uitgebracht.

Een goede beleidsinformatievoorziening is voor het ontwikkelen, uitvoeren en bijsturen van beleid voor Justitie van groot belang. In een aantal gevallen kan in de behoefte aan informatie van onderzoekers, beleidsmakers en uitvoerders worden voorzien door bestaande bronnen te bevragen. Dit veronderstelt wel dat de betreffende informatie stelselmatig wordt verzameld en wordt bijgehouden. Als kenniscentrum van Justitie is dit een van de kerntaken van het WODC.

Niet altijd kon Justitie beschikken over betrouwbare en tijdige beleidsinformatie. Dat geldt niet zozeer de informatie over de activiteiten, als wel die over de uitwerking daarvan in de samenleving. Verbetering hiervan is al jaren het streven; de toenemende nadruk die in de verhouding met het parlement op beleidsverantwoording wordt gelegd, is een extra stimulans om de beschikbare gegevensbestanden stelselmatig te benutten voor het genereren van bedoelde informatie. Zo wordt met het OM samengewerkt bij de bevraging van een landelijk bestand met gegevens over vervolging en berechting. Verder zal in 2001 een aantal gegevensbronnen ook voor Justitie meer toegankelijk worden, in het bijzonder het Herkenningsdienst-systeem van de politie (opsporing) en gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem (het strafregister). Daarnaast spant het WODC zich in om ook nieuwe bronnen te ontwikkelen. Hierbij is te denken aan de monitor Mediation, de Recidivemonitor, de monitor Georganiseerde Misdaad en de Strafrechtmonitor.

Omdat het bij veel onderwerpen (criminaliteitsbeheersing, rechtspleging, immigratie) om ingewikkelde maatschappelijke verschijnselen gaat, wordt intensief gebruik gemaakt van wetenschappelijke inzichten. In al deze gevallen wordt samengewerkt met andere organisaties, zoals onder meer het Parket-Generaal, de werkgroep ABRIO (politie), de CRI en het CBS. Zo zal er ook in 2001 een co-productie van het CBS en het WODC verschijnen, waarin de basisfeiten en trends op het terrein van criminaliteit en strafrechtspleging systematisch worden gepresenteerd.

1.1.4. Kennismanagement

Het produceren en vergaren van kennis heeft weinig nut, als deze niet verspreid en gedeeld wordt. Op velerlei terreinen worden initiatieven genomen het gebruik van beschikbare kennis te verbeteren, de toegang tot kennis te vergroten en de ontwikkeling van kennis te bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn kennis- en expertisecentra voor «IT en recht», de wetgeving, de rechtshandhaving en de rechtspleging, maar ook de aansluiting bij netwerken zoals dat van «Justice, peace and security» (gemeente Den Haag) en de opzet van een sectorraad. Tevens wordt ook de bedrijfsvoering vanuit het perspectief kennis aangepast. Dit betreft de informatie en documentatie-voorziening en het personeelsbeleid. Daarbij wordt ICT als een belangrijk instrument ingezet. Zo is het gebruik van intra- en extranetten en het internet inmiddels een vanzelfsprekend onderdeel geworden van kennisdeling en -hergebruik.

Een heel basaal element van kennismanagement is de verspreiding van kennis. Dit gebeurt vooral door het uitbrengen van publicaties en door het organiseren van themabijeenkomsten, congressen, symposia en ronde tafelconferenties.

Van oudsher speelt het WODC hierbij een belangrijke rol. Naast de rapporten naar aanleiding van onderzoek wordt door een tweetal tijdschriften uitgegeven, Justitiële Verkenningen (jaarlijks 10 nummers) en het European Journal of Criminal Policy and Research (jaarlijks 3 nummers). Daarnaast worden er Momentopnamen gemaakt, waarmee kan worden ingespeeld op actuele politieke vragen en problemen. Zo is in 2000 een Momentopname verschenen over «Supportersgeweld». In 2001 zal weer een aantal van dergelijke compacte beschrijvingen verschijnen. Jaarlijks worden er ook ten minste drie literatuurverkenningen gemaakt, waarin een specifiek onderwerp wordt belicht aan de hand van wat daarover in de wetenschappelijke literatuur te vinden is.

Alle relaties van het WODC kunnen bij de informatiedesk terecht met ad hoc vragen op justitieel terrein (zowel statistisch als documentair van karakter of een combinatie daarvan). In 2001 via de informatiedesk naar schatting meer dan 1 500 concrete vragen worden beantwoord. Tenslotte is in dit verband te wijzen op het door het WODC onderhouden van de International Victimology Website, de OM-website «Interventiestrategieën» en de Onderzoekdatabase.

Beleidsterrein 2: Regelgeving

Rechtszekerheid, rechtsbescherming en rechtsgelijkheid zijn de centrale beginselen voor de taakuitvoering van Justitie. Regelgeving is één van de instrumenten waarmee Justitie vorm geeft aan deze beginselen. De verantwoordelijkheid die Justitie heeft voor regelgeving uit zich in de zorg voor alle wet- en regelgeving op de eigen beleidsterreinen en in de speciale taak voor de bewaking van de kwaliteit van alle wet- en regelgeving die door de Rijksoverheid wordt uitgevaardigd. Hierdoor komt tot uitdrukking dat Justitie zich verantwoordelijk voelt voor wetgeving en de realisering van de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen. Deze taken van Justitie blijven ook in 2001 dynamisch en vragen extra inzet binnen Justitie en binnen andere ministeries.

Beleidsartikel 2.1: Wetgeving

Staats- en bestuursrecht

Rechterlijke organisatie

Met het oog op de inwerkingtreding op 1 januari 2002 moet de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Organisatie en bestuur gerechten (TK 27 181) en het wetsvoorstel Raad voor de rechtspraak (TK 27 182) zo mogelijk voor 1 juli 2001 zijn afgerond. Beide wetsvoorstellen maken deel uit van het project versterking rechterlijke organisatie. Het eerste wetsvoorstel heeft tot doel bij de gerechten een systeem van integraal management in te voeren. Daartoe komt bij elk van deze gerechten een bestuur. Volgens dit wetsvoorstel worden verder de kantongerechten bestuurlijk ondergebracht bij de rechtbanken. Het tweede wetsvoorstel strekt tot instelling van de Raad voor de rechtspraak. Deze Raad gaat fungeren als intermediair tussen de minister van Justitie en de rechtsprekende macht. Een derde wetsvoorstel dat past in het project versterking rechterlijke organisatie is het wetsvoorstel inzake het extern klachtrecht. Zo mogelijk moet ook deze wet op 1 januari 2002 in werking treden. Gestreefd wordt om in het najaar 2000 het desbetreffende wetsvoorstel ter advisering voor te leggen aan de Raad van State. Het wetsvoorstel betreffende de aanpassingswetgeving zal voor het einde van 2000 worden ingediend.

Vreemdelingenwetgeving

Zoals reeds aan de Tweede Kamer is geschreven (TK 26 732 en 26 975, nr. 87) streeft de regering ernaar algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingewet 2000) (TK 26 732) en van het wetsvoorstel tot invoering van de Vreemdelingenwet 2000 en daarmee verband houdende wijziging van diverse wetten alsmede intrekking van de wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000) (TK 26 975) zo mogelijk per 1 april 2001 doch uiterlijk per 1 juli 2001 inwerking te laten treden. Beide wetsvoorstellen zijn sinds 14 juni 2000 aanhangig bij de Eerste Kamer.

Het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000 beoogt, samengevat, de procedures te verkorten en in aantal te verminderen. De bezwaarfase in asielzaken wordt afgeschaft en hoger beroep wordt ingevoerd. De proceduremogelijkheden worden, als gevolg van de meeromvattende beschikking, geconcentreerd. Zo zal tegen de beëindiging van de opvang in asielzaken en de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten niet langer afzonderlijk geprocedeerd kunnen worden. De vreemdeling zal deze van rechtswege intredende gevolgen in de procedure gericht tegen de afwijzing van zijn aanvraag of de intrekking van zijn verblijfsvergunning aan de orde kunnen stellen.

Ook wordt een zogenaamde voornemenprocedure ingevoerd in asielzaken. De bedoeling hiervan is dat de rechter, bij gebrek aan een voorafgaande bezwaarschriftprocedure, toch kan beschikken over een volledig dossier waarin de standpunten van beide partijen zijn neergelegd.

Bestuursrecht

In het kader van de beoogde dejuridisering zijn in 2000 bij de Tweede Kamer twee wetsvoorstellen tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend, te weten het wetsvoorstel kosten bestuurlijke voorprocedures (TK 27 024) en het wetsvoorstel uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (TK 27 023). Justitie hoopt dat de parlementaire behandeling van beide wetsvoorstellen spoedig zal zijn afgerond, opdat de inwerkingtreding volgens plan op 1 januari 2002 kan plaatsvinden.

Nog twee andere wetsvoorstellen tot aanpassing van de algemene wet bestuursrecht passen in de sleutel van de door het kabinet voorgestane dejuridisering, te weten het wetsvoorstel rechtstreeks beroep (prorogatie) en dat betreffende de samenhangende besluiten, deel I. Het streven is erop gericht om in 2000 nog een wetsvoorstel tot wijziging van de Awb in te dienen met als strekking de gelijkstelling van elektronische documenten aan schriftelijke documenten.

Najaar 2000 wordt het wetsvoorstel betreffende de vierde tranche Awb ingediend. Dit wetsvoorstel bevat de onderwerpen bestuurlijke handhaving, bestuursrechtelijke geldschulden, attributie en de openbaarheid van bestuur.

Euthanasie

De nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (TK 26 691) is begin juli 2000 bij de Tweede Kamer ingediend. Bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal wettelijk zijn vastgelegd dat een arts die euthanasie toepast en daarbij zorgvuldig handelt en de toepassing volgens de geldende procedure meldt, straffeloos is.

Wet bescherming persoonsgegevens

Op 3 juli 2000 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Wet bescherming persoonsgegevens) aangenomen (Stb. 302). Deze wet zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2001 in werking treden. Om de burger over de inhoud en de gevolgen van de wet te informeren is een voorlichtingscampagne gepland in datzelfde kwartaal. Daarnaast wordt een handleiding voor de toepassing van de wet ontwikkeld. Die handleiding is bedoeld voor organisaties die persoonsgegevens verwerken. De Registratiekamer (na inwerkingtreding van de wet: College bescherming persoonsgegevens) coördineert de verdere voorlichting aan deze organisaties.

Illegaal wapenbezit

In 2001 zullen de onderzoeksgegevens bekend worden van een WODC-rapport naar de aard en omvang van de vuurwapencriminaliteit in de jaren 1998, 1999 en 2000. Justitie streeft in 2001 naar een waarneembare terugval in (vuur-)wapenbezit en vuurwapengebruik. De strafmaxima uit de Wet wapens en munitie zullen, na het passeren van de desbetreffende wetswijziging van de Eerste Kamer, aanzienlijk worden verhoogd.

Najaar 2001 zal naar verwachting een wetsvoorstel gezamenlijk met het ministerie van BZK worden ingediend tot wijziging van de Wet wapens en munitie en de Gemeentewet. Het voorstel strekt ertoe de uitoefening van de bevoegdheid vervoermiddelen te onderzoeken en de bevoegdheid personen aan hun kleding te onderzoeken, niet langer te beperken tot de thans in de wet genoemde concrete aanleidingen en aanwijzingen. Deze bevoegdheid zou ook tijdelijk (maximaal zes uur), in geval van ernstige verstoringen van de (strafrechtelijke) rechtsorde toegepast mogen worden in door de burgemeester aangewezen gebieden met een bijzondere gevaarzetting. Het gaat hierbij om gebieden waarin sprake is van een bijzonder risico voor aantasting van de veiligheid van de zich in het gebied bevindende personen.

Een dergelijke uitbreiding van politiebevoegdheden noopt tot het aanbrengen van extra waarborgen. Daarom kan het bevel slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris.

In de loop van het eerste kwartaal 2001 zullen twee evaluaties bekend worden van acties uit het laatste kwartaal van 2000: een evaluatie over een inleveractie en een evaluatie van een internationale politie-actie gericht tegen illegale wapens. Er zal in kaart gebracht worden hoe en in welke mate de politie is opgetreden tegen de vuurwapencriminaliteit in het licht van de aanbevelingen uit het eindrapport «Aanpak illegale vuurwapens» en de Landelijke Politiebrief.

Politiewetgeving

Bij de Staten-Generaal zijn twee wetsvoorstellen tot wijziging van de Politiewet 1993 aanhangig. Zij betreffen de concentratie van beheersbevoegdheden op rijksniveau met betrekking tot de regionale politiekorpsen bij de minister van BZK (TK 26 813) en een wijziging van artikel 45 in verband met het stellen van regels ten aanzien van het vermogen van de regio's (TK 27 039). Het streven is erop gericht dat de wetsvoorstellen omstreeks 1 januari 2001 het Staatsblad bereiken. In de loop van het najaar 2000 zullen nog twee wetsvoorstellen tot wijziging van de Politiewet 1993 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Hierbij gaat het om de aanpassing van de politieklachtregeling aan de Algemene wet bestuursrecht en om een aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede van de bevoegdheden van de Raad voor het Korps Landelijke Politiediensten.

Privaatrecht

Burgerlijk procesrecht

Inmiddels is het burgerlijk procesrecht nationaal voorwerp van een majeure wetgevingsoperatie. In 2001 kan de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van het burgerlijk procesrecht, in het bijzonder van de eerste aanleg (TK 26 855) worden voltooid. Het wetsvoorstel zal onder andere worden gevolgd door een wijziging van de appelregeling. Deze modernisering van het procesrecht (toegankelijker, efficiënter, minder formalisme) biedt de basis voor verdergaande maatregelen voor verbetering van op de behoeften van de rechtzoekende toegesneden procesregels.

Corporate governance

Het vennootschapsrecht is de laatste jaren sterk in beweging. Ondernemingen profiteren van de integratie van de Europese interne markt en van de ontwikkelingen in de informatietechnologie. De in de jaren negentig begonnen grensoverschrijdende herstructurering van ondernemingen zet door. Er is duidelijk behoefte aan flexibele vennootschapsrechtelijke structuren die internationaal toepasbaar zijn, een duidelijke verdeling van bevoegdheden kennen en zo min mogelijk administratieve lasten met zich brengen. Het vennootschapsrecht moet voorts concurreren met stelsels in andere landen. Tegelijkertijd moeten wij er voor waken dat verworvenheden die uitstekend hebben gewerkt, worden opgeofferd aan de wens koste wat het kost investeerders aan te trekken. Dat vraagt om een uitgebalanceerd vennootschapsrechtelijk stelsel waarin recht wordt gedaan aan de positie van alle belanghebbenden.

De corporate governance discussie laat zien dat het Nederlands vennootschapsrecht goed ontwikkeld is en soepel kan inspelen op internationale ontwikkelingen. Het Kabinet is ook niet voornemens de structuurregeling fundamenteel te wijzigen. Wel is er aanleiding te bezien of de criteria voor toepassing van de structuurregeling en het correctiemechanisme bij slecht presterende commissarissen aanpassing behoeven. Over deze twee vragen is het advies van de Sociaal-Economische Raad gevraagd.

Op onderdelen van het vennootschapsrecht is verdere verbetering mogelijk. Dat geldt onder meer voor het functioneren van de algemene vergadering van aandeelhouders. Door een snelle wetswijziging kon de registratiedatum per 15 december 1999 worden ingevoerd in Boek 2 van het Burgerlijk wetboek. Op korte termijn zal een voorstel worden ingediend strekkende tot wijziging van Boek 2 in verband met de scheiding van het besluit tot vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening en het verlenen van kwijting aan bestuurders en commissarissen. Deze regeling beoogt te verzekeren dat bestuur en raad van commissarissen afzonderlijk het oordeel van de algemene vergadering vragen over kwijting. In voorbereiding is ook een voorstel tot wijziging van Boek 2 dat aan de houder van een bepaald percentage van het geplaatst kapitaal – gedacht wordt aan 1% – het recht geeft onderwerpen op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen. Dit voorstel zal naar verwachting in het najaar van 2000 bij de Tweede Kamer kunnen worden ingediend.

De verdergaande en grensoverschrijdende herstructurering van ondernemingen leidde tot een heroverweging van de regeling rond gebruik van beschermingsconstructies. Met het wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid tot het treffen van bijzondere maatregelen door de ondernemingskamer over zeggenschap in de naamloze vennootschap (TK 25 732) wordt beoogd de rol van de kapitaalverschaffer in overnamesituaties te versterken. Inmiddels is onder verantwoordelijkheid van de minister van Financiën een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarbij hoofdstuk I van de SER-fusiegedragsregels 1975, bevattende bepalingen over de gang van zaken bij openbare biedingen op effecten, in eerste instantie wordt overgeheveld naar een regeling op basis van de Wet toezicht effectenverkeer. In de tweede fase zal worden onderzocht of delen van hoofdstuk I van de SER-fusiegedragsregels een plaats moeten krijgen in Boek 2.

Het systeem van checks and balances in het Nederlandse vennootschapsrecht krijgt ook vorm in het jaarrekeningrecht, doordat bestuur en raad van commissarissen in de jaarrekening verantwoording afleggen over de financiële gang van zaken binnen de vennootschap. Die informatie wint aan waarde en is beter vergelijkbaar als zij wordt gepresenteerd volgens internationaal aanvaarde normen. Uitgangspunt daarbij is de mogelijkheid om voor geconsolideerde jaarrekeningen de Internationale Accounting Standards onverkort en zonder nadere voorwaarden te kunnen toepassen. Justitie werkt mee aan een snelle aanvaarding van de daarvoor noodzakelijke wijzigingen van de vierde en zevende richtlijn.

Personenrecht

In het najaar van 2000 vindt in de Tweede Kamer de mondelinge behandeling van de wetsvoorstellen over de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht (TK 26 672) en de adoptie door personen van het hetzelfde geslacht (TK 26 673) plaats. Indien vervolgens de behandeling in de Eerste Kamer kan worden voltooid, kunnen in de loop van 2001 de wetsvoorstellen in werking treden. Hetzelfde geldt voor het conflictenrecht op het terrein afstamming (TK 26 675). Ook de parlementaire behandeling van de laatste wetsvoorstellen op het terrein van het erfrecht (de zgn. bezemwet (TK 27 021)), het overgangsrecht (TK 26 822), de aanpassingswetgeving en het schenkingsrecht (TK 17 213) kan in de loop van 2001 worden voltooid. Het nieuwe erfrecht zal dan één jaar na plaatsing van de bezemwet in het Staatsblad in werking treden.

Nationaliteitswetgeving

In de loop van 2001 zal, indien de Eerste Kamer instemt, de nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap (EK 25 891) in werking treden. Een langjarig wetgevingsproject zal daarmee de eindstreep halen.

Faillissementsrecht

Op het terrein van het faillissementsrecht zijn verschillende ontwikkelingen gaande. In behandeling bij de Tweede Kamer zijn een MDW-wetsvoorstel dat in het bijzonder gericht is op verbetering van de surséance en een wetsvoorstel met een nieuwe regeling voor de vereenvoudigde afwikkeling van faillissementen. De voorstellen beogen een aantal wijzigingen in de faillissementswetgeving waarvoor al lang gepleit wordt, tot stand te brengen. Aldus kan de al jaren gestrande discussie over de insolventiewetgeving worden vlotgetrokken. Andere voorstellen tot aanpassing van de Faillissementswet worden besproken ineen interdepartementale werkgroep Markwerking Deregulering Wetgevingskwaliteit (MDW) die bij haar werkzaamheden ook betrekt de financiële, economische en sociale aspecten van de huidige insolventiewetgeving.

Vermogensrecht

In de loop van 2001 zal het voorstel voor een nieuwe verjaringsregeling van personenschade (TK 26 824), belangrijk voor de asbestslachtoffers, in werking kunnen treden. Ook het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel tot wijziging van het voorrecht van loods- en havengelden zal in werking moeten treden.

Voor het elektronisch rechtsverkeer zijn verscheidene voorstellen in voorbereiding. Twee richtlijnen inzake de elektronische snelweg kunnen met name worden genoemd. Het betreft richtlijn nr. 99/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG L 13) alsmede richtlijn nr. 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG L 178). De eerste richtlijn beoogt het gebruik van elektronische handtekeningen te vergemakkelijken en tot wettelijke erkenning ervan bij te dragen. Het concept voor een wetsvoorstel ter implementatie van deze richtlijn is ter consultatie aan een aantal instanties verzonden met het verzoek om voor 1 september te adviseren. De richtlijn dient op 19 juli 2001 te zijn geïmplementeerd.

De tweede richtlijn heeft tot doel een juridisch kader te scheppen teneinde het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij tussen de lidstaten te waarborgen, doch niet het strafrecht als zodanig te harmoniseren. Een wetsvoorstel ter implementatie van deze richtlijn is inmiddels in voorbereiding genomen. De richtlijn dient op 17 januari 2002 te zijn geïmplementeerd.

Voorts zal een wetsvoorstel voor algemene bepalingen in het vermogensrecht op het terrein van het elektronisch rechtsverkeer bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Auteursrecht en naburige rechten

De toepassing van rechten in de digitale omgeving (Internet, cd en dvd) staat de komende jaren centraal in het auteursrecht. De regels voor deze per definitie grensoverschrijdende materie worden in eerste instantie internationaal vastgesteld (WIPO en EU), met ruimte om bijzondere nationale belangen op nationaal niveau te waarborgen. Naar verwachting wordt begin 2001 de EG-richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij aanvaard. Lidstaten hebben vanaf dan twee jaar de tijd voor omzetting in nationale wetgeving. De richtlijn harmoniseert de rechten van rechthebbenden (verveelvoudiging, openbaarmaking en distributie) en somt de mogelijkheden op voor lidstaten om met het oog op bescherming van gebruikersbelangen beperkingen op de rechten aan te brengen. Tevens voorziet de richtlijn in juridische bescherming tegen het ongeautoriseerd omzeilen van technische beveiliging. De techniek zal de komende jaren een toenemende bijdrage leveren aan de handhaving en efficiënte uitoefening van rechten. Doel is tevens het bieden van zekerheid dat voor de verdere ontwikkeling van de informatiemaatschappij noodzakelijke investeringen door rechthebbenden, netwerkbeheerders en producenten van hardware kunnen worden terugverdiend. Het kabinet zal binnen de kaders van deze richtlijn en in nauw overleg met alle betrokkenen, bij de implementatie streven naar het bereiken van een juist evenwicht tussen belangen van rechthebbenden (auteurs, acteurs, muziek- en filmproducenten) en belangen van gebruikers (bibliotheken, onderwijsinstellingen, consumenten, omroeporganisaties, persorganen).

Uitvoering van de richtlijn in de nationale wetgeving van de lidstaten maakt toetreding door de EU en de lidstaten mogelijk tot de WIPO-verdragen uit 1996. Daarmee wordt de toepassing van auteursrecht en naburige rechten in de digitale omgeving op mondiaal niveau gewaarborgd, hetgeen de ontwikkeling van de informatiemaatschappij verder zal bevorderen.

Straf- en sanctierecht

Strafrecht en de informatiemaatschappij

De informatiemaatschappij biedt ruimte aan nieuwe vormen van criminaliteit die vragen om een adequate strafrechtelijke aanpak. Ook in een digitale omgeving mag de burger immers rekenen op een behoorlijk niveau van rechtshandhaving. Door de informatisering van de maatschappij worden enerzijds de mogelijkheden van de overheid tot controle en sturing, zeker in nationaal verband, kleiner, anderzijds brengt de verantwoordelijkheid van de overheid voor een ordelijk verloop van het verkeer tussen burgers mee dat aanpassingen plaatsvinden aan gewijzigde omstandigheden. Het wetsvoorstel computercriminaliteit II (TK 26 671, nrs. 1–2) beoogt het straf(proces)recht aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie. In 2001 zal het verder worden behandeld in de Staten-Generaal. Ook zal de Commissie Strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij, de commissie-Mevis, rapporteren over haar bevindingen. Ook in internationaal verband leiden ontwikkelingen in de informatietechnologie tot nieuwe regelgeving. In het bijzonder moet dan gedacht worden aan het ontwerp-verdrag Crime in cyberspace. De onderhandelingen in een werkgroep van de Raad van Europa over dit verdrag, waarbij de Verenigde Staten van Amerika als waarnemer een belangrijke rol vervullen, worden eind 2000 afgerond. Naar verwachting zal het verdrag in de loop van het jaar 2001 tot stand komen.

DNA-onderzoek

Het wetsvoorstel DNA-onderzoek in strafzaken (TK 26 271, nrs. 1–2) is een voorbeeld van wetgeving die door ontwikkelingen in de techniek van het DNA-onderzoek is ingegeven. Er wordt mee beoogd het oplossingspercentage van middelzware en ernstige criminaliteit te vergroten door adequater gebruik van het DNA-onderzoek. Dit wetsvoorstel zal, indien de Staten-Generaal ermee instemt, in 2001 tot wet worden verheven.

Financieel-economische criminaliteit

De financieel-economische criminaliteit blijft, ook van de wetgever, de aandacht vragen. In 2001 zal naar verwachting de herziening van de corruptiewetgeving (TK 26 469, nrs. 1–2), samen met de goedkeuring van de bijbehorende verdragen (TK 26 468, nrs. 1–2) zijn beslag krijgen. Een wetsvoorstel tot goedkeuring van een tweede reeks fraude- en corruptieverdragen is aanhangig bij de Raad van State en zal in 2000 de Staten-Generaal bereiken. Voorts zal een wetsvoorstel tot aanpassing van de ontnemingswetgeving de Tweede Kamer bereiken. Verder mag in de Staten-Generaal de behandeling van het wetsvoorstel tot afzonderlijke strafbaarstelling van het witwassen (TK 27 159, nrs. 1–2) verwacht worden.

Sanctierecht

De nota «Sancties in perspectief» (zie ook § 5.1 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties) beoogt een forse aanpassing van het sanctiestelsel. In 2001 zal een aanvang worden gemaakt met wetgeving die hieruit voortvloeit.

Internationale ontwikkelingen

Veel aandacht zal uitgaan naar de ontwikkelingen in het internationale (straf)recht. De Tampere-conclusies geven hiervan blijk. Binnen de EU heeft op dit moment de wederzijdse erkenning van bepaalde rechterlijke beslissingen in strafzaken prioriteit. Verwacht mag voorts worden dat de uitbreiding van de richtlijn witwassen tot vrije beroepsbeoefenaren en bepaalde handelaren onder het Franse voorzitterschap tot stand zal komen. Het eind mei 2000 tot stand gekomen kaderbesluit inzake euro-valsemunterij zal in 2001 uitvoering krijgen. Tevens zal een aanvang worden gemaakt met de ratificatie en uitvoering van de eind mei tot stand gekomen overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Binnen de Verenigde Naties zijn eind juli 2000 de onderhandelingen over het Verdrag over transnationale georganiseerde criminaliteit afgerond. Er wordt naar gestreefd in oktober 2000 drie bijbehorende protocollen af te ronden, zodat in december 2000 alle instrumenten voor ondertekening kunnen worden opengesteld. Verder zijn in het kader van de VN de onderhandelingen over de bijlagen bij het Statuut van het Internationaal Strafhof in de zomer van 2000 afgerond. Dat impliceert dat de omvangrijke uitvoeringswetgeving voor dit Strafhof nu voorbereid kan gaan worden. In 2001 zal een wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State gezonden worden.

Beleidsartikel 2.2: Wetgevingskwaliteitsbeleid

In de nota Wetgevingskwaliteitsbeleid, die de Tweede Kamer in het najaar van 2000 ontvangt, zijn de voornemens uiteengezet voor dit beleid. Met de uitvoering daarvan is een begin gemaakt. In 2001 zullen alle activiteiten in gang zijn gezet.

De toetsing van voorgenomen wetgeving is uitgebreid met instrumenten die het mogelijk maken de keuze voor een bepaald beleidsinstrument beter te onderbouwen. De quick scan en de kosten-batenanalyse zullen in 2001 operationeel zijn.

De derde tranche van de MDW-operatie, tweede fase, omvat in 2001 tenminste acht nieuwe projecten. Het zijn in elk geval de volgende: Toetredingsbelemmeringen medische beroepen, Vouchers en persoonsgebonden budgetten, Doelmatigheid van de scholingsmarkt, de Servicegerichtheid van de overheid, de Zaaizaad- en plantgoedwet, Toezicht door inspectiediensten, Particuliere dienstverlening en Buisleidingconcessies.

De werkzaamheden van de Interdepartementale commissie Europees recht worden voortgezet en uitgebreid met dienstverlening op kennisgebied.

Op voorstel van de Visitatiecommissie wetgeving wordt een kenniscentrum voor wetgeving opgebouwd, dat het wetgevingsproces in alle fasen kan faciliteren.

De visitatie van de wetgevingsfunctie van de departementen gaat in 2001 zijn tweede ronde in.

Er wordt een project uitgevoerd dat tot doel heeft een gemeenschappelijk personeelsbeleid voor de wetgevingsjuristen bij de rijksoverheid te ontwikkelen. Daartoe behoren activiteiten als, de ontwikkeling van competentieprofielen, werving en selectie, een vacaturebank en een traineeproject.

Zoals in paragraaf 1.2 uiteengezet geeft Justitie verder uitvoering aan activiteiten rond de rol van de wetgever in de informatiemaatschappij, zulks in vervolg op de nota Wetgeving voor de elektronische snelweg (TK 25 880, nrs. 1–2) en de nota Internationalisering en recht in de informatiemaatschappij (TK 25 880, nr. 10.). Voor 2001 is in dit kader onder meer de oprichting voorzien van een kenniscentrum op het gebied van ICT en recht.

Beleidsterrein 3: Preventie en Rechtshandhaving

Justitie staat voor een veilige en rechtvaardige samenleving, en gebruikt een combinatie van preventieve en rechthandhavingsmiddelen voor de bevordering van veiligheid en rechtvaardigheid. In dit beleidsartikel komt met name aan bod het voorkomen van (internationale) criminaliteit met andere dan strafrechterlijke instrumenten, de zorg voor kwetsbare groepen in de samenleving en het voeren van een effectief, efficiënt en rechtvaardig rechthandhavingsbeleid.

Beleidsartikel 3.1 Preventie

Criminaliteit in relatie tot de integratie van etnische minderheden (CRIEM)

In aansluiting op hetgeen in het eerste hoofdstuk hierover is opgenomen, geldt voor 2001 dat – naast de implementatie van ITB-Criem (Individuele Traject Begeleiding) en CtC (Communities that Care) – ook een inhoudelijke impuls aan het Criembeleid zal worden gegeven, met name waar het gaat om het betrekken van minderheden bij de beleidsontwikkeling en de uitvoering. Ten aanzien van de beleidsontwikkeling zal een commissie Antillianen van start gaan die ons zal adviseren over het justitiële beleid. Ten aanzien van de Marokkanenproblematiek wordt – in het verlengde van de adviezen van de commissie Azzougarh – tezamen met justitiële uitvoeringsorganisaties een programma in het kader van netwerkvorming voorbereid.

Aanpak jeugdcriminaliteit

Een effectieve aanpak van jeugdproblematiek is alleen mogelijk wanneer vroegtijdig, snel en consequent wordt opgetreden. In de jeugdstrafrechtketen doet zich een aantal knelpunten voor die de snelheid van het optreden verminderen. Onderzoek naar deze knelpunten en de mogelijkheden tot opheffing daarvan zal in 2001 zijn afgerond. Goede samenwerking en afstemming tussen alle relevante partners in de jeugd(strafrecht)keten is hoe dan ook van het grootste belang. Op arrondissementsniveau wordt hieraan invulling gegeven door de platforms jeugdcriminaliteit. In het afgelopen jaar is onderzoek verricht naar het functioneren van deze platforms. Op basis van de uitkomst, waaruit blijkt dat nagenoeg alle arrondissementale platforms behoefte hebben aan inzet van extra menskracht, zal een voorstel worden gedaan over de samenstelling, de werkwijze en de ondersteuning hiervan.

Om op correcte wijze verantwoording af te kunnen leggen over doelstellingen en bereikte resultaten dient een goed functionerend informatievoorzieningssysteem te worden ingericht. De beleidsinformatie over de aard en omvang van de jeugdcriminaliteit is bovendien nog te beperkt om tijdig en betrouwbaar trends te signaleren op het gebied van jeugdcriminaliteit. Het programma Bestuurlijke Informatievoorziening Jeugd beoogt de informatievoorziening te verbeteren. In 2001 zal dit programma met kracht worden voortgezet.

Aan recidiverende jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar kan in passende gevallen een Individuele Traject Begeleiding (ITB) worden opgelegd als alternatief voor een (deel van de) vrijheidsstraf. Het doel van de begeleiding is om door middel van sociale integratie de recidive van de zogenaamde harde kernjongeren te verminderen. Goede afstemming tussen de justitiële ketenpartners en lokale organisaties is daarbij van groot belang. In de periode 2000 tot 2003 zal deze interventievorm landelijk beschikbaar komen. Door middel van evaluatieonderzoek zal in diezelfde periode worden nagegaan wat de effecten zijn van deze relatief nieuwe interventievorm. Analoog aan de ITB voor de harde kern, is een intensieve begeleidingsvorm ontwikkeld voor etnische jeugdigen die nog maar net over de schreef zijn gegaan. Deze zogenaamde ITB-Criem zal eveneens in 2001 landelijk beschikbaar zijn.

In het najaar van 2000 zal op basis van onderzoek naar het verschijnsel groepscriminaliteit een beleidsnotitie worden opgesteld waarin voorstellen worden gedaan voor specifieke beleidsinitiatieven. De uitwerking van deze notitie zal in 2001 plaatsvinden. Tevens zal in 2001 een verkennende oriëntatie op de relatie tussen jonge gebruikers van stimulerende middelen en (jeugd)criminaliteit worden afgerond. Op basis van de uitkomsten van deze verkenning zal in 2001 worden besloten of nader onderzoek gewenst is.

Figuur 1: HALT-afdoeningenkst-27400-VI-2-1.gif

Bron: Halt Nederland

Versnelling Regeerakkoord; Aanpak Jeugd en Geweld (zie tabel 1)

Het Kabinet heeft besloten om de Regeerakkoordgelden voor Jeugd en Geweld – voor zover mogelijk – versneld in te zetten. Dat houdt in dat een deel van de budgetten voor 2000 en voor 2001 wordt verhoogd naar het niveau van resp. 2001 en 2002. In totaal is aldus het budget voor Jeugd en Geweld bij de Raad voor de Kinderbescherming verhoogd met f 4,4 miljoen en f 7 miljoen (resp. 2000 en 2001) en dat van de Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid voor Jeugd en Geweld met resp. f 6 miljoen en f 12,8 miljoen. In de tabel hieronder is de bestemming van de extra gelden samengevat. Een uitgebreide toelichting is overigens reeds separaat naar de Tweede Kamer verstuurd (TK 26 800 VI, nr. 77).

Tabel 2: versnelling regeerakkoord: Jeugd en Geweld
Bedragen in miljoenen20002001
Raad voor de Kinderbescherming  
Versnelling civiele zaken0,81,2
Forensische diagnostiek0,30,5
Werklastverlichting allochtonen zaken1,01,7
Toename strafzaken0,30,6
Overdracht intake AMK's, BJZ2,03,0
Totaal4,47,0
 
Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid
Jeugdreclassering 0,7
CRIEM2,0
CTC-projecten1,01,0
Projecten preventie en geweld0,81,4
Justitie in de buurt1,0
AMK's1,01,7
Wachtlijsten jeugdhulpverlening3,25,0
Totaal612,8
Totaal versnelling Jeugd en Geweld10,419,8

Als gevolg van bovenstaande versnelling van de Regeerakkoordgelden is het beschikbare bedrag voor het beleidsterrein jeugd en geweld op artikelen 08.01 en 08.02 in de jaren 2000 en 2001 toegenomen met resp. f 10,4 miljoen en f 19,8 miljoen ten opzichte van de oorspronkelijke raming.

Voor het beleidsterrein jeugd en geweld zijn nu per project de volgende bedragen beschikbaar over de periode 2000 tot en met 2002: (exclusief de f 20 miljoen die beschikbaar is gekomen uit de fiscalisering van de Dienst Omroepbijdragen).

Tabel 3: projecten Jeugd en Geweld
Bedragen in miljoenen*200020012002
Raad voor de Kinderbescherming   
– Versnelling civiele zaken3,14,55,0
– Forensische diagnostiek1,72,53,0
– Werklastverlichting zaken allochtonen3,35,05,0
– Toename aantal strafzaken3,96,08,0
Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid   
– Gezinsvoogdij-instellingen:   
– Toename aantal jeugdreclasseringszaken2,34,05,0
– Gezinsvoogdij-instellingen: uitvoering Programma CRIEM7,112,015,0
– Criminaliteitspreventie: CTC-projecten2,03,03,0
– Criminaliteitspreventie: Projecten preventie geweld2,64,04,0
– Grote Steden Beleid: Justitie in de buurt3,15,87,0
– Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK's)13,35,05,0
– Wachtlijsten jeugdhulpverlening (via VWS)10,015,015,0
Totaal subsidies42,466,875,0

* Bedragen gebaseerd op loon- en prijspeil 1999.

1 incl. de overboeking van de AMK-gelden van artikel 08.01 Raad voor de Kinderbescherming naar 08.02 Subsidies

Voor een aantal projecten zijn reeds te bereiken doelen en resultaten voor het jaar 2001 vastgesteld. Het gaat hierbij om de volgende projecten:

Versnelling civiele zaken

Het belangrijkste doel van het versnellen van de civiele zaken is dat getracht wordt om in het belang van het kind zo snel mogelijk tot een adequate reactie te komen op gesignaleerde problemen.

In het jaar 2001 zullen met behulp van de Regeerakkoordgelden 33 fte's aangenomen worden, waarmee 660 extra beschermingszaken uitgevoerd kunnen worden.

Toename aantal strafzaken

Het algemeen doel is dat de Raad wil bereiken dat hij in 100% van de gevallen een melding krijgt van politie als er een minderjarige betrokken is bij een strafzaak.

In het jaar 2001 zullen met behulp van de Regeerakkoordgelden 60 fte's aangenomen worden, waarmee 4400 extra basisonderzoeken en 550 extra vervolgonderzoeken uitgevoerd kunnen worden.

Toename aantal zaken Jeugdreclassering bij de Gezinsvoogdij-instellingen

De Gezinsvoogdij-instellingen vangen de toename in het aantal zaken Jeugdreclassering op om zo te voorkomen dat een minderjarige verdachte een criminele carrière start of om de criminele carrière van een minderjarige te beperken.

Rekening houdend met een normbedrag van f 6941,– per zaak kunnen in het jaar 2001 met behulp van de Regeerakkoordgelden 575 extra zaken worden uitgevoerd.

Wijkprogramma's O&O (Communities that care/Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering)

Doelstelling van het project Wijkgerichte programma's O&O (O&O op wijkniveau en CtC) is de ontwikkeling van een planmatige, wijkgerichte aanpak van maatschappelijke uitval, psychosociale problemen, onderwijsachterstanden en jeugdcriminaliteit.

De te bereiken resultaten voor O&O:

2000–2002: start (implementatie) van de drie pilotprojecten in de gemeenten Almelo, Groningen en Utrecht, met een tussen- en een eindevaluatie.

De te bereiken resultaten voor CtC:

1999–2002: start van de vier pilotprojecten in de gemeenten Amsterdam-Noord, Arnhem, Rotterdam en Zwolle, gevolgd door een tussen- en een eindevaluatie.

Na eindevaluatie in december 2002 moet het volgende bekend zijn: in hoeverre CtC aan de Nederlandse maatstaven voldoet, in hoeverre nadere bijstelling c.q. aanpassing van het model aan de Nederlandse situatie nodig en wat de randvoorwaarden zijn om CtC in Nederland een succesvolle aanpak te laten zijn.

Justitie in de buurt

De algemene doelstelling van Justitie in de buurt is: «het leveren van een effectieve bijdrage aan leefbaarheid en veiligheid(sgevoelens) in woonbuurten».

In het jaar 2001 zullen naar verwachting drie à vier nieuwe JIB kantoren gestart worden, bovenop de al eerder gestarte JIB kantoren.

Voor de resterende projecten zullen eind 2000 / begin 2001 de doelen en resultaten voor 2001 bepaald worden.

Vroegtijdige signalering

Vroegtijdig ingrijpen in risicosituaties kan bijdragen aan de voorkoming van meer structurele problemen op latere leeftijd. Om die reden probeert Justitie in het preventiebeleid problematische situaties vroegtijdig te doen signaleren om daarop actie te laten volgen. De wijkgerichte preventieprogramma's (zoals Communities that Care), gericht op verbetering van het opvoedingsklimaat worden in de periode 2000–2002 in een aantal steden geïmplementeerd. De departementen van VWS en Justitie laten zich over een verdere uitbouw van dergelijke programma's adviseren door een commissie van bestuurders en deskundigen onder voorzitterschap van burgemeester Opstelten van Rotterdam.

Naast de wijkgerichte aanpak zijn ook projecten van start gegaan waarbij het bereiken van individuele gezinnen centraal staat. In juni 2000 werd aan de Tweede Kamer een in dit verband relevante beleidsnotitie aangeboden (Niet-vrijblijvende vormen van opvoedingsondersteuning). Hierin wordt aandacht gevraagd voor de rol en verantwoordelijkheid van ouders van jonge regelovertredende kinderen. De contacten van politie en Justitie kunnen leiden tot het «met gezag» doorverwijzen van ouders naar de vrijwillige hulpverlening. Daarenboven wordt een lichtere maatregel tot ondersteuning bij de opvoeding uitgewerkt, op basis van de resultaten van de evaluatie-onderzoeken van de bestaande maatregelen.

Deze benadering sluit aan op een aantal projecten dat reeds vanuit Justitie werd opgezet. Hierbij gaat het om het stimuleren van instanties tot het vroegtijdig onderkennen van signalen voor toekomstig crimineel gedrag bij kinderen van 0–12 jaar. Vervolgens wordt een vorm van zeer intensieve gezinsbegeleiding ingezet om de problemen in deze gezinnen met jonge kinderen aan te pakken. De experimenten worden begeleid door een evaluatieonderzoek, waarvan de resultaten begin 2002 beschikbaar zijn. Op basis hiervan zal een beslissing worden genomen over eventuele definitieve implementatie ervan.

Vroegtijdige interventie is uiteraard ook belangrijk indien sprake is van regelovertredend gedrag. Vanuit die gedachte is in 1999 bij wijze van experiment gestart met de Stop-reactie voor kinderen tot 12 jaar. Deze experimenten liepen tot 1 september 2000 in alle arrondissementen. Tijdens deze experimentele periode is de Stop-reactie geëvalueerd. In een tussenmeting over de periode 1 mei 1999–15 januari 2000 werden bij de twintig bureaus die aan het onderzoek meededen in totaal 751 kinderen geteld.

figuur 2: Aantal Stop-cliënten naar Haltbureau, 1 mei 1999–15 januari 2000kst-27400-VI-2-2.gif

Bron: Van Dijk, Van Soomeren en Partners, mei 2000

De uitwerking en verdere implementatie zal in 2001, op basis van de resultaten van de in 2000 uitgevoerde evaluatie, verder zijn beslag krijgen. Specifieke aandacht behoeft daarbij de groep allochtone twaalfminners en hun ouders. In 2001 zal onderzocht worden welke specifieke problemen zich bij deze groep voordoen en zullen beleidsvoorstellen worden gedaan.

Onderwijs

Het onderwijs vormt één van de belangrijkste domeinen vanuit een oogpunt van criminaliteitspreventie en normoverdracht. Teneinde de samenwerking tussen Justitie en onderwijs te verbeteren heeft Justitie zich door middel van het adviesrapport van prof. Junger-Tas, Diploma's en goed gedrag, op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen in het onderwijs. De ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Justitie hebben een vervolgopdracht geformuleerd rond concrete, veelbelovende projecten in binnen- en buitenland. Daarnaast worden reeds activiteiten gestimuleerd om het schoolklimaat en regelhandhaving op scholen te verbeteren. Tevens wordt geëxperimenteerd met alternatieve sancties voor signaalverzuim, het terugdringen van schoolverzuim en het bevorderen van de rol van school als signaleerder.

In 1999 zijn twee experimenten van start gegaan (Breda en Rotterdam) van de cursus «Ouders present» voor ouders van hardnekkige spijbelaars. Gedurende 2,5 jaar wordt bezien in hoeverre de cursus voor ouders effectief is om de schoolgang van hun kinderen te kunnen begeleiden. Het experiment wordt in 2001 afgerond. In een onafhankelijk evaluatieonderzoek worden deze projecten op hun proces en effecten beoordeeld. De eindresultaten worden begin 2002 verwacht. Verder wordt de landelijke invoering van de taakstraf voor hardnekkige spijbelaars (Basta) nauwkeurig gevolgd. Deze werkzaamheden vormen het uitvloeisel van het Actieplan Leerplichtwet dat in 1999 aan de Tweede Kamer is gezonden.

Geweld op straat

In samenwerking met het Platform tegen Geweld op Straat initieert en stimuleert Justitie diverse activiteiten op landelijk en lokaal niveau die bijdragen aan het voorkomen en het bestrijden van geweld op straat. In dit verband zullen de uitkomsten van het tweede deel van het onderzoek (eerste deel Geweld: Gemeld en Geteld; een analyse van aard en omvang van geweld op straat tussen onbekenden) naar achtergronden en motieven van geweldpleging in het publieke domein als uitgangspunt worden meegenomen. Het budget voor het landelijk Platform tegen Geweld op Straat wordt in 2001 vanuit Justitie verhoogd met twee miljoen gulden.

Huiselijk geweld

Gedurende 2001 wordt verder uitvoering gegeven aan een pakket van concrete maatregelen die aandacht besteden aan het voorkomen en het bestrijden van huiselijk geweld. Bij de eerste voortgangsrapportage over de uitvoering van het Actieplan emancipatietaakstellingen departementen (TK 26 206) is toegezegd dat de Tweede Kamer in september 2000 het werkplan voor de volgende fase, de departementsbrede aanpak van de bestrijding van huiselijk geweld, zal worden aangeboden.

Binnen politie en OM is een structuur opgezet die een verbetering van de zedenzorg in Nederland bevordert. In het verlengde hiervan is besloten om voor 2001 het onderwerp huiselijk geweld extra aandacht te geven. Er is een interdepartementaal project gestart dat zich speciaal richt op het in de keten versterken van de preventieve en repressieve aanpak.

In het project wordt aandacht besteed aan de vorming van een netwerk op operationeel en strategisch niveau tussen politie, OM en hulpverleningsinstanties, waarbij de nadruk ligt op samenwerking, afstemming en coördinatie. Daarnaast worden korpsen, parketten en hulpverleningsinstanties ondersteund in het doorvoeren van ontwikkelingen in de organisatie ten aanzien van de aanpak van huiselijk geweld. Opleiding en deskundigheidsbevordering, het formuleren van (regionaal) beleid en de verbetering van informatie-uitwisseling en registratie zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Dit project zal naar verwachting in 2001 met aanbevelingen komen op het terrein van huiselijk geweld.

In het algemeen wordt de stimulering van lokale en regionale projecten beoogd. Speerpunten daarbij zijn projecten gericht op vergroting van de weerbaarheid en het uitzetten van landelijk onderzoek naar de aard en de omvang van huiselijk geweld onder allochtone bevolkingsgroepen. Tevens wordt informatieuitwisseling over en implementatie van good practises nagestreefd door middel van de oprichting van een kennisplatform, evaluatie van veldexperimenten en andere bruikbare concepten en producten bij de aanpak van huiselijk geweld (zie ook de evaluatiebijlage). Daarnaast zal in 2000/2001 onderzoek worden uitgezet naar aard en omvang van stalking/belaging in Nederland, inclusief opstelling daderprofielen en definiëring van stalking/belaging vanwege de connectie met (daderprofielen van) huiselijk geweld.

Seksueel misbruik

Het kabinet heeft op 19 juli 1999 de nota Bestrijding seksueel misbruik van en seksueel geweld tegen kinderen gepresenteerd. Gezien de diversiteit van de problemen en het grote aantal betrokkenen is onderlinge afstemming van activiteiten van groot belang. Met het vervolg op de nota, het Nationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen (NAPS) werd hiertoe een krachtige impuls gegeven; daarbij werden ook de noodzakelijke verbindingen gelegd tussen de diverse beleidsterreinen. Over de voortgang van de maatregelen die in het NAPS zijn aangekondigd, zal de Tweede Kamer jaarlijks worden geïnformeerd. In 2001 staan het versterken van de keten van partners in de overheidszorg, de zorg van instellingen en particulieren op de terreinen van preventie, hulpverlening, repressie en (internationale) regelgeving en samenwerking centraal. Hieraan wordt uitdrukking gegeven door middel van een aantal concrete activiteiten dat door de betrokken departementen (VWS, BuiZa, OC&W, BZK, SZW) is geformuleerd. Zo zullen onder meer voorbeeld samenwerkingsprotocollen worden opgesteld ter stimulering van adequate en afgestemde netwerken van basisvoorzieningen. Als preventieve activiteit kan genoemd worden het aanpassen van het selectie-instrumentarium bij de Raad voor de kinderbescherming om jeugdige zedendelinquenten vroegtijdig te signaleren en hulp te bieden.

De bestrijding van kinderpornografie (ook op Internet) zal ook in de komende tijd extra aandacht krijgen. Daarbij gaat het om verschillende aspecten zoals het verhogen van de deskundigheid op dit gebied bij zedenrechercheurs, het verbeteren van de informatiehuishouding en het afstemmen van werkprocessen.

Preventie georganiseerde criminaliteit

De strijd tegen de georganiseerde criminaliteit is voor een belangrijk deel repressief georiënteerd. In aanvulling hierop startte Justitie het project Preventie georganiseerde criminaliteit (PGC) dat beoogt de mogelijkheden om preventief in te grijpen beter te verkennen en benutten. De hoge prioriteit die nationaal en internationaal aan de bestrijding van georganiseerde misdaad wordt toegekend, dient in 2001 nader te worden vormgegeven. In het bijzonder zal het daarbij gaan om de implementatie van enkele grensoverschrijdende projecten, zoals het project «Misbruik buitenlandse rechtspersonen» en projecten ter verbetering van de uitwisseling van informatie over rechtspersonen en hun bestuurders binnen de Europese Unie. Die vorm van informatie-uitwisseling is door Nederland ingebracht in de vorm van een preventieparagraaf in het ontwerp-VN-verdrag ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

Publiek-private samenwerking

Door middel van publiek-private samenwerking wordt gepoogd om vormen van criminaliteit, waarvan het bedrijfsleven slachtoffer wordt, te voorkomen dan wel te bestrijden. Hiertoe werken op lokaal, regionaal en landelijk niveau verschillende overheidsinstanties en bedrijfstakken samen. Op landelijk niveau krijgt die samenwerking gestalte in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC), dat onder mijn voorzitterschap staat, waarin overheid en bedrijfsleven elkaar ontmoeten om initiatieven te ontwikkelen in de gezamenlijke aanpak van criminaliteit. In 2001 zal speciale aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van een praktisch beleidskader voor publiek-private samenwerking in de aanpak van criminaliteit.

Samenwerking is ook aan de orde bij de ontwikkeling van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI). De ministeries van Justitie en BZK ontwikkelen deze met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. In 2000 is in drie branches onderzoek verricht. In de loop van dit jaar wordt beslist over een verdere continuering.

Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB)

Een belangrijke impuls voor de bestuurlijke preventie van criminaliteit is het eind 1999 naar de Tweede Kamer gestuurde wetsvoorstel BIBOB (TK 26 883), dat voorziet in de oprichting van Bureau BIBOB bij Justitie. Bureau BIBOB, dat naar verwachting in 2001 operationeel zal zijn, zal bestuursorganen (ministeries, provincies, gemeenten e.d.) adviseren over het gevaar van misbruik van een vergunning, subsidie of aanbesteding door de aanvrager voor criminele doeleinden. Het bestuursorgaan neemt, met inachtneming van dit advies, vervolgens zelf de beslissing of ze de vergunning, subsidie of aanbesteding wel of niet afgeeft. BIBOB is op een beperkt aantal kwetsbare sectoren van toepassing: voorlopig gaat het om transport, horeca, milieu, subsidies, aanbestedingen, opiumverloven en bepaalde gemeentelijke vergunningen.

Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

In een voortzetting van het wetsvoorstel Justitiële documentatie (TK 24 797) zal de regeling inzake de verklaring omtrent het gedrag worden aangescherpt. Afhankelijk van de behandeling door de Tweede Kamer zal de verklaring omtrent het gedrag in 2001 in werking treden. Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van de burgemeester waaruit blijkt dat er met het oog op het doel waarvoor de verklaring wordt aangevraagd niet is gebleken van bezwaren tegen de betrokken persoon.

In het huidige systeem van afgifte zijn knelpunten gesignaleerd. In de eerste plaats is niet altijd duidelijk wanneer een aanvraag om afgifte van een verklaring in behandeling moet worden genomen. De huidige wet stelt dat het in behandeling nemen van een aanvraag wordt geweigerd, indien het doel waarvoor de afgifte wordt gevraagd het instellen van een onderzoek niet wettigt. In de praktijk wordt hierover zeer verschillend geoordeeld. In de tweede plaats wordt toetsing van de betrouwbaarheid door de burgemeester als moeilijk ervaren. Het gevolg is dat de verklaring te vaak wordt afgegeven waardoor deze in de praktijk niet meer als een betrouwbaar integriteitsinstrument wordt ervaren. In plaats van een verklaring omtrent het gedrag wil bijvoorbeeld een werkgever concrete justitiële en politiële gegevens. Hieraan kleeft het bezwaar dat deze gegevens een eigen leven zouden kunnen gaan leiden.

Beleidsartikel 3.2: Slachtofferzorg

Slachtofferhulp

Het jaar 2001 zal voor de slachtofferhulp in het teken staan van de invoering van het systeem van outputfinanciering en een doorvoering van efficiencybevorderende maatregelen. Deze beide verbeteringen beogen een aanmerkelijke verhoging van de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening aan slachtoffers van misdrijven. Daarnaast zal de Vereniging voor Slachtofferhulp Nederland haar beleid gaan richten op vergroting van de toegankelijkheid van het hulpaanbod voor slachtoffers van etnische afkomst. Tevens wordt een vergroting van het hulpaanbod rond slachtoffers van (huiselijk) geweld en zedendelicten verwacht. Dit kan leiden tot een toename van het aantal geregistreerde slachtoffers in deze delictcategorieën. Daar het aantal slachtoffers van vermogensdelicten, dat een beroep op slachtofferhulp doet, lijkt af te nemen, is de verwachting dat dit niet zal leiden tot een verhoging van het totale aantal slachtoffers. Voor het jaar 2001 wordt hetzelfde aantal als voor 2000 geraamd, namelijk 97 000. Tenslotte zal de Vereniging een bijdrage leveren aan de versterking van de Justitieketen door optimalisering van de diverse samenwerkingsrelaties, zoals met de diverse vestigingen van Justitie in de buurt.

Figuur 3: Cliënten slachtofferhulpkst-27400-VI-2-3.gif

Bron: Slachtofferhulp Nederland

Schadefonds Geweldsmisdrijven

Vermoed wordt dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven niet alle slachtoffers bereikt die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de schade. In 2000 wordt hiernaar onderzoek verricht. Het beleid is erop gericht de bekendheid van het fonds te vergroten. Dit zal leiden tot een verhoging van het aantal beslissingen van het Schadefonds (zie figuur 4).

Figuur 4: Beslissingen schadefondskst-27400-VI-2-4.gif

Bron: DPJS

Bemiddeling

Met behulp van bemiddeling kan een bijdrage worden geleverd aan het voorkomen van strafbaar gedrag en het herstellen van de materiële en immateriële gevolgen van strafbaar gedrag voor slachtoffers. Op basis van een inventarisatie in 2000 is in 2001 een versterking van het bemiddelingsbeleid in en rondom het strafrecht voorzien. De initiatieven en experimenten rond bemiddeling die zich in de praktijk ontwikkelen zullen worden ondersteund, op basis van een nader uit te werken systematische justitiële visie. Het gaat hierbij om bemiddeling voor, tijdens en na het strafproces, in de vorm van buurtbemiddeling, schade en conflictbemiddeling en herstelbemiddeling. Ook in de vestigingen van Justitie in de buurt wordt bemiddeling steeds vaker toegepast.

In de afgelopen periode is de waarde van buurtbemiddeling (die buiten justitiële organisaties om plaatsvindt, maar wel wordt ondersteund vanuit het ministerie) aangetoond door middel van evaluatieonderzoek (zie de evaluatiebijlage). Daarnaast hebben zich nieuwe vormen van bemiddeling gemanifesteerd, zoals de zogenoemde echtrecht-conferenties en «family group conferences»; deze zijn gebaseerd op buitenlandse methodieken die bekend staan onder de noemer «real justice» of «restorative justice». In 2001 zal onderzocht worden welke betekenis deze nieuwe vormen van afdoening/conflicthantering hebben vanuit een justitieel perspectief.

Beleidsartikel 3.3: Rechtshandhaving

Handhaven op niveau

Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt «Handhaven op niveau» (TK 26 800 VI, nr. 67) werkt Justitie de komende vijf jaar verder aan professionalisering van de handhaving van ordeningswetgeving en aan verbetering van de samenwerking tussen verschillende handhavingsinstellingen. Dit krijgt zijn beslag in het actieprogramma Handhaven op niveau, dat wordt uitgevoerd onder regie van de stuurgroep «Handhaven op niveau» (Stuurgroep Welschen). Aan deze stuurgroep nemen handhavers van alle bestuurslagen en handhavende organisaties deel.

In het kader van dit actieprogramma worden best-practices van de handhaving ontwikkeld op diverse beleidsterreinen. De stuurgroep heeft voor de komende jaren een aantal thema's geselecteerd waarop initiatieven en activiteiten zullen worden ontplooid om onder andere best-practices te ontwikkelen. Het betreft onder meer de thema's afvalstoffen, arbeidsomstandigheden, brandveiligheid, EU-subsidiefraude, landelijk gebied, leerplicht en milieu. De stuurgroep roept handhavingspartners op projectvoorstellen op deze thema's in te dienen waarin samenwerking en professionalisering van de handhaving centraal staan. Voor 2001 betekent dit onder meer dat op de genoemde thema's op lokaal niveau projecten zullen starten en dat mogelijk projecten die in 2000 zijn gestart eerste resultaten zullen opleveren.

Daarnaast zal er in het kader van het actieprogramma ook aandacht zijn voor de handhaving en handhaafbaarheid bij beleidsvorming en regelgeving. Voor de uitvoering van dit actieprogramma is de komende vijf jaar in totaal ruim f 9 miljoen beschikbaar.

Implementatie kabinetsstandpunt BOD-en & beleidsplan bijzondere opsporing

In vervolg op het kabinetsstandpunt inzake bijzondere opsporingsdiensten (BOD) (TK 26 955, nr. 1) en het overleg hierover met de Vaste commissie voor Justitie (30 maart 2000), bestaat het voornemen om in 2001 een voorstel tot regeling van de Wet bijzondere opsporingsdiensten bij de Tweede Kamer in te dienen. Nog in 2000 wordt een eerste proeve van een beleidsplan aan de Tweede Kamer toegezonden, waarmee het kabinet de transparantie en samenhang tussen de werkzaamheden van de BOD-en wil bevorderen en versterken. Het beleidsplan dient tevens het inzicht van de Tweede Kamer in de aandachtsvelden en prioriteitstelling van de BOD-en te vergroten. Justitie vervult bij de opstelling van dit beleidsplan een coördinerende functie. In het kabinetstandpunt is een studie aangekondigd naar het organisatorisch onderbrengen van de opsporingstaak van Buma/Stemra binnen het publieke domein. Omdat de organisatie van de handhaving niet los gezien kan worden van de overheidsbemoeienis met het Auteursrecht en de naburige rechten, is besloten om een langetermijnvisie en -strategie te ontwikkelen ten aanzien van het auteursrecht en de naburige rechten, inclusief de handhaving en uitoefening daarvan. In 2001 zal over de overgang van de opsporingsdienst naar de overheid definitieve besluitvorming plaatsvinden.

Politieonderwijs

Het politieonderwijs is in verandering. Het in 1999 ingezette project Politieonderwijs 2002 (op dat moment aangeduid met TOP, Toekomstig Onderwijs voor de Politie) nadert naar verwachting in 2001 de voltooiing en heeft als doelstelling het onderwijs op de actuele, huidige beroepspraktijk te baseren. In- en uitstroom naar andere types onderwijs wordt mogelijk en de beroepsgroep wordt meer bij de inhoud van het onderwijs betrokken. Het project brengt met zich mee dat ook de politiekorpsen zich in 2001 moeten voorbereiden op de consequenties van een nieuwe indeling in opleidingsniveaus en op een leerweg waarin praktijkstages een veel grotere rol spelen.

Naast het formaliseren van een nieuw politieonderwijsstelsel is ook de beheersovergang van het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) naar het ministerie van BZK aanleiding om te komen met een geheel herziene LSOP-wet. Dit traject wordt in 2001 afgerond. Vanuit de verantwoordelijkheid voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde behoud Justitie in het wetsvoorstel wel bevoegdheden ten aanzien van de inhoud van het politieonderwijs. Gelet op de ontwikkelingen op het terrein van bijvoorbeeld opsporingsbevoegdheden, jeugd- en zedenpolitie, aanpak georganiseerde criminaliteit, financieel rechercheren en computercriminaliteit is blijvende vernieuwing van belang. Ook bij de vernieuwing van de basisopleidingen, als onderdeel van het project Politieonderwijs 2002, komen deze thema's aan de orde.

Invoering DNA – forensisch onderzoek (zie tabel 1)

De afgelopen jaren is de betekenis van DNA-onderzoek in het strafrecht sterk in betekenis toegenomen. Door de technologische ontwikkelingen is het betrouwbaar opmaken van een DNA-profiel aan de hand van ander lichaamsmateriaal dan bloed mogelijk geworden. Voorts is de hoeveelheid biologisch celmateriaal die nodig is voor DNA-onderzoek aanmerkelijk verminderd en worden steeds meer soorten biologisch materiaal geschikt voor DNA-onderzoek. De politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) spelen hierop in door het ontwikkelen van technieken die het mogelijk maken ook minuscule biologische sporen veilig te stellen voor DNA-onderzoek. Door deze ontwikkelingen wint het gebruik van DNA-onderzoek in strafzaken steeds meer aan betekenis, niet alleen bij moord- en zedenzaken, maar ook bij andere delicten waarbij daders biologische sporen kunnen achterlaten.

Uit het project «DNA bij inbraken» dat is uitgevoerd door de politieregio's Midden- en West-Brabant en Utrecht is gebleken dat het toepassen van DNA-onderzoek bij inbraken, ook onder de huidige wetgeving, een trefzeker opsporingsmiddel kan zijn dat bij landelijke toepassing een substantiële verhoging van het oplossingspercentage kan bewerkstelligen.

Gelet op het vorenstaande is de (maatschappelijke) roep om een bredere toepassing van DNA-onderzoek in het strafrecht mogelijk te maken sterk toegenomen.

In mei 2000 is de nota naar aanleiding van het verslag en de tweede nota van wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken aan de Tweede Kamer gezonden (TK 26 271). Als gevolg van de hierin voorgestelde verruimde toepassingsmogelijkheden voor DNA-onderzoek in strafzaken en meer in het bijzonder als gevolg van het intensiveren van het rechercheren op biologische sporen door de politie zal naar verwachting de toestroom van DNA-onderzoeken bij het NFI in 2004 oplopen tot 20 000 à 26 000 onderzoeken op jaarbasis. Om deze toestroom te kunnen verwerken zullen bij het NFI aanzienlijke investeringen in personeel en materieel gepleegd worden. Daarbij is het van belang dat evenwicht bestaat in de opbouw van capaciteit bij het NFI en het te verwachten aanbod van DNA-onderzoeken. In 2001 is hiervoor een bedrag van f 8 miljoen beschikbaar gesteld, dit loopt op tot f 20 miljoen in 2004.

Inmiddels is een projectorganisatie opgezet om ketenbreed de opbouw van het aantal DNA-onderzoeken te faciliteren. Als onderdeel hiervan is tevens een project gestart met het doel om van sporen van delicten die nog niet verjaard zijn en die bij het NFI worden bewaard, alsnog het DNA-profiel te vervaardigen.

Figuur 5: Productie van het Nederlands Forensisch Instituutkst-27400-VI-2-5.gif

Bron: NFI

Figuur 6: Prestatie-indicator te verrichten DNA-onderzoeken op jaarbasis (afhankelijk van het aanbod van Politie, Openbaar Ministerie en Zittende Magistratuur)kst-27400-VI-2-6.gif

Bron: NFI

Figuur 7: Aantal laboratorium onderzoekenkst-27400-VI-2-7.gif

Bron: NFI

In de nota naar aanleiding van het nader verslag en bij het voorstel van wet tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken is uitvoerig ingegaan op de mogelijkheid van DNA-onderzoek bij veroordeelden en bij veroordeling. Daarbij is aangegeven dat het preventieve effect een belangrijk argument is om DNA-onderzoek bij TBS-gestelden wettelijk te regelen. Voorts is aangegeven dat Justitie voornemens is te onderzoeken in hoeverre de thans vervroegde invrijheidstelling weer onder te stellen voorwaarden kan plaatsvinden, waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan een DNA-onderzoek. Justitie streeft ernaar nog in 2000 een conceptwetvoorstel in consultatie te brengen. Daarbij zal tevens de mogelijkheid worden gecreëerd dat de rechter bij een veroordeling in nader te omschrijven gevallen kan bevelen dat de veroordeelde moet meewerken aan een DNA-onderzoek.

Onder de vigeur van het thans voorliggende wetsontwerp dient DNA-onderzoek alleen voor het vergelijken van DNA-profielen. Door de ontwikkelingen op het gebied van DNA-onderzoek kunnen op termijn uit het afgenomen celmateriaal steeds meer uiterlijke persoonskenmerken worden afgeleid. Op grond van deze gegevens kan een steeds vollediger signalement van de mogelijke dader worden opgemaakt, met behulp waarvan de opsporing meer gericht kan plaatsvinden. Voor het gebruik van DNA-onderzoek ten behoeve van het vaststellen van uiterlijke persoonskenmerken wordt nog in 2000 een voorstel in consultatie geven.

Aanpak georganiseerde criminaliteit (zie tabel 1)

De aanpak van de georganiseerde criminaliteit blijft er de komende jaren op gericht om langs de meest effectieve en efficiënte weg die vormen van georganiseerde criminaliteit aan te pakken die in hun maatschappelijke effecten het meest ontwrichtend zijn. Niet alleen de ontwikkelingen in Nederland maar ook die op internationaal niveau, spelen bij de keuzen in de aanpak van de georganiseerde criminaliteit een belangrijke rol. Ten behoeve van de te maken keuzen is een duidelijk beeld nodig van de georganiseerde criminaliteit op landelijk niveau. Om die reden is aan de kernteams gevraagd op hun respectievelijke aandachtsgebieden een criminaliteitsbeeld te presenteren. Ook de politieregio's ontwikkelen beleid op het gebied van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op basis van de in de politieregio's aanwezige kennis. Daarnaast zal vanuit de twee jaarlijkse WODC-monitor in 2001 weer een beeld worden gegeven van de aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit in Nederland en de ontwikkelingen daarbinnen.

Het jaar 2001 is in dit verband een bijzonder jaar aangezien de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden (Bob), begin 2000 in werking getreden, dan in de volle omvang voelbaar is. Met deze wet is invulling gegeven aan het merendeel van de aanbevelingen van de Parlementaire Enquete Commissie en wordt voorzien in een normeringsystematiek waaruit blijkt wat, in welke omstandigheid en onder welke voorwaarden is toegestaan en wat niet. Voorts dient de wet om meer transparantie in het strafproces te creëren door het afleggen van verantwoording over de gebruikte methoden. De evaluatie van de wet is in gang gezet en in 2001 wordt een tussenrapportage opgemaakt. In 2003 zal naar verwachting het onderzoek zijn afgerond. Voor een goede uitvoering van de wet BOB is vanaf 2000 een structureel bedrag van f 3,5 miljoen aan de begroting toegevoegd. Daarnaast zal aandacht zijn voor de internationale effecten van de Wet Bob en de verdere ontwikkeling van internationale multidisciplinaire opsporingsteams.

In 2001 worden de kernteams geëvalueerd. In 1996 heeft de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden aangegeven dat de kernteams een duidelijke meerwaarde zouden moeten hebben ten opzichte van de regiopolitie. In het kader van het project «Bovenregionale voorzieningen», zoals in het BNP 1999–2002 is aangekondigd, is in het najaar van 1999 in samenspraak met het politieveld door de ministers van BZK en Justitie de overleggroep «Bovenregionale organisatie van de Nederlandse politie» ingesteld. Doel van de overleggroep is te bespreken op welke punten en op welke wijze de bovenregionale organisatie van de Nederlandse politie verbeterd kan worden. In overleg met politie en OM zal gezamenlijk met het ministerie van BZK bezien worden in hoeverre de voorstellen voor stroomlijning vanuit bovengenoemde overleggroep moeten leiden tot aanpassingen van de kernteamregeling.

Dit geldt eveneens voor de resultaten van de evaluatieonderzoeken Unit synthetische Drugs en de Unit Mensensmokkel en de uitkomsten van de onderzoeken naar liquidaties in Nederland en het rechercheproces in Nederland.

Financieel economische criminaliteit

De bestrijding van financieel-economische criminaliteit blijft de komende jaren een belangrijk speerpunt. Diverse vakministers leveren vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een bijdrage aan de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Door middel van de rijksbrede rapportage «bestrijding financieel-economische criminaliteit» wordt de Tweede Kamer jaarlijks over de voortgang op dit geïnformeerd.

Witwassen Euro (zie tabel 1)

De bestrijding van witwassen wordt verder versterkt. Zo wordt in EU-kader momenteel onderhandeld over een uitbreiding van de meldplicht met betrekking tot witwassen voor diverse beroepsgroepen. Zodra de daarvoor benodigde wijziging van de huidige EU-richtlijn is aanvaard (naar verwachting in de tweede helft van 2000), zal implementatie in Nederland plaatsvinden. Voorts is op 19 mei 2000 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend (TK 27 159, nrs. 1–2) dat beoogt witwassen als afzonderlijk delict strafbaar te stellen, waarmee een effectievere aanpak mogelijk wordt. Om de risico's van witwassen rond de conversie van de gulden naar de euro te bestrijden, worden voorbereidingen getroffen voor de inrichting van een speciaal «HARM-team» (Hit And Run Moneylaundering). Hiervoor is zowel in 2001 als in 2002 f 5 miljoen aan de begroting toegevoegd. Ook het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) bereidt zich voor op de komst van de euro: om de verwachte toename van het aantal gemelde ongebruikelijke transacties rond de conversieperiode te kunnen verwerken, wordt gewerkt aan een zo efficiënt mogelijke inrichting van de automatisering van het primaire proces. Daarnaast zal het MOT in 2001 organisator zijn van de vergadering van de Egmont-groep in Nederland, waarvan momenteel 53 landen lid zijn.

Figuur 8: Meldpunt Ongebruikelijke Transacties – geregistreerde transactieskst-27400-VI-2-8.gif

Bron: MOT

Toelichting:

Figuur 7 geeft het aantal door het Meldpunt ongebruikelijke transacties en doorgemelde verdachte transacties weer. Zo heeft het meldpunt in 1999 ruim 45 000 ongebruikelijke transacties in zijn database geregistreerd en bijna 11 000 verdachte transacties doorgemeld aan de politie.

Corruptiebestrijding

Een belangrijk thema is voorts de bestrijding van corruptie. Zowel internationaal (EU, OESO) als nationaal wordt hieraan in toenemende mate belang gehecht. Nederland zal in het voorjaar van 2001 de tweede mondiale conferentie over corruptie organiseren (Global Forum on Fighting Corruption), als vervolg op een vergelijkbare conferentie in de USA in 1999. Voorts zal een landelijk officier van justitie voor de corruptiebestrijding worden aangesteld, om de (coördinatie van) opsporing en vervolging op dit punt een extra impuls te geven. Alle aandacht is gericht op de goedkeuring door Nederland van de internationale rechtsinstrumenten die corruptie beogen aan banden te leggen.

Ontneming

Verdere verbetering van de toepassing van het ontnemingsinstrument blijft de aandacht vergen, vanuit het uitgangspunt dat misdaad niet mag lonen. Het gaat er niet alleen om dat de financiële taakstelling ook de komende jaren wordt gehaald (in 2001 is dit f 14,3 miljoen), maar evenzeer dat het aantal ingestelde ontnemingsvorderingen geleidelijk gaat toenemen. Ontneming moet een integraal onderdeel gaan worden van de opsporing en vervolging. Een wetsvoorstel tot wijziging van de huidige wetgeving (waarmee in de praktijk gesignaleerde knelpunten worden weggenomen) is momenteel in consultatie. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel in de loop van 2001 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Daarnaast zijn en worden organisatorische maatregelen getroffen om de uitvoering van de ontneming te verbeteren: het BOOM (Bureau Ontnemingswetgeving openbaar ministerie, het expertisecentrum van het OM op het gebied van de ontnemingswetgeving) is verder versterkt, en zal – bij wijze van proef – met ingang van 1 januari 2001 ook twee in ontneming gespecialiseerde officieren van justitie krijgen, die landelijk inzetbaar zijn ten behoeve van grote, complexe onderzoeken (kernteam- en IFT (Interregionale Fraude Teams)-onderzoeken).

Financieel rechercheren

Het financieel rechercheren begint weliswaar langzamerhand meer ingang te vinden binnen de organisaties van politie, bijzondere opsporingsdiensten en openbaar ministerie, maar het is nog onvoldoende een vanzelfsprekend onderdeel van de opsporing en vervolging. Daarom is veel energie gestoken in het ontwikkelen van opleidingen op diverse niveaus (van basiskennis tot zeer gespecialiseerde kennis). In 2001 zullen alle benodigde opleidingen volledig beschikbaar zijn, waarmee een belangrijke randvoorwaarde is vervuld. Voorts zijn in 1999 vijf samenwerkingsverbanden tussen politie en OM (Interregionale Fraude teams, of IFT's) operationeel geworden; in 2001 zal het beoogde aantal van zeven IFT's bereikt zijn. Een recent verschenen tussenevaluatie (op 14 februari 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden) wees uit dat de IFT's een goede impuls hebben gegeven aan de fraude-bestrijding; diezelfde evaluatie bevatte ook aanbevelingen ter verbetering op het gebied van organisatie, aansturing en informatie-uitwisseling. De implementatie daarvan is momenteel in volle gang.

Jeugdcriminaliteit

Het accent van het Justitiebeleid ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit ligt op preventie. De politie heeft een belangrijke taak bij het vroegtijdig signaleren van problemen bij jongeren, met het doel om afglijden te voorkomen. Een effectieve strafrechtelijke aanpak is nodig als sluitstuk. Goede samenwerking en informatie-uitwisseling met andere betrokken instanties is van belang om vroegtijdig, snel en consequent te kunnen reageren op crimineel gedrag. Jeugdcriminaliteit is een van de landelijke beleidsthema's in het Beleidsplan Nederlandse Politie en het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP). De jaarplannen en jaarverslagen van de politieregio's worden dan ook jaarlijks geanalyseerd op de resultaten op dit terrein. Samen met het ministerie van BZK worden vervolgens verschillende politieregio's bezocht om het beeld dat is ontstaan uit de regionale plannen en -verslagen scherper te stellen en zicht te krijgen op succes- en faalfactoren van «good practises».

Medio 2000 is de Inspectie Politie een onderzoek naar de stand van zaken in de politiële jeugdzorg gestart; de uitkomsten daarvan komen eind 2001 beschikbaar.

Het accent van de beleidsinzet zal in 2001 liggen op meer interregionale afstemming en uitwisseling van good practices. Daartoe zal in 2001 opnieuw een bijeenkomst plaatsvinden van regio-coördinatoren jeugdcriminaliteit bij de politie en wordt een landelijk overlegplatform jeugdcriminaliteit opgericht.

Mensenhandel

De bestrijding van mensenhandel is één van de opsporingsprioriteiten van het OM en de politie. Het gaat daarbij zowel om de aanpak van mensenhandel in georganiseerd verband als om de bestrijding van mensenhandel, gepleegd in vereniging of door slechts één persoon. Met de opheffing van het algemeen bordeelverbod in het vooruitzicht is in 1999 gestart met een project om te komen tot een eenduidige werkwijze, een goed functionerende informatievoorziening en meetbare inspanningen bij de politiekorpsen ter handhaving van het prostitutiebeleid, zowel landelijk als regionaal. Dit project loopt door tot het najaar van 2001.

In 2001 verschijnt de eerste rapportage van de op 1 april 2000 in functie getreden nationaal rapporteur mensenhandel, mevrouw mr A.G. Korvinus. Deze onafhankelijke functionaris zal de regering jaarlijks rapporteren over ontwikkelingen op het terrein van mensenhandel en de bestrijding daarvan. De regering stuurt deze rapportage, vergezeld van een standpunt, vervolgens naar de Tweede Kamer.

Vermiste personen

Het beleid is erop gericht te komen tot een verdere verbetering van de registratie en opsporing van vermiste personen. In samenwerking met onder meer de CRI, het NFI en het ministerie van BZK zijn voorstellen in ontwikkeling om op nationaal niveau te komen tot de inrichting van een DNA-databank voor vermiste personen en om de plaatsing van foto's van vermiste meerderjarigen op Internet mogelijk te maken. In de eerste helft van deze kabinetsperiode heeft een evaluatie plaatsgevonden van de in de lidstaten van de Europese Unie genomen maatregelen om de internationale samenwerking met betrekking tot vermiste personen te verbeteren. Nederland heeft vervolgens in Europees verband de aanbeveling gedaan een bijeenkomst van deskundigen te houden. Deze expert-meeting wordt in oktober 2000 gehouden.

De inzet van Nederland is daarbij onder meer gericht op versterking van de nationale coördinatiepunten in de Europese landen en op intensiveren van de informatie-uitwisseling tussen die nationale coördinatiepunten (onder meer door de verbetering van de informatiesystemen).

Medio 2000 is een onderzoek gestart naar de mate waarin de procedures vermiste personen bij de politie bekend zijn en daadwerkelijk worden gevolgd. De uitkomsten van dit onderzoek zijn mede bepalend voor de activiteiten voor 2001. Daarnaast blijft de aandacht uitgaan naar verbetering van de deskundigheid bij de politie: verdere verbetering van het politie-onderwijs, het verzorgen van voorlichtingdagen en van het vereiste voorlichtingsmateriaal in de vorm van het actueel houden van het desbetreffende handboek en het ontwikkelen en verspreiden van brochures.

Discriminatie

Politie en OM streven naar een snel en adequaat optreden tegen discriminatie. In overleg met het OM (en, met name, via het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie, ondergebracht bij het arrondissementsparket Amsterdam) stimuleert Justitie ontwikkelingen die een adequate reactie door politie en OM ondersteunen, zoals deskundigheidsbevordering bij discriminatieofficieren van justitie en overleg tussen de portefeuillehouders discriminatie bij het OM en bij de politie. Ten behoeve van de aanpak van discriminatoire uitingen via het Internet wordt het Meldpunt Discriminatie Internet door de ministeries van Justitie en BZK gesubsidieerd. Voorts wordt in dit kader bij de Internet Service Providers aangedrongen op zelfregulering. Gelet op het vele werk dat op het terrein van de anti-discriminatie wordt verzet door particuliere (vrijwilligers) organisaties, onder meer in de vorm van preventie en voorlichting, onderhoudt Justitie contact met het netwerk van anti-discriminatie organisaties, waaronder het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR), dat ook door Justitie wordt gesubsidieerd. Gewerkt wordt aan wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht ter verhoging van de strafmaat bij structurele vormen van discriminatie en ter strafbaarstelling van het maken van onderscheid op grond van handicap. In Europees verband wordt gewerkt aan een richtlijn betreffende een algemeen kader voor gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep. De richtlijn inzake gelijke behandeling ongeacht ras of etnische afstamming is reeds in juni 2000 op EU-niveau aangenomen. Deze richtlijnen hebben overigens niet direct betrekking op de strafrechtelijke aanpak van discriminatie.

Milieuhandhaving/Handhaving Meststoffenbeleid (zie tabel 1)

Op het gebied van de milieuhandhaving zal vooral de strafrechtelijke handhaving de nodige aandacht blijven vragen. De inzet van politie en OM in kwantitatieve en kwalitatieve zin zijn daarbij aandachtspunten. Wetenschappelijk onderzoek blijft ook in 2001 de beleidsvorming op het gebied van de mileuhandhaving ondersteunen. Hiertoe beschikt het WODC structureel over voor milieu-onderzoek geoormerkte financiële middelen, de zogenaamde HAMIL-gelden (HAndhaving MILieuwetgeving).

In 2001 neemt het OM een proef met de bestuurlijke transactie voor bepaalde milieudelicten. Voor het (verder) opzetten van het strafrechtelijke handhavingsbeleid van de nieuwe Meststoffenwet is voor ZM en OM t/m 2004 circa f 70 miljoen beschikbaar gekomen. Het formuleren (met het OM, het ministerie van LNV en de AID) van het handhavingsbeleid mede naar aanleiding van het verder gereedkomen van de amvb's bij het betrokken wetsvoorstel vergt de nodige aandacht. Het OM heeft een Projectgroep Herstructurering Veehouderij ingesteld waaraan vertegenwoordigers deelnemen van de verschillende expertisecentra van het OM, Justitie en LNV. Gewerkt wordt aan de totstandkoming van een handhavingsstrategie en handhavingsdocument voor de praktijk. Voorts zal de projectgroep met name, onverminderd de wetgevingstoets, adviseren over de (concept-) AMvB ter uitvoering van de mestwetgeving.

Versterking ICT Openbaar Ministerie en Gerechten (zie tabel 1)

Aan de rechterlijke organisatie en het Openbaar Ministerie zijn extra middelen toegekend voor ICT. In 2001 wordt een bedrag van f 36,6 miljoen toegevoegd en vanaf 2002 f 15 miljoen structureel. Deze middelen worden onder andere ingezet voor de vervanging en de toegenomen exploitatiekosten van de technische infrastructuur (servers, netwerkvoorziening, kabels etc.). Daarnaast wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling en vervanging van diverse automatiseringssystemen, zoals COMPAS. Deze investeringen dienen een belangrijke bijdrage te leveren aan:

• Het tot stand brengen van de toegang tot een helder en compleet elektronisch dossier;

• Het invoeren van standaardprotocollen en -modellen;

• De mogelijkheid om thuis en op verschillende locaties te kunnen werken;

• Het verbeteren van de managementinformatie;

• De samenwerking met ketenpartners.

Versterking Openbaar Ministerie en Rechterlijke Macht (zie tabel 1)

Ter versterking van het OM en de rechterlijke macht is besloten tot een financiele impuls van f 20 miljoen structureel vanaf 2001. Deze gelden zullen onder meer gebruikt worden voor versterking van het jeugd-OM, de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit, de inzet bij megazaken, de capaciteitsproblemen van de Hoge Raad, de uitbreiding van de strafkamers en de capaciteitsproblemen van het CBB. In de beleidsartikelen 3 en 4 wordt nader op deze onderwerpen ingegaan.

Drugs (zie tabel 1)

In vervolg op het debat met de Tweede Kamer over de problematiek van de achterdeur aan de hand van de nota «het pad naar de achterdeur» (TK 24 077, nr. 75) en in het licht van de toen aanvaarde motie Nicolaï, zal Justitie in nauwe samenwerking met de VWS zowel in EU en VN kader als in bilaterale relaties aandacht blijven vragen en een draagvlak zoeken voor de beginselen van de Nederlandse drugspolitiek: scheiding der markten van soft- en harddrugs, bescherming van jeugdigen, beperking van de negatieve gevolgen van drugsgebruik (harm reduction) en aanpak van de drugscriminaliteit. Nederland belegt in de tweede helft van 2001 een conferentie met een aantal grote steden uit Europa over de meest wenselijke aanpak van de drugsverslaving en -overlast. Aangedrongen zal worden op de bespoediging van een vergelijkende studie in Europa over de drugwetgeving in de lidstaten en de praktische toepassing daarvan door de justitiele autoriteiten. Deze studie wordt uitgevoerd door de Europese Commissie met behulp van het European Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction (EMCDDA) in het kader van het nieuwe horizontale EU Drugsactieprogramma 2000–2004. De resultaten ervan komen in JBZ verband, dus in de Europese Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, aan de orde. Deze studie heeft mede tot doel de georganiseerde internationale drugscriminaliteit beter te kunnen aanpakken, en past daardoor mede in de uitvoering van Tampere. Het beleid ten aanzien van de «achterdeur-problematiek» ondergaat in Nederland geen wijziging. In 2001 wordt het resultaat van een evaluatie van het coffeeshopbeleid bekend gemaakt. Het WODC voert deze evaluatie uit. Nederland pleegt verder bijzondere inspanningen om de productie in en verhandeling vanuit ons land van synthetische drugs (XTC, amphetaminen) te beperken. Voor de handhavingsintensivering naar aanleiding van bovengenoemde nota is voor het OM f 3 miljoen beschikbaar gekomen vanaf 2001. Het OM neemt de verdere invulling van een plan van aanpak ter hand.

Voorts worden de contacten met een aantal Europese landen geïntensiveerd; met Frankrijk wordt gewerkt aan de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, dat officieel aan het werk kan zodra de EU rechtshulpovereenkomst – die werd getekend op 29 mei 2000 – door beide landen is goedgekeurd. Met Duitsland worden bepaalde gemeenschappelijke drugsproblemen tot onderwerp van overleg gemaakt in het verband van Europol. Te denken valt aan de grensoverschrijdende handel in cannabis en synthetische drugs. De bewaking van de buitengrens tegen de import van drugs (cocaïne) en de controle op in- en uitvoer van drugsgerelateerde chemicaliën (precursoren) zal het komende jaar een speciaal punt van aandacht zijn. Daartoe versterkt Justitie de samenwerking met de douane.

Ter bestrijding van drugscriminaliteit en overlast in de gemeente Venlo voornamelijk veroorzaakt door drugstoerisme vanuit Duitsland heeft de gemeente in overleg met onder andere het OM en de politie een plan van aanpak ontwikkeld. Het gaat om een samenhangende aanpak via 3 sporen:

Een vastgoedtraject om onroerend goed dat nu in gebruik is voor drugsgerelateerde bestemmingen weer een gewenste maatschappelijke functie te geven, een «locatie» spoor dat beoogt de overlast van coffeeshops in de binnenstad van Venlo terug te dringen en een handhavingsspoor waarbij alle denkbare wettelijke middelen en instrumenten worden ingezet om de drugscriminaliteit terug te dringen.

Ten behoeve van dit laatste spoor is op de begroting van Justitie voor een periode van vijf jaar een bedrag van totaal f 15 miljoen gereserveerd om de handhavingscapaciteit zowel bij de politie als bij het OM op het benbodigde niveau te brengen.

Doping

De strijd tegen het gebruik van doping in de sport vertoont weliswaar een aantal gelijkenissen met de strijd tegen het gebruik van verdovende middelen, maar wordt door Nederland toch primair gezien als het verkeerde, en voor gebruikers vaak schadelijke gebruik van in principe legale (genees)middelen of van daarop gelijkende preparaten. Nederland wenst een strenger beleid tegen doping op gang te brengen, dat weliswaar vanuit de sportbonden wordt aangestuurd maar waaraan de overheid een vorm van rugdekking verleent door de handel in verboden stimulerende stoffen zichtbaarder onder de werking van het strafrecht te brengen. Ik zal de staatssecretaris voor Sport (VWS), die hier een leidende rol heeft, ondersteunen om een succesvolle aanpak te bewerkstelligen. De nieuwe wetgeving (Wet geneesmiddelenvoorziening in gewijzigde vorm) biedt Justitie de mogelijkheid om de productie van en handel in dopinggeduide producten beter en strakker aan te pakken. Ook hier ligt een grensoverschrijdende aanpak voor de hand, aangezien de keten van productie, handel, afname en toediening zich vrijwel nooit tot Nederland beperkt.

Internationale strafrechtelijke samenwerking

Het Schengen Informatiesysteem

In 2001 zullen de vijf Noordse staten, in het kader van hun toetreding tot het Schengen Verdrag, waarvan de bepalingen inmiddels onderdeel zijn van het Verdragskader van de EU, aangesloten worden op het Schengen Informatiesysteem (SIS). In het SIS worden relevante opsporingsgevens electronisch verzameld, zodat deze overal aan de Schengenbuitengrens kunnen worden geraadpleegd. Ten behoeve van deze aansluiting is reeds in 1999 een begin gemaakt met de modernisering en uitbreiding van het SIS.

Het Verenigd Koninkrijk is kortgeleden toegetreden tot de Schengenbepalingen van de Europese Unie en Ierland is voornemens toe te treden tot deze bepalingen. Dit impliceert dat beide landen in de toekomst ook aangesloten zullen worden op het SIS, dat qua capaciteit voor deze aansluitingen geschikt is.

Oorlogsmisdaden

Opsporing en vervolging van plegers van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid is van groot belang voor de internationale rechtsorde. Nederland heeft hiervoor een speciaal opsporingsteam in het leven geroepen en een speciale officier van Justitie aangesteld. Nederland heeft het initiatief genomen om in andere EU lidstaten een soortgelijk aanspreekpunt in te stellen. In Europees verband worden gedane aanbevelingen verder uitgewerkt. Het Nederlandse streven is erop gericht om in alle lidstaten een nationaal aanspreekpunt voor de vervolging van oorlogsmisdadigers tot stand te brengen. In 2001 moeten de besprekingen in de EU tot het beoogde resultaat leiden, aan de hand van een door Nederland ingediend memorandum.

Bilaterale samenwerking met EU-landen

Met Frankrijk bestaat sinds april 1998 een intensieve samenwerking op politiegebied die zich onder meer richt op de aanpak van het drugstoerisme en op bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Deze samenwerking wordt eind 2000 geëvalueerd, aan Nederlandse kant door de Inspectie Politie van het ministerie van BZK. Op basis van de bevindingen in deze evaluatie wordt bezien of de inhoud en wijze van samenwerken op onderdelen moet worden aangepast. Het overleg met Frankrijk, België en Luxemburg over het tegengaan van drugshandel en drugsrunners – bekend onder de naam «Hazeldonck» – wordt naar verwachting in 2001 in een nieuwe vorm voortgezet. Samen met Frankrijk wordt het concept van de gemeenschappelijke onderzoeksteams, waarvoor in Tampere de basis werd gelegd, nader uitgewerkt.

Gemeenschappelijke onderzoeksteams

In het in mei 2000 getekende EU-rechtshulpverdrag wordt voorzien in de instelling van gezamenlijke onderzoeksteams. De gedachte is daarbij om, in afwachting van de ratificatie van het EU Rechtshulpverdrag, één of meer gezamenlijke teams te vormen waarin (binnen het kader van de huidige wet- en regelgeving) alvast ervaring kan worden opgedaan met een aantal praktische aspecten van deze vorm van operationele samenwerking.

Deze teams zouden zich, zo werd op de top in Tampere geconcludeerd, met name moeten richten op delicten zoals drugs, mensensmokkel en witwassen van criminele gelden. Nederland zal, in het kader van de bilaterale samenwerking met Frankrijk, in afwachting van de ratificatie van het rechtshulpverdrag, de instelling van één of meer van dergelijke teams voorbereiden. Deelname van Europol aan een gezamenlijk team zal mogelijk moeten worden gemaakt door wijziging of aanvulling van de Europol-overeenkomst. Het huidige Europol Verdrag biedt nog geen basis voor de deelname van Europol aan de zogenaamde joint teams.

Internationale politiesamenwerking

De ministeries van BZK en Justitie zullen zich inspannen om meer structuur en eenheid te brengen in de internationale politiesamenwerking. Dit betreft zowel de contacten op beleidsniveau – die vanuit de departementen worden gevoerd – als de meer operationele samenwerking vanuit de korpsen waarvoor een nieuw organisatorisch platform in de maak is, het Nederlands Centrum voor International Politiesamenwerking (NCIPS). In het NCIPS werken politie, Justitie en BZK samen onder de hoede van een convenant.

Europol (zie tabel 1)

Europol heeft tot taak de aanpak van grensoverschrijdende, georganiseerde criminaliteit binnen de EU-lidstaten te ondersteunen door middel van informatieuitwisseling en -veredeling en analyse. Het Nederlandse beleid richt zich op versterking van deze ondersteunende rol in die zin dat deze tot meer zichtbare, operationele resultaten zal leiden binnen de lidstaten. Daarvoor zal de informatievertrekking van de lidstaten aan Europol moeten worden verbeterd. In deze zin zal ik actief bevorderen dat de beslissing van de regeringsleiders om Europol te versterken (genomen in Tampere, Finland, 15 en 16 oktober 1999) wordt gerealiseerd. Dit betekent dat in vanaf 2001 Europol zal worden uitgebreid.

De belangrijkste activiteiten zullen zich in 2001 richten op de bestrijding van valsmunterij van de Euro, verbetering van de informatie-uitwisseling, het voeren van onderhandelingen met niet EU-partners, de aanpak van financieel-economische criminaliteit, het (verder) in kaart brengen van criminele organisaties, bestijding van terroristische activiteiten en de drugsbestrijding en de aanpak van mensenhandel.

Naast de bijdrage als lidstaat aan het reguliere Europol-budget is Nederland als gastland verantwoordelijk voor de kosten van de huisvesting en beveiliging van Europol in Den Haag. In 2001 zal een bedrag van f 8,9 miljoen aan de begroting worden toegevoegd, oplopend tot 15,2 miljoen in 2004.

Mensensmokkel

De activiteiten van de Taskforce mensensmokkel -verbetering van de informatiehuishouding en uitbreiding van de opsporingscapaciteit- worden voortgezet. De Nederlandse regering zet zich voorts in voor intensivering en uitbreiding van de aanpak van mensensmokkel in Europees verband, waarbij de rol van Europol moet worden versterkt en gezamenlijke onderzoeksteams moeten worden ingesteld. De inspanningen zullen zich richten op het opsporen en ontmantelen van de betrokken criminele netwerken.

In VN verband wordt gewerkt aan een protocol over mensensmokkel, waarin partijen zich zullen verplichten mensensmokkel strafbaar te stellen en zoveel mogelijk samen te werken bij de bestrijding van internationaal georganiseerde smokkel van migranten.

Eurojust

Nederland zal actief medewerking verlenen aan de oprichting van Eurojust, een nieuw Europees orgaan voor de coördinatie van het vervolgingsbeleid op Europees niveau, als een instituut dat een toegevoegde waarde kan hebben in de internationale strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. Zo zal Eurojust een coördinerende en ondersteunende rol kunnen krijgen bij de vervolging van internationaal opererende criminelen, belast kunnen worden met het justitieel toezicht op de activiteiten van Europol en een taak kunnen krijgen waar het gaat om het formuleren van gemeenschappelijke prioriteiten bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit door de lidstaten. In de discussie die binnen de EU gevoerd wordt met betrekking tot de toekomstige rol en taken van Eurojust zal Nederland in het bijzonder aandacht vragen voor de relatie van Eurojust met Europol en het Europees Justitieel Netwerk, de regeling van de politieke en eventueel rechterlijke controle op het functioneren van Eurojust en de relatie van Eurojust met nationale parketten.

Voor Nederland is van belang dat Eurojust in het begin niet te zwaar wordt aangezet, en dat het werkterrein zich beperkt tot de taken waarvoor ook Europol is ingesteld. In 2001 zullen onderhandelingen over het Europese rechtsinstrument plaatsvinden.

Internationale rechtshulp (BIRS)

Door het feitelijke vrij verkeer van personen- en goederen binnen de Europese Unie en de daarmee gepaard gaande internationale criminaliteit binnen de Lidstaten is het nodig om de bestaande procedures en vereisten voor de klassieke vormen van internationale rechtshulp drastisch te vereenvoudigen. In dat kader biedt de in 2000 getekende Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussende lidstaten van de Europese Unie een substantiële uitbreiding van de mogelijkheden tot rechtstreekse rechtshulpverlening tussen justitiële autoriteiten.

In 2001 zal de ratificatieprocedure en de implementatie van de Overeenkomst in Nederland gestalte moeten krijgen. Bij die gelegenheid zal ook titel X van het Wetboek van Strafvordering waarin de internationale rechtshulp is geregeld worden gemoderniseerd.

De Europese Raad van Tampere heeft een belangrijke impuls gegeven aan de ontwikkeling van nieuwe instrumenten, die de vorming van een Europese rechtsruimte moeten bevorderen. In 2001 zal hieraan binnen de EU invulling dienen te worden gegeven. Zo zal het principe van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen moeten worden uitgewerkt in concrete instrumenten. Toepassing van wederzijdse erkenning leidt tot een vereenvoudiging van het internationale justitiële verkeer.

De klassieke vormen van internationale rechtshulp zijn geregeld in verdragen die tot stand zijn gekomen in de Raad van Europa. Uitbreiding van de Raad van Europa betekent een toename van de mogelijkheden voor internationale rechtshulp. In het kader van de Raad van Europa is de inzet van Nederland om de bestaande verdragen waar nodig te moderniseren. Het streven is erop gericht komend jaar een 2e Aanvullend Protocol af te ronden waardoor het Rechtshulpverdrag uit 1959 wordt gemoderniseerd.

Een derde aspect vormt de samenwerking met landen waarmee Nederland geen specifieke rechtshulpverdragen heeft gesloten. De rechtshulp met deze landen geschiedt indien het drugsdelicten betreft op basis van het VN Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen uit 1988. Met de afronding en de daarop volgende ratificatie van het VN verdrag inzake internationaal georganiseerde criminaliteit worden in 2001 de mogelijkheden tot samenwerking met deze landen aanzienlijk uitgebreid. Daarbij moet de uit criminaliteitsbestrijdingsoptiek noodzakelijke samenwerking met landen altijd zorgvuldig worden afgewogen tegen de consequenties van die samenwerking voor mogelijk schending van mensenrechten.

Tenslotte zal in 2001 de samenwerking binnen de internationale rechtshulp keten in Nederland verder worden versterkt. De inrichting van 8 Regionale Internationale Coördinatie Centra en 1 Landelijk ICC (samenwerkingsverbanden OM en politie) in Nederland zal afgerond moeten zijn. Begin van het jaar moeten alle ICC's operationeel zijn en zullen zij de registratie, voortgangsbewaking en kwaliteitscontrole op alle inkomende rechtshulpverzoeken verzorgen onder andere met behulp van het Landelijk Uniform Registratiesysteem voor Internationale rechtshulpverzoeken (LURIS). Dit verbetert de snelheid en kwaliteit van rechtshulpverlening door Nederland. Daarmee breekt de tweede fase aan waarin de ICC's ook de uitgaande rechtshulpverzoeken gaan coördineren. Daartoe zal een LURIS II worden gebouwd dat de ICC's daarbij ondersteunt.

Tevens zie ik erop toe dat de in Nederland bij rechtshulp betrokken instanties de aanbevelingen uit de EU-evaluatie over de internationale rechtshulp door Nederland in de praktijk toepassen. Daarmee komt Nederland de verdragsverplichtingen na ten aanzien van de andere landen. Dat is ook in het eigen belang, want wederkerigheid is een belangrijk element in rechtshulp. Als Nederland goed presteert, voeren andere landen rechtshulpverzoeken ook voortvarend uit.

Beleidsartikel 3.4: Jeugdbescherming

Regie in de jeugdzorg

Het Beleidskader Wet op de jeugdzorg is een raamwerk voor de nieuwe Wet op de jeugdzorg en voor de wijze waarop het vernieuwingsproces wordt geïmplementeerd. De feitelijke wetgevingsarbeid is ter hand genomen. Het streven is om begin 2001 een concept wetsvoorstel ter advisering aan de formele adviesorganen toe te zenden. Het perspectief is dat de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen een taak wordt van de Bureaus jeugdzorg die in het hele land gestalte krijgen. Deze bureaus zullen ook taken uitvoeren op het gebied van de jeugdreclassering. Voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen, is de Raad voor de Kinderbescherming als uitvoeringsorganisatie van Justitie een vitale schakel in de jeugdzorgketen (zie in dit verband ook onderstaande grafieken).

Het proces van integratie van de instellingen van voogdij en gezinsvoogdij in de Bureaus jeugdzorg is reeds enige jaren gaande. De mate waarin de uitvoering van de (gezins)voogdij in de bureaus jeugdzorg geïntegreerd is, verschilt per provincie. In de meeste gevallen werkt de gezinsvoogdij in de bureaus jeugdzorg samen met de andere sectoren bij de toeleiding van de geïndiceerde jeugdzorg. Vanuit het perspectief van zorgvuldige rechtspleging is het noodzakelijk dat er meer uniformiteit komt. Dit zal aandacht krijgen bij de verdergaande implementatie. In de meerjarenafspraken jeugdzorg is vastgelegd dat er in alle provincies per 1 januari 2003 volwaardige bureaus zijn.

Figuur 9: Aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers onder voogdij versus overigen minderjarigenkst-27400-VI-2-9.gif

Bron: Raad voor de Kinderbescherming

Figuur 10: Door de Raad voor de Kinderbescherming afgedane zakenkst-27400-VI-2-10.gif

Bron: Raad voor de Kinderbescherming

Alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's)

In december 1999 verschenen aanbevelingen van de Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming. Deze komen erop neer dat een nieuw en samenhangend systeem voor toelating, voogdij en (vervolg)opvang moet worden ontworpen. Het huidige beleid is onder druk komen te staan door de sterk gestegen toestroom naar Nederland in de laatste jaren; sinds 1997 is het aantal minderjarige asielzoekers meer dan verdubbeld (zie figuur 11). Deze omstandigheid, alsmede de lange procedures en de toename van misbruik van de regelingen door meerderjarige asielzoekers, hebben geleid tot het opstellen van een nieuw beleidskader. Het nieuwe beleid biedt meer samenhang en geeft zowel de asielzoekers als de uitvoerende instanties meer duidelijkheid en zekerheid. Het betreft een pakket van maatregelen, zoals het tegengaan van misbruik, versnelling van de afhandeling van de asielaanvraag, intensivering van de terugkeer naar het land van herkomst en het beter laten aansluiten van de voogdij en opvang op het perspectief van terugkeer of integratie.

De beleidsnota ama's is op 24 maart 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het jaar 2001 wordt benut voor de implementatie van het beleid, waarna het beleid in 2002 zal worden geëvalueerd.

Figuur 11: Aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers onder voogdijkst-27400-VI-2-11.gif

Bron: DPJS

Herziening maatregelen van kinderbescherming

In 2000 worden verschillende evaluatieonderzoeken en projecten met betrekking tot de civiele maatregelen van kinderbescherming uitgevoerd. Deze zullen in 2001 een vervolg krijgen. Het gaat hierbij onder meer om de volgende onderwerpen: evaluatie van de maatregel van ondertoezichtstelling, de effectiviteit van kinderbeschermingsmaatregelen, de pleegzorg en de transgenerationele overdracht van de ondertoezichtstelling dat wil zeggen de vraag of de maatregel van ondertoezichtstelling «overerft» in de volgende generatie. Aan de hand van de resultaten van de verschillende onderzoeken zal in 2001 het huidige maatregelenpakket worden bezien. Daarin zal tevens de uitbreiding met een maatregel tot ondersteuning bij de opvoeding worden betrokken.

Rechten van het kind

In 2001 zullen de rechten van het kind bijzondere aandacht hebben; het is dan immers honderd jaar geleden dat de Kinderwetten tot stand zijn gekomen. Bovendien vindt onder auspiciën van de Verenigde Naties de zogenoemde Wereldkindertop plaats. Tevens zullen de voorbereidingen moeten worden getroffen voor de tweede rapportage van Nederland over het Verdrag inzake de rechten van het kind, die begin 2002 gereed moet zijn.

Beleidsterrein 4: Rechtspleging en Rechtstoegang

Rechtspleging is naast regelgeving een middel waarmee Justitie uitvoering geeft aan haar beginselen rechtszekerheid, rechtsbescherming en rechtsgelijkheid. De toegang tot de rechter en de beschikbaarheid van juridische dienstverlening, ook voor rechtzoekenden met onvoldoende financiële middelen, vormen een voortdurende zorg voor Justitie bij het realiseren van deze klassieke rechtsbeginselen. De rechtspleging zal ook voor 2001 in het kader van het Project Rechtspraak 21e Eeuw veel aandacht vragen.

Beleidsartikel 4.1: Rechtspleging en alternatieve geschillenbeslechting

Versnelling Regeerakkoord; Modernisering rechterlijke organisatie (zie tabel 1)

Op verschillende manieren werkt Justitie aan het zelforganiserend vermogen van de rechterlijke organisatie. De oprichting van de Raad voor de Rechtspraak en de ontvlechting van het gemeenschappelijk beheer en het Project Versterking Rechterlijke Organisatie (PVRO) zijn daar voorbeelden van en maken deel uit van de Contourennota. De eerder hiervoor beschikbaar gestelde middelen bleken echter met name in de opstartfase onvoldoende. Voor de jaren 2000 en 2001 zijn dan ook extra middelen beschikbaar gesteld te weten f 18 miljoen in 2000 en f 40 miljoen in 2001.

Raad voor de Rechtspraak

De Raad voor de Rechtspraak gaat naar verwachting per 1 januari 2002 zijn taken uitoefenen, als de wetgeving die daarop betrekking heeft door zowel de Eerste als de Tweede Kamer is aangenomen en in werking is getreden. In de huidige overgangsfase vinden tal van voorbereidende werkzaamheden plaats. Zo wordt een visie ontwikkeld over de relatie van de toekomstige Raad met het departement en de gerechten. Hierbij komen onder meer besturing, bekostiging, informatievoorziening, efficiëntie, cultuur en de overgang naar de Raad aan de orde.

Daarnaast zijn er praktische activiteiten gestart om de Raad gestalte te geven. Zo worden kwartiermakers voor de Raad aangezocht en activiteiten ondernomen om het bureau van de Raad te bemensen en de huisvesting te regelen. In afwachting van de parlementaire afhandeling van de wetsvoorstellen zullen geen onomkeerbare stappen worden genomen.

Ontvlechting gemeenschappelijk beheer

Het project ontvlechting gemeenschappelijk beheer is bedoeld om de rechtsprekende macht en het OM zelf verantwoordelijk te maken voor de beheersinfrastructuur en de bekostiging ervan. Op 3 april 2000 is de Tweede Kamer via de beleidsbrief «Toekomst beheersinfrastructuur rechterlijke organisatie» (TK 26 352, nr. 24) geïnformeerd over het besluit inzake de toekomstige positie van de beheersinfrastructuur van de rechterlijke organisatie. Het is de bedoeling om de beheersinfrastructuur financieel te ontvlechten en per 1 januari 2002 bestuurlijk onder de verantwoordelijkheid te brengen van de rechtspraak en het OM. Daarbij staat voorop dat de veranderingen zorgvuldig en geleidelijk worden ingevoerd, gelijk opgaand met de ontwikkeling van integraal management bij de gerechten en de parketten. Dit gebeurt in 2001. Vanaf 2002 lopen er twee geldstromen, één via de Raad voor de Rechtspraak naar de gerechten en één via het College van Procureurs Generaal naar de parketten. Belangrijke voorwaarde voor een succesvolle ontvlechting is het op orde zijn van de automatisering en infrastructuur. Om een in de loop der jaren opgelopen achterstand hierin weg te werken is een bedrag f 22,3 miljoen in 2001 toegevoegd aan de begroting van de rechterlijke organisatie. Daarnaast is er voor het project GEORGE f 6,5 miljoen in 2001 toegevoegd en ruim f 2 miljoen structureel.

Project Versterking Rechterlijke Organisatie

In aanvulling op de activiteiten van het departement om de rechterlijke organisatie te moderniseren, voert de rechterlijke macht in het kader van het PVRO tal van projecten zelf uit. Dit heeft al geresulteerd in de invoering van een uniform rolreglement voor het bestuursrecht bij de gerechten, de formulering van een advies voor het bestuursmodel voor de gerechten, de opening van een website (www.rechtspraak.nl) en de goedkeuring door de voorzitters van de sectoren civiel recht van een uniform rolreglement civiele procedures. Voorts zijn veertien gerechten gestart met competentiemanagement, ter verbetering van het personeelsbeleid. Het jaar 2001 staat in het teken van de feitelijke implementatie van deze landelijke PVRO-projecten. Lokale veranderteams bij de gerechten zullen op basis van de producten van de landelijke PVRO-projectteams werken aan de feitelijke modernisering van de gerechten. Daarbij hoort ook de bestuurlijke invoeging van de sector kanton in het gerechtsbestuur.

Strafrechtketen

Van belang is vooral dat de rechtsprekende macht voldoende capaciteit krijgt om het aanbod van strafzaken af te doen. Om aan deze capaciteitsbehoefte tegemoet te komen vindt momenteel een uitbreiding met zes strafkamers plaats. De convenanten die tussen het OM en de gerechten worden gesloten vervullen hierin een belangrijke functie. Tijdens het onderhandelingsproces wordt duidelijk welke knelpunten een adequate afhandeling van zaken belemmeren. Vervolgens kunnen daarvoor oplossingen worden geformuleerd.

In het kader van het moderniseringsproces van de rechterlijke organisatie is er veel aandacht voor het verbeteren van de organisatie, bijvoorbeeld in de strafsectoren rond werving, selectie en opleiding en het bevorderen van deskundigheids- en en kennisbeleid. Tevens zal worden onderzocht of megazaken zodanig kunnen worden behandeld dat het dagelijkse werk van de gerechten daardoor zo min mogelijk wordt verstoord.

Evaluatieprogramma

Er komt een evaluatieprogramma om na te kunnen gaan in hoeverre de doeleinden van de Contourennota via de uitvoering van departementale projecten, PVRO en het wetgevingsprogramma zullen worden gerealiseerd. Binnen dit programma is aandacht voor de ontwikkeling van prestatiecriteria en meetinstrumenten. Dat sluit aan bij de nieuwe begrotingssystematiek «Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording».

De (tussentijdse) resultaten van het evaluatieprogramma zal ik (gelijktijdig met de voortgangsrapportage Contourennota) halfjaarlijks aan de Tweede Kamer presenteren.

Derde fase van de Herziening van de Rechterlijke Organisatie (HRO)

Bij brief van 25 juni 1999 (TK 26 352, nr. 14) is aangekondigd dat in de loop van 2000 een verkennende analytische notitie over de derde fase HRO aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. In het najaar 2000 zal de Tweede Kamer in een aparte brief worden ingelicht over de stand van zaken rond de derde fase HRO.

Knelpunten Hoge Raad en College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Teneinde de capaciteitsproblemen bij de Hoge Raad (deels) op te lossen krijgt de Hoge Raad in de komende jaren extra financiële middelen, te weten f 2,1 miljoen in 2001 en f 3 miljoen structureel. De huidige capaciteitsproblemen bij de Hoge Raad hebben voornamelijk betrekking op de ondersteuning. Met de extra middelen zal de ondersteuning worden uitgebreid met circa 22 fte. Ook komen er voor het wegwerken van de achterstanden bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven extra middelen (f 3 miljoen verspreid over drie jaar).

Werving, selectie en opleidingen

In 1999 is het project Werving, Selectie en Opleiding leden Rechterlijke Macht (WSO RM) van start gegaan. De belangrijkste korte termijn doelstelling was het wegwerken van de capaciteitsproblematiek bij de Zittende Magistratuur in 1999 en 2000. Daarnaast wordt er gewerkt aan optimalisering en stroomlijning van het gehele instroomproces om capaciteitsproblemen op de (middel)lange termijn te voorkomen. Dit instroomproces laat zich als volgt weergeven:

Capaciteitsprognose → werven → selecteren → opleiden → plaatsen

Maatregelen ter optimalisering van dit instroomproces zijn bijvoorbeeld de ontwikkeling van een capaciteitsprognosemodel, een landelijke wervingscampagne en een arbeidsmarktstrategie, herziening en verkorting van de selectieprocedures, versterking van de lokale opleidingscapaciteit en de ontwikkeling van een «Functiegericht Opleidingsprogramma Zittende Magistratuur» (FOZM).

Voor de uitwerking hiervan zijn incidenteel middelen beschikbaar gesteld voor 1999 en 2000. Over de voortgang wordt halfjaarlijks aan de Tweede Kamer gerapporteerd (januari 2000, juli 2000 en januari 2001). Met deze middelen worden structurele effecten beoogd op het terrein van de werving, selectie en opleiding voor leden van de Rechterlijke Macht. De ingezette beleidsintensiveringen zullen ook structureel doorwerken in de begroting van de komende jaren. Voor 2001 wordt hiervoor f 1,5 miljoen extra aan de begroting toegevoegd.

Rechtspleging en Wetenschap

Naast de moderniseringsoperatie «Rechtspraak in de 21e eeuw», is het programma «Rechtspleging en Wetenschap» bedoeld als impuls voor empirisch onderzoek en verbetering van het onderwijs op het terrein van de rechtspleging. Op 8 december 1999 is hierover een congres gehouden onder de titel «Rechtspleging Bestuur en Samenleving», in het kader waarvan inmiddels een onderzoeksagenda is gepubliceerd. Het creëren van hooglerarenposten, het uitvoeren van een gedeelte van de onderzoeksagenda en het bijeenroepen van een Platform Rechtspleging en Wetenschap staan voor 2001 jaar gepland.

Kenniscentra (zie tabel 1)

Vanaf 2001 zijn middelen gereserveerd voor het opzetten van twee kenniscentra, één voor de rechterlijke macht en één voor Europees recht, en twee expertisecentra, één voor opsporingsmethoden en één voor rechthandhaving.

Alternatieve geschilafdoening

De doelstelling van (het bevorderen van) alternatieve geschilafdoening (ADR) valt samen met de doelstelling uit de Contourennota geschilafdoening op maat. Hoofddoelstelling van het project is na te gaan, of structurele voorzieningen bij de rechterlijke organisatie en binnen het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand voor doorverwijzing naar mediators bestaansrecht hebben. Daartoe worden bij vijf rechtbanken doorverwijzingsprojecten gestart. In 2000 zijn inmiddels drie deelprojecten van start gegaan. Bij de rechtbank Arnhem wordt doorverwezen in civiele zaken en familiezaken, de rechtbank Zwolle verwijst door in bestuursrechtelijke conflicten en de rechtbank Utrecht in civielrechtelijke (handels)zaken. Amsterdam (bestuurssector) en Assen (familiesector en kantongerecht) volgen later.

Binnen het stelsel van rechtsbijstand komen er eveneens bij enkele stichtingen rechtsbijstand doorverwijzingsprojecten. Deze zijn nog in voorbereiding. De projecten, die lopen tot 1 januari 2003, worden gelijktijdig door het WODC geëvalueerd.

Van de eind 1998 gestarte experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling heb ik in mei 2000 twee voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer gezonden met een overzicht van de stand van zaken na één jaar. Het lijkt er vooralsnog op dat in dit soort conflicten, vooral ook gezien de achterliggende belangen van partijen, mediation een welkome aanvulling is op de bestaande rechtsmiddelen. Een evaluatie van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek wordt medio 2001 verwacht. Aan de hand van deze evaluatie zal vervolgens besluitvorming plaatsvinden met betrekking tot een eventuele voortzetting van de experimenten.

Voorts komt er een drietal onderzoeken, waarvan naar verwachting in 2001 de (eerste) resultaten bekend zullen worden. Allereerst wordt onderzoek gedaan naar de praktijk van mediation in vergelijkbare rechtssystemen, zoals in Frankrijk en Duitsland. In de tweede plaats komt er een inventarisatie van de aard en omvang van de praktijk van arbitrage en bindend advies en de mate waarin deze rechtspraktijk leidt tot een vermindering van de druk op de rechtspraak. Tenslotte zal een nadere studie inzake het verschoningsrecht van de mediator worden bevorderd.

Beleidsartikel 4.2: Rechtsbijstand

Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, dat berust op de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb), heeft als doel rechtzoekenden met onvoldoende financiële middelen in staat te stellen om in zaken waarbij juridisch deskundige bijstand gewenst is hun geschillen te beslechten volgens de regels van de rechtsstaat. Daartoe dient een kwalitatief goede rechtsbijstand in voldoende mate beschikbaar te zijn.

Beleidsprioriteiten voor de gesubsidieerde rechtsbijstand voor 2001 zijn:

De ontwikkeling en uitvoering van monitoring van de effecten van de Wrb

Uit de in 1998 uitgevoerde evaluatieonderzoeken blijkt dat het huidige stelsel in redelijke mate aan zijn doelstellingen beantwoordt. Als uitvloeisel van de evaluatie van de Wrb (verslag evaluatie Wrb, aan de Tweede Kamer aangeboden op 16 december 1998) wordt in 2001 een instrument ontwikkeld voor de meting van de effecten van de eigen bijdragen voor de toegang tot het recht.

Vernieuwing van de organisatie van de rechtsbijstand binnen het raamwerk van het stelsel van de Wrb

Een verdere verbetering en vernieuwing van de organisatie kan worden bereikt op het terrein van het aanbod van rechtsbijstand en – waar mogelijk – door het terugbrengen van de bureaucratische last voor deelnemers in het stelsel. Ook zal de doelmatigheid van uitvoering worden verbeterd door nieuwe toepassingen van ICT en in samenhang daarmee de mogelijke overgang naar een andere maatstaf van draagkrachtvaststelling (belastbaar inkomen). Wat het laatste betreft vindt momenteel in het kader van het zogenaamde Vivalt-traject een haalbaarheidsstudie plaats. Besluitvorming over de uitkomsten van deze studie is in het begin van 2001 voorzien.

Verbetering van de toegankelijkheid en van de kwaliteit van rechtsbijstand

In 2000 wordt een toekomstverkenning voor de gesubsidieerde rechtsbijstand afgerond. Parallel daaraan worden – met als doel het bereiken van een betere prijs-kwaliteitverhouding – de mogelijkheden van aanbesteding van rechtsbijstand onderzocht. In 2001 zullen op basis hiervan mogelijke vernieuwingen in gang worden gezet. De in gang gezette bevordering van kwaliteitszorg en -borging binnen het aanbod van rechtsbijstand zal worden voortgezet.

Figuur 12: aantal afgegeven toevoegingen inzake rechtsbijstandkst-27400-VI-2-12.gif

Bron: DRJB

Met betrekking tot het beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand zijn in figuur 12 de ontwikkelingen van het aantal afgegeven toevoegingen op de, qua omvang, belangrijkste rechtsterreinen, weergegeven. In civiel- en bestuursrechtelijke zaken was tot en met 1999 sprake van een lichte daling in het aantal toevoegingen. De verklaring van deze ontwikkelingen moet vooral worden gevonden in de gunstige economische ontwikkelingen. Verder is binnen de civiele- en bestuursrechterlijke rechtsgebieden sprake van toename van toevoegingen op het terrein reguliere vreemdelingenzaken. De toename bij asieltoevoegingen hangt samen met de productiestijging bij met name de Immigratie- en Naturalisatie Dienst.

Beleidsartikel 4.3: Schuldsanering

De regeling van schuldsanering op grond van de Wet Schuldsanering natuurlijke personen van 1 december 1998 (WSNP) is bedoeld om burgers met uitzichtloze schulden onder voorwaarden een schone lei te verschaffen. Als nevendoelstelling wordt beoogd iets te doen aan de achterliggende oorzaken van de schuldenproblematiek. In de uitvoering van de WSNP zijn de doelstellingen: voldoende deskundige bewindvoerders en een relatieve vermindering van het aantal faillissementen van natuurlijke personen.

Beleidsprioriteiten voor 2001 zijn:

Monitoring van de effecten van de WSNP

Overeenkomstig de toezegging aan de Tweede Kamer worden de effecten van de WSNP vanaf de inwerkingtreding onderzocht. De Raad voor Rechtsbijstand Den Bosch heeft die taak landelijk op zich genomen. De gegevens uit de monitoring over 2000 zullen moeten kunnen aangeven waar de accenten in de uitvoering liggen.

Tarieven bewindvoerders (zie tabel 1)

Voor een adequate uitvoering van de WSNP is het van belang dat vraag en aanbod van bewindvoerders overeenkomen (i.c. WSNP-zaken). In de praktijk is gebleken dat de vergoeding die bewindvoerders ontvangen, niet kostendekkend is waardoor fricties ontstaan aan de aanbodzijde. Op basis van de adviezen van de «Commissie monitoring bewindvoerderssubsidie WSNP» is een wijziging van het subsidiebesluit in voorbereiding die voorziet in een – vooralsnog tijdelijke – substantiële verhoging van de subsidies voor bewindvoerders. In dit kader is – uitgaande van 8000 zaken in 2001 – f 3,5 miljoen structureel aan de begroting toegevoegd. Diverse beroepen en instanties (advocatuur, gemeentelijke kredietbanken sociale diensten, maatschappelijk werk etc.) worden gestimuleerd om gerichte opleidingen te volgen en deel te nemen als bewindvoerders in de uitvoering van de WSNP.

Aansluiting van het wettelijke met het minnelijke traject van schuldsanering en het versterken van een doelmatige uitvoering van de WSNP

De schuldsanering in het kader van de WSNP (wettelijk traject) moet samengaan met vormen van schuldhulpverlening (budgetbeheer) om te voorkomen dat mensen opnieuw terugvallen in uitzichtloze schuldposities. Van belang is in dat verband dat er overeenstemming komt tussen alle betrokkenen bij schuldsanering over de berekeningswijze van de aflossingscapaciteit van de schuldenaar. Voorts zal op basis van de adviezen van de Commissie monitoring bewindvoerderssubsidie WSNP een aantal maatregelen worden getroffen ter versterking van de uitvoering. Dit pakket moet in 2001 vruchten afwerpen. In 2001 zullen ook de resultaten van een in 2000 gehouden wetsevaluatie moeten worden verwerkt.

figuur 12A Wettelijke schuldsaneringkst-27400-VI-2-13.gif

* volgens de Justitieverantwoording is in 1999 voor 6000 personen een bewindvoerder benoemd, rekeninghoudend met de daaronder vallende gehuwden (idem geregistreerd partnerschap), waarin de bewindvoerder voor beiden optreed is sprake van een lager aantal zaken (in casu 4 285); dit effect is tevens in de gemiddelde prijs verwerkt.

Beleidsartikel 4.4: Juridische dienstverlening

De juridische dienstverlening van de gereglementeerde vrije juridische beroepsbeoefenaren (de advocatuur, het notariaat en de gerechtsdeurwaarders) dient voor een zo groot mogelijk publiek beschikbaar te zijn en dient voorts voldoende kwaliteit te hebben. Met het bevorderen van marktwerking in de beroepsuitoefening en met een adequate regelgeving wordt beoogd dat er voldoende advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders zijn, dat de juridische diensten tegen maatschappelijk aanvaardbare tarieven beschikbaar zijn en dat de vakbekwaamheid en de integriteit van de juridische dienstverleners gewaarborgd zijn.

Beleidsprioriteiten voor 2001 zijn:

Nadere afbakening van de (mogelijkheden voor) marktwerking in de beroepsuitoefening

In het verlengde van het regeringsprogramma voor Marktwerking, deregulering en wetgevingsbeleid zullen de wettelijke mogelijkheden en grenzen van marktwerking in de beroepsuitoefening worden geëxploreerd en afgebakend.

Eind 2000 zal de regering zich een oordeel vormen over het toestaan van interdisciplinaire samenwerking tussen notarissen en accountants die samenwerken met beroepsbeoefenaren waarmee de notaris niet mag samenwerken. Aan de regelgeving van die samenwerking zullen dan eventueel consequenties worden verbonden. Het oordeel van de regering volgt op de uitkomsten van het lopende overleg over interdisciplinaire samenwerking tussen de diverse betrokken beroepsorganisaties (notariaat, advocatuur, accountants en fiscaaljuristen). Dit overleg is eind 1998 gestart naar aanleiding van een motie van het lid van de Tweede Kamer G. de Jong tijdens de behandeling van de Wet op het Notarisambt (motie van 14 april 1998, TK 23 706, nr. 29). Zoals is uiteengezet in de brief van 1 oktober 1998 van de staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer (TK 23 706, nr. 39) zal de regering zich in 2002 in het vervolg op dit overleg een oordeel vormen over een eventuele verdere verruiming van het toelaten van interdisciplinaire samenwerking door notarissen.

In 2001 zal naar verwachting de Gerechtsdeurwaarderswet (TK 22 775) inwerking kunnen treden. De wet maakt de vestiging van gerechtsdeurwaarders vrijer, net als de tarieven voor ambtshandelingen met behoud van vaste tarieven voor de doorberekening van de kosten van ambtshandelingen aan schuldenaren. Over de inrichting van dit tariefsysteem komt eind 2000 advies van de Commissie Van de Winkel, door de staatssecretaris van Justitie op 11 januari 2000 ingesteld. Op 1 januari 2001 zal het tariefsysteem voor doorberekening van kosten aan de schuldenaren in nadere regelgeving zijn beslag moeten krijgen.

In 2001 verkeert de overgang naar vrije tariefsvorming op grond van de Wet op het Notarisambt in het tweede (van de drie) jaar. Deze overgang wordt gemonitord door de onafhankelijke Commissie monitoring notariaat. Voorzien is dat op 1 oktober 2000 een verdere verruiming van de – tijdens de overgang geldende – bandbreedtes voor tarieven voor notariële diensten (Tijdelijke regeling notariële tarieven onroerendgoedpraktijk 1999 van 16 juni 1999, Stsct. 1999, nr. 137, p. 22) wordt doorgevoerd (zie brief Tweede Kamer van 17 augustus 2000, 5045288/800).

Het bevorderen van evenwicht tussen vraag en aanbod in de juridische dienstverlening door vergroting van transparantie van het aanbod van diensten

De versterkte marktwerking dient de positie van de rechtzoekende/consument te verbeteren door hem te voorzien van meer en betere (markt-)informatie. Met de beroepsorganisaties en met anderen (consumentenorganisaties) zal voor zover nodig in 2001 overleg worden gevoerd hoe in die informatie kan worden voorzien. Ook zal ten behoeve van het beleid van de beroepsorganisaties en ten behoeve van evaluatie van de regelgeving meer informatie beschikbaar moeten komen over de toegang (tarieven) en over de kwaliteit van de dienstverlening (o.a. over klachten en preventieve maatregelen). In 1999 is hierover een advies uitgebracht door het Schoordijk Instituut van de Katholieke Universiteit Brabant. In 2000 wordt met de beroepsorganisaties over dit advies overleg gevoerd. Doel is om in de loop van 2001 te komen tot een model voor een – periodiek te herhalen – trendrapportage die «de stand van de rechtspraktijk» van de vrije juridische beroepen op een aantal aspecten (zoals toegang, kwaliteit, continuïteit) landelijk zichtbaar maakt.

Het bevorderen van kwaliteitsborging in de beroepsuitoefening binnen de juridische dienstverlening voor een zo groot mogelijk publiek

Het bestaande beleid, gericht op het inrichten, c.q. verbeteren van systemen van kwaliteitszorg en -borging (bewaking) in de dienstverlening gaat in 2001 voort. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de beroepsbeoefenaren en de beroepsorganisaties zelf.

Versterking van het toezicht en van het tuchtrecht t.a.v. de gereglementeerde beroepen

Mede met het oog op mogelijke verhoogde risico's van marktwerking voor de dienstverlening zal (de organisatie van) het toezicht en het tuchtrecht verder worden verbeterd. In het verlengde van het in november 1998 verschenen rapport «Toezicht notariaat» van de gelijknamige werkgroep komt er in 2000 overleg over de aanbevelingen uit dit rapport (aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 24 december 1999). Afhankelijk van de resultaten hiervan begint in 2001 de uitvoering van organisatorische verbeteringen van het toezicht en het tuchtrecht voor notarissen. Als uitvloeisel van de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet zal het voor het notariaat functionerende Bureau Financieel Toezicht mede worden belast met het financieel toezicht op de gerechtsdeurwaarders. Het Bureau zal hiertoe op sterkte gebracht worden. In 2000 is een aanvang gemaakt met de inrichting van het tuchtrecht voor gerechtsdeurwaarders. Na inwerkingtreding van de wet zal zijn voorzien in een Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Als beroepsinstantie op de Kamer is in de wet het Gerechtshof Amsterdam aangewezen. Over versterking van de toerusting van de tuchtrechtspraak voor advocaten wordt in 2000 in werkgroepverband gesproken met vertegenwoordigers van de verschillende colleges (raden van Discipline en Hof van Discipline) en met de Nederlandse Orde van Advocaten. Beoogd wordt om het advocatentuchtrecht in 2001 beter in te bedden in de rechterlijke organisatie.

Beleidsterrein 5: Tenuitvoerlegging van Rechtshandhaving en Rechtspleging

Het uitvoeren van de beslissing van de rechter is bijna het sluitstuk van de Justitie-verantwoordelijkheid voor een veilige en rechtvaardige samenleving. Een goede reïntegratie van en zorg voor (voormalige) delinquenten in de samenleving rekent Justitie tot haar taak in die verantwoordelijkheid.

Beleidsartikel 5.1: Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

Aanvullende noodmaatregelen ter beperking van de capaciteitsnood Jeugd

Uit hoofde van het amendement Kalsbeek en Dittrich (TK, 27 103, nr. 4) is het budget van de Dienst Justitiële Inrichtingen voor het jaar 2000 incidenteel met f 15 miljoen verhoogd. Met de toewijzing van deze middelen wordt beoogd de capaciteitstekorten voor de korte termijn middels het trefffen van aanvullende noodmaatregelen te beperken.

Huisvesting particuliere Justitiële Jeugdinrichtingen (zie tabel 1)

Bij een deel van de particuliere Justitiële Jeugdinrichtingen is sprake van tekortkomingen van de gebouwen. Het gaat hierbij onder meer om tekortkomingen in de functionaliteit van gebouwen en de beveiliging. Daarnaast moeten verbeteringen worden aangebracht om te kunnen voldoen aan de ARBO-vereisten en in verband met asbestproblematiek. In 2000 zullen additionele investeringen worden gedaan om een aantal gebouwen te verbeteren en om installaties te vervangen. Hiervoor wordt in 2000 een bedrag van f 17 miljoen aan de bijdrage van DJI toegevoegd.

Capaciteit justitiële jeugdinrichtingen

De druk op de capaciteit in de justitiële jeugdinrichtingen is groot. Dit komt onder meer door een toename van ernstige misdrijven door minderjarigen. Ook de complexiteit van problemen van ondertoezichtgestelde jeugdigen die in een justitiële jeugdinrichting belanden neemt toe. Daarom is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in capaciteitsuitbreidingen van de justitiële jeugdinrichtingen. De vorig jaar uitgebrachte prognose voor de capaciteit geeft het volgende beeld.

Tabel 5: Capaciteit justitiële jeugdinrichtingen
Jaar200120022003
Behoefte2 2302 4602 640

Het capaciteitsbeeld voor de nabije toekomst staat in bijgaande tabel. Ik heb de Tweede Kamer geinformeerd in mijn brief van 30 september 1999 en 4 mei 2000 (TK 24 587, nr. 28).

Tabel 6: Capaciteitsbeeld nabije toekomst
Jaar200120022003
Gepland1 8501 8501 850
– Subtotaal tekort– 380– 610– 790
– Uitbreiding regeerakkoord175275275
– Tekort, stand van zaken (brief 30 september 1999)– 205– 335– 515
– Maatregelen205205205
– Masterplan (brief 4 mei 2000)   
– Subtotaal tekort0– 130– 310
– Aanpassing i.v.m. vertragingen– 80  
Resterend tekort– 80– 130– 310

Bij ongewijzigd beleid zal in 2001 nog steeds sprake zijn van een tekort aan plaatsen. Daarom zal een Task Force in het najaar van 2000 voorstellen doen voor aanvullende noodmaatregelen teneinde het tekort in 2001 terug te dringen.

Capaciteitsprognoses sancties 2001

Voor een goede planning is inzicht in de mogelijke behoefte aan sanctiecapaciteit onontbeerlijk. De basisprognoses, opgesteld door het WODC, worden in planningskaders vertaald in samenwerking met de uitvoeringsorganisaties. In 2001 zijn de nieuwe capaciteitsprognoses aan de orde. In de cijfers zullen onder meer de effecten van beleidsmaatregelen en wet- en regelgeving worden verdisconteerd. De prognoses zijn voor het voorjaar van 2001 aan de Tweede Kamer in het vooruitzicht gesteld. Op basis hiervan zal een definitieve planning en berekening van de capacitaire en financiële consequenties worden gemaakt voor de jaren 2002 en 2003. De geactualiseerde prognoses zullen er, tezamen met de in het jaar 2000 getroffen maatregelen in het gevangeniswezen, toe bijdragen dat het aantal heenzendingen van meerderjarigen wegens plaatsgebrek in de justitiële inrichtingen tot een minimum kan worden beperkt.

Effectiviteit van sancties

Het jaar 2001 zal meer inzicht brengen in de invloed van (penitentiaire en andere) programma's op recidive en maatschappelijke reïntegratie. Het monitoren van effectieve interventies zal onder meer plaatsvinden met behulp van een toetsingskader voor effectiviteit van strafrechtelijke interventies, te benutten door de uitvoeringsorganisaties op het terrein van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties. Het volgen van de recidive wordt verbeterd door de recidive-monitor van het WODC en door middel van het WODC-onderzoek naar effectiviteit van programma's.

Met betrekking tot de reclassering zal in 2001 een verschuiving van werkzaamheden plaatshebben naar bepaalde groepen delinquenten waarbij de interventies een hoog maatschappelijk rendement hebben, in de zin van overlastvermindering en de toename van veiligheid in de samenleving. Uit een oogpunt van bescherming van de samenleving vraagt de harde kern van delinquenten om een toegesneden aanpak, die zeer substantiële effecten kan hebben op de omvang van de criminaliteit.

Sancties in perspectief

Het sanctiestelsel heeft in de afgelopen jaren een groot aantal veranderingen ondergaan. Bij de behandeling van de Penitentiaire Beginselenwet in zowel de Tweede als de Eerste Kamer ben ik verzocht een actueel overzicht van het stelsel aan te bieden. Begin 2000 is de nota Sancties in Perspectief uitgebracht die een brede heroriëntatie op het sanctiestelsel bevat. Naast het gevraagde overzicht bevat de nota een aantal voorstellen in de geest van een grotere transparantie en vereenvoudiging van het stelsel. Tot nu toe is er veel aandacht besteed aan de mogelijkheid tot vervanging van vrijheidstraf door andere vormen van afdoening, zoals taakstraf (substitutie).

In 2001 wordt bezien of er meer marges kunnen worden benut. De nota is nog niet in de Tweede Kamer behandeld. De uitwerking van de voorstellen, de uitvoeringstoetsing en wetsvoorbereiding zullen de komende jaren consequenties hebben voor de beleidsontwikkeling op dit terrein. De nota heeft betrekking op het strafrecht voor meerderjarigen. In 2001 zullen de eventuele implicaties voor het terrein van de minderjarigen worden bezien.

Forensische zorg (zie tabel 1)

In juni 2000 is de Tweede Kamer geïnformeerd hoe uitvoering zal worden gegeven aan de motie over de behandeling van gedetineerden met een psychische- of persoonlijkheidsstoornis (TK 26 800 VI, nr. 38). Dankzij de extra middelen (f 12,8 miljoen in 2000 en vanaf 2001 f 25 miljoen structureel voor Justitie) die aan de begrotingen van de ministeries van VWS en Justitie zijn toegevoegd, kan de forensische zorg worden geïntensiveerd en kunnen nieuwe initiatieven worden ontplooid. Het gaat om twee groepen gedetineerden, te weten zij die lijden aan een ernstige psychiatrische aandoening en gedetineerden die ten gevolge van een geestelijke stoornis een gevaar voor de maatschappij vormen. Voor de eerste groep moeten toereikende voorzieningen worden gecreëerd, zodat het recht op medische zorg kan worden geëffectueerd en de overheid haar zorgplicht kan waarmaken. De ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) zal de zorg voor deze groep mede vorm geven. Hierover zal de minister van VWS u in de Zorgnota 2001 informeren. Daarnaast zullen in 2001 in toenemende mate aan pedoseksuele delinquenten programma's worden aangeboden (ad f 2 miljoen structureel) ter voorkoming van recidive. Voor een uitgebreidere toelichting over deze intensivering wordt verwezen naar de agentschapsbegroting van DJI.

Toezicht zedendelinquenten (zie tabel 1)

In 2001 zal het in de brieven aan de Tweede Kamer van 3 januari 2000 en 2 mei 2000 weergegeven beleid ten aanzien van pedoseksuele delinquenten verder vorm worden gegeven. Zoals de Tweede Kamer is toegezegd zal elk jaar verslag worden gedaan van de vorderingen bij de aanpak van seksueel misbruik van kinderen. Ter voorkoming van recidive van zedendeliquenten die weer terugkeren in de samenleving is besloten de begeleiding te intensiveren (met 4 uur per week per delinquent). Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar gesteld, oplopend van f 4 miljoen in 2001 tot f 5,8 miljoen in 2004. Het grootste deel hiervan (f 3 miljoen in 2001, oplopend tot f 4 miljoen in 2004) wordt ingezet voor de versterking van het toezicht op delinquenten waaraan TBS met voorwaarden is opgelegd of waarbij de TBS met verpleging voorwaardelijk is beëindigd. De toename houdt verband met de verwachte aanhoudende groei van het aantal van deze TBS-vormen. Concreet worden de extra middelen aangewend voor de intensivering van het toezicht op ca. 120 delinquenten, oplopend tot ca. 160 delinquenten in 2004. Behalve in de TBS-klinieken verblijven er ook pedoseksuelen in de gevangenis. Het restant van de extra middelen (f 1 miljoen in 2001, oplopend tot f 1,8 miljoen in 2004) wordt voor het toezicht op deze groep ingezet. Het gaat hierbij om de zwaarste categorie zedendelinquenten in gevangenissen, die naar verwachting bestaat uit ca. 80 personen. De verwachting is dat hiermee medio 2001 kan worden begonnen.

De effectiviteit van de TBS

De inzet is de intramurale behandelduur te verkorten en desondanks de recidive te verminderen. De wijze waarop dat wordt gedaan is gebaseerd op het Kabinetsbesluit van 1999 over de aanbevelingen in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) TBS-rapport «Over stromen». Er zijn in het jaar 2000 zes werkgroepen van start gegaan die het Kabinetsbesluit uitwerken. Zij zullen in 2001 rapporteren over de volgende onderwerpen: de toegang tot de TBS, de door- en uitstroom, de kwaliteitsverbetering, de preklinische interventies bij TBS-passanten, de financiering en de plaatsingssystematiek. Als gevolg van de vele maatregelen zal de intramurale behandelduur van de TBS moeten afnemen. Bij gelijkblijvend aanbod zal dit zichtbaar worden in een zodanige verdere afname van het aantal «passanten» in de huizen van bewaring en gevangenissen en van de passantentijd, dat er op den duur nog slechts een noodzakelijke werkvoorraad resteert. Door een effectievere behandeling, het invoeren van risicotaxatie-instrumenten en een intensiever toezicht door de Reclassering in het ambulante natraject zal geprobeerd worden de recidive te verminderen.

Naar verwachting worden in 2001 de eerste resultaten wat betreft de verkorting van de intramurale behandelduur zichtbaar. De voorstellen ter bevordering van de instroom, doorstroom en uitstroom vergen in 2001 een verdere uitbouw van de regionale samenwerking met de GGZ en de reclassering. De reclassering zal in 2001 de intensiteit en de aard van het toezicht en de begeleiding aanpassen aan de eis de recidive zoveel mogelijk te verminderen.

Omdat er zoveel in beweging is gezet en de doelmatigheid van de TBS sterk af hangt van de goede samenwerking met de GGZ en de forensische psychiatrie in het bijzonder, heb ik besloten een commissie in te stellen om een lange termijn visie te ontwikkelen, zodat de koers kan worden bepaald waaraan alle ontwikkelingen kunnen worden getoetst. In 2001 zal een Kabinetsstandpunt worden bepaald over de aanbevelingen van deze commissie.

Strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV, drangprojecten)

Na wettelijke invoering zullen de implementatie en uitvoering van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) de komende jaren ter hand worden genomen. In 2001 start een drie- tot zesjarig experiment in tien gemeenten. Van de SRN (verslavingsreclassering) wordt verwacht dat zij de trajectbegeleiding van de individuele deelnemers aan de SOV op zich neemt.

De toeleiding van verslaafde justitiabelen naar «drangtrajecten», aansluitend op of in plaats van een vrijheidsstraf en goeddeels vallend binnen de zorgsector, dient de komende jaren te worden verbeterd. De gefaseerde inrichting van de SOV, voor een specifieke zware doelgroep, is daarvan een voorbeeld. Daarnaast zijn andere drang-trajecten nodig en gewenst. Met het ministerie van VWS zal daarbij worden getracht de ketenaansluitingen, de informatievoorziening en cliëntvolgsystemen te verbeteren.

Masterplan Dienst Justitiele Inrichtingen (DJI)/Versnelling Regeerakkoord; Sanctiecapaciteit TBS (zie tabel 1)

In mei 2000 (TK 24 587, nr. 28) is de Tweede Kamer geïnformeerd over het masterplan waarin een samenhangend pakket aan beleidsvoornemens is geformuleerd. Het plan geeft invulling aan de ombuigingstaakstelling van f 115 miljoen uit het Regeerakkoord. De maatregelen zijn voor het grootste gedeelte gericht op volumebeperking, deels op versobering en deels op efficiencyverbetering. Tevens speelt het masterplan in op de overschotten en tekorten aan celcapaciteit door corrigerende maatregelen.

Bij het treffen van maatregelen om het overschot bij het gevangeniswezen in te zetten ter bestrijding van de tekorten bij de jeugdinrichtingen en de TBS is, gelet op de toenemende onzekerheden in de prognoses sanctiecapaciteit, het jaar 2001 als planningshorizon gekozen. Bij het gevangeniswezen komt er evenwicht tussen de structurele behoefte en de beschikbare capaciteit. Het beheersen en opvangen van fluctuaties bij structureel precies voldoende capaciteit betekent voor het gevangeniswezen een ingrijpende verandering, die niet alleen nieuwe eisen stelt aan de informatievoorziening en het logistieke proces van planning en benutting van de penitentiaire capaciteit, maar vooral ook aan het management. De in gang gezette clustervorming bij het gevangeniswezen en de herinrichting van het hoofdkantoor DJI zullen ingrijpende bestuurlijke en personele veranderingen tot gevolg hebben.

Met inachtneming van de geldende randvoorwaarden wordt gevangeniscapaciteit, na ingrijpende bouwkundige aanpassingen, herbestemd ten behoeve van de jeugdsector. Deze capaciteitsplaatsen komen voor het overgrote deel in 2001 beschikbaar. Het geraamde capaciteitstekort in de TBS-sector kan voor de jaren 2000 en 2001 worden opgelost. Met name ook vanwege de vervroeging van de uitvoering van lopende uitbreidingsprogramma's. De versnelling van de Regeerakkoordgelden zorgt voor 2001 voor een financiële impuls van f 17,5 miljoen waarmee de geplande uitbreiding van 55 TBS-plaatsen in 2002 al in 2001 gerealiseerd kan worden.

Bij het verschijnen van de nieuwe prognoses sanctiecapaciteit in 2001 zal tevens worden gerapporteerd over de uitvoering van het masterplan en over de vraag of prognoses bijstelling noodzakelijk maken. Daarbij zal ook worden bezien of de beleidsmaatregelen gericht op substitutie tijdig en volledig het beoogde effect zullen opleveren. Indien nodig zullen aanvullende maatregelen worden getroffen. Mede om die reden wordt slechts op beperkte schaal capaciteit definitief afgestoten. Bij de uitvoering van het masterplan in 2001 vindt periodieke monitoring plaats aan de hand van beleidsmatige, wettelijke en financiële kaders.

Redesign Gratie

In de loop van 2001 wordt een wetsvoorstel tot wijziging van de Gratiewet naar de Tweede Kamer sturen. In 1999 startte Justitie met het project «Redesign gratie». Dit project is erop gericht recht te doen aan het instrument gratie en te voorkomen dat gratie gebruikt wordt voor oneigenlijke doeleinden. Het project is opgesplitst in drie fasen om de beheersbaarheid en de uitvoerbaarheid te kunnen waarborgen. Fase 1 is gericht op het ontwikkelen van voorstellen voor verbetering stroomlijning van de gratieprocedure. In fase 2 worden de voorstellen uitgewerkt en wordt de implementatie van de voorstellen voorbereid. In de laatste fase moeten de voorstellen geïmplementeerd worden. De gratieprocedure wordt opnieuw ingericht. Hiervoor is een pakket maatregelen opgesteld, waardoor het aantal zaken zal dalen en de doorlooptijden sterk worden verkort.

De gratieprocedure zal ook gestroomlijnd worden door de bedrijfsvoering te reorganiseren. Een centrale aansturing en het verminderen van het aantal schakels moet ervoor zorgen dat de doorlooptijden verkorten en er geen dubbel werk wordt verricht. Bij standaardzaken zullen de politie en het OM niet langer meer adviseren. Bovendien wordt een geautomatiseerd informatiesysteem ontwikkeld. Dit systeem moet de behandeling van gratieverzoeken ondersteunen en monitoren.

Figuur 13: Gratiekst-27400-VI-2-14.gif

Bron: DBZ

Outputsturing Stichting Reclassering Nederland (SRN)

Zoals aan de Tweede Kamer is toegezegd, heeft het lopende project Outputsturing Reclassering als doel om in 2002 op output te financieren. In deelprojecten is aandacht voor de verantwoordelijkheid voor de instroom, het formuleren van nieuwe productdefinities, het beschrijven van de primaire processen (inclusief de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem), de normering en de kostprijsberekening. Ook worden spelregels vastgelegd bij de nieuwe financieringsmethode. Dit project en de implementatie ervan vergt de komende jaren van de uitvoeringsorganisatie veel capaciteit. Er is een directe relatie met het cliëntvolgsysteem (CVS), dat de outputsturing moet ondersteunen. De reclassering zal het CVS in 2001 zo snel mogelijk operationeel maken en knelpunten adequaat oplossen.

Voorts wordt in 2001 de evaluatie van de verhouding en verdeling van middelen tussen de SRN en de partners (Leger des Heils en verslavingsreclassering) afgerond. Dit kan leiden tot een andere vorm van samenwerking in de komende jaren. (Zie voor de kwantitatieve ontwikkeling van de reclasseringswerkzaamheden figuur 14.)

Figuur 14: Reclasseringkst-27400-VI-2-15.gif

Bron: Reclassering

Maatschappelijke integratie/reïntegratie

Reïntegratie van (ex-)justitiabelen in de samenleving is een prominente doelstelling van het beleid zowel ten aanzien van het gevangeniswezen als van de reclassering. In 2001 zal zowel bij DJI als bij de SRN een start worden gemaakt met het opzetten van een systeem waarin in principe iedere ex-veroordeelde op zijn minst een begeleidingsaanbod heeft gehad met betrekking tot het verkrijgen van inkomen, onderdak en het opbouwen van een sociaal netwerk. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de brief van 21 december 1999 over reïntegratie na detentie bij volwassenen.

In principe wordt voor alle gedetineerden een detentieplan opgesteld, overeenkomstig dat van de gedetineerden die nu reeds voor een maatschappelijk integratie-traject in aanmerking komen. Aan gedetineerden die dit nodig hebben, wordt een aanbod gedaan ter verbetering van het sociaal netwerk. Dit wordt ondersteund door een geautomatiseerd informatiesysteem. De samenwerking tussen gevangeniswezen en reclassering zal worden geïntensiveerd, zowel aan het begin als aan het einde van de detentie, door het opstellen van detentie- en reïntegratie-trajecten. Arbeidstoeleiding, reeds tijdens de detentie voorbereid, neemt hierbij een prominente plaats in.

Op grond van het Actieplan emancipatietaakstellingen departementen (TK 26 206, nr. 11) wordt de arbeidstoeleiding van vrouwelijke (ex)gedetineerden verder bevorderd door een betere samenwerking tussen penitentiaire inrichtingen voor vrouwen onderling en door een betere samenwerking tussen deze inrichtingen en relevante externe partners. De aanzet hiertoe heeft inmiddels vorm gekregen in het zogenaamde«convenant samenwerkingsverband vrouweninrichtingen». In het kader van deze samenwerking wordt tevens getracht de programma's in de verschillende fases van de detentie beter op elkaar te laten aansluiten. Ook wordt in dit kader nadere aandacht besteed aan een inhoudelijke verdieping van programma's zodat deze in toenemende mate aansluiten op de specifieke positie van vrouwen.

Bij het inrichten van de reïntegratietrajecten zal samenwerking worden gezocht met relevante partners. Zo zijn er perspectiefvolle contacten ontstaan vanuit DJI met de landelijke koepel van regionale opleidingscentra (ROC's), de BVE-raad (Beroepsgerichte Volwassenen Educatie). De inwerkingtreding van de Wet Sociale Verzekeringsrechten Gedetineerden (WSG) heeft niet alleen tot gevolg dat gedetineerden tijdens een penitentiair programma in aanmerking kunnen komen voor een bijstandsuitkering, maar ook dat zij tot de doelgroep zijn gaan behoren voor de activeringsprogramma's voor jeugdigen en/of langdurige werklozen.

5.2 Ontvangsten uit boeten en transacties

Als het ontwerp-Transactiebesluit milieudelicten (waarvan het concept momenteel bij de Raad van State ligt voor advies) van kracht wordt, zullen ook de ontvangsten uit de transacties die in naam van de desbetreffende bestuursorganen worden opgelegd, op dit artikel worden geboekt. Het betreft echter een beperkte proefneming, zodat het bedrag dat ermee gemoeid is naar verwachting gering zal zijn.

In het kabinetsstandpunt Handhaven op niveau (TK 26 800 VI, nr. 67) heeft het kabinet de instelling aangekondigd van een werkgroep op DG-niveau, die tot taak heeft te inventariseren welke arrangementen er bestaan rond de financiering van handhavingsinspanningen en de daaruit voortvloeiende ontvangsten. Deze werkgroep zal in het derde kwartaal van 2000 voorstellen doen over de vraag hoe de financierings- en ontvangstenstromen vorm gegeven kunnen worden.

Verkeershandhaving

De in 1999 ter uitvoering van het kabinetsstandpunt IBO-Verkeershandhaving (TK 25 846, nrs. 1–3) ingezette intensivering van de verkeershandhaving in de vorm van regioplannen wordt verder uitgebouwd. In de loop van 2000 zullen nog eens 8 regioplannen van start gaan. De verdere intensivering van de verkeershandhaving via de genoemde 8 regioplannen richt zich specifiek op het terugdringen van het aantal overtredingen op het terrein van snelheid, rood licht, alcohol en de draagplicht van gordel en helm. Dit wordt vormgegeven door in de desbetreffende regio's op basis van ongeval-analyses intensief op deze overtredingen te controleren. Het aantal extra processen-verbaal wordt geraamd op circa 200.000 per regioplan. Naar de mate waarin de verkeersdeelnemer zich meer normconform gaat gedragen, zal deze intensivering leiden tot vermindering van het aantal verkeersongevallen en -slachtoffers en dus tot vergroting van de verkeersveiligheid. Voor deze plannen is voor een periode van vier jaar (1999–2002) een extra investering van per saldo f 58 miljoen per jaar uitgetrokken. De resultaten van de in de tweede helft van 1999 gestarte regioplannen verkeershandhaving laten zien dat het aantal snelheidsovertredingen op de gecontroleerde wegvakken daalt. De resultaten van de evaluatie van reeds gestarte regioplannen in termen van verkeersveiligheid, komen medio 2001 ter beschikking.

De Rijksuniversiteit Groningen heeft in opdracht van het WODC onderzoek verricht naar de kansen en risico's van invoering van de (varianten van) verkeershandhaving door het bestuur. Meer in het bijzonder betreft het onderzoek een inventarisatie van de mogelijke gevolgen van verkeershandhaving door het bestuur voor het extern toezicht op de handhaver, de kwaliteit van de bestuurlijke handhaver, de handhavingsprestatie, de wet- en regelgeving en het te volgen rechtstraject. Het rapport: «kansen en risico's van bestuurlijke verkeershandhaving» is inmiddels gereed. Naar verwachting wordt het kabinetsstandpunt terzake in de tweede helft van 2000 naar de Tweede Kamer verzonden.

De geraamde ontvangsten van de 8 regioplannen verkeershandhaving zijn reeds bij begroting 2000 in de ontvangstenraming B&T opgenomen. De plannen zullen vanaf 2001 jaarlijks elk f 15 miljoen aan boete-opbrengsten genereren.

In het kader van de Klimaatnota wordt de handhaving van de snelheidslimiet op snelwegen geïntensiveerd, met als doel de uitstoot van koolstofdioxide te verlagen. De intensivering van de handhaving zal zich vooral richten op de Randstad. De geraamde boete-ontvangsten (f 10 miljoen vanaf 2001) van deze intensivering van de handhaving zijn in de ontvangstenraming B&T opgenomen.

Vanaf medio 2000 is het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) gestart met de inning van alle OM-transacties en politietransacties. Het gaat hierbij om circa 550 000 zaken per jaar.

Beleidsterrein 6: Asiel en Migratie

De verantwoordelijkheid voor het vreemdelingenbeleid vraagt in 2001 in verband de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet veel van alle betrokken instanties in de uitvoering. Met deze nieuwe wet laat Justitie zien te signaleren en te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. Niet alleen de zorg voor de aan Justitie toevertrouwde personen is een belangrijke taak voor Justitie in het asielbeleid, ook de zorg voor de eigen medewerkers zodat zij integer, betrokken en zorgvuldig de hun opgedragen taken weten uit te voeren in samenwerking met de vele partners binnen en buiten de overheid, lokaal, nationaal en internationaal. Zoals reeds gemeld onder beleidsartikel 2.1 Wetgeving streeft de regering naar inwerkingtreding van de wet zo mogelijk per 1 april 2001, doch uiterlijk 1 juli 2001. Eerst op het moment dat zekerheid bestaat over de precieze inwerkingtreding kan besluitvorming over de budgettaire effecten hiervan plaatsvinden. Daarom wordt in deze begroting nog uitgegaan van het budgettaire kader dat voorziet in inwerkingtreding per 1 januari 2001.

Beleidsartikel 6.1: Toelating asiel en regulier verblijf

Het asiel- en immigratiebeleid in Europees perspectief

De Europese samenwerking op het gebied van asiel en migratie zal de komende jaren sterk toenemen. Dit is onder meer het gevolg van de maatregelen die in het Verdrag van Amsterdam en het daaraan gerelateerde Actieplan voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zijn aangekondigd. Behalve deze maatregelen zijn ook de conclusies van de Europese Raad van Tampere van grote invloed op de verdere ontwikkeling van het Europese asiel- en immigratiebeleid.

Dit Europese beleid zal onder meer maatregelen moeten gaan bevatten ten aanzien van de opvang van asielzoekers, de vaststelling wie als vluchteling dient te worden erkend, de integratie van hen die in deEuropese Unie mogen blijven en de terugkeer van diegenen aan wie verblijf niet is toegestaan. Welke maatregelen in 2001 aan de orde zullen komen, is nog niet exact te zeggen. Dit is mede afhankelijk van de planning van het voorzitterschap, de Commissie en van de opstelling van individuele lidstaten. Wel is duidelijk wanneer de verschillende maatregelen uit het Verdrag van Amsterdam moeten worden afgerond. Het Actieplan voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en het scorebord van de Comissie biedt hiervoor een duidelijk tijdschema.

Naar verwachting zullen de lidstaten en de Commissie in 2001 nadere besprekingen voeren over de herziening van de Overeenkomst van Dublin. Bekeken zal worden in hoeverre deze overeenkomst, die de verantwoordelijkheid van lidstaten voor de behandeling van een asielverzoek regelt, gewijzigd dient te worden. Het ministerie van Justitie hecht er in dit verband aan dat claimprocedures in de toekomst eenvoudiger zullen verlopen en dat de eenheid van het gezin een zwaarderwegende factor wordt voor het toedelen van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek. De Overeenkomst van Dublin zal ook, conform het Verdrag van Amsterdam, worden omgezet in een communautair rechtsinstrument (verordening).

In 2001 zal de Europese discussie zich verder richten op het vaststellen van minimumnormen voor asielprocedures en op de totstandkoming, op termijn, van een gemeenschappelijke asielprocedure. Het ministerie van Justitie zal ook in 2001 inzetten op een verdere toenadering tussen de nationale asielprocedures met als uiteindelijk doel een gemeenschappelijke asielprocedure. Deze gemeenschappelijke asielprocedure zal er, wat het ministerie van Justitie betreft, toe moeten leiden dat een asielzoeker er van uit zal moeten kunnen gaan dat over zijn verzoek een vergelijkbare beslissing wordt genomen, ongeacht de lidstaat waar hij of zij dit verzoek indient.

In 2001 zullen onder meer verder nog afspraken moeten worden gemaakt over de interpretatie van de vluchtelingendefinitie en de rechtspositie van derdelanders (tijdelijke bescherming voor ontheemden, minimumnormen voor de opvang van asielzoekers, gezinshereniging). Bij dit alles blijft de inzet van het ministerie van Justitie onverminderd gericht op de uiteindelijke harmonisatie van het Europese asiel- en migratiebeleid.

Nieuwe Vreemdelingenwet (zie tabel 1)

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet ligt thans ter behandeling bij de Eerste Kamer. De nieuwe Vreemdelingenwet levert een bijdrage aan de oplossing van de knelpunten in de asielprocedure door wettelijke waarborgen voor de kwaliteit van de beslissing, het voorkomen van procedures en het vertrek van degenen die niet in Nederland mogen blijven. De inspanningen zijn erop gericht om de implementatie van de nieuwe wet zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen en de stroom zaken op grond van de nieuwe wet binnen de wettelijke termijn te verwerken. Ook is het van het grootste belang dat ter voorbereiding op een beheerste invoering de achterstanden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij gehoor en eerste aanleg in asielaanvragen zijn teruggebracht naar het niveau van normale werkvoorraden. Ter dekking van de incidentele kosten die met de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet bij de IND zijn gemoeid is bij Voorjaarsnota een bedrag van f 26,3 miljoen voor het jaar 2000 toegevoegd. De meerjarige doorwerking van de invoering bedraagt f 40,5 miljoen structureel. De incidentele kosten hebben betrekking op de aanpassing van de automatiseringssystemen, de opleiding van medewerkers die de nieuwe wet zullen moeten gaan uitvoeren en de uitbreiding en huisvesting van de afdeling procesvertegenwoordiging. De structurele kosten hebben onder andere betrekking op de kosten die gepaard gaan met de uitbreiding van de afdeling Procesvertegenwoordiging.

De invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet heeft ook budgettaire gevolgen op andere terreinen. Zo worden onder de nieuwe wet de hoger beroepen afgehandeld door de Raad van State. Het budget dat hiervoor bij de Vreemdelingenkamers was geraamd valt hierdoor vrij. Daarnaast zal de nieuwe wet naar verwachting tot gevolg hebben dat het aantal zaken om vreemdelingenbewaring toeneemt. Per saldo zorgen deze twee bewegingen voor een neerwaartse bijstelling van f 3,5 miljoen vanaf 2001.

Op grond van nieuwe ramingen in het integraal kostenmodel nieuwe Vreemdelingewet wordt het budget voor juridische bijstand in 2001 met f 10,8 miljoen neerwaarts bijgesteld. In latere jaren wordt het budget opgehoogd met f 5,5 miljoen in 2002, f 16,4 miljoen in 2003 en f 19,4 miljoen in 2004.

Bovenstaande ontwikkelingen die samenhangen met de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet zorgen voor per saldo een ophoging van het budget van f 26,2 miljoen in 2001 oplopend tot f 56,4 miljoen in 2004.

Evaluatie agentschapsconstructie IND

De agentschapsconstructie van de IND is geëvalueerd in 1997. In de tweede helft van 2000 zal een vervolgonderzoek worden uitgevoerd om na te gaan in hoeverre de uit de eerdere evaluatie voortgekomen aanbevelingen tot resultaat hebben geleid.

Uitbreiding IND

In 1999 maakte de IND een forse groei door. Doel is de organisatie voor wat betreft asiel zodanig in te richten dat een jaarlijkse instroom van 60 000 asielzoekers kan worden verwerkt. Deze groei wordt onder meer gerealiseerd door de vestiging van een vierde Aanmeldcentrum (AC) in Ter Apel, de uitbreiding van de capaciteit van de regio's en de inrichting van een 5e regiokantoor. Voor wat betreft de besliscapaciteit is de IND in 2000 reeds op de gewenste sterkte. Het vierde AC in Ter Apel zal in de loop van 2001 volledig operationeel zijn. Hiermee zal de IND volledig in staat zijn om jaarlijks 60 000 asielaanvragen af te handelen.

Tabel 7: Personeelsbezetting IND per ultimo
Jaar200020012002
Aantal3 1163 2883 138

Gewogen productie

De IND neemt een groot aantal verschillende beslissingen. Sommigen vergen veel tijd, andere beslissingen kosten minder tijd. Om de groei van de productie van de IND over een reeks van jaren vergelijkbaar te houden is het niet voldoende om de totale productie van de IND op de verschillende producten bij elkaar op te tellen omdat de relatieve zwaarte van deze producten verschilt. Het is dan ook noodzakelijk om aan elk product een wegingsfactor te hangen. Deze wegingsfactor is de normtijd die geldt voor een bepaalde beslissing. In onderstaande tabel is de productie (het volume) van een aantal producten vermenigvuldigd met de wegingsfactor, zodat de gewogen productie over een aantal jaren vergeleken kan worden.

Bij deze tabel dienen een aantal opmerkingen te worden gemaakt:

• De wegingsfactor kan in de loop van de tijd aangepast worden als gevolg van gewijzigde omstandigheden. Zo zal de normtijd voor asiel gehoor en beslis aangepast moeten worden als gevolg van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet en zijn in het verleden de normtijden aangepast als gevolg van de invoering van het MVV-vereiste.

• Bij het verwachte volume voor 2000 en 2001 op het gebied van asiel is rekening gehouden met de inwerkingtreding van de nieuwe vreemdelingenwet per 1-1-2001.

• Niet alle taken van de IND leiden tot productie die in de tabel van de gewogen productie kan worden verwerkt en dus kan de groei van de (gewogen) productie niet zonder meer worden vergeleken met de groei van de personele omvang van de IND. Zo leidt de uitbreiding van de afdeling procesvertegenwoordiging en van de toezicht en terugkeerteams niet tot extra productie op genoemde producten.

Tabel 8: Gewogen productie 1999–2001
 realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000ontwerp-begroting 2001
 volumegewogen productievolumeGewogen productievolumeGewogen productie
asiel (totaal) 30 668 787 36 705 000 46 336 000
– gehoor46 1788 771 57143 00010 449 00044 00011 572000
– beslissing50 68212 315 72659 50016 779 00044 00012 408 000
– bezwaar19 7159 581 49019 5009 477 00046 00022 356 000
       
regulier (totaal) 16 965 874 21 678 000 19 091 500
– MVV42 5685 916 95243 0005 977 00040 0005 560 000
– VTV15 7033 360 44227 0005 778 00020 0004 280 000
– bezwaar MVV6 2892 243 6876 0002 766 0005 0002 305 000
– bezwaar VTV15 1875 444 79317 0007 157 00016 5006 946 500
       
Naturalisatie44 9593 596 72045 0003 600 00045 0003 600 000
Totaal 51 231 381 61 983 000 69 027 500

Doorlooptijden

De IND streeft er naar om alle zaken binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen afgewikkeld te hebben. Op niet alle producten slaagt de IND daar op dit moment in als gevolg van de voorraden die zijn ontstaan. Een van de gevolgen van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet zal zijn dat de doorlooptijden op het gebied van asiel aanzienlijk verkort zullen worden. In 2000 zal de voorraad zaken in de procedures asiel gehoor en beslis worden teruggebracht tot de normale werkvoorraad. Dit betekent dat ook oude zaken zullen worden afgehandeld. In 2000 zullen in deze procedures de doorlooptijden nog iets toenemen, waarna ze in 2001 zullen afnemen tot de wenselijke termijn. Voor asielbezwaarzaken geldt dat in 2001 de tot dan opgebouwde voorraad zal worden weggewerkt. Omdat er door de inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet geen instroom in bezwaar meer zal plaatsvinden, zal de gemiddelde behandelingstijd in 2001 nog verder stijgen, tot de voorraad is afgebouwd.

In onderstaande tabel staan de doorlooptijden op het gebied van de verschillende procedures vermeld die de IND verwacht te realiseren in 2000 en 2001. Net als voor wat betreft asiel bezwaar zal de IND in 2001 de voorraad regulier bezwaar tot de normale werkvoorraad terugbrengen. Dit betekent dat in eerste instantie de doorlooptijden zullen toenemen, waarna in 2002 van een afname sprake zal zijn. Voor de overige procedures geldt dat de IND de beslissingen neemt binnen de wettelijke termijn.

Tabel 9: Gemiddelde doorlooptijden regulier en asiel in weken
 20012000
Regulier  
VTV2525
MVV1410
Bezwaar4440
Visum68
Naturalisatie1415
Asiel  
Gehoor715
Beslis1125
Traject eerste aanleg1840
Bezwaar4540

Kwaliteit

De IND streeft ernaar om het aantal (gegronde) klachten over de IND te verminderen. Over de wijze waarop dat gebeurt, zijn nadere afspraken gemaakt met de Nationale Ombudsman. Zo heeft de IND sinds eind 1999 een eigen klachtenprocedure. Veel klachten hebben betrekking op de behandelingstermijn, die vaak langer is dan de wettelijke termijn. Omdat dit geen gewenste situatie is, wordt sinds begin 2000 in veel gevallen de aanvrager schriftelijk op de hoogte gesteld indien de aanvraag niet binnen de wettelijke termijn kan worden afgehandeld. In de brief wordt tevens aangegeven binnen welke termijn de aanvraag vermoedelijk wel zal worden afgehandeld. Op deze manier kan voorkomen worden dat de aanvrager te lang in het ongewisse verkeert. De inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet moet een verdere verkorting van de doorlooptijden op het gebied van asiel mogelijk maken, hetgeen naar verwachting zal leiden tot vermindering van het aantal uitgediende klachten. In 1998 heeft de Nationale Ombudsman aanleiding gezien om in 35 gevallen een rapport op te maken. Het oordeel van de Nationale Ombudsman was in 24 gevallen gegrond en in 5 gevallen deels gegrond. Voor 1999 waren deze cijfers als volgt: in 34 gevallen is een rapport opgemaakt. In 20 gevallen oordeelde de Ombudsman dat de klacht gegrond was en in 8 gevallen deels gegrond. De IND streeft voor 2000 naar een verdere daling van het aantal gegrond verklaarde klachten.

Een ander kwaliteitsaspect dat nadrukkelijk de aandacht heeft, is de houdbaarheid van IND-beschikkingen voor de rechter. Momenteel wordt circa 30% van de IND beschikkingen door de rechtbank vernietigd om uiteenlopende redenen, die in lang niet alle gevallen aan de IND zijn te wijten. De IND streeft ernaar om dit percentage op termijn te verlagen naar 20% en meer inzicht te verkrijgen in de redenen van vernietiging, opdat zij daar lering uit kan trekken.

Capaciteit Vreemdelingenkamers (zie tabel 1)

De inspanningen zijn erop gericht de implementatie van de nieuwe Vreemdelingenwet zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen en de stroom zaken op grond van de nieuwe wet binnen de wettelijke termijn te verwerken.

Daarnaast heeft prioriteit de behandeling – binnen een redelijke termijn – van zaken die op grond van de huidige wet reeds bij de vreemdelingenkamer liggen of daar vanuit de IND nog naar toe stromen. De uitbreiding van het aantal nevenzittingsplaatsen van vijf naar tien, in 2000, zal onvoldoende capaciteitsvergroting opleveren om beide genoemde prioriteiten te realiseren. In 2001 zullen stappen worden gezet op weg naar verdere uitbreiding van het aantal nevenzittingsplaatsen van de vreemdelingenkamer. Voor de uitbreiding van het aantal vreemdelingenkamers, verbetering van de keten informatisering en vervanging van de geautomatiseerde systemen van de vreemdelingenkamers is in 2001 f 20 miljoen toegevoegd aan de begroting. Om zowel de productie behorende bij een instroom van 60 000 als het grotere aantal bewarings- en beroepszaken te kunnen verwerken zal de capaciteit bij de vreemdelingenkamers eveneens uitgebreid worden. De vreemdelingenkamer zal hiertoe groeien van ongeveer 325 fte's in 2000 naar circa 580 fte's in 2002. Met deze structurele capaciteit moeten zowel asiel, reguliere en bewaringszaken worden behandeld.

Kwaliteitsbureau tolken en vertalers (KTV)

In februari 1998 is het rapport van de werkgroep tolk- en vertaaldiensten «Met recht tolken en vertalen» (TK 25 600 VI, nr. 66) verschenen. In dit rapport worden voorstellen gedaan om deze doelstelling te verwezenlijken. Daartoe is het Kwaliteitsbureau Tolken en Vertalers (KTV) opgericht. Het kwaliteitstraject is zo ver gevorderd dat de tolken en vertalers die binnen de werkingssfeer van Justitie hun diensten verlenen op 20 juni 2000 het aanbod is gedaan partner te worden in het kwaliteitstraject tolken en vertalers. De tolken die participeren dienen (tenzij tot 2005 op grond van gevolgde opleidingen ontheffing is verleend) voor 2003 aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit dienen ze aan te tonen door het afleggen van twee toetsen. Ter voorbereiding op de toetsen kunnen bijscholingsmodules worden gevolgd. Tolken en vertalers die voor 2003 de toetsen niet met gevolg hebben afgelegd zullen na 2003 worden uitgesloten van verdere dienstverlening aan Justitie.

Ketensturing

Eind 1999 is de implementatie gestart van het project versterking sturing van de asielketen. Dit project loopt ook in 2001 door. Het doel van de sturing van de asielketen is vooral gericht op resultaatgerichte afstemming tussen de (interdepartementale) ketenpartners, uiteraard rekening houdend met de specifieke positie van de vreemdelingenkamer.

Voor de effectiviteit van de ketensamenwerking is het van belang de horizontale sturing van de asielketen expliciet te onderscheiden van de verticale sturing. Via de verticale lijn leggen de ketenpartners verantwoording af over de gerealiseerde prestaties, de geleverde kwaliteit van hun activiteiten en de gemaakte kosten. De horizontale aansturing van de asielketen is hieraan complementair. Hierbij krijgen die aspecten van het functioneren van ketenpartners aandacht die van invloed zijn op andere schakels in de keten. Input voor de strategische horizontale sturing van de asielketen vormen niet alleen prestatie-indicatoren als productie, doorlooptijd en werkvoorraad maar ook nieuwe ontwikkelingen, beleidsmatige items en kwalitatieve aspecten van deelprocessen van ketenpartners, die relevant zijn voor de asielketen als geheel.

Er wordt op veel plaatsen in de asielketen sturingsinformatie gegenereerd. Deze informatie was voorheen vaak gericht op één van de schakels in de keten, of maximaal de voorafgaande of volgende schakels. In het project ketensturing wordt tevens de basis gelegd voor het genereren van sturingsinformatie voor de gehele keten als één werkproces. Daarnaast wordt de sturingsinformatie die voorheen met name gericht was op kwantitatieve cijfers over productie en werkvoorraden aangevuld met procesinformatie, kwalitatieve aspecten en beleidsmatige informatie. Dit traject loopt parallel en in nauwe afstemming met het project VBTB.

Asielramingen

De asielraming voor 2001 en latere jaren is niet bijgesteld ten opzichte van de begroting 2000. Op basis van historische kwartaalgegevens omtrent de instroom van de IND actualiseert de IND in overleg met het Centraal Planbureau (CPB) sinds de Voorjaarsnota 1999 de instroomverwachtingen. Op basis van deze kwartaalgegevens en het gegeven de vele onzekerheden waarmee voorspellingen van de instroom van asielzoekers zijn omgeven, bestaat geen aanleiding om de prognoses te herzien. Wel zijn de uitstroomveronderstellingen bijgesteld. Deze aanpassingen houden verband met de implementatie van het vernieuwde terugkeerbeleid en de wettelijke basis die daarvoor in de Vreemdelingenwet is neergelegd. De bijgestelde uitstroomveronderstellingen houden tevens verband met de versnelde uitplaatsing van statushouders naar de reguliere huisvesting in gemeenten.

Aanvulling reserves IND (zie tabel 1)

De reserves van de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn in 1999 teruggelopen tot een bedrag van f 5,4 miljoen. In 2001 wordt een tekort van f 22,5 miljoen voorzien op het beschikbare budget voor de behandeling van reguliere verzoeken. Door de reserves aan te vullen met f 20 miljoen wordt de IND in staat gesteld het tekort in 2001 uit de reserves op te vangen.

AMA-Botonderzoek (zie tabel 1)

Bij de vaststelling van leeftijdsonderzoek maakt de IND sinds 2000 gebruik van botonderzoek. Uit dit onderzoek kan worden afgeleid of de alleenstaande asielzoeker die claimt minderjarig te zijn ouder is dan 21. Dit botonderzoek wordt zo vroeg mogelijk in de procedure uitgevoerd bij AMA's waarbij de IND twijfelt aan de minderjarigheid. De IND verwacht jaarlijks circa 1950 botonderzoeken te laten plaatsvinden. Ter dekking van de kosten hiervan is een bedrag van f 3,2 miljoen structureel toegevoegd aan de begroting, in 2001 is een extra incidenteel bedrag van f 1,5 miljoen toegevoegd in verband met het wegwerken van achterstanden. Indien naar aanleiding van het botonderzoek wordt aangetoond dat een asielzoeker niet minderjarig is, zal hij of zij de reguliere asielprocedure moeten doorlopen. Dit levert een verkorting van de procedure op en een besparing in de kosten van de opvang van AMA's.

Doorstroompercentage regulier (zie tabel 1)

In de afgelopen jaren is gebleken dat het percentage (reguliere) vreemdelingen dat na een negatieve beschikking bezwaar bij de IND aantekent, hoger is dan waarmee in de raming rekening werd gehouden. Ter dekking van de extra kosten die hiermee zijn gemoeid, wordt met ingang van 2000 een bedrag van f 13,5 miljoen structureel aan de begroting toegevoegd.

DNA-test gezinshereniging (zie tabel 1)

Indien de IND naar aanleiding van een aanvraag om gezinshereniging op grond van documenten geen oordeel kan vellen over het bestaan van een gezinsverband kan de IND gebruik maken van DNA-onderzoek om de familierelatie vast te stellen. Om de kosten van dit onderzoek te dekken is vanaf 2000 een bedrag van f 3,2 miljoen aan de begroting toegevoegd. Per zaak zullen gemiddeld 3,5 DNA onderzoeken moeten worden uitgevoerd. De IND verwacht jaarlijks in circa 1050 zaken circa 3650 onderzoeken te kunnen uitvoeren.

Bureau medische advisering (zie tabel 1)

Het bureau medische advisering, dat is ondergebracht bij de IND, brengt adviezen uit over de medische situatie van vreemdelingen. Deze adviezen zijn nodig omdat de medische situatie van een vreemdeling een rol kan spelen bij de aanvraag om een verblijfstitel. In het verleden bleken de adviezen niet altijd aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen te voldoen, waardoor te veel zaken bij het medische tuchtcollege terecht kwamen. Om de gewenste kwaliteitsverbetering te kunnen realiseren is uitbreiding van het bureau noodzakelijk en zijn middelen nodig om in voorkomende gevallen adviezen van derden in te winnen. Om deze kosten te kunnen dekken is structureel vanaf 2000 een bedrag van f 3,5 miljoen aan de begroting toegevoegd.

Beleidsartikel 6.2: Asielopvang

Opvang asielzoekers

Met ingang van Voorjaarsnota 2000 is de rekenprijs per bezette opvangplaats neerwaarts bijgesteld van f 30 000,– tot f 28 500,–. Door middel van deze aanpassing zijn de in de begroting opgenomen absolute bezuinigingsreeksen verdisconteerd in de rekenprijs per bezette opvangplaats. Verder zal in 2001 verder worden gewerkt aan het totstandkomen van een integrale kostprijs. Hiermee gepaard gaat de volledige invoering van het baten-lastenstelsel bij het COA.

Voor de raming van de kosten van de behandelorganisaties (de IND, vreemdelingenkamers, de SRN en tolkencentra) wordt uitgegaan van een structurele behandelcapaciteit gerelateerd aan een instroom van 60 000 asielzoekers per jaar, onafhankelijk van de werkelijke instroom. Voor wat betreft de werkelijke instroom wordt uitgegaan van een aantal van 44 000 asielzoekers in 2001 en 42000 in latere jaren. Voor wat betreft de uitstroom (beëindiging opvang, MOB en reguliere huisvesting) wordt uitgegaan van een aantal van 45 900 in 2001, 51 300 in 2002 en 47 800 in latere jaren. In onderstaand overzicht zijn de genoemde veronderstellingen alsmede de budgettaire consequenties voor de begroting voor 2001 en later jaren afgezet tegen de begroting voor 2000.

Tabel 10: Instroom en uitstroom asielzoekers
 20002001200220032004
Instroomcijfers
Begroting 200047 00044 000420004200042000
Begroting 200147 00044 000420004200042000
Bijstelling
      
Uitstroomcijfers
Begroting 200037 00038 5004200044 50044 500
VJN2000/Begroting 200129 80045 90051 30047 80047 800
Bijstelling– 7 2007 4009 3003 3003 300
      
Budgettaire bijstelling x f 1 mln. (saldo ramingsbijstelling en ombuiging)
Begroting 20012 0962 0671 6891 213809
Begroting 20002 0342 0391 9601 7201 720
Bijstelling verwerkt in begr 20016228– 271– 507– 911

Een deel van de kosten van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden (DAC I-lijst) die in Nederland de A-status aanvragen wordt door Justitie gedeclareerd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en komt ten laste van de HGIS. Deze toerekening schommelt naar de mate waarin de instroomcijfers veranderen.

Zoals hierboven is aangegeven, zijn de instroomveronderstellingen ten opzichte van de stand Begroting 2000 ongewijzigd gebleven. Als basis voor de uitstroom zijn de veronderstellingen gehanteerd die bij het tot stand komen van de nieuwe Vreemdelingenwet zijn opgesteld. Voor 2001 wordt uitgegaan van een verwacht inwilligingspercentage van 20%. Van het aantal asielaanvragen wordt dus 80% uiteindelijk niet ingewilligd en moet de opvang worden beëindigd. De effecten van het nieuwe terugkeerbeleid zijn in de veronderstellingen verwerkt. Daarom wordt vanaf 2002 uitgegaan van een ophoging naar 30% van de meerjarenraming voor terugkeer. Voor de jaren 2001 tot en met 2004 wordt uitgegaan van het aantal uit de opvang te verwijderen personen van respectievelijk 29 400, 38 250, 38 250, 38 250.

Een belangrijke voorwaarde voor de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet is het wegwerken van achterstanden in de fase van eerste aanleg. In 2000 zal de IND het grootste gedeelte van haar capaciteit inzetten om deze achterstanden weg te werken. Deze aanpak heeft tot gevolg dat door het later behandelen van bezwaarzaken de gemiddelde bezetting van de opvang in 2001 nog zal toenemen. Na het afhandelen van de achterstand bezwaarzaken in 2001 zal de gemiddelde bezetting in de jaren na 2001 afnemen. Voor de jaren 2001 tot en met 2004 wordt uitgegaan van een gemiddelde bezetting van respectievelijk 72 050, 58 800, 44 200 en 30 800.

In de raming van de berekening is tevens rekening gehouden met de opvang van personen die een afspraak met de IND hebben gemaakt teneinde een asielverzoek in te dienen. Gedurende deze afspraak wordt hen onderdak geboden in de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV), die met ingang van 1 januari 2000 onder verantwoordelijkheid van het COA wordt geëxploiteerd. Tevens is budgettaire ruimte gereserveerd om een buffercapaciteit van 5 000 plaatsen te realiseren.

Onder het regime van de Vreemdelingenwet 2000 zullen de proceduretijden voor de groep die onder de nieuwe Vreemdelingenwet worden afgehandeld, kunnen worden teruggebracht. De gemiddelde duur van het verblijf in de opvang zal hiermee eveneens kunnen worden verkort. Op het moment waarop de onder de bestaande wet te behandelen zaken daadwerkelijk zijn afgehandeld, kan door middel van permanente opvangvoorzieningen en een aanvullende (buffer-)capaciteit in beginsel worden voorzien in de behoefte aan opvangplaatsen. Het streven is er op gericht om de permanente opvangcapaciteit structureel te laten zijn. In die zin zullen bestuursovereenkomsten met gemeenten voor langere tijd worden afgesloten. De centrale opvangvoorzieningen bestaan uit een mix van centra, Aanvullende Opvanglocaties (AVO-locaties) en Kleinschalige Centrale Opvangeenheden (KCO-eenheden). Ingeval de centrale opvangvoorzieningen onvoldoende opvangcapaciteit bieden zal aanvullende flexibele opvangcapaciteit worden verworven.

Voor wat betreft de kwaliteit van de opvang is geen onderscheid beoogd in de verschillende typen opvang. Hierbij wordt gedacht aan programma's voor dagstructurering, de mogelijkheden voor het verrichten van vrijwillige of betaalde arbeid alsmede het doorlopen van een stage in het kader van de dagstructuringsprogramma's. Daarnaast zijn in vrijwel alle centra voorzieningen getroffen die betrekking hebben op de zelfredzaamheid en privacy van asielzoekers en het voorkomen van hospitalisering.

Decentrale opvang

Ingevolge bestuurlijke afspraken die in 1995 met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Inter Provinciaal Overleg (IPO) zijn gemaakt waarin het Rijk verantwoordelijk is voor de opvang van asielzoekers en de gemeente verantwoordelijk is voor de opvang en huisvesting van statushouders worden vanaf 1 januari 1996 geen asielzoekers meer doorgeplaatst in de decentrale opvang. De bezetting van de decentrale opvang zal in de komende jaren verder afnemen.

Tabel 11: Overzicht van het aantal onderzoekscentra, asielzoekerscentra en noodopvang
 Aantal centraCapaciteit ultimo
 1999199719981999
Onderzoekscentra (OC's)168 1058 7469 600
Wachtlijsten OC's36 2 1681 852
Asielzoekerscentra (AZC's)7421 23027 36431 325
Kosovo opvangcentrum2  1 350
Zelfzorgarrangement  5 98210 543
Centrale Opvang Woningen (aant. COW-gemeenten)61 1 3323 229
Aanvullende opvang (AVO)1278 7139 7869 246
Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV)3 1 2001 400
Totaal 38 04856 57868 545

Figuur 15: Bezetting en capaciteit van de opvang van asielzoekerskst-27400-VI-2-16.gif

Bron: COA

In deze grafiek worden vanaf 1995 de gemiddelde waarden van de bezettings- en capaciteitsgegevens aangegeven. Voor 2001 zal zullen op basis van de instroom- en uitstroomverwachtingen de inspanningen van het COA er op zijn gericht om eind 2001 te beschikken over een capaciteit van de centrale opvang van ca. 77 000 opvangplaatsen. Hierbij is de Tijdelijke Noodvoorzieningen Vreemdelingen buiten beschouwing gelaten. De Decentrale Opvang zal eind 2001 zijn afgebouwd tot het niveau van ca. 2 500 bezette plaatsen.

Tabel 12: Instroom en bezetting in de opvang
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Instroom38 20039 95035 200
Uitstroom28 95029 80045 900
    
Centrale opvang   
– gemiddelde bezetting59 00070 90072 051
– prijs (x f 1,–)31 81528 50028 500
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 mln.)1 87720202 053
    
Decentrale opvang   
– gemiddelde bezetting6 3004 6403 190
– prijs (x f 1,–)12 06315 00015 000
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 mln)767048
    
Tijdelijke noodvoorziening Vreemdelingen   
– gem. bezett. over 81 dgn.490800800
– prijs (x f 1,–)41 9654200042000
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 mln)213434
    
Buffercapaciteit   
– gemiddelde bezetting5 0005 000
– prijs (x f 1,–)5 0005 0005 000
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 mln)2525
    
Zelfzorgarrangement– 60– 60– 60
Overige niet-genormeerde uitgaven en kortingen 19– 18
Alleenstaande minderjarige asielzoekers – 111 
Uitvoering regeling basis onderwijsvoorzieningen 44
Subsidies en projecten (x f 1 mln)241616
Totaal1 93820162 102

Quotumbeleid uitgenodigde vluchtelingen (zie tabel 1)

In de loop van 2000 is de opvang van uitgenodigde vluchtelingen door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgedragen aan het ministerie van Justitie. De kosten van opvang van uitgenodigde vluchtelingen komen voor maximaal f 24,7 miljoen ten laste van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Met deze mutatie wordt meerjarig de ontvangsten- en de uitgavenraming verhoogd.

Beleidsartikel 6.3: Tegengaan illegaal verblijf

Met de publicatie van het Stappenplan 2000 op 10 februari 2000 (Staatscourant 10 februari 2000, nr. 29) is het vernieuwde terugkeerbeleid daadwerkelijk van kracht geworden. De projectorganisatie waarin de uitvoerende diensten intensief samenwerken is opgezet en de Regionale Integrale Terugkeerteams zijn geformeerd en gestart met hun activiteiten. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft haar organisatie aangepast overeenkomstig het gestelde in de terugkeernotitie, waarbij zij door middel van een regionale structuur beter in staat is haar taken op het gebied van terugkeer en doormigratie uit te voeren.

In de opvangcentra wordt aan iedere asielzoeker die een negatieve beschikking in eerste aanleg heeft gekregen, voorlichting en activiteiten aangeboden ter voorbereiding op de terugkeer.

Ter voorkoming van illegaal verblijf in Nederland zijn in het kader van vreemdelingenbewaring en ongewenstverklaring in de Terugkeernotitie een aantal beleidsintensiveringen aangekondigd.

De voorgestelde intensivering op het terrein van de vreemdelingenbewaring voorziet in de mogelijkheid om vreemdelingen in het belang van de feitelijke effectuering van de uitzetting gedurende een korte periode (maximaal vier weken) in vreemdelingenbewaring te plaatsen. Deze «verwijderingsdetentie» vindt plaats in de laatste fase van het terugkeerproces wanneer alleen nog de fysieke verwijdering van de vreemdeling moet worden gerealiseerd.

Een tweede intensivering ligt op het terrein van de ongewenstverklaring. In tegenstelling tot de huidige praktijk zal een vreemdeling die zich herhaaldelijk niet aan de hem opgelegde meldplicht heeft gehouden en illegaal wordt aangetroffen ongewenst kunnen worden verklaard.

In het kader van het Vris-project is een aantal maatregelen aangekondigd om tot een effectievere bestrijding van criminele legale en illegale vreemdelingen te komen. Deze maatregelen zijn voornamelijk gericht op verbeteren van onderlinge communicatie en het stroomlijnen van relevante werkprocessen bij betrokken uitvoeringsinstanties.

Terugkeer; Internationale organisatie voor Migratie (zie tabel 1)

Als gevolg van de besluitvorming over het nieuwe Terugkeerbeleid, is met ingang van 2000 een bedrag van f 8 miljoen structureel aan het artikel toegevoegd. Dit bedrag zal aangewend worden voor de subsidiering van het IOM (Internationale Organisatie voor Migratie), die een belangrijke rol zal spelen bij het bevorderen van de vrijwillige terugkeer van (uitgeprocedeerde) asielzoekers. Het IOM zal zijn organisatie aanpassen aan de belangrijke taak die deze organisatie zal krijgen in het bevorderen en faciliteren van de vrijwillige terugkeer van (uitgeprocedeerde) asielzoekers. Doelstelling is dat het IOM in staat is om allen die daar voor in aanmerking komen te benaderen om hen te stimuleren terug te keren. Thans vindt nog overleg plaats met het IOM over de inspanningsverplichting die met het IOM zal worden overeengekomen en over de relevante prestatie-indicatoren.

HOOFDSTUK 3: BEDRIJFSVOERINGSTHEMA'S EN FINANCIEEL OVERZICHT

3.1 Inleiding

In de begrotings- en verantwoordingsstukken nieuwe stijl wordt niet meer gesproken over «financieel beheer» maar over «bedrijfsvoering». De term «bedrijfsvoering» omvat meer dan alleen financieel beheer. Bedrijfsvoering heeft betrekking op het geheel van activiteiten inzake de aanwending van financiële-, personele-, materiele- en informatiemiddelen in het kader van de beleids- en begrotingsprocessen.

Volgens de VBTB uitgangspunten wordt in beginsel in de departementale begroting geen bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen. Aangezien er echter sprake is van specifieke bedrijfsvoeringthema's worden deze hieronder vermeld:

• Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording

• Invoering baten-lastenstelsel + IBO-Raad voor de Kinderbescherming

• Invoering van het INK-managementmodel als besturingsmodel

• Government Governance

• Invoering Euro

• IBO-COA

Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de horizontale en verticale toelichting en het Grote Stedenbeleid.

Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording (VBTB)

Binnen het ministerie van Justitie heeft het VBTB-project aanleiding gegeven tot diepgaande en zinvolle discussies. Niet alleen over de indeling in beleidsartikelen en het formuleren van beleidsdoelstellingen en operationele doelstellingen, maar evenzeer over het gebruik van prestatie-indicatoren. Van belang daarbij is dat VBTB naar verwachting hogere (betrouwbaarheids)eisen stelt aan de financiële-, productie- en bedrijfsvoeringsystemen. Dit leidt tot hogere kosten zowel ten aanzien van eenmalige investeringen als ten aanzien van structurele kosten voor beheer en onderhoud.

Om de financiële infrastructuur aan te passen aan de eisen die de eerste VBTB-begroting (2002) stelt, zijn in 2001 de nodige aanpassingen noodzakelijk. Het kabinet heeft op basis van een interdepartementale verdeelsleutel hiervoor f 3,3 miljoen ter beschikking gesteld aan Justitie. Deze middelen worden ingezet om de volgende resultaten te realiseren:

• Hoewel Justitie de afgelopen jaren hard heeft gewerkt aan het benoemen en hanteren van prestatie-indicatoren zijn er nog geen uniforme geautomatiseerde systemen waarin de prestatie-indicatoren voor begroting en verantwoording centraal worden geregisteerd. Om dit proces te automatiseren wordt bovenop de bestaande productiesystemen een zogenaamde «informatiekop» gebouwd;

• Om op termijn het debat met de Staten-Generaal over gerealiseerde prestaties op een zinvolle wijze te kunnen voeren, dienen de in de Voorbeeldbegroting 2000 genoemde prestatie-indicatoren te voldoen aan een expliciet vastgestelde betrouwbaarheid; dit vergt gedegen (EDP)-onderzoek en waar nodig aanpassingen van systemen;

• Op dit moment zijn nog niet alle – in de VBTB-Voorbeeldbegroting 2000 benoemde prestatie-indicatoren – voorhanden. Aanvulling en waar nodig uitbreiding van prestatie-indicatoren vergt dan ook de nodige aanpassingen in financiële en andere systemen;

• Om – in geest van VBTB – zoveel mogelijk prestatie-indicatoren te benoemen die informatie verschaffen over de maatschappelijke effecten (outcome) van het Justitiebeleid, kan niet volstaan worden met louter kwantitatieve of kwalitatief meetbare output. In veel gevallen kunnen maatschappelijke effecten van overheidsbeleid immers pas worden vastgesteld na en door middel van uitvoerig en systematisch beleidsevaluatie-onderzoek. Beleidsevaluatie-onderzoek vindt al op grote schaal plaats bij Justitie (zie de onderzoeksprogrammering van het WODC en de evaluatiebijlage). In het kader van VBTB wil Justitie een beter gebruik van de onderzoeksresultaten voor de onderbouwing van begrotingsvoorstellen en bereikte resultaten nastreven. Justitie wil de mogelijkheden van het inzetten van beleidsevaluatie-onderzoek – door of via het WODC – als prestatie-indicator onderzoeken en waar mogelijk ook toepassen.

Invoering baten-lastenstelsel + IBO-Raad voor de Kinderbescherming

In 1999 is binnen Justitie onderzocht of het invoeren van een baten- lastenstelsel wenselijk is bij de Raad voor de Kinderbescherming, de directie Bestuurszaken en het Nederlands Forensisch Instituut. Geconcludeerd werd dat een dergelijke invoering voor deze organisatie-onderdelen meerwaarde heeft als ondersteuning van meer resultaatgerichte sturing. Op dit moment worden verschillende aspecten, samenhangend met de invoering van een baten-lastenstelsel verder onderzocht en uitgewerkt. Daarnaast zijn de voorwaarden voor de invoering van het baten-lastenstelsel bij de Raad voor de Kinderbescherming in het jaar 2000 onderwerp van een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO).

In 2000 wordt een onderzoek uitgevoerd naar de wenselijkheid en mogelijkheid van de invoering van het baten-lastenstelsel bij het OM. Voor de Zittende Magistratuur heeft het Kabinet besloten dat invoering wenselijk is, een tijdpad wordt uitgewerkt.

Invoering INK-managementmodel als besturingsmodel

Vergroting van de kwaliteit van de samenleving en van het bestuur zijn leidende principes voor dit Kabinet. Voor de bijdrage van Justitie daaraan is leidend principe onze visie: Justitie staat voor een rechtvaardige en veilige samenleving. Om deze visie ook werkelijk te realiseren, is eerst bepaald wat voor factoren het realiseren van een dergelijke visie bevorderen. Vervolgens is een aantal concrete prestatie-indicatoren Justitiebreed vastgesteld.

Ten aanzien van de visie van Justitie is vastgesteld dat een eerste factor van belang de aard van Justitie zelf is: betrouwbaar, onberispelijk en maatschappelijk betrokken. Als prestatie-indicator hiervoor geldt het aantal en de aard van de ingediende en gegrond verklaarde klachten. In dit kader wordt momenteel een centraal klachtenbestand opgebouwd dat meer helderheid moet verschaffen over de diepere achtergronden van klachten.

Een andere belangrijke factor betreft de samenwerking met (strategische) partners in binnen- en buitenland. Als prestatie-indicator geldt hier – onder meer – de waardering van Justitie door strategische partners. In dit licht voert Justitie periodiek een zogenaamd stakeholdersonderzoek uit. In dit onderzoek worden strategische partners gevraagd welke kwaliteitskenmerken in hun ogen de belangrijkste zijn en hoe zij deze feitelijk waarderen.

Een derde relevante factor betreft de aard en de inzet van de medewerkers van Justitie. Om deze factor in beeld te brengen, worden de resultaten van de periodieke personeelsenquête gebruikt. Deze wordt om de twee jaar uitgevoerd. De cijfers van dit jaar geven een lichte stijging van tevredenheid ten opzichte van de vorige meting te zien.

Tenslotte is het vermogen om te signaleren en te anticiperen een factor van niet te onderschatten belang. Als concrete prestatie-indicatoren gelden hier: het vooruitlopen op ontwikkelingen in de Memorie van Toelichting en de daarvan afgeleide jaarplannen. Instrumenten waarmee het één en ander kan worden gemeten worden ontwikkeld.

Een belangrijk instrument binnen dit ontwikkelen van een ketengerichte organisatie is competentiemanagement. Binnen het departement zijn sinds 1997 diverse organisatieonderdelen bezig met de invoering en toepassing van competentiemanagement. Het betreft ondermeer het OM, de Raad voor de Kinderbescherming, de directie Wetgeving, het WODC, de IND en diverse gerechtelijke diensten. Doel van competentiemanagement is om leidinggevenden bij Justitie extra instrumenten en houvast te geven in de ontwikkeling en aansturing van medewerkers. Bij competentiemanagement staan de ontwikkeling en sturing van gedrag en resultaat centraal.

Goverment Governance

Een ander belangrijk instrument sluit aan bij de «governance»-discussie in het bedrijfsleven over de wijze waarop sturing en beheersing moeten worden vormgegeven zodat zij goed aansluiten bij de eisen van transparantie en integriteit van deze tijd. Daarbij wordt uitgegaan van de ideeën van het «government governance»-model. Uitgangspunt van dit model is dat bij de besturing van een overheidsorganisatie vier fasen kunnen worden onderscheiden. In de sturingsfase worden de beleidsdoelstellingen geformuleerd en wordt richting gegeven aan de realisatie van deze doelstellingen. De tweede fase, de beheersing, richt zich op het opzetten en tijdig aanpassen van processen en systemen teneinde de doelstellingen te realiseren. Het toezicht houden heeft tot doel om te bepalen of de doelstellingen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden en de verantwoordingsfase tenslotte geeft achteraf inzicht aan alle betrokkenen in het totale proces van doelstellingsrealisatie.

Het project «Government governance» heeft als doel de sturings- en toezichtsrelaties met zelfstandige bestuursorganen en private instellingen tegen het licht te houden en te bezien of de besturing volledig en evenwichtig invulling is gegeven. De eerste onderzoeksresultaten hebben in 2000 aangetoond dat bij Justitie in de komende tijd versterking van de toezichthoudende functie moet plaatsvinden. Visie, opdracht en rolverdeling moeten geëxpliciteerd worden evenals de wijze waarop sturing, beheersing en toezicht op een evenwichtige wijze in het bestaande besturingsconcept invulling krijgen. Hieraan zal in 2001 verder gewerkt worden.

Invoering euro

De activiteiten in het kader van het europroject zijn gericht op een succesvolle introductie van de euro binnen het ministerie van Justitie op 1 januari 2002. Het jaar 2001 zal daarom een cruciaal jaar zijn. In overeenstemming met de interdepartementale afspraken over het tijdpad voor de invoering van de euro, staat het eerste half jaar van 2001 in het teken van het testen van de euro-aanpassingen in onder meer de geautomatiseerde systemen, de administratieve organisatie, overige administraties en in- en extern voorlichtingsmateriaal.

Eurogewenningsinformatie wordt aan in- en externe doelgroepen vanaf 1 januari 2001 in gang gezet. Ieder onderdeel van Justitie heeft zijn eigen specifieke doelgroepen en aanpak. Verder staat de actualisatie van bedragen in nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving centraal, en (eventueel) het opstellen van nota's van wijziging op het verzamelwetsvoorstel. Indien noodzakelijk zal een bezemwet worden opgesteld. Ook zal nauwgezet toezicht worden gehouden op de aanpassing van bedragen, die jaarlijks worden geïndexeerd en buiten de wetten en regelingen vallen die in de verzamelwetsvoorstellen staan. Daarbij staat centraal het juist hanteren van de vuistregels voor afronding. Ten aanzien van de begrotingsadministratie wordt in 2001 ten behoeve van de begroting van 2002 de valutaconversie door de Directie Financieel-Economische Zaken op juistheid gecontroleerd. Ook worden noodzakelijke administratieve en boekhoudkundige maatregelen getroffen, zoals het versterken van de interne controle. Justitiemedewerkers in een financiële functie zullen over deze maatregelen worden geïnstrueerd.

Ten einde de volledigheid en de kwaliteit van de euromigratie binnen Justitie te waarborgen, zijn na de testfase operational audits en EDP-audits gepland voor het toetsen van de meest bedrijfskritische processen en systemen. De uitkomsten van deze onderzoeken moeten inzicht geven in de eurobestendigheid van de Justitie-onderdelen. De voorbereidingen op de komst van de euro bij zbo's en de door Justitie gedeeltelijk of geheel gesubsidieerde instellingen worden niet vergeten. Ook daar waar Justitie in eurorelevante ketens verbonden is met derden worden de afspraken over de te volgen migratiestrategie kritisch op naleving gevolgd. Mogelijke samenloop met andere grote projecten, zoals VBTB en de herziening van de Rechterlijke Organisatie, worden eveneens nauwlettend in het oog gehouden.

Voor de activiteiten in het kader van de invoering van de euro in 2001 is 17,5 miljoen gulden beschikbaar gesteld op basis van 50% cofinanciering. Dit is ruwweg de helft van de geraamde kosten in 2001.

Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)-Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), dat valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van Justitie. Het COA verzorgt op basis van de Wet COA de opvang van asielzoekers in centrale en gemeentelijke opvangplaatsen vanaf het moment van binnenkomst in Nederland tot de definitieve beslissing op de asielaanvraag.

De bekostigingswijze van het COA is thans gebaseerd op een jaarlijks exploitatiebudget voor de «out of pocket»-kosten, aangevuld met de benodigde middelen voor de aanschaf van de materiële vaste activa (financiering à fonds perdu). Deze bekostigingswijze op basis van de input zal in 2001 omgezet worden in een bekostigingswijze die is gebaseerd op de door het COA te leveren output (opvangmodaliteiten). Hiervoor is een volwaardig resultaatgericht besturingsmodel met een baten/lastenstelsel vereist, waaronder het vaststellen van de kostprijzen van de diverse opvangmodaliteiten COA. Vooruitlopend op de formalisering van de beleidslijn bankieren in de schatkist zal het COA, voor de financiering van investeringen, lenen bij de Rijksoverheid. Tot slot zijn in de Notitie Opvangmodaliteiten richtinggevende uitspraken gedaan over de diverse opvangmodaliteiten, zoals het realiseren van meer permanente centrale opvangplaatsen en het creëren van aanvullende opvanglocaties die als buffer fungeren op momenten dat onverwacht extra capaciteit benodigd is.

Het IBO, dat begin 2001 afgerond moet zijn, heeft tot doel voorstellen te doen voor een volwaardig resultaatgericht besturingsmodel (bekostiging op basis van output) met een baten-lastenstelsel bij het COA. Daarbij worden expliciet betrokken de gevolgen van een verschuiving in het huidige totaalpakket van producten/diensten van het COA (de Notitie Opvangmodaliteiten) en de gewijzigde financiering van investeringen door het COA (de nieuwe leenfaciliteit voor het COA bij de Rijksoverheid).

3.2 Horizontale en verticale toelichting

Begrote uitgaven naar sector Begrote uitgaven naar soortkst-27400-VI-2-17.gifkst-27400-VI-2-18.gif

Begrote ontvangsten naar sector Begrote ontvangsten naar soortkst-27400-VI-2-19.gifkst-27400-VI-2-20.gif

Tabel 13 Verticale toelichting (bedragen x f 1000)
 200020012002200320042005
a. Uitgaven      
       
Stand uitgaven begroting 20009 364,59 445,09 372,29 130,49 133,9 
       
Mutaties 1e suppletore wet 2000200,5– 8,122,6– 4,3– 15,9 
       
Stand 1e suppletore begroting 20009 565,09 436,99 394,79 126,19 118,0 
       
Nog niet eerder in een begrotingshoofdstuk opgenomen mutaties:
       
beleidsintensiveringen      
Nieuwe vreemdelingenwet0,026,242,553,456,4 
AMA botonderzoek0,04,73,23,23,2 
Bureau medische advisering0,03,53,53,53,5 
Terugkeer; Internationale Organisatie voor Migratie0,08,08,08,08,0 
Versnelling Regeerakkoord; Rechterlijke Organisatie0,040,00,00,00,0 
Versnelling Regeerakkoord; Aanpak Jeugd en Geweld0,019,80,00,00,0 
Versnelling Regeerakkoord; Sanctiecapaciteit TBS0,017,50,00,00,0 
Toezicht zedendeliquenten (TBS)0,04,05,25,55,8 
Forensische zorg0,012,212,212,212,2 
ICT versterkingen Openbaar ministerie en gerechten0,036,615,015,015,0 
Versterking openbaar ministerie/rechterlijke macht0,010,010,010,010,0 
Capaciteit Vreemdelingenkamers0,010,020,025,030,0 
DNA onderzoek3,28,013,018,020,0 
Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden0,01,51,51,51,5 
Huisvesting en beveiliging Europol0,38,914,515,015,2 
Oude gebouwenproblematiek0,012,136,149,164,1 
Drugsbeleid Venlo0,03,03,03,03,0 
Kenniscentra Europese Samenwerking0,03,05,05,05,0 
Subtotaal3,5229,0192,7127,4252,9 
       
Ramingsbijstellingen mee/tegenvallers      
Doelmatigheid Rechterlijke Organisatie0,0– 2,5– 5,0– 5,0– 5,0 
Ambtshalve toegevoegde advocaten0,04,04,04,04,0 
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers0,028,0– 271,0– 507,0– 912,0 
Vuurwerkramp Enschede2,10,80,00,00,0 
Huisvesting particuliere justitiële jeugdinrichtingen17,00,00,00,00,0 
Aanvulling Reserve IND20,00,00,00,00,0 
Subtotaal39,130,3– 272,0– 508,0– 913,0 
       
Interdepartementale overboekingen– 7,4– 0,61,4– 0,11,2 
Desalderingen0,35,811,716,116,6 
Overige technische boekingen– 3,31,01,0– 1,5– 1,5 
       
Subtotaal– 7,0258,7– 97,2– 311,1– 703,8 
Stand uitgaven begroting 20019 597,19 702,49 329,58 860,08 474,18 477,7
 
 200020012002200320042005
b. Ontvangsten      
       
Stand uitgaven begroting 20002 140,61 681,41 665,61 667,31 698,3 
Mutaties 1e suppletore wet 2000– 85,974,179,284,289,2 
Stand 1e suppletore begroting 20002 054,71 755,51 744,81 751,51 787,5 
       
Nog niet eerder in een begrotingshoofdstuk opgenomen mutaties:
       
Ramingsbijstellingen      
Boeten en transacties0,020,020,020,020,0 
aanvullende afroming eigen vermogen Dienst Justitiële Inrichtingen 22,3    
Desalderingen0,35,811,716,116,6 
       
Subtotaal0,348,131,736,136,6 
Totaal2 054,91 803,61 776,51 787,61 824,11 824,1
tabel 14 Horizontale toelichting (bedragen x f 1 mln.)
Hoofdbeleidsterrein200020012002200320042005
a. Uitgaven      
       
– Algemeen461 529462 800436 270438 126446 720448 193
– Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken2 632 4512 654 7652 269 1511 791 0721 386 7321 386 832
– Preventie, Jeugd en Sancties3 728 9613 712 7233 732 2823 713 1683 702 8363 692 338
– Wetgeving, Rechtspraak en Rechtsbijstand2 510 6962 588 5292 591 6132 617 3422 636 7532 623 051
– Rechtshandhaving263 463283 590300 215300 311301 084327 284
Totaal uitgaven9 597 1009 702 4079 329 5318 860 0198 474 1258 477 698
       
b. Ontvangsten      
       
– Algemeen14 88619 80011 19411 19411 19411 194
– Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken461 317380 040370 040360 040360 040360 040
– Preventie, Jeugd en Sancties287 57355 70339 73544 13544 63544 635
– Wetgeving, Rechtspraak en Rechtsbijstand1 182 1351 233 0711 240 5551 257 2551 293 2551 293 255
– Rechtshandhaving109 000115 000115  000115 000115 000115 000
Totaal ontvangsten2 054 9111 803 6141 776 5241 787 6241 824 1241 824 124

Toelichting

De opmerkingen hebben niet uitsluitend betrekking op de hoofdbeleidsterreinen, maar gaan voor een deel ook over de onderliggende artikelen (zie de staten).

Hoofdbeleidsterrein Algemeen

De voornaamste oorzaak van de daling van het budget in 2002 ten opzichte van 2001 is de overheveling van de gereserveerde gelden voor de handhaving van het mestbeleid naar het beleidsterrein Wetgeving, Rechtspraak en Rechtsbijstand. Het betreft een oplopende reeks van f 8,0 miljoen in 2001 oplopend naar circa f 20,0 miljoen.

Hoofdbeleidsterrein Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Het budget neemt vanaf 2002 af. Dit hangt samen met de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet. Door de kortere doorlooptijden van de asielprocedure is de verwachting dat de bezetting van de opvang in de jaren na de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet zal dalen. De daling in de ontvangstenraming voor 2001 ten opzichte van 2000 wordt ondermeer veroorzaakt door de conversie van het eigen vermogen in vreemd vermogen.

Hoofdbeleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties

De daling in de ontvangstenraming (circa f 23 miljoen) voor 2001 ten opzichte van 2000 wordt onder andere veroorzaakt door de conversie van het eigen vermogen in vreemd vermogen van de agentschappen DJI en CJIB.

Hoofdbeleidsterrein Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand

De stijging in de uitgavenbudgetten voor 2001 ten opzichte van 2000 met circa f 78 miljoen worden voornamelijk verklaard door de versnelling van de Regeerakkoordgelden voor de uitvoering van de Contourennota (ca. f 40 miljoen), de oploop in de gelden die beschikbaar zijn gesteld voor de capaciteit Vreemdelingkamers, de beschikbaar gestelde bedragen voor de versterking van het OM (f 10 miljoen), de handhaving van het mestbeleid en voor de ICTprojecten OM en Rechterlijke Macht.

De verhoging van de ontvangstenraming in 2001 ten opzichte van 2000 ad f 50 miljoen op boeten en transacties hangt samen met de intensivering van het verkeerstoezicht, gevolgen van de klimaatnota en een ramingsbijstelling (circa f 20 miljoen).

Hoofdbeleidsterrein Rechtshandhaving

De stijging van de uitgaven vanaf 2001 wordt voornamelijk verklaard door de gelden die beschikbaar zijn gesteld voor de DNA-onderzoeken.

3.3 Grote Steden Beleid (GSB)

Vanuit het ministerie van Justitie gaat geen geld rechtstreeks naar de steden. Justitie stelt ten behoeve van dienstverlening aan de steden middelen beschikbaar aan justitiële organisaties Deze middelen betreffen:

• een verdere uitbouw van Justitie in de buurt (JIB);

• individuele trajectbegeleiding (ITB) Criminaliteit Etnische Minderheden (CRIEM) voor jeugdigen uit allochtone minderheidsgroepen;

• wijkgerichte programma's opvoedingsondersteuning en Communities that care (CTC);

• strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV).

De beschikbare middelen zijn eveneens opgenomen onder categorie B. van het zogenoemde extra-comptabel overzicht van de GSB-budgetten.

Tabel 15 Grote Stedenbeleid (in mln.)
omschrijvingartikel200020012002200320042005
Justitie in de Buurt08.029,512,313,613,613,613,6
Criem individuele trajectbegeleiding08.027,412,515,615,615,615,6
Strafrechtelijk opvang verslaafden08.0516,536,140,740,739,239,2
Criem Wijkgerichte preventieve opvoedingsondersteuning08.022,13,23,23,23,23,2
totaal 35,564,173,173,171,671,6

C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL

ALGEMEEN

Loonbijstelling

De bij de 1e suppletore begroting toegekende bedragen voor de loonbijstelling 2000 wordt de eerste tranche als volgt toegedeeld aan de desbetreffende begrotingsartikelen.

Verdeling loonbijstellingsbedragen (x f 1 000,–)
 200020012002200320042005
01.01 Personeel en materieel ministerie1 3571 3871 3431 2681 255 
01.04 Postactieven106109108108108 
01.07 Restant loonbijstelling53 90562 46560 31459 18961 39262 965
01.09 Diversen723244201872845 
01.13 WODC7776757171 
07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst2 4892 2562 2292 0992 104 
07.02 Opvang asielzoekers20 76620 83619 84617 26717 267 
08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming1 3421 4181 4551 3711 374 
08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering25 51126 04726 45726 45526 455 
08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven109989 
08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau289297296279279 
08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen17 52518 06017 99617 97417 932 
08.06 Bestuurzaken1 9131 7701 6351 6351 635 
08.07 College van Toezicht op kansspelen65444 
09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche22 02422 69922 64522 68522 702 
09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand19 73921 12221 64321 66621 702 
09.08 Schuldsanering677673669669669 
10.01 Nederlandse Forensisch Instituut222229226212205 
10.02 Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving10 43310 58610 58210 58410 584 
09.03 Personeel en materieel overige diensten124125126127131 
01.07 Toedeling Loonbijstelling– 125 349– 127 966– 127 564– 125 372– 125 348 
totaal53 90562 46560 31459 18961 39262 965

Prijsbijstelling

De prijsbijstelling 2000 is als volgt toegedeeld aan de desbetreffende begrotingsartikelen.

Verdeling prijsbijstellingsbedragen 2000 (x f 1 000,–)
Artikel20002001200220032004
01.01 Personeel en materieel ministerie1 3411 0931 1001 0821 121
01.03 Bijdragen en contributies3227262324
01.09 Diversen541814834683695
01.13 WODC136118110105109
07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst2 9902 3372 1832 0832 176
07.02 Opvang asielzoekers16 06114 03813 01410 92211 399
08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming743654630601628
08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering2 8152 4752 3622 2542 352
08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven109989
08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau582517454433452
08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen10 6829 1758 5808 1798 549
08.06. College van Toezicht op de Kansspelen65444
09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche7 1446 1145 7815 5125 751
09.06 Gerechtskosten880800750716747
09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand482271211200221
09.08 Schuldsanering32222
10.01 Nederlands Forensisch Instituut156131203185202
10.02 Bijzondere uitgaven politie256220208198206
10.03 Personeel en materieel overige diensten987843793761794
01.08 Toedeling Prijsbijstelling– 45 848– 39 642– 37 255– 33 951–  35 441
Totaal00000

Justitiebrede problematiek

Naast de kabinetsbeslissingen zoals omschreven in het Algemene deel van de memorie van toelichting zijn een aantal resterende knelpunten te onderscheiden die door het departement zelf in de begroting moesten worden opgelost. Het gaat hierbij om knelpunten die bij de uitvoering van de begroting naar voren zijn gekomen. Deze knelpunten zijn in de artikelsgewijze toelichting budgettair verwerkt onder de noemer Justitiebrede problematiek en ten laste van de prijsbijstelling 2000 gebracht.

Justitiebrede problematiek (x f 1 000,–)
Hoofdbeleidsterrein20002001200220032004
01 Algemeen26 00326 28420 03118 90019 000
08 Preventie, Jeugd en Sancties– 12 046– 5 24215 52416 12416 224
09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand14 50015 6003 0003 0003 000
10 Rechtshandhaving9 5688 2368 2768 3076 728
01.08 Prijsbijstelling– 38 025– 44 878– 46 831– 46 331– 44 952
Totaal00000

Verdeling huisvestingsbudgetten.

In aansluiting op de Stelswijziging Rijkshuisvesting zijn diverse artikelen verhoogd met servicebudgetten voor huurpanden en de doorwerking van de gevolgen van de Najaarsnota 1999 en de Slotwet 1999.

Verdeling huisvestingsbudgetten
artikel20002001200220032004
01.01 Personeel en Materieel Ministerie7676767676
07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst9595959595
08.01 Personeel en Materieel Raad voor de Kinderbescherming118118118118118
08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau3838383838
08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen2 2662 2662 2662 2662 266
09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche (Rechtspraak)2 0782 0782 0782 0782 078
09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche (Open-baar Ministerie) Openbaar Ministerie5454545454
10.01 Nederlands Forensisch Instituut1313131313
Totaal4 7384 7384 7384 7384 738

De in dit hoofdstuk toegelichte mutaties worden niet nogmaals toegelicht in de hierna volgende artikelsgewijze toelichtingen. In de bij de artikelen opgenomen tabellen worden de bedragen gemarkeerd met een *.

WETSARTIKEL 1 (UITGAVEN/VERPLICHTINGEN)

01 ALGEMEENkst-27400-VI-2-21.gif

Onder het hoofdbeleidsterrein Algemeen zijn naast de apparaatskosten voor personeel en materieel begrotingsartikelen opgenomen die niet specifiek tot een van de overige hoofdbeleidsterreinen behoren. Naast uitgaven voor personeel en materieel en de technische artikelen voor prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien, worden uitgaven geraamd voor de bijdragen aan (inter)nationale organisaties en voor overige bijdragen en uitgaven.

01.01 Personeel en materieel ministerie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven geraamd van de politieke leiding en de ambtenaren werkzaam bij het kerndepartement. In de raming zijn onder andere begrepen de uitgaven voor actief en niet-actief personeel, alsmede de uitgaven voor automatisering, huisvesting en de personeelsgebonden materiële uitgaven.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 262 153255 996257 921259 162257 210 
1e suppletore wet 2000 45 49216 1397 1646 1646 160 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
Interne overhevelingen       
– Formatie- uitbreiding DVB  2 0402 0402 0402 040 
– Schengen Informatiesysteem  800600700900 
– Formatie- uitbreiding en huivesting CRS 5003 9004 3003 0003 000 
– Toedeling 1e tranche loonbijstelling* 1 3571 3871 3431 2681 255 
– Ontwikkeling SAP  4 0004 0004 0004 000 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 1 3411 0931 1001 0821 121 
– Taakoverdracht Bijzondere Opsporingsambtenaren 372700700700700 
– Middelen invoering VBTB en nieuwe Vreemdelingenwet – 7 356– 3 356    
– Bijstelling huisvestingsbudget* 7676767676 
– Overige overhevelingen 1211 772919738738 
Beleidsmatige mutaties       
– Global Forum on Fighting Corruption  1 400    
– Informatiebeveiliging 10 000     
– ICT-trainees  1 8001 8001 8001 800 
– Redesign Gratie  6001 000   
– ICT- datacommunicatie 1 0001 5001 7002 1002 600 
– Wetgevingskwaliteitbeleid 1 1002 6502 1502 1502 150 
– Verbetering financieel- en archiefbeheer 1 3001 300    
– Middelen VOG, BIBOB, insolventieregister 4 7009 10011 50013 60013 600 
– Kenniscentrum IT en Recht 5001 5001 5001 5001 500 
– Oude gebouwenproblematiek     7 000 
– Verhoging arbeidsproductiviteit 800800    
mee/tegenvallers       
– Stijgende exploitatiekosten salarisadministratie 20002 2002 2002 2002 200 
interdepartementale overboekingen       
– Bijdrage Postbus 51 – 121     
Stand ontwerp-begroting 2001295 590(331 733)325 335307 397302013302 280(302 282)308 050(301 052)307 950
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000134 133(150 534)147 631139 491137 048137 169136 611136 565

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Formatieuitbreiding directie Vreemdelingenbeleid (DVB)

Als gevolg van extra werklast in het asieldossier wordt de DVB structureel uitgebreid met 11 fte.

Schengen Informatiesysteem (SIS)

Het betreft hier een bijdrage in de kosten van het internationale gedeelte van het Schengen Informatiesysteem. Nederland heeft zich door ondertekening van het Verdrag gecommitteerd.

Formatieuitbreiding Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Als gevolg van groei van het aantal beroepszaken en extra werklast voortvloeiend uit de Penitentiaire Beginselenwet wordt de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming structureel met 10 fte uitgebreid. Tevens is rekening gehouden met de hiervoor noodzakelijke huisvestingskosten.

Ontwikkeling SAP

Het betreft hier de vervanging van de bestaande servers, de implementatie van nieuwe release alsmede de ontwikkeling van een nieuw perso- neelsinformatiesysteem.

Taak overdracht Bijzondere Opsporingsambtenaren

Het betreft de overdracht van de taken met betrekking tot het verlenen van opsporingsbevoegdheid aan Buitengewoon Opsporingsambtenaren door het Parket Generaal aan het ministerie van Justitie, in casu de directie Bestuurszaken.

Middelen invoering VBTB en nieuwe Vreemdelingenwet

Het betreft een correctie van middelen die bij de Voorjaarsnota ten onrechte aan het Bestuursdepartement zijn toegevoegd. De middelen voor de invoering van VBTB en nieuwe Vreemdelingenwet worden overgeheveld van artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie naar het centrale artikel 01.09 Diversen.

Overige Overhevelingen

Onder deze post zijn mutaties < f 1 miljoen opgenomen. Het betreft voornamelijk technische mutaties.

 
Artikel Onderwerp20002001200220032004
01.01Personeel en materieel ministerieRenovatie bedrijfsrestaurant500    
01.01Personeel en materieel ministerieOnderzoek Baten/lasten stelsel DBZ 750150150150
01.01Personeel en materieel ministerieJustitie Jaarbericht150150150150150
01.03Bjjdragen en contributiesHulpprogramma Oost-Europa100100100100100
01.08PrijsbijstellingProject Coordinatie Midden-oost Europa253434181  
01.03Bjjdragen en contributiesTechnische correctie250    
07.01Bijdrage Immigratie- en NaturalisatiedienstOverheveling Formatie– 112– 112– 112– 112– 112
08.02Directie Preventie, Jeugd en SanctiesOverheveling Formatie 450450450450
01.01Diverse ontvangsten ministerieBureau Communicatie Nederlandse Politie250    
09.05Dienst Rechtspleging/OM/RijksrechercheProject budget autm. Facilitaire dienst RO– 370    
09.05Dienst Rechtspleging/OM/RijksrechercheVerwijs Index Personen Stafrechtshandhaving     
07.01Bijdrage Immigratie- en NaturalisatiedienstVisie Trainees– 35    
10.01Nederlands Forensisch InstituutVisie Trainees– 35    
Totaal  1211 772919738738

Global Forum on Fighting Corruption

Ter financiering van de kosten verbonden aan de organisatie van het «Global Forum on Fighting Corruption» is een bedrag van f 1,4 miljoen aan het artikel toegevoegd.

Informatiebeveiliging

Voor de beveiliging van het Justitienetwerk door middel van maatregelen als encryptie is een bedrag van f 10 miljoen noodzakelijk.

ICT-trainees

Op basis van een evaluatie van het in 1999 gestarte project ICT-trainees is besloten om het project vanaf 2001 te continueren.

Redesign Gratie

In verband met de invoering van electronische afhandeling van gratieverzoeken worden extra middelen aan het desbetreffende dienstonderdeel toegekend.

ICT- datacommunicatie

Het betreft hier stijgende kosten voor datacommunicatie als gevolg van toenemend gebruik van het communicatienetwerk.

Wetgevingskwaliteitsbeleid

Het kenniscentrum heeft tot doel informatie te verzamelen en expertise te ontwikkelen op het gebied van wetgevingskwaliteit en deze ter beschikking te stellen aan degenen die bij het wetgevingsproces betrokken zijn, met name wetgevingsjuristen, beleidsmakers en handhavingsdeskundigen.

Verbetering financieel- en archiefbeheer

De toegevoegde gelden zijn noodzakelijk voor de verbetering en intensivering van het financieel beheer van Bestuursdepartement en de versterking van toezicht op het fysieke en digitale archiefbeheer van Justitie.

Middelen Verklaring omtrent gedrag (VOG), Bureau integere besluitvorming Openbaar Bestuur (BIBOB) en het Insolventieregister

De directie Bestuurzaken wordt belast met nieuwe taken als de afgifte van verklaringen omtrent gedrag, de inrichting van een Bureau dat waakt over de Integere Besluitvorming door het Openbaar Bestuur en de inrichting van een Insolventieregister.

Kenniscentrum IT en recht

Ter uitvoering van de motie Wagenaar c.s. (april 1999) wordt een kenniscentrum op het gebied van informatietechnologie en recht opgezet. De bijdrage van Justitie aan dit kenniscentrum bedraagt f 1,5 miljoen structureel.

Oude gebouwenproblematiek

Na de stelselherziening financiering rijkshuisvesting is gebleken dat een deel van de oude gebouwenvoorraad te kampen heeft met technische problemen. Voor de vervanging en renovatie van oude panden wordt het artikel vanaf 2004 structureel met f 7 miljoen verhoogd.

Verhoging arbeidsproductiviteit

Voor de jaren 2000 en 2001 is f 0,8 miljoen uitgetrokken voor het treffen van voorzieningen die tot doel hebben de arbeidsproductiviteit bij het Bestuursdepartement te verhogen.

Stijgende exploitatiekosten salarisadministratie

Als gevolg van de toename van de personeelsomvang bij het ministerie van Justitie is sprake van stijgende kosten verbonden aan de geautomatiseerde verwerking van personeels- en salarisgegevens.

Postbus 51

Het betreft het aandeel van Justitie in de variabele kosten voor Postbus 51.

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Personele uitgaven        
– ambtelijk 132 250143 500148 000 11 03.0
– overig 32 67211 85011 250 11 03.0
– post-actief 2 4523 0003 000 11 03.0
Subtotaal personele uitgaven 167 374158 350162 250    
Huisvesting 15 57825 69925 465 12 03.0
Exploitatie-uitgaven 89 517129 451106 544 12 03.0
Aanschaffingen 23 12111 83513 138 52 03.0
Subtotaal materiële uitgaven 128 216166 985145 147    
Totaal 295 590(331 733)325 335 307 397     

Kengetallen

Kengetallen personeel
Categorie1999200020012002200320042005
1. Decentrale budgetten       
a. SG-cluster       
ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (x f 1,–)119 602125 593127 007127 007127 007127 007127 007
– fte's (aantal)105,0115,8113,8113,8113,8113,8113,8
        
b. Bedrijfsvoeringscluster       
ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (x f 1,–)99 133103 429102 964102 339102 429102 478102 527
– fte's (aantal)541,0545,7549,2550,2550,2552,2554,2
        
c. DG-Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken       
ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (x f 1,–)125 628141 032138 575137 131137 131136 143 
– fte's (aantal)75,080,090,090,090,089,0 
        
d. DG-Preventie, Jeugd en Santies       
ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (x f 1,–)108 666115 069107 852107 247107 247107 247 
– fte's (aantal)244,0241,8295,8295,8295,8295,8 
        
e. DG-Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand       
ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (x f 1,–)127 573129 245130 208129 503129 503129 503129 503
– fte's (aantal)276,0237,5237,5237,5237,5237,5237,5
        
f. DG-Rechtshandhaving       
ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (x f 1,–)129 582149 377147 273146 028146 028146 028146 028
– fte's (aantal)71,077,577,577,577,577,577,5
        
2. Centrale budgetten       
Materieel       
– huisvestingskosten incl. huur per fte (x f 1,–)16 94318 34316 66120 86620 86624 35724 323
– automatiseringsuitgaven per fte (xf 1,–)17 0475 5375 2855 2825 2825 2785 271
– overige exploitatiekosten en aanschaffingen (x f 1,–)13 98212 09411 29711 53611 53611 52811 512
        
Totaal materieel centrale budgetten gemiddeld bedrag47 97235 97433 24337 68437 68441 16241 105
        
Post-actieven       
– aantal57747475767778
– gemiddeld bedrag (x f 1,–)42 94740 54140 54140 54140 54140 54140 541
Kengetallen overhead (in procenten)
 1999200020012002200320042005
Overhead percentage (uitgaven kerndepartement t.o.v. totale uitgaven)3,32%3,39%3,22%3,12%3,41%3,64%3,63%

01.03 Bijdragen en subsidies

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de uitgaven geraamd voor bijdragen en contributies aan zowel nationale als internationale instellingen. Een relatief groot deel hiervan (circa 95 %) is structureel van aard en betreft onder meer de bijdrage aan de vereniging Bureau voor Muziek-Auteursrecht (BUMA), de Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (SENA) en de Stichting Reprorecht.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 2 1902 1902 1902 0392 039 
1e suppletore wet 2000 39242424040 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Technische correctie – 250     
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 3227262324 
beleidsmatige mutaties       
– Hulpprogramma Oost-Europa – 100– 100– 100– 100– 100 
Stand ontwerp-begroting 20013 284(3 717)2 264(2 114)2 159(2 009)2 158(2 008)200220032003
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR10001 490(1 687)1 027(959)980(912)979(911)908909909

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Technische correctie

Het betreft een correctie van middelen die bij de Voorjaarsnota ten onrechte aan dit artikel zijn toegevoegd.

Hulpprogramma Oost-Europa

Ten behoeve van uitvoeringswerkzaamheden voor het hulpprogramma Oost-Europa (ontwikkeling van de rechtstaat in potentiële EU-landen) wordt f 0,1 miljoen overgeheveld naar uitgavenartikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Overzicht bijdragen
 199920002001Aard
 (Bedragen x f 1000) 
Bijdragen nationaal    
– Ver. Bureau voor Muziek-auteursrechten (BUMA)588600600structureel
– Stichting Reprorecht294300300structureel
– Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (SENA)771150150structureel
– Centrum voor internationale juridische samenwerking28150150structureel
– Diverse internationale bijdragen673250150incidenteel*
– Internationale Commissie van Juristen646464structureel
– Nederlandse Juristen Comité van de Mensenrechten404040structureel
– Ver. Vergelijk. Studie van het Recht België en Nederland151515structureel
– Commission Internationale de l'Etat Civil273030structureel
– Centraal Bureau Fondsenwerving150150150structureel
– Instituut Nederlandse Kwaliteit150150150t/m 2002
– Overige bijdragen/contributies484365360incidenteel*
Totaal3 2842 2642 159 

* De middelen worden na 2001 ingezet voor andere projecten.

1.04 Post-actieven

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de uitgaven in het kader van de wachtgelduitkeringen en de uitkeringen als gevolg van functioneel leeftijdsontslag geraamd van de post-actieven van de voormalige Rijkspolitie en enkele overige justitie brede uitgaven in het kader van de sociale zekerheid. In het onderdeel wachtgelden zijn ook de uitgaven op grond van de uitkeringsregeling '66, de WWV-vervangende uitkeringen en de uitgaven in het kader van de 57+ regeling (pre-vut) begrepen.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 3 5993 6763 6573 6573 657 
1e suppletore wet 2000 00000 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 106109108108108 
mee/tegenvallers       
– Postactieven Rijkspolitie 4 7003 3002 5002 5002 500 
Stand ontwerp-begroting 200110 5078 4057 0856 2656 2656 2656 265
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR10004 7683 8143 2152 8432 8432 8432 843

Toelichting

Post-actieven Rijkspolitie

In verband met de tegenvallende uitgaven voor de post-actieven Rijkspolitie worden middelen aan het artikel toegevoegd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Wachtgelden 3 9223 7253 415 11 03.0
Functioneel leeftijdsontslag (FLO) 5 3344 0703 060 11 03.0
Overige 1 251610610 11 03.0
Totaal 10 5078 4057 085    

Ramingskengetallen

Specificatie post-actieven
Categorie1999200020012002200320042005
Wachtgelden       
– aantal natuurlijke personen103958779797979
– gemiddeld bedrag (x f 1,–)38 07539 18039 18039 18039 18039 18039 180
Uitkeringen functioneel leeftijdsontslag (FLO)       
– aantal natuurlijke personen70523933333333
– gemiddeld bedrag (xf 1,–)76 20078 45078 45078 45078 45078 45078 450

01.06 Onvoorzien

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 500500500500500 
1e suppletore wet 2000 00000 
Stand ontwerp-begroting 20010500500500500500500
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR10000227227227227227227

Economische en functionele codering

Economische en functionele codering (x f 1 000,–)
  Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Totaal 500500500 12 03.0

01.07 Loonbijstelling

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van de algemene salarismaatregelen, de incidentele loonbijstelling en de overige specifieke loonbijstellingen.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 00000 
1e suppletore wet 2000 191 000195 626194 680192 586192 516 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
Beleidsmatige mutatie       
– Correctie Loonbijstelling 2000 158     
interne overhevelingen       
– Toedeling 1e tranche loonbijstelling – 125 349– 127 966– 127 564– 125 372– 125 348 
Interdepartementale overboeking       
– Financiële afwikkeling CAO Rijk 2000/2001 – 11 904– 5 195– 6 802– 8 025– 5 776– 4 203
Stand ontwerp-begroting 2001053 90562 46560 31459 18961 39262 965
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000024 46128 34527 36926 85927 85828 572

Toelichting

Toedeling 1e tranche loonbijstelling 2000

Deze post betreft de toedeling van de eerste tranche van de loonbijstelling 2000.

Financiële afwikkeling CAO Rijk 2000/2001

Deze post betreft een overboeking naar Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de financiële afwikkeling van het onderhandelingsresultaat voor de arbeidsvoorwaardenovereenkomst van de sector Rijk 2000–2001.

Economische en functionele codering

Economische en functionele codering (x f 1 000,–)
  Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch Functioneel
Totaal 053 90562 465 11 03.0

01.08 Prijsbijstelling

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel is het bedrag opgenomen dat beschikbaar is voor de verdeling over de diverse prijsgevoelige posten van de totale Justitiebegroting.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 40 20938 73939 39837 88437 784 
1e suppletore wet 2000 43 66445 78144 68842 39842 609 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
Interne overhevelingen       
– Toedeling prijsbijstelling 2000 – 45 848– 39 642– 37 255– 33 951– 35 441 
– Bijdrage in justitiebrede problematiek – 38 025– 44 878– 46 831– 46 331– 44 952 
Stand ontwerp-begroting 20010000000
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR10000000000

Toelichting

Toedeling prijsbijstelling 2000

De compensatie voor de prijsstijging voor 2000 wordt aan de diverse artikelen van de Justitiebegroting toegevoegd.

Bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek

Het betreft hier de bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek.

Economische en functionele codering

Economische en functionele codering (x f 1 000,–)
  Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch Functioneel
Totaal 000 11 03.0

01.09 Diversen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel worden de uitgaven geraamd die betrekking hebben op schadeloosstellingen aan derden. Daarnaast worden in voorkomende gevallen onder dit artikel ook de bedragen opgenomen welke in afwachting van de integrale verdeling over de verschillende begrotingsartikelen voorlopig aan dit artikel zijn toegevoegd.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 64 07875 33546 11843 46343 463 
1e suppletore wet 2000 – 28 145– 20 9043 8658 4817 510 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 541814834683695 
– Middelen Landsadvocaat – 1 200– 1 200– 1 200– 1 200– 1 200 
– KLM- facturen 4 000     
– Besparing Centraal Justitieel Incassobureau 3 0123 467– 7524127 
– Europol 500500500500500 
– Correctie Justitie in de Buurt 258300348348348 
– Overige overhevelingen  – 32    
– Toedeling 1e tranche Loonbijstelling* 723244201872845 
Beleidsmatige mutaties       
– EK- voetbal – 2000     
– Handhaving meststoffenbeleid – 2000– 8 000– 19 000– 21 000– 20 000 
– Middelen invoering VBTB en Nieuwe Vreemdelingenwet 7 3563 356    
– Gemeenschappelijke Beheer Organisatie 3 2003 2003 2003 2003 200 
– Middelen VOG/BIBOB/Insolventieregister – 4 700– 4 300– 8001 5002000 
– Drugsbeleid Venlo  3 0003 0003 0003 000 
– Kenniscentra Europese samenwerking  3 0005 0005 0005 000 
– Vuurwerkramp Enschede 2 100800  
Stand ontwerp-begroting 200061 459(60 996)47 72359 58041 99144 87145 48845 488
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR100027 889(27 679)20 70323 95115 42416 73117 01117 011

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Middelen Landsadvocaat

In het kader van de decentralisatie van het budget Landsadvocaat wordt f 1,2 miljoen overgeheveld naar het Openbaar Ministerie.

KLM-facturen

Ten behoeve van de centrale betaling van KLM-facturen wordt f 4 miljoen aan het artikel toegevoegd.

Besparing Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)

Als gevolg van de verzakelijking van de aansturing van gerechtsdeurwaarders wordt een efficiencywinst op de verwachte deurwaarderskosten behaald.

Europol

Ten behoeve van de huisvestingskosten wordt f 0,5 miljoen naar dit artikel overgeheveld.

Correctie Justitie in de buurt (JIB)

Het betreft hier een correctie op de loonbijstelling van Justitie in de Buurt.

EK-voetbal

Ten laste van dit artikel is voor de ordehandhaving tijdens het EK voetbal f 2, 0 miljoen toegevoegd aan artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche.

Handhaving meststoffenbeleid

Ten behoeve van de handhaving van het meststoffenbeleid zijn de volgende reeksen overgeheveld. Een reeks van f 3,1 miljoen in 2001, f 10,3 miljoen in 2002, f 15,3 miljoen, in 2003 en f 14,8 miljoen in 2004 is toegevoegd aan artikel 09.05 Rechtspraak. Een reeks van f 2 miljoen in 2000, f 4,9 miljoen in 2001, f 8,6 miljoen in 2002, f 5,6 miljoen in 2003 en f 5,1 miljoen in 2004 is toegevoegd aan artikel 09.05 Openbaar Ministerie.

Aan artikel 09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand is voor de periode 2002–2004 f 0,1 miljoen toegevoegd.

Middelen invoering VBTB en nieuwe Vreemdelingenwet

Het betreft een correctie van middelen die bij de Voorjaarsnota ten onrechte aan het artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie waren toegevoegd.

Exploitatie Gemeenschappelijke Beheersorganisatie (GBO)

Als gevolg van stijgende exploitatiekosten op het gebied van automatisering is structureel f 3,2 miljoen toegevoegd.

Middelen Verklaring omtrent gedrag (VOG), Bureau integere besluitvorming Openbaar Bestuur (BIBOB) en het Insolventieregister

Ten laste van dit artikel wordt ca. f 4,7 miljoen in 2000, ca. f 4,3 miljoen in 2001, ca. f 0,8 miljoen in 2002 toegevoegd aan artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie voor de afgifte van verklaringen omtrent gedrag, de inrichting van een Bureau dat waakt over de Integere Besluitvorming door het Openbaar Bestuur en de inrichting van een Insolventieregister.

Voor 2003 en 2004 wordt ca. f 1,5 miljoen respectievelijk ca. f 2 miljoen aan dit artikel toegevoegd als gevolg van ontvangsten uit leges.

Drugsbeleid Venlo

Ter bestrijding van de drugscriminaliteit en overlast in de gemeente Venlo, voornamelijk veroorzaakt door het drugstoerisme uit Duitsland, hebben gemeente, politie en openbaar ministerie een plan van aanpak ontwikkeld. Daarbij spelen de handhaving, de herbestemming van vastgoed (drugspanden krijgen een nieuwe functie) en het terugdringen van coffeeshops een centrale rol.

Kenniscentra Europese samenwerking

Ten behoeve van de opzet van twee kennniscentra, één voor de rechtelijke macht en één voor Europees recht, alsmede voor twee experticecentra voor opsporingsmethoden en rechtshandhaving worden middelen aan de begroting toegevoegd.

Vuurwerkramp Enschede

Ter compensatie voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de vuurwerkramp in Enschede worden in 2000 en 2001 middelen toegevoegd aan de begroting. De gelden worden gebruikt voor explosieven- en DNA-onderzoek voor de inzet van tolken en vertalers, het strafrechtelijk onderzoek van het openbaar ministerie, een deel van de hulpverlening tijdens en na de ramp, rechtsbijstand en werkzaamheden vanwege het beroep op de rechterlijke macht.

Kengetallen

Specificatie schadeloosstellingen aan derden (Bedragen x f 1 mln)
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Schadefonds geweldsmisdrijven9,410,010,0
Onrechtmatige detentie10,810,010,0
Overige17,113,513,5
Totaal37,333,533,5

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Schadeloosstellingen aan derden 39 94933 36933 501 41 03.0
Drugsbeleid Venlo   3 000    
Kenniscentra Europese samenwerking   3 000    
Vuurwerkramp Enschede  2 100800    
Overige activiteiten 21 51012 25419 279 12 03.0
Totaal 61 45947 72359 580    

01.11 Internationale samenwerking

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de uitgaven geraamd die vallen onder de «Homogene Groep Internationale Samenwerking» (HGIS).

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 2 2152 1881 8311 8311 831 
1e suppletore wet 2000       
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
Stand ontwerp-begroting 20011 856(2 282)2 2152 1881 8311 8311 8311 831
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000842(1 036)1 005993831831831831

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Uitgaven attachés 9071 5481 521 11 03.0
Samenwerking Indonesië 367357357 43 Z 03.0
Bijdrage WIPO 582310310 43 G 03.0
Totaal 1 8562 2152 188    

01.13 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven geraamd van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), alsmede de uitgaven voor externe wetenschappelijke onderzoeken.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 20 35820 07819 86119 86219 862 
1e suppletore wet 2000 73115113111110 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overheveling       
– Toedeling 1e tranche Loonbijstelling* 7776757171 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 136118110105109 
beleidsmatige mutaties       
– Beleidsevaluaties 5001 0001 0001  0001 000 
Stand ontwerp-begroting 200123 917(30 265)21 144(19 644)21 387(19 887)21 159(19 659)21 14919 649)21 152(19 652)21 152(19 652)
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR100010 853(13 734)9 595(8 914)9 705(9 024)9 602(8 921)9 597(8 916)9 598(8 918)9 598(8 918)

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Beleidsevaluaties

Ter bekostiging van evaluatieonderzoek van de geplande beleidsintensiveringen wordt ten gunste van het artikel voor 2000 f 0,5 miljoen en structureel f 1 miljoen toegevoegd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Economische en functionele codering (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Totaal 23 91721 14421 387 12 03.01
  (30 265)(19 644)(19 887)    

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven

Kengetallen

Kwantitatieve gegevens wetenschappelijk onderzoek
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Input (x f 1 mln):   
– personeel9,38,78,7
– onderzoekskosten intern2,31,31,3
– onderzoekskosten extern12,310,410,4
Totaal23,920,420,4
– fte's (aantallen)7272,172,1
– gemiddelde prijs (x f 1 000,–)116115115
Output (aantallen):   
– extern wetenschappelijke projecten524545
– intern wetenschappelijke projecten151515
– productie beleidsadviezen768585
– bijeenbrengen van kennis (periodieken/seminars)232020
– documentaire en statistische informatie voorzieningen1 6361 5251 525

01.14 Adviescolleges

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De grondslag van dit nieuwe artikel is artikel 6a van de Comptabiliteitswet, op grond waarvan de uitgaven verbonden aan de taakvervulling door een adviescollege op een afzonderlijk begrotingsartikel zichtbaar moeten worden gemaakt. Bij het ministerie van Justitie vallen het adviescollege vennootschapsrecht en het college burgerlijk procesrecht binnen de in artikel 6a vastgestelde definitie.

De uitgaven voor deze colleges bestaan uit vacatiegelden, reisen verblijfkosten en zaalhuur.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 3839393939 
1e suppletore wet 2000 00000 
Stand ontwerp-begroting 200118383939393939
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR10008171818181818

De economische en functionele codering

Economische en functionele codering (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch Functioneel
Totaal 183839 11 03.0

07 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN EN VREEMDELINGENZAKENkst-27400-VI-2-22.gif

Binnen de organisatie van het ministerie van Justitie is het agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) belast met de behandeling van verzoeken om toelating en verblijf op grond van de Vreemdelingenwet en tevens met de behandeling van verzoeken om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Tevens is het ministerie van Justitie sinds het Koninklijk Besluit van 5-9-1994 (voorheen het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de opvang van asielzoekers.

07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel worden de bijdragen aan het agentschap IND geraamd.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 533 668476 922473 347473 356473 565 
1e suppletore wet 2000 60 94318 33117 99118 12918 123 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Overheveling formatieplaats 112112112112112 
– Correctie projectsubsidie – 603     
– Visie trainee 35     
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 2 4892 2562 2292 0992 104 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 2 9902 3372 1832 0832 176 
– Bijstelling huisvestingsbudget* 9595959595 
beleidsmatige mutaties       
– Nieuwe Vreemdelingenwet  40 50040 50040 50040 500 
– Uitbreiding directie Vreemdelingenbeleid  – 1 020– 1 020– 1 020– 1 020 
– Vertraging pilot vervroeging Rechterlijke toets vreemdelingenbewaring – 3 200     
– Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers botonderzoek  4 7003 2003 2003 200 
– Bureau Medische Advisering  3 5003 5003 5003 500 
– Terugkeeractiviteiten  8 0008 0008 0008 000 
– Schengen Informatiesysteem  – 400– 300– 350– 450 
– Aanvulling Reserves IND 20 000     
interdepartementale overboeking       
– Onderzoek illegale immigratie – 500– 2 250– 2 250   
Stand ontwerp-begroting 2001487 554616 029553 083547 587549 704549 905550 005
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000221 242279 542250 978248 484249 445249 536249 581

Toelichting

Overheveling formatieplaats

In verband met de overgang van een formatieplaats van de directie Rechtspleging naar de IND wordt ten laste van artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie het bijbehorend budget overgeheveld.

Correctie projectsubsidie

Bij de 2e suppletore begroting is geld van de Europese Commissie ten behoeve van door het COA uit te voeren projecten voor Kosovaren ten onrechte op dit artikel geboekt. Derhalve wordt het geld nu overgeheveld naar artikel 07.02 Opvang asielzoekers.

Visie trainee

Een aantal trainees zullen instromen bij de IND (artikel 07.01) Derhalve wordt het betreffende budget van artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie naar deze artikelen overgeheveld.

Nieuwe Vreemdelingenwet

Als gevolg van de nieuwe Vreemdelingenwet nemen de werkzaamheden van de IND toe. Onder meer de afdeling procesvertegenwoordiging zal worden uitgebreid. Daarom wordt vanaf 2001 structureel f 40,5 miljoen toegevoegd aan de begroting.

Uitbreiding directie Vreemdelingenbeleid (DVB)

Door de toenemende werkzaamheden van de DVB in het asieldossier is personeelsuitbreiding nodig. Voor de bekostiging van deze uitbreiding wordt een structurele bijdrage van f 1,02 miljoen overgeheveld naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.

Vertraging pilot vervroeging Rechterlijke toets vreemdelingenbewaring

Omdat de genoemde pilot vertraagd is, dient de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) meer cellen dan geraamd voor vreemdelingenbewaring aan te houden. Derhalve wordt ten laste van dit artikel f 3.2 miljoen ter bekostiging van de budgettaire problematiek bij DJI overgeheveld naar artikel 08.05 Bijdrage DJI.

Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA) – botonderzoek

Geraamd wordt dat vanaf 2000 circa 1950 botonderzoeken (ter verificatie van de minderjarigheid) bij alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA) worden uitgevoerd. Ten behoeve van deze onderzoeken wordt vanaf 2001 structureel f 3,2 miljoen toegevoegd. In verband met het inlopen van achterstanden voor botonderzoek wordt het artikel in 2001 met f 1,5 miljoen extra opgehoogd.

Bureau Medische advisering

Om invulling te geven aan de adviezen van de Nationale ombudsman, onder meer om de doorlooptijd van een medisch advies terug te dringen, wordt in de jaren 2001 en verder extra budget beschikbaar gesteld. Dit budget zal tevens worden gebruikt om, indien nodig, extra advies of contra-expertise te vragen.

Terugkeeractiviteiten

Voor de jaren 2001 en verder wordt een bedrag van structureel f 8 miljoen aan het artikel toegevoegd om extra activiteiten te bekostigen van met name de International Organisation for Migration (IOM).

Schengen-informatiesysteem (SIS)

De IND levert een financiële bijdrage aan het SIS. Derhalve wordt een reeks van f 0,4 miljoen structureel overgeheveld naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.

Aanvulling reserves IND

De reserves van de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn in 1999 teruggelopen tot een bedrag van f 5,4 miljoen. In 2001 wordt een tekort van f 25,5 miljoen voorzien op het beschikbare budget voor de behandeling van reguliere verzoeken. Voorgesteld wordt om de reserve aan te vullen met een bedrag van f 20 miljoen. Hiermee wordt de IND in staat gesteld het tekort in 2001 uit de reserves op te vangen.

Onderzoek illegale migratie

Als bijdrage in de kosten van het onderzoek dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal verrichten naar illegale immigratie wordt 3 jaar lang budget overgeheveld (2000: f 0,5 miljoen, 2001 en 2002: f 2,3 miljoen).

Economische en functionele codering

Economische en functionele codering (x f 1 000,–)
  Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch Functioneel
Totaal 487 554616 029553 083 03 03.2

Figuur 16: Aantal beslissingen op reguliere verzoeken (eerste aanleg en bezwaar)kst-27400-VI-2-23.gif

Bron: IND

Het aantal reguliere aanvragen dat door de IND moet worden behandeld, vertoont in de loop der jaren een stijging. Het gaat hierbij zowel om de behandeling van MVV en VTV aanvragen als om de behandeling van bezwaarschriften. In de cijfers voor 2000 zijn de beslissingen op aanvragen van de «witte» illegalen opgenomen.

Figuur 17: Beslissingen op asielverzoekenkst-27400-VI-2-24.gif

Bron: IND

De IND geeft in 2000 wat betreft asiel prioriteit aan het nemen van beslissingen in eerste aanleg om zodoende op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet geen voorraad oude zaken te hebben. Dit blijkt ook uit de grafiek op de vorige bladzijde. In 2001 zal de instroom worden bijgehouden en zal de achterstand die is opgelopen bij het behandelen van bezwaarzaken grotendeels worden weggewerkt.

07.02 Opvang asielzoekers

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De minister van Justitie is belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de opvang van asielzoekers. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Stb. 1994, 422) belast met de materiële en immateriële opvang van asielzoekers.

Centrale opvang van asielzoekers

De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn bestemd voor de bekostiging van de materiële en immateriële centrale opvang van asielzoekers, alsmede voor het subsidiëren van organisaties die zorgdragen voor, dan wel ondersteuning geven aan de opvang van asielzoekers.

De Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de Wet Justitie-subsidies (Stb.1996, 334) dienen als basis voor de uitgaven. De hoogte van de uitgaven is gebaseerd op de Begrotingswet. De wijze van bekostiging is geregeld in het Subsidiebesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het Faciliteitenbesluit opvangcentra (Stb. 1994, 636), de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Stcrt.1994, 140) en de Wet Justitie-subsidies.

Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen

De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn bestemd voor de opvang van vreemdelingen die worden geconfronteerd met een te overbruggen wachtperiode alvorens zij de AC-procedure kunnen doorlopen.

Decentrale opvang asielzoekers

De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn bestemd voor de nog te verrichten uitgaven ten behoeve van de decentrale opvang van asielzoekers. De wijze van bekostiging is geregeld bij de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA).

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 2 022 5192 030 6651 953 3041 714 3721 714 372 
1e suppletore wet 2000 67 4739 1637 4206 8276 809 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overboekingen       
– Correctie project subsidie 603     
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 20 76620 83619 84617 26717 267 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 16 06114 03813 01410 92211 399 
beleidsmatige mutaties       
– Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA) – 111 000     
– Uitbreiding directie Vreemdelingenbeleid  – 1 020– 1 020– 1 020– 1 020 
– Opvang COA  28 000– 271 000– 507 000– 912000 
Stand ontwerp-begroting 20011 937 419(2 715 902)2 016 4222 101 6821 721 5641 241 368836 827836 827
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000879 162(1 232 423)915 012953 702781 212563 308379 736379 736

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Correctie projectsubsidie

Bij de 2e suppletore begroting is geld van de Europese Commissie ten behoeve van door het COA uit te voeren projecten voor Kosovaren ten onrechte op artikel 07.01 Bijdrage Immigratieen Naturalisatiedienst geboekt. Derhalve wordt het geld nu overgeheveld naar dit artikel.

Alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA)

Het aandeel van de AMA's in de totale instroom van asielzoekers is in de afgelopen periode toegenomen. Derhalve wordt een herschikking van middelen voorgesteld van het artikel 07.02 Opvang asielzoekers naar het artikel 08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering waar de kosten van opvang voor alleenstaande minderjarige asielzoekers worden geraamd.

Uitbreiding directie Vreemdelingenbeleid (DVB)

Vanwege de toenemende werkzaamheden in het asieldossier, wordt de DVB uitgebreid. Voor de bekostiging van de uitbreiding wordt een structurele bijdrage van f 1,02 miljoen overgeheveld naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.

Opvang COA

Onder het regime van de Vreemdelingenwet 2000 zullen de proceduretijden van de groep die onder de nieuwe wet worden afgehandeld worden teruggebracht. Het aantal asielzoekers dat moet worden opgevangen neemt derhalve sterk af. Verder wordt verwacht dat ook het nieuwe terugkeerbeleid een daling van het aantal op te vangen asielzoekers tot gevolg heeft. Op termijn wordt daarom een sterke daling van het benodigde budget voorzien. In 2001 is evenwel een kleine bijstelling naar boven noodzakelijk, omdat als gevolg van het gewijzigde landenbeleid minder vergunningen worden verleend, waardoor de uitstroom in 2001 lager zal uitvallen dan voorzien.

De onderverdeling naar artikelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch Functioneel
Centrale opvang asielzoekers 1 877 065(2 646 595)2 020 6502 053 454 43 Z 06.36
Decentrale opvang asielzoekers 76 000(37 750)69 60047 850 43 C 06.36
Buffercapaciteit 025 00025 000 43 Z 06.36
Tijdelijke noodopvang 20 563(53 538)33 60033 600 43 Z 06.36
Subsidies 23 791(38 019)16 00016 000 43 Z 06.36
Ombuigingsmaatregelen – 60 000– 60 000– 60 000 43 Z 06.36
Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers  – 111 000  43 Z 06.36
Uitvoering regeling basisonderwijsvoorzieningen  4 0004 000 43 Z 06.36
Overige niet-genormeerde uitgaven, kortingen en bijstellingen  18 572– 18 222 43 Z 06.36
Totaal 1 937 419(2 715 902)2 016 4222 101 682    

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

08 PREVENTIE, JEUGD EN SANCTIESkst-27400-VI-2-25.gif

Dit hoofdbeleidsterrein betreft criminaliteitspreventie, de Vereniging Slachtofferhulp Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming, de gezinsvoogdij- en voogdij-instellingen, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, het Schadefonds Geweldsmisdrijven, de Stichting Reclassering Nederland, de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Centraal Justitieel Incassobureau, Halt, de Directie Bestuurszaken en het College van Toezicht op de Kansspelen. De wettelijke grondslag voor de verplichtingen en uitgaven vloeit voornamelijk voort uit het Burgerlijk Wetboek, Boek 1, artikel 238, alsmede uit de Reclasseringsregeling 1995, de Wet op de jeugdhulpverlening en het bij de laatstgenoemde wet behorende uitvoeringsbesluit.

08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Het artikel heeft betrekking op de personele en materiële uitgaven van de Raad voor de Kinderbescherming.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft onder meer tot taak:

– het doen van onderzoek in situaties waarin het recht van kinderen op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling ernstig dreigt te worden geschonden;

– het adviseren van de rechtbank aangaande gezagsvoorziening en omgangsregeling bij scheiding;

– het verlenen van vroeghulp en het adviseren van de rechter in geval van strafrechtelijke interventies ten aanzien van jeugdigen;

– het coördineren van de uitvoering van taakstraffen voor jeugdigen;

– het rekwestreren van kinderbeschermingsmaatregelen;

– het uitbouwen van de preventieve functie, als afgeleide van de kerntaken.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,-)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 212 151216 900223 165223 175223 468 
1e suppletore wet 2000 – 1 4425 265– 4 624– 4 636– 4 638 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
 
interne overhevelingen       
– Technische correctie middelen versnelling Regeerakkoord 4 4007 000    
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 1 3421 4181 4551 3711 374 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 743654630601628 
– Uitbreiding formatie CRS  – 42– 42– 42– 42 
– Bijstelling huisvestingsbudget* 118118118118118 
Beleidsmatige mutaties       
– Onderzoek Baten/Lasten stelsel Raad voor de Kinderbescherming  1 500  
Stand ontwerp-begroting 2001198 624217 312232 813220 702220 587220 908220 908
 (196 868)  
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR100090 132(89 335)98 612105 646100 150100 098100 24 4100 244

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Technische correctie versnelling middelen Regeerakkoord

De bij de Voorjaarsnota 2000 toegekende middelen voor de versnelling van de RA-gelden worden toegevoegd aan dit artikel. De volgende projecten worden o.a. hiermee gefinancierd: forensische diagnostiek, werklastverlichting allochtonen zaken en overdracht intake Amk's.

Uitbreiding formatie Centrale Raad voor Strafrechttoepassing (CRS)

Dit betreft de bijdrage in de structurele uitbreiding van de CRS als gevolg van de extra taken door de invoering van de nieuwe beginselenwetten.

Baten/Lasten-stelsel Raad voor de Kinderbescherming (RvK)

Ten behoeve van het onderzoek naar de mogelijke invoering van een baten/lastenstelsel bij de RvK wordt in 2001 f 1,5 miljoen toegevoegd.

De onderverdeling naar artikel onderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Personele uitgaven        
– ambtelijk 125 152140 890153 380 11 06.32
– overig 13 1332 9501 750 11 06.32
– post-actief 6 5635 5005 000 11 06.32
Subtotaal personele uitgaven 144 848149 340160 130    
Exploitatie uitgaven 26 92035 85439 765 12 06.32
Aanschaffingen 8 675(6 919)10 00010 000 52 06.32
Huisvesting 18 18122 11822 918 12 06.32
Subtotaal materiële uitgaven 53 776(52020)67 97272 683    
Totaal 198 624(196 868)217 312232  813    

** bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven

Kengetallen

Kengetallen personeel
 1999200020012002200320042005
Ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (f 1,–)85 48686 44388 00088 00088 00088 00088 000
– fte's (aantal)1 4641 6181 7431 7431 7431 7431 743
Post-actief personeel       
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)150135123117117117117
Raad voor de Kinderbescherming (aantallen)
  Ramingskengetallen Doelmatigheidskengetallen1
  199920002001   2001
Beschermingszaken 8 5628 5008 500   6 900
Echtscheidingszaken 3 9634 1004 500   6 000
overige civiele zaken 2 6102 4752 400   2 600
Strafzaken 19 96024 72526 000   1 400
Taakstraffen 11 0041200014 900   3 100

1 In hoofdzaak zijn de prijzen per product verkregen door middel van deelcalculatiemethode.

In het lopende kostprijzenonderzoek worden de kerntaken beschreven en van een kostprijs voorzien, deze worden in de volgende begroting opgenomen.

08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Het artikel heeft betrekking op de preventie van criminaliteit, slachtofferzorg, de Vereniging Slachtofferhulp Nederland (SHN), de voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen, de Stichting Reclassering Nederland (SRN), het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en Het Alternatief (HALT).

A. Voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen

Een voogdij-instelling is het uitvoeringsorgaan van een rechtspersoon waaraan de voogdij over minderjarige kinderen kan worden opgedragen. Het uitvoeringsorgaan draagt in naam van het bestuur zorg voor de verzorging en opvoeding van deze kinderen. Het bepaalt de verblijfplaats van de jeugdige en ziet erop toe, dat er voldoende voorwaarden aanwezig zijn voor een zo evenwichtig mogelijke groei naar volwassenheid. De verantwoordelijkheid voor de minderjarige strekt zich ook uit tot het behartigen van financiële belangen.

Een gezinsvoogdij-instelling is het uitvoeringsorgaan van een rechtspersoon die de volgende doelstellingen nastreeft:

– het geven van leiding en het verlenen van bijstand aan gezinsvoogden;

– het verlenen van hulp en steun aan voorwaardelijk veroordeelden en in vrijheid gestelde jeugdige personen;

– het doen van nazorg.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling ligt bij de gezinsvoogdij-instellingen. De instellingen voor (gezins-)voogdij worden gesubsidieerd op basis van de Wet op de jeugdhulpverlening en het Subsidiebesluit voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen. (Stb. 1998, 30, d.d. 23 december 1997).

B. Stichting Reclassering Nederland (SRN)

De reclassering heeft als taken de voorlichting aan bevoegde autoriteiten en instanties over en het verlenen van hulp en steun, rechtsbijstand uitgezonderd, aan personen die worden verdacht van of die zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit. Tevens is zij belast met de voorbereiding en de begeleiding van de uitvoering van taakstraffen. De Reclasseringsregeling steunt op het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Subsidie wordt verleend aan de SRN. De SRN draagt zorg voor de verdere verdeling van de subsidie naar de landelijke partners Geestelijke gezondheidszorg Nederland en het Leger des Heils.

C. Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

Het LBIO heeft de volgende taken:

– het innen en doorbetalen van kinderalimentatie in situaties waarin de betaling problemen met zich meebrengt, alsmede het feitelijk innen van de kinderalimentatie;

– het uitvoeren van de taken op grond van het verdrag van New York betreffende de procedurele behandeling en de inning en doorbetaling;

– het vaststellen en innen van de onderhoudsbijdragen in het kader van de vrijwillige hulpverlening;

– het vaststellen en innen van de onderhoudsbijdragen in het kader van de justitiële jeugdbescherming.

D. Criminaliteitspreventie/slachtofferzorg/slachtofferhulp

Onder dit artikelonderdeel zijn opgenomen: de programma-uitgaven met betrekking tot het beleid gericht op de preventie van criminaliteit en slachtofferzorg (het mobiliseren van anderen bij het voorkomen van strafbare feiten en het beperken van de gevolgen daarvan voor slachtoffers bij voorkeur met andere dan strafrechtelijke middelen);

– personele en materiële uitgaven met betrekking tot het beleid gericht op hulp en voorlichting aan slachtoffers van strafbare feiten.

Preventie/slachtofferzorg:

– projecten deskundigheidsbevordering en experimenten op het gebied van criminaliteitspreventie en slachtofferzorg;

– projecten met het Openbaar Ministerie en de vier grote steden, waarbij in het bijzonder de integrale aanpak van de jeugdcriminaliteit (o.a. harde kern/stelselmatige daders, vermindering overlast drugsverslaafden en buurtbemiddeling) wordt gestimuleerd;

– het initiëren en stimuleren van het preventiebeleid bij verschillende instanties, zoals Openbaar Ministerie, andere maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven;

– voorlichting aan verschillende maatschappelijke geledingen en overheidsinstellingen. Het gaat hierbij om uitgaven voor het tijdschrift over Samenleving en Criminaliteitspreventie (SEC), de Hein Roethofprijs, onderhoud documentatiebestand en andere voorlichtingsactiviteiten ter ondersteuning van het preventiebeleid;

– projectactiviteiten op het gebied van herhaald slachtofferschap, opvoedingsondersteuning, Justitie in de Buurt, huiselijk/sexueel geweld en ouderen.

Slachtofferhulp:

De Vereniging Slachtofferhulp Nederland (SHN) is een rechtspersoon die belast is met de coördinatie van de activiteiten van de regionale en lokale instellingen voor slachtofferhulp, aangesloten bij deze rechtspersoon. Onder slachtofferhulp wordt verstaan de opvang van slachtoffers van strafbare feiten, voor zover bestaande uit:

– laagdrempelige eerste opvang van slachtoffers;

– praktische begeleiding en ondersteuning van slachtoffers;

– doorverwijzing van slachtoffers naar niet in het bijzonder voor slacht-offers bedoelde hulpverleningsinstellingen;

– begeleiding van slachtoffers tijdens het strafproces, onder meer in het kader van de wet Terwee.

De subsidiëring van de vereniging geschiedt op basis van de «Wet Justitie-subsidies» (Stb. 20 juni 1996, 334) en het «Besluit toezicht naleving subsidievoorschriften slachtofferhulp» kenmerk 690 626/98PJS.

De subsidie wordt verleend aan het Landelijk Bureau Slachtofferhulp (LBS), dat zorg draagt voor verdere subsidiëring van de bij de vereniging aangesloten Bureaus slachtofferhulp. De feitelijke slachtofferopvang wordt uitgevoerd door circa 1700 vrijwilligers, terwijl betaalde krachten hun werk begeleiden en coördineren.

E. Het Alternatief (HALT)

Bij de wet van 7 juli 1994, Stb. 528 betreffende de herziening van het strafrecht van jeugdigen, is een wettelijke regeling van de HALT-projecten opgenomen. In deze wettelijke regeling wordt voorzien in een aanwijzing bij algemene maatregel van bestuur van de strafbare feiten die via een HALT-afdoening kunnen worden afgedaan. Een HALT-afdoening is een aanpak van strafbare feiten ten aanzien van jeugdigen, onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, gericht op voorkoming van toezending van een opgemaakt proces-verbaal aan de officier van Justitie. Strafbare feiten die in aanmerking komen voor een HALT-afdoening zijn onder andere openlijk geweld tegen goederen, kleine vormen van brandstichting met een maximale schade van f 1500,– per jeugdige, diefstal en verduistering, eenvoudige vormen van vernieling waaronder begrepen graffiti en het afsteken van vuurwerk op plaatsen waar dat niet is toegestaan. Een HALT-bureau is een door een of meer gemeente(n) onderhouden bureau dat voorziet in de coördinatie en uitvoering van HALT-afdoeningen door jeugdigen (algemene aanwijzingen met betrekking tot de HALT-afdoening, Stcrt, 1995, 157).

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting* (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 903 532922 644936 860936 853936 853 
1e suppletore wet 2000 45 6784 82815 86415 34514 237 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
 
interne overhevelingen       
– Technische correctie middelen versnelling Regeerakkoord – 4 400– 7 000    
– ICT gelden cliënt volgsysteem (SRN) 15 80010 7006 4007 3008 200 
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 25 51126 04726 45726 45526 455 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 2 8152 4752 3622 2542 352 
– Loonbijstelling Justitie in de Buurt* 96108126126126 
– Aanpassing verplichtingenruimte (28 675)     
– CRS Penitentiaire Beginselenwet  – 186– 186– 186– 186 
beleidsmatige mutaties
– Versnelling middelen Regeerakkoord  19 800    
– Toezicht TBS zedendelinquenten  4 0005 2005 5005 800 
– ICT kosten datacommunicatie (GVI) 3 0004 2004 8004 8004 800 
– Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker (AMA) 111 000  
Stand ontwerp-begroting 2001878 8251 103 032987 616997 883998 447998  637998 637
 (1 030 284)(1 161 082)(1 011 052)(997 876)  
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000398 793500 534448 161452 820453 075453 162453 162
 (467 522)(526 876)(458 795)    

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Technische correctie middelen versnelling regeerakkoord

Het deel van de Regeerakkoordgelden die zijn versneld bij Voorjaarsnota wordt overgeheveld naar artikel 08.01 Raad voor de Kinderbescherming.

ICT-gelden cliënt-volgsysteem SRN

Voor de verdere ontwikkeling, implementatie en onderhoud van het cliënt-volgsysteem van de SRN alsmede ter dekking van de stijgende kosten van het dataverkeer wordt vanuit artikel 01.08 Prijsbijstelling een reeks overgeheveld van f 15,8 miljoen in 2000 aflopend naar f 8,2 miljoen in 2004.

Aanpassingen verplichtingenruimte

In verband met de verhoging van budgetten voor subsidies wordt de verplichtingenruimte opgehoogd, aangezien de verplichtingen een jaar voor de werkelijke uitgave van het budget wettelijk worden vastgelegd.

Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing (CRS)/Penitentiaire beginselenwet

Dit betreft de bijdrage in de structurele uitbreiding van de CRS als gevolg van de extra taken door de invoering van de nieuwe beginselenwetten.

Versnelling middelen Regeerakkoord

In 2001 wordt in totaal f 19,8 miljoen aan het artikel toegevoegd in het kader van «jeugd en geweld». De belangrijkste versnellingen betreffen de aanpak van de wachtlijsten in de jeugdhulpverlening f 5 miljoen in samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. f 4,7 miljoen voor de Aanmeldpunten Kindermishandeling (AMK), f 2 miljoen voor de individuele trajectbegeleiding in het kader van «Criminaliteit Etnische Minderheden» (CRIEM), f 1,7 miljoen voor projecten van de Raad voor de Kinderbescherming ten behoeve van het werken met allochtonen. Voor een totaaloverzicht wordt verwezen naar de memorie van toelichting hoofdstuk 2, paragraaf 3.1.

Toezicht TBS zedendelinquenten

Ter voorkoming van recidive van ex-TBS-cliënten die weer terugkeren in de samenleving zal met name de eerste drie jaren intensieve en volhardende begeleiding van de reclassering noodzakelijk zijn. Ter dekking van deze kosten wordt een reeks oplopend tot f 5,8 miljoen in 2004 aan het artikel toegevoegd.

ICT kosten Datacommunicatie (GVI)

Ter dekking van de stijgende kosten van het dataverkeer in verband met de aansluiting op het Justitienet van de gezinsvoogdij-instellingen worden middelen aan het artikel toegevoegd ten laste van uitgavenartikel 01.08 Prijsbijstelling.

Alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA)

Het aandeel van de alleenstaande minderjarige asielzoekers in de totale instroom van asielzoekers is in de afgelopen periode toegenomen. Derhalve wordt een herschikking van middelen (f 111 miljoen in 2000) voorgesteld van het artikel 07.02 Opvang asielzoekers naar het artikel 08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering waar de kosten van opvang voor alleenstaande minderjarige asielzoeker worden geraamd.

De onderverdeling naar artikel onderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Voogdij 204 561221 800222 400 43 D 06.32
Bijkomende kosten/diversen 40 94941 20041 200 43 D 06.32
Doeluitkering 82 88896 700103 600 43 D 06.32
Alleenstaande minderjarige asielzoekers 263 536375 900237 700 43 D 06.32
Overige instellingen en projecten 12 52951 98958 609 43 D 06.32
Halt-bureau 17 49718 08318 083 43 D 06.32
Halt-bureau's Nederland 5 5284 9903 690 43 D 06.32
Overige uitgaven 6 2121 9001 900 43 D 06.32
Stichting Reclassering Nederland 215 287244 491247 219 43 D 06.32
LBIO 8 3358 6529 120 43 D 03.3
Criminaliteitspreventie/slachtofferhulp 21 50337 32744 095    
waarvan:        
– Programma-uitg./projecten t.b.v. preventie van criminaliteit 8 15823 90930 739 43 D 03.3
– Kosten slachtofferhulp 13 34513 41813 356 43 D 03.3
– Correctie voor verplichtingen (151 459)(58 050)(23 436)  
Totaal 878 8251 103 032987 616    
  (1 030 284)(1 161 082)(1 011 052)    

** bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven

Toelichting

Doeluitkering

De stijging van het begrotingsbedrag 2001 ten opzichte van 2000 houdt verband met de extra gelden die in het kader van het Regeerakkoord (Jeugd en Geweld) zijn toegekend voor de financiering van de AMK's en de verkorting van de wachtlijsten. In overleg met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden deze gelden toegewezen aan de provincie, grootstedelijke regio's en landelijke voorzieningen.

Alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's)

Het voor 2000 opgenomen begrotingsbedrag is ten opzichte van de oorspronkelijke raming verhoogd met f 137 miljoen voor de financiering van de kosten van de toename van het aantal ama's. Vermoedelijk moet in 2000 worden voorzien in de financiering van de begeleidings- en verblijfskosten van 11 865 ama's. De oorspronkelijke begrotingsraming 2000 ging uit van 7 750 ama's.

Overige instellingen en projecten

De stijging van het begrotingsbedrag van 2000 naar 2001 met f 6,6 miljoen houdt in hoofdzaak verband met de extra gelden die zijn toegekend in het kader van het Regeerakkoord voor de uitvoering van het programma CRIEM (f. 5,1 miljoen).

Stichting Reclassering Nederland

In de begroting 2001 is een bedrag van f 4,0 miljoen voorzien voor de intensivering van de behandeling en begeleiding van TBS-ers en pedoseksuelen.

Programma-uitgaven en projecten t.b.v. preventie van criminaliteit

Het begrotingsbedrag neemt in 2001 toe met f 6,8 miljoen. De Regeer- akkoordgelden Jeugd en Geweld voorzien in 2001 in een uitbreiding van het aantal projecten op het terrein van preventie geweld (f 1,5 miljoen) en opvoedings-ondersteuning (Communities that Care) (f 1,1 miljoen).

Voor de uitbreiding van het aantal Jib's (Justitie in de Buurt) met circa 4 Jib-kantoren is in 2001 een extra bedrag beschikbaar van f 2,8 miljoen.

Het resterende verschil in 2001 – f 1,4 miljoen – wordt veroorzaakt door de verlaging van het begrotingsbedrag 2000 vanwege interne justitieoverboekingen bij de Voorjaarsnota 2000.

Kengetallen

Overzicht van inning en doorbetaling van onderhoudsbijdragen door het LBIO (x f 1 000,–)
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Doorbetaling aan particulieren (incl. GSD)19 16118 00018 000
Doorbetaling aan ministerie van VWS9 1369 5009 500
Ten behoeve van Justitie6 4026 6006 900
Aantallen pupillen (gezins) voogdij-instellingen
Volumegegevens  Ramingskengetallen2Doelmatigheidskengetallen3
  199920002001 1999200012001
     (prijs per product) 
Voorlopige voogdij 628080 8 7929 1779 129
Alleenstaande minderjarige asielzoekers 8 39111 8657 750 31 40731 68030 670
Kinderrechterpupillen 19 72320 70020 700 7 5187 8487 809
waarvan:        
– korter dan 1 jaar 5 1985 5005 500    
– langer dan 1 jaar 14 52515 20015 200    
Voogdijpupillen 4 7894 7504 750 6 3076 6176 585
Jeugdreclassering 3 5863 8004 045 7 0057 1367 094

1 Met ingang van 2000 zijn, met uitzondering van de jeugdreclassering, in de doelmatigheidskengetallen begrepen de kosten externe deskundigen, o.a. psychologen en psychiaters.

2 De ramingskengetallen betreft de aantallen waarop de (gezins)voogdij-instellingen zijn of worden bevoorschot.

3 De doelmatigheidskengetallen zijn verkregen door middel van de deelcalculatiemethode. Onderzoek naar de integrale kostprijs is nagenoeg afgerond.

Reclassering
Volumegegevens Ramingskengetallen Doelmatigheidskengetallen1
  199920002001 2001
      (prijs per product)
Vroeghulp (clienten) 17 13218 50017 800   431
Voorlichtingsrapporten 16 05417 25017 200   2 694
Overige rapporten 8 4648 5008 400   538
Werkstraffen 17 67119 50021 600   3 161
Penitentiair reclasseringsaanbod 308310278   244 354

1 De doelmatigheidskengetallen zijn verkregen door middel van de deelcalculatiemethode. Onderzoek is gaande om te komen tot integrale kostprijzen.

Slachtofferhulp Nederland
Volumegegevens Ramingskengetallen Doelmatigheidskengetallen1
  199920002001 2001
      (prijs per product)
Aantal geholpen slachtoffers 96 54197 00097 000 138

1 Het doelmatigheidskengetal is verkregen door middel van de deelcalculatiemethode. Onderzoek is gaande om te komen tot integrale kostprijzen.

Halt
Volumegegevens Ramingskengetallen Doelmatigheidskengetal1
  199920002001 2001
      (prijs per product)
Aantal afdoeningen 22 75623 82023 790 760

1 Het doelmatigheidskengetal is verkregen door middel van de deelcalculatiemethode. Onderzoek is gaande om te komen tot integrale kostprijzen.

In de prognose van de sanctiecapaciteit 1999–2003 heeft het WODC een inschatting gemaakt van de capaciteitsbehoefte aan Halt-afdoeningen. Deze prognose voorziet tot 2003 een jaarlijkse groei met ruim 3% van het aantal afdoeningen. Van de onderzochte achterliggende ontwikkelingen blijkt het steeds intensiever verwijzingsbeleid van de politie de belangrijkste verklaring voor de toename van het aantal Halt-afdoeningen.

Op basis van deze prognose is voor 2001 – evenals voor 2000 is gebeurd – de oorspronkelijke te hoge raming ondanks de groei naar beneden gecorrigeerd.

Over de ontwikkelingen van het aantal Haltafdoeningen is de Tweede Kamer eerder geïnformeerd bij brief van 7 juni 1999 (26 299 VI, nr. 53). Een onderzoek heeft laten zien dat er grote fluctuaties zijn van het aantal afdoeningen op het niveau van de afzonderlijke Haltbureaus. Als verklaringen hiervoor is het volgende aangegeven:

– de omvang en ontwikkeling van het aantal delicten dat «Haltwaardig» is verschilt per gebied (activiteiten van jeugdgroepen, weersomstandigheden tijdens jaarwisseling en relatie tot vuurwerkdelicten);

– verschillen in melding en aangifte van delicten (het ontstaan van een golfbeweging als de politie na overlast veel Haltverwijzingen heeft gedaan en de rust terugkeert; aangifte bij politie door winkels);

– pakkans van jeugdige delinquenten (plotseling opkomende prioriteiten (bijvoorbeeld organisatie Europese Kampioenschappen) die de aandacht van de politie opeisen verkleinen de pakkans van deze groep);

– verwijskans van minderjarige verdachten (door plotseling of tijdelijk wegvallen van een jeugdcoördinator bij de politie en kennis en houding van politiefunctionarissen jegens Halt).

Zoals ook in genoemde brief hierop is geconcludeerd, zijn er vele factoren die de fluctuaties van het aantal Halt-afdoeningen op het niveau van individuele Halt-bureaus beïnvloeden.

08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Dit begrotingsartikel heeft betrekking op de personele en materiële uitgaven van het bureau van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM). Het bureau van het SGM ondersteunt (juridisch en administratief) de leden van meervoudige en enkelvoudige kamer van de Commissie bij hun wettelijke taak. Het bureau SGM is tevens belast met de uitvoering van de besluiten van de Commissie. Voorts is het bureau verantwoordelijk voor de voorlichting over de werkzaamheden van het SGM. De taken en bevoegdheden van het SGM zijn vastgelegd in de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven (Stb. 29, 1993 en de wijzigingen daarbij in resp. Stb. 167 en 690, 1993 en Stb. 250 en 375, 1995).

Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is ingesteld bij de Wet Voorlopige Regeling Schadefonds Geweldsmisdrijven van 26 juni 1975 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 juli 1994. Het Schadefonds heeft als doel in bepaalde schrijnende gevallen op verzoek een uitkering te verstrekken aan slachtoffers van geweldsmisdrijven of aan nabestaanden. De Commissie beslist over een verzoek tot uitkering en over de hoogte ervan.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 3 7623 7383 7203 7193 719 
1e suppletore wet 2000 44444 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
 
interne overhevelingen       
– Toedeling loonbijstelling* 2727272525 
– Toedeling prijsbijstelling* 109989 
Stand ontwerp-begroting 20013 9263 8033 7783 7603 7563 7573 757
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR10001 7821 7261 7141 7061 7041 7051 705

De onderverdeling naar artikel onderdelen

Kengetallen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Personele uitgaven        
– ambtelijk 2 6843 0002 976 11 06.32
– overig 14000 11 06.32
– post-actief 000 11 06.32
Subtotaal personele uitgaven 2 8243 0002 976  
 
Exploitatie uitgaven 745450450 12 06.32
Aanschaffingen 1079696 52 06.32
Huisvesting 250257256 12 06.32
Subtotaal materiële uitgaven 1 102803802    
Totaal 3 9263 8033 778    

Kengetallen

Personeel
 1999200020012002200320042005
Ambtelijk personeel       
– gemiddelde prijs (f 1,–)92 55296 77596 00096 00096 00096 00096 000
– fte's (aantal)28313131313131

Schadefonds geweldsmisdrijven
Volumegegevens Ramingskengetallen Doelmatigheidskengetallen1
  199920002001 2001
Aantal zaken 3 5053 5793 579 1 051
waarvan:        
– advies aan de commissie 2 2662 7922 792    
– afwijzing/intrekking 1 239787787    

1 Het doelmatigheidskengetal is verkregen door middel van de deelcalculatiemethode.

08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel wordt de bijdrage aan het agentschap Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) geraamd.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen-, uitgaven en ontvangsten ramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 81 49182 72879 26579 26679 266 
1e suppletore wet 2000 7 4678 0436 9826 7035 648 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
 
interne overhevelingen       
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 289297296279279 
– Toedeling prijsbijstelling 2000 582517454433452 
– CRS /Penitentiaire Beginselenwet  – 14– 14– 14– 14 
– Bijstelling huisvestingsbudget* 3838383838 
– Overige overhevelingen  75    
beleidsmatige mutaties
– Werklastcompensatie CJIB 6 47810 27610 2827 975  
mee/tegenvallers
– Besparing deurwaarderskosten – 3 012– 3 46775– 24– 127 
Stand ontwerp-begroting 200163 97693 33398 49397 37894 65685 54285 542
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR100029 03142 35344 69444 18842 95338 81738 817

Toelichting

Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing (CRS)/Penitentiaire beginselenwet

Dit betreft de bijdrage in de structurele uitbreiding van de CRS als gevolg van de extra taken door de invoering van de nieuwe beginselenwetten.

Werklastcompensatie Centraal Justitieel Incasso Bureau/6 regioplannen

Als bijdrage voor de verwerking van extra sancties in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeerssancties (WAHV) als gevolg van 6 nieuwe regioplannen (intensivering verkeerstoezicht) hevelt het OM budget over naar het CJIB.

Besparing deurwaarderskosten

Als gevolg van een besparing op de deurwaarderskosten, hevelt het CJIB budget over naar het centrale artikel 01.09 Diversen.

Economische en functionele codering

Economische en functionele codes (x f 1 000,–)
  Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Totaal 63 97693 33398 493 03 03.1

Evaluatie Agentschap CJIB

Uit de in 1999 verrichte evaluatie is gebleken dat het CJIB heeft voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een agentschap. Gebleken is dat het CJIB na invoering van de agentschapstatus doelmatiger en doeltreffender is gaan werken. Met name het afsluiten van contracten met deurwaarders heeft tot aanzienlijke doelmatigheidswinsten geleid. Ook in de justitieketen zijn er winsten gerealiseerd door snelle, doelmatige en doeltreffende overnames door het CJIB van ketenprocessen, zoals de landelijke coördinatie van arrestatiebevelen. Het evaluatie-rapport adviseert om een meerjarig beleidskader op te stellen. Dit meerjarig beleidskader is in mei 2000 vastgesteld en is richtinggevend voor de opstelling van het Jaarplan 2001.

Figuur 18: Productie van het CJIBkst-27400-VI-2-26.gif

Bron: CJIB

08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel wordt de bijdrage aan het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) geraamd.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgaven en ontvangsten ramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 2 175 7182 239 6232 226 4612 225 3442 226 006 
1e suppletore wet 2000 54 80054 70072 85449 75837 438 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
 
interne overhevelingen       
– Overgang 3 formatieplaatsen naar DPJS  – 450– 450– 450– 450 
– Vertraging pilot vervroeging Rechterlijke toets vreemdelingenbewaring 3 200     
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 17 52518 06017 99617 97417 932 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 10 6829 1758 5808 1798 549 
– Bijstelling huisvestingsbudget* 2 2662 2662 2662 2662 266 
beleidsmatige mutaties
– Versnelling middelen Regeerakkoord  17 500    
– Forensische zorg  12 20012 20012 20012 200 
– Afroming eigen vermogen – 23 600– 20 868    
– Penitentaire beginselenwet  – 2 445– 2 845– 1 545– 1 545 
– Huisvesting particuliere justitiële jeugdinrichtingen 17 000     
– Oude gebouwen problematiek  9 99129 13235 43245 432 
– Drang experiment Strafrechterlijke Opvang Verslaafden 500500500  
Stand ontwerp-begroting 20012 100 3122 260 4912 342 7522 368 7942 351 9582 350 2282 339 730
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000953 0801 018 0521 063 0951 066 3351 055 8371 050 514 

Toelichting

Overgang 3 formatieplaatsen naar DPJS

Het budget behorend bij de overgang van 3 formatieplaatsen van DJI naar de directie Preventie Jeugd en Sancties wordt overgeheveld naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.

Vertraging pilot vervroeging Rechterlijke toets vreemdelingenbewaring

Omdat de genoemde pilot vertraagd is, dient de DJI meer cellen dan geraamd voor vreemdelingenbewaring aan te houden. Derhalve wordt ten gunste van dit artikel f 3,2 miljoen als bijdrage in de oplossing van de hierdoor ontstane budgettaire problematiek bij DJI overgeheveld van artikel 07.01 Bijdrage Immigratie en Naturalisatie Dienst.

Versnelling inzet Regeerakkoord gelden

Ter financiering van de kosten die voortvloeien uit de versnelling van de uit hoofde van het Regeerakkoord voor 2002 voorgenomen uitbreiding van de TBS-capaciteit met 55 plaatsen, wordt in 2001 f 17,5 miljoen aan de begroting van DJI toegevoegd.

Forensische zorg

Ingaande 2000 wordt door toevoeging van middelen (structureel f 25 miljoen, bij de Voorjaarsnota is reeds f 12,8 miljoen toegekend) uitbreiding gegeven aan voorzieningen in de DJI-inrichtingen, die voornamelijk betrekking hebben op het intensiveren van de medisch noodzakelijke zorg ten behoeve van psychisch gestoorde gedetineerden. Voorts zullen met de toegevoegde middelen pro justitia rapportages voor jeugdigen over wie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dient te worden gerapporteerd, aan de professionele standaardeisen kunnen voldoen. Onder de f 25 miljoen is f 2 miljoen begrepen voor toezicht en begeleiding van TBS-ers en pedoseksuelen. De onderhavige gelden zullen nog worden overgeheveld naar artikel 08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering.

Afroming Eigen Vermogen

In verband met de regeling over het maximale eigen vermogen van een agentschap wordt het eigen vermogen, na correctie in verband met de rentecompensatie 2000 en 2001 van jaarlijks f 1,4 miljoen, van DJI afgeroomd. De middelen worden overgeheveld naar artikel 01.08 Prijsbijstelling en worden aangewend voor knelpunten binnen Justitie.

Penitentiaire Beginselenwet

Dit betreft de bijdrage in de structurele uitbreiding van de CRS als gevolg van de extra taken door de invoering van de nieuwe beginselenwetten, terwijl de huisvestingskosten van de CRS worden toegevoegd vanuit overhead gelden die nog op dit artikel waren geparkeerd.

Keteneffecten Regeerakkoord-taakstelling

De maatregelen ter beperking van de capaciteit van het Gevangeniswezen als opgenomen in het Masterplan DJI hebben gevolgen voor de Justitiebrede overheadposten. Het aandeel van de Directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning Bestuursdepartement wordt gecompenseerd door een verlaging van uitgavenartikel 01.08 Prijsbijstelling ten gunste van het artikel 08.05 Dienst Justitiële Inrichtingen.

Huisvesting particuliere justitiële jeugdinrichtingen

Bij een deel van de particuliere justitiële jeugdinrichting is sprake van tekortkomingen aan de gebouwen. Het gaat hierbij onder andere om tekortkomingen in de functionaliteit van gebouwen en de beveiliging, ouderdom, het niet voldoen aan arbo-vereisten en asbestproblematiek. In 2000 zullen additionele investeringen worden gedaan om een aantal gebouwen te verbeteren en installaties te vervangen. Hiervoor is incidenteel in 2000 een bedrag ad f 17 miljoen aan de bijdrage van de DJI toegevoegd. Over de toekomstige financiering van de huisvesting zal ik u nader berichten.

Oude gebouwenproblematiek

De stelselwijziging financiering Rijkshuisvesting is per 1999 doorgevoerd. Vanaf 2000 zijn extra middelen (salderend tot structureel f 45 miljoen in 2004) ter compensatie van de kosten voor de oude gebouwenvoorraad aan de meerjarenraming van de DJI toegevoegd. Ten gevolge van investeringen om de gebouwen en installaties van DJI op een acceptabel niveau te brengen wordt een hogere gebruikersvergoeding betaald. Met de extra middelen wordt deze verhoging gefinancierd.

Drang experimenten Strafrechterlijke Opvang Verslaafden (SOV)

Ter medefinanciering van de verlenging van het drangexperiment betreffende de SOV wordt het onderhavige artikel voor de periode 2001–2003 jaarlijks verhoogd met f 0,5 miljoen. Daarnaast zullen de gemeente Rotterdam en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedurende die periode een jaarlijkse bijdrage leveren van respectievelijk f 2 miljoen en f 1,5 miljoen. Het geraamde tekort van f 0,5 miljoen voor de periode 2001 – 2003 wordt gecompenseerd via artikel 01.08 Prijsbijstelling.

Economische en functionele codering

Economische en functionele codes (x f 1 000,–)
  Verplichitngen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Totaal 2 100 3122 260 4912 342 752 03 03.3

08.06 Bestuurszaken

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de uitgaven geraamd van garantie voor procesrisico's van faillissementscuratoren en de tolkencentra.

In Nederland verrichten zes gesubsidieerde tolkencentra tolkdiensten ten behoeve van cliënten van overheids- en hulpverleningsinstellingen die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen. De tolkencentra vormen gezamenlijk een landelijk dekkend netwerk op het gebied van communica-tieondersteuning en bieden overheids- en hulpverleningsinstellingen de mogelijkheid met niet-Nederlandstaligen te communiceren.

Per 1 januari 1998 vindt de subsidiëring van de tolkencentra plaats op grond van artikel 48 a en 48 b van de Wet Justitiesubsidies en de Subsidieregeling Tolkencentra (Stb. 1997, 247).

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 47 96144 43141 06341 06341 063 
1e suppletore wet 2000 10573717070 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
 
interne overhevelingen       
– Penitentaire beginselenwet  – 13– 13– 13– 13 
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 1 9131 7701 6351 6351 635 
Stand ontwerp-begroting 200146 275(54 465)49 97946 26142 75642 7 5542 75542 755
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR100020 999(24 715)22 67920 99219 40219 40119 40119  401

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Penitentiaire Beginselenwet

Dit betreft de bijdrage in de structurele uitbreiding van de CRS als gevolg van de extra taken door de invoering van de nieuwe beginselenwetten.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Tolkencentra 45 775(54 465)49 4794 5 761    
– asielzaken 35 47738 19835 466 43 G 03.0
– reguliere zaken 10 29810 88110 295 43 G 03.0
– overig 04000 43 G 03.0
Garantie voor procesrisico's van faillissementscuratoren 500500500 43 D 03.1
Totaal 46 275(54 465)49 97946 261    

** bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven.

Ramingskengetallen

Aantal diensten en tijdsbesteding Tolkencentra
  RealisatieVermoedelijke uitkomsten Begroting
  1999 2000 2001
  productieuren productieuren productieUren
Totaal asielzaken  421 036  423 788  459 000
– tolkdiensten 355 773358 668 345 302355 982 388 624388 500
– vertaling (x 1000 woorden) 7 48462 368 7 45967 806 8 43470 500
          
Totaal reguliere zaken  93 824  133 434  140 000
– tolkdiensten 89 33478 572 114 54639 499 114  50046 000
– vertaling (x 1000 woorden) 1 83015 252 2 51893 935 2 50094 000
Totaal  514 860  557 222  599 000

08.07 College van toezicht op de kansspelen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Dit begrotingsartikel heeft betrekking op personele, materiële en programma-uitgaven van (het secretariaat van) het College van Toezicht op de Kansspelen. Dit College is ingesteld op 1 januari 1996 als een onafhankelijk toezicht- en adviesorgaan. Het is belast met het toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen door de vergunningshouders van de landelijke kansspelen en adviseert daarnaast over verlening, wijziging en intrekking van die vergunningen. Het secretariaat is belast met de algemene ondersteuning van het College.

Het wettelijk statuut van het College is vastgelegd als Titel VIa van de Wet op de kansspelen.

De uitgaven van (het secretariaat van) het College werden tot en met 1999 verantwoord bij artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie. Sindsdien worden de uitgaven verantwoord op het onderhavige artikel 08.07.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 1 0001 0001 0001 0001 000 
1e suppletore wet 2000  
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
        
interne overhevelingen
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche 55555 
– Toedeling prijsbijsteling 2000 65444 
Stand ontwerp-begroting 20011 0111 0101 0091 0091 0091 009
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR10000459458458458458458

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Personele uitgaven        
– ambtelijk  505505 11 03.2
– overig  5555 11 03.2
– post-actief  00 11 03.2
Subtotaal personele uitgaven 0560560  
Exploitatie uitgaven  444443 12 03.2
Aanschaffingen  77 52 03.2
Subtotaal materiële uitgaven 0451450  
Totaal 01 0111 010    

09 WETGEVING, RECHTSPLEGING EN RECHTSBIJSTANDkst-27400-VI-2-27.gif

Onder dit hoofdbeleidsterrein worden de uitgaven geraamd op het terrein van wetgeving, rechtspleging en rechtsbijstand. Het betreft de uitgaven van de directie Rechtspleging, het OM en de Rijksrecherche, de gerechtskosten en de uitgaven uit hoofde van gefinancierde rechtsbijstand en schuldsanering.

09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Binnen dit artikel worden de personele en materiële uitgaven geraamd van het rechtsgeleerd en het ondersteunend personeel bij de rechtsprekende colleges, het Openbaar Ministerie (OM), de Registratiekamer en het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. Hierin zijn tevens begrepen de uitgaven voor de arrondissementale stafdiensten en een aantal landelijk opererende diensten.

Ontwikkelingen Openbaar ministerie

Het meerjarenbeleidsplan van het OM «Perspectief op 2002» vormt het uitgangspunt waarop de beleidsprioriteiten 2001 van het OM zijn gebaseerd. De algemene doelen waarvoor het OM kiest in dit meerjarenplan betreffen de volgende zaken:

• uitbreiding van de inzet op maatschappelijk gevoelig liggende zaken, het expliciet hanteren van een referentiekader bij de keuze wat wel en niet opgespoord en vervolgd wordt, waarbij de nadruk ligt op ernstige delicten en op het optimaal benutten van andere mogelijkheden tot handhaving;

• de bundeling van specialistische deskundigheid zoals bij fraude, milieu en economie;

• een duidelijke versnelling in de afdoening van misdrijven en het stimuleren van eigen initiatief van delinquenten gericht op herstel van de rechtsorde, uitbouw van de aanwezigheid en betrokkenheid van het OM bij het lokale veiligheidsbeleid;

• het effectiever maken van de communicatie met burger en partners in de handhaving.

In algemene termen beoogt het OM een bijdrage te leveren aan de veiligheid van burgers en de integriteit van de samenleving. De eigen bijdrage van het OM hieraan is enerzijds gericht op het zorgdragen dat de juiste zaken binnenkomen en anderzijds het adequaat afdoen van die zaken. Met andere woorden de goede dingen, goed doen. Uitgaande van deze taakopvatting moet tevens worden geconcludeerd dat de rechtshandhaving onder spanning staat. Er is een grote behoefte in de samenleving om tekorten in de handhaving weg te werken. Tegelijk is de praktijk van de handhaving zwaarder geworden. Vanwege de schaarste aan mogelijkheden dienen door het OM nadrukkelijk keuzen te worden gemaakt. De daarbij uitgezette koers beoogt een optimaal maatschappelijk rendement te behalen met de beschikbare middelen. Centraal staat daarbij de vraag hoe het strafrecht het meeste kan bijdragen aan de veiligheid van de burger en de integriteit van de samenleving. Het OM moet de keuzen die het in de handhaving maakt voor de rechter uitleggen, de minister moet zich voor die keuzen politiek verantwoorden.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 1 721 6181 722 4601 742 4701 740 0851 740 085 
1e suppletore wet 2000 88 30137 39735 40839 82045 826 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
a. Rechtspraak       
interne overhevelingen       
– Vreemdelingenkamers  10 00020 00025 00030 000 
– Versnelling RA-middelen contourennota  40 000    
– Regioplannen 4 3774 8834 1651 535– 1 469 
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 13 87914 39714 37314 61114 618 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 1 4331 2301 1611 1081 156 
– Bijstelling huisvesting* 2 0782 0782 0782 0782 078 
beleidsmatige mutuaties       
– Gevolgen belastingplan 2001  5004 1001 600600 
– Doelmatigheid Rechterlijke organisatie  – 1 050– 2 100– 2 100– 2 100 
– Handhaving meststoffenbeleid  3 10010 30015 30014 800 
– Verdeling middelen EK-voetbal 750     
– Nieuwe Vreemdelingenwet 0– 3 500– 3 500– 3 500– 3 500 
b. Openbaar ministerie       
interne overhevelingen       
– Regioplannen – 4 377– 4 883– 4 165– 1 5351 469 
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 5 9715 9665 9465 7795 785 
– Werklastcompensatie CJIB – 6 478– 10 276– 10 282– 7 975  
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 953788743705735 
– Taakoverdracht Bijzondere Opsporingsambtenaren – 372– 700– 700– 700– 700 
– Bijstelling huisvestingsbudget* 5454545454 
beleidsmatige mutuaties       
– Doelmatigheid Rechterlijke organisatie  – 680– 1 350– 1 350– 1 350 
– Handhaving meststoffenbeleid 20004 9008 6005 6005 100 
– Middelen landsadvocaat 1 2001 2001 2001 2001 200 
– Verdeling middelen EK-voetbal 1 250     
– Stafdienst fraudeclusters en fiscale fraude – 1 808– 1 808– 1 808– 1 808– 1 808 
– Versterking Openbaar Ministerie  10 00010 00010 00010 000 
– Deel versterking OM naar Directie Rechtshandhaving – 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000 
– Invoering Baten/lasten stelsel  1 5001 5001 5001 500 
– Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB)  1 5001 5001 5001 500 
– Informatisering- en automatiseringsprojecten OM 2 050     
– Middelen Informatie- en communicatietechnologie (ICT) 8 80014 0005 1005 7002 800 
– Drugsbestrijding 3 0003 0003 0003 0003 000 
c. Beheersdienst       
interne overhevelingen       
– Stafdienst fraudeclusters en fiscale fraude 1 8081 8081 8081 8081 808 
– Budget huisvesting – 75– 75– 75– 75– 75 
– Oude gebouwen problematiek  2 0346 96813 66811 668 
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 1 8672 0282 0202 0072 009 
– Informatiserings- en automatiseringsprojeccten OM 12 90012 600    
– Budget project automatisering 370     
– Investeringen automatisering Rechterlijke Organisatie – 2 050     
– Verdeling ICT-middelen – 21 70016 2007 8006 3008 300 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 4 6053 9653 7533 5813 737 
beleidsmatige mutuaties       
– Doelmatigheid Rechterlijke Organisatie  – 770– 1 550– 1 550– 1 550 
d. Landelijke diensten       
interne overhevelingen       
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 307308306288290 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 153131124118123 
beleidsmatige mutuaties       
– Verwijs Index Personen (VIP) 830     
Stand ontwerp-begroting 20011 586 134(1 595 780)1 842 6941 893 2851 867 9471 882 3521 896 6891 881 787
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000719 756(724 133)836 178859 135847 637854 174860 680853 918

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

A. Rechtspraak

Vreemdelingenkamers

Het aantal zaken voor beroep tegen beslissingen, onder meer over migratie en gezinshereniging, is de afgelopen jaren sterk gestegen. Daarnaast is de raming van de kostprijs naar boven bijgesteld. Aan het onderhavige artikel worden de benodigde middelen voor de Vreemdelingenkamers toegevoegd.

Versnelling Regeerakkoord middelen contourennota

Ten behoeve van de uitvoering van de contourennota worden versneld middelen beschikbaar gesteld aangezien het beschikbare budget in de opstartfase niet toereikend was voor de geplande activiteiten. Het artikel wordt derhalve voor 2001 met f 40 miljoen verhoogd.

Regioplannen

Als gevolg van de uitbreiding van de regioplannen en de daaruit voortvloeiende extra zaken in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeerssancties (WAHV) neemt de werklast bij ZM toe. Ter compensatie van de hieruit voortvloeiende kosten hevelt het OM middelen over naar het onderdeel Rechtspraak.

Gevolgen belastingplan 2001

De invoering van het nieuwe belastingplan zal naar verwachting leiden tot toename van het aantal zaken bij de zittende magistratuur. Derhalve worden middelen aan het artikel toegevoegd.

Doelmatigheid Rechterlijke Organisatie

Met de modernisering van de Rechterlijke Organisatie wordt zowel een verbetering van de kwaliteit als doelmatigheid beoogd. Derhalve wordt het artikel verlaagd met f 1,05 miljoen in 2001 en structureel f 2,1 miljoen.

Handhaving meststoffenbeleid

De wijzigingen van de meststoffenwet alsmede de plannen voor de herstructurering van de Varkenshouderijen zullen naar verwachting leiden tot een substantiële werklast toename bij de Rechterlijke Macht. Hiervoor worden de gereserveerde middelen ten laste van artikel 01.09 Diversen overgeheveld.

Verdeling middelen EK-voetbal

Ten behoeve van extra kosten voortvloeiende uit het EK 2000 voor de ZM worden de hiervoor gereserveerde middelen vanuit artikel 01.09 Diversen aan de Rechtspraak toegevoegd.

Stafdienst fraudeclusters en fiscale fraude

In verband met werkzaamheden van de gemeenschappelijk stafdienst bij het onderdeel rechtspraak op het gebied van de fraudecluster en de fiscale fraude hevelt het OM budget over naar artikelonderdeel Beheersdienst.

Nieuwe Vreemdelingenwet

Onder de nieuwe Vreemdelingenwet zullen de hoger beroepen worden afgehandeld door de Raad van State. Het budget dat hiervoor bij de Vreemdelingenkamers was geraamd valt derhalve vrij. Verder zal de nieuwe Vreemdelingenwet naar verwachting tot gevolg hebben dat het aantal zaken inzake vreemdelingen bewaring toeneemt. Per saldo wordt de begroting van de Vreemdelingenkamers met f 3,5 miljoen verlaagd.

B. Openbaar Ministerie

Regioplannen

Als gevolg van de uitbreiding van de regioplannen en de daaruit voortvloeiende extra zaken in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeerssancties (WAHV) neemt de werklast bij ZM toe. Ter compensatie van de hieruit voortvloeiende kosten hevelt het OM middelen over naar het onderdeel Rechtspraak.

Werklastcompensatie Centraal Justitieel Incassobureau/6 regioplannen

Als bijdrage voor de verwerking van extra sancties in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeerssancties (WAHV) als gevolg van 6 nieuwe regioplannen (intensivering verkeerstoezicht) hevelt het OM budget over naar het CJIB.

Taakoverdracht Bijzondere opsporingsambtenaren (BOA)

In verband met de overdracht van de taken met betrekking tot het verlenen van opsporingsbevoegdheid aan buitengewoon opsporingsambtenaren aan het ministerie van Justitie i.c. de directie Bestuurszaken wordt het bijbehorende budget aan apparaatsuitgaven overgeheveld naar het artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.

Doelmatigheid Rechterlijke Organisatie

Het OM levert een aandeel in de doelmatigheidswinst van de totale Rechterlijke Organisatie. Hiertoe wordt het budget verlaagd met ca. f 0,7 miljoen in 2001 en structureel ca. f 1,4 miljoen.

Handhaving Meststoffenbeleid

Ten behoeve van het aandeel van het onderdeel OM in de handhaving van het meststoffenbeleid worden de gereserveerde middelen op artikel 01.09 Diversen overgeheveld naar het OM.

Middelen Landsadvocaat

Ter afronding van de ontvlechting van middelen ter financiering van de activiteiten van de Landsadvocaat wordt het OM structureel budget ter beschikking gesteld ten laste van het artikel 01.09 Diversen.

Verdeling middelen EK

De gereserveerde middelen voor de ordehandhaving tijdens het EK voetbal worden van artikel 01.09 Diversen beschikbaar gesteld aan het OM.

Stafdienst fraudeclusters en fiscale fraude

In verband met werkzaamheden van de gemeenschappelijk stafdienst bij het onderdeel rechtspraak op het gebied van de fraudecluster en de fiscale fraude hevelt het Openbaar Ministerie budget over naar artikelonderdeel Beheersdienst.

Versterking Openbaar Ministerie

Het artikel wordt structureel verhoogd met f 10 miljoen. Dit budget wordt onder andere aangewend voor de versterking van het Jeugd OM, en de bestrijding van de grens-overschrijdende criminaliteit en de inzet bij megazaken.

Deel versterking Openbaar Ministerie naar directie Rechtshandhaving

In verband met de beleidsondersteunende activiteiten die zullen worden verricht ten behoeve van het OM wordt f 1 miljoen structureel overgeheveld naar artikel 10.02 Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving

Invoering van het baten/lastenstelsel

Op dit moment wordt onderzocht of de invoering van het baten–lasten stelsel bij het OM in de rede ligt. Dit leidt tot kosten voor onderzoek en heeft gevolgen voor de automatisering. Vanuit het artikel 01.08 Prijsbijstelling wordt hiervoor structureel f 1,5 miljoen overgeheveld.

Wet Bijzonder opsporingsbevoegdheden (BOB)

Door de invoering van de Wet BOB nemen de werkzaamheden van het OM toe in verband met de toetsing van en toezicht houden op de opsporingsmethoden. Daarom wordt per 2001 structureel f 1,5 miljoen aan het budget toegevoegd. Bij de Voorjaarsnota was het budget ingaande 2000 reeds structureel verhoogd met f 3,5 miljoen

Informatisering en automatiseringsprojecten Openbaar Ministerie

In verband met de uitvoering van de werkafspraken tussen de directie Rechtspleging en het OM in deze wordt een budget voor informatisering en automatisering overgeheveld vanuit artikel beheerdiensten naar het OM.

Middelen Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Vanuit artikel 01.08 Prijsbijstelling wordt voor het OM het budget overgeheveld voor de vervanging van het informatiesysteem COMPAS en de daaraan direct gerelateerde informatiesystemen.

Drugsbestrijding

Voor de handhavingskosten van de drugsbestrijding (notitie: het Pad naar de achterdeur) door het OM wordt structureel f 3 miljoen overgeheveld vanuit artikel 01.08 Prijs-bijstelling.

C. Beheerdiensten

Budget huisvesting

Het Bureau toezicht notariaat, voormalig een onderdeel van de arrondissementale Stafdienst te Utrecht is verzelfstandigd. Het budget huisvesting wordt thans overgeheveld naar dit artikel.

Oude gebouwenproblematiek

Bij de introductie van de stelselwijziging financiering rijkshuisvesting bleek de huisvesting van de rechtelijke organisatie te kampen met (arbo-)technische problemen. Voor de oplossing van de budgettaire problemen wordt met ingang van 2001 het artikel met circa f 2 miljoen verhoogd oplopend tot f 11,7 miljoen in 2004 voor vervanging of renovatie van panden in zowel arrondissementshoofdplaatsen als bij kantonvestigingen.

Doelmatigheid Rechterlijke Organisatie

Met de modernisering van de Rechterlijke Organisatie wordt zowel een verbetering van de kwaliteit als doelmatigheid beoogd. Derhalve wordt het artikel verlaagd met ca. f 0,8 miljoen in 2001 en structureel met ca.f 1,6 miljoen.

Informatisering en automatiseringsprojecten Openbaar Ministerie

In verband met de uitvoering van de werkafspraken tussen directie Rechtspleging en het OM in deze wordt een budget voor informatisering en automatisering overgeheveld vanuit dit onderdeel naar het OM.

Budget project automatisering

Het programmabudget voor het automatiseringsproject Onderzoeks- en Beleidsdatabase Justitiële Documentatie (OBJD) wordt overgeheveld van uitgavenartikel 01.01 Personeel en materieel ministerie ten behoeve van de werkzaamheden van de Facilitaire Dienst Rechterlijke Organisatie (FDRO).

Investeringen automatisering Rechterlijke Organisatie

Ten behoeve van investeringen in de automatiseringssystemen van de rechterlijke organisatie wordt het artikel met de volgende reeks verhoogd: f 10,6 miljoen in 2000, f 28,8 miljoen in 2001, f 7,8 miljoen in 2002, f 6,3 miljoen in 2003 en f 8,3 miljoen in 2004.

D. Landelijke diensten

Verwijs Index Personen Strafrechtshandhaving (VIPS)

Ten behoeve van het project VIPS wordt budget overgeheveld van artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie naar het onderhavige artikel.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Personele uitgaven        
– ambtelijk 982 9861 135 3941 146 996 11 03.1
– overig 6201924 39718 484 11 03.1
– post-actief 12 78913 37413 102 11 03.1
Subtotaal personele uitgaven 1 057 7941 173 1651 178 582    
Huisvesting 200 847202 903201 601 12 03.1
Exploitatie uitgaven 212 166(213 979)346 258380 752 12 03.1
Subsidies 11 374(15 888)4 7004 700 43 D 03.1
Aanschaffingen 103 953(107 272)115 668127 650 52 03.1
Subtotaal materiële uitgaven 528 340669 529714 703    
Totaal 1 586 134(1 595 780)1 842 6941 893 285    

** bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
ArtikelonderdeelVerplichtingen en uitgaven 2001
Rechtspraak 
Personele uitgaven636 784
Materiële uitgaven210 533
Totaal847 317
  
Openbaar Ministerie 
Personele uitgaven368 344
Materiële uitgaven104 738
Totaal473 082
  
Beheerdiensten 
Personele uitgaven138 892
Materiële uitgaven388 446
Totaal527 338
  
Landelijke Diensten 
Personele uitgaven34 562
Materiële uitgaven10 986
Totaal45 548
Totaal budgetonderdelen1 893 285

Kengetallen

Kengetallen personeel Rechterlijke Organisatie (prijs x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Rechtspraak       
Ambtelijk personeel (ondersteunend)       
– gemiddelde prijs76787979797979
– fte's (aantal)3 6783 8403 8793 8793 8793 8793 879
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)       
– gemiddelde prijs183193195195195195195
– fte's (aantal)1 5981 6551 6721 6721 6721 6721 672
        
Post-actief personeel       
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)84949494949494
Openbaar Ministerie       
Ambtelijk personeel (ondersteunend)       
– gemiddelde prijs75777979797979
– fte's (aantal)1 9072 7662 6942 6812 6022 5232 477
        
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)       
– gemiddelde prijs179179182182182182182
– fte's (aantal)466541551551551551551
        
Ambtelijk personeel (politie)       
– gemiddelde prijs114114115115115115115
– fte's (aantal)98989898989898
Post-actief personeel       
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)66957676767676
Beheerdiensten       
Ambtelijk personeel (ondersteunend)       
– gemiddelde prijs72747676767676
– fte's (aantal)1 3821 4561 4571 4571 4571 4571 457
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)       
– gemiddelde prijs84909595959595
– fte's (aantal)252259259259259259259
Post-actief personeel       
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)65757575757575
Landelijke diensten       
Ambtelijk personeel (ondersteunend)       
– gemiddelde prijs94939595959595
– fte's (aantal)351351353353353353353
        
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)       
– gemiddelde prijs196182182182182182182
– fte's (aantal)3333333
        
Post-actief personeel       
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)11999999
Overzicht instroom/uitstroom zaken Gerechten (1998 – 2001)
 Absolute aantallen  Indexcijfers (1998 = 100, 2000=100) 
 199819992000*2001*1998199920002001
Instroom        
gerechtshoven4200036 30052 90053 59310086100101
rechtbanken384 000401 800602 760613 179100105100102
kantongerechten591 000590 500606 800606 800100100100100
totaal1 017 0001 028 6001 262 4601 273 57210 0101100101
         
Uitstroom        
gerechtshoven38 50039 80051 48752 216100103100101
rechtbanken410 000410 400625 683636 102100100100102
kantongerechten594 000592 200609 912609 912100100100100
totaal1 042 5001 042 4001 287 0821 298 230100100100101
         
Gemiddeld zaaksgewicht (uitstroom)        
gerechtshoven2,122,13****100100****
rechtbanken1,481,43****10097****
kantongerechten0,250,24****10096****

* vanaf 2000 wordt er een ander meetsysteem gehanteerd, waardoor er geen directe vergelijking met 1999 en eerdere jaren meer mogelijk zijn.

** gezien het prille stadium van de nieuwe meetsystematiek kan hier op dit moment nog niets over worden gezegd.

Toelichting

Rechtsprekende colleges – algemeen

Met ingang van 1 januari 2000 is er overgegaan op het nieuwe werklastmetingssysteem Lamicie. Dit nieuwe systeem biedt tevens een goed basis voor het in te voeren baten/lastenstelsel. In het oude systeem werden alleen de zittingszaken meegeteld, in het nieuw ontwikkelde systeem worden ook de overige zaken meegeteld, zoals registerhandelingen, waardoor er sprake zal zijn van een grotere in- en uitstroom. Als gevolg hiervan treedt er een trendbreuk op in de cijferreeksen. Cijfers over 1999 en eerder kunnen dan ook niet worden vergeleken met de cijfers van 2000 en verder.

De reeks cijfers voor het jaar 2000 worden gevormd door de gemaakte afspraken met de arrondissementen. De raming voor 2001 wordt gevormd door een prognose op basis van de gemaakte afspraken in 2000, aangepast voor de verwachte effecten van actuele ontwikkelingen en nieuwe wet- en regelgeving.

Ten aanzien van het gemiddeld zaaksgewicht is de verwachting dat deze zal dalen. De oorzaak is de toename van het aantal zaken met een relatief laag gewicht welke in de oude systematiek nog niet werden meegeteld. Aangezien de exacte gewichten van de diverse zaken op dit moment nog niet vaststaan kan hiervan nu geen betrouwbaar beeld worden gegeven.

Onderstaand komen de in- en uitstroom ontwikkelingen bij de verschillende soorten colleges aan de orde, gesplitst naar de sectoren civiel, bestuur en straf. Gezien de trendbreuk als gevolg van de nieuwe meetsystematiek komen deze ontwikkelingen niet direct uit de bovenstaande tabel en de grafieken naar voren.

Gerechtshoven

Bij de gerechtshoven doen zich ten opzichte van 1999 in de uitstroom enkele bijzonderheden voor. De verwachting is dat de instroom bij belastingzaken toeneemt als gevolg van de 2e WOZ-cyclus (beroepen in de Wet waardering onroerende zaken) die in 2001 begint.

In de strafsector zal de stijging van het aantal vonnissen bij de rechtbanken leiden tot een hogere in- en uitstroom bij de hoven.

In de civiele sector zal de verwachte toename van beroepen in WSNP-zaken (Wet schuldsanering natuurlijke personen) leiden tot een hogere in- en uitstroom.

Rechtbanken (inclusief sectoren bestuursrecht)

De verwachting is dat het totale aantal in- en uit te stromen zaken constant blijft of licht zal toenemen. In de strafsector resulteren de effecten van capaciteitsuitbreidingen in 1998 en 1999 in een verdere toename van de zaaksaantallen.

In de civiele sector zal de toename van WSNP-zaken (Wet schuldsanering natuurlijke personen) leiden tot een hogere in- en uitstroom, die enigszins wordt gecompenseerd door de effecten van de competentiegrens wijziging voor civiele zaken van f 5 000 naar f 10 000.

Naar verwachting zullen de vreemdelingenzaken in aantal toenemen. Om deze toename van het aantal zaken te kunnen verwerken wordt de personele capaciteit in de vreemdelingensector in 2000 en daarna verder uitgebreid met 5 Vreemdelingenkamers.

Het aantal overige bestuurszaken vertoont nog steeds een dalende tendens.

Kantongerechten

Bij de kantongerechten wordt met een stijging van de inen uitstroom rekening gehouden. Er is een duidelijke toename van het aantal civiele- en Mulderzaken zichtbaar. Als gevolg van de competentiegrenswijziging zijnde zaken met een financieel belang tussen de 5 en 10 duizend gulden naar de kantongerechten overgegaan. Het aantal Mulderzaken blijft sterk stijgen als gevolg van de bredere landelijke dekking van het aantal regioprojecten. De instroom van het aantal strafzaken lijkt zicht te stabiliseren op het niveau van 1998.

Figuur 19: Afgedane zaken civiel en bestuurkst-27400-VI-2-28.gif

Bron: DRP (PCS)

De toename van het aantal afgedane civielrechtelijke zaken vanaf het jaar 2000 wordt veroorzaakt door de nieuwe meetsystematiek, dit wordt bij de volgende grafiek nader toegelicht. De daling van het aantal afgedane bestuursrechtelijke zaken wordt veroorzaakt doordat de Mulder-zaken binnen de nieuwe systematiek onder strafrecht worden gerekend.

Figuur 20: afgedane zaken civiel naar gerechtelijke instantiekst-27400-VI-2-29.gif

De hier getoonde sterke stijging van het aantal afgedane civiele zaken bij de rechtb.anken met ingang van het jaar 2000 wordt veroorzaakt door de nieuwe meetsystematiek. Binnen deze nieuwe systematiek worden alle zaken geteld terwijl bij het oude systeem alleen de zittingszaken werden meegenomen in de in- en uitstroom gegevens. Binnen de civiele sector betekent dit onder andere dat ook register handelingen worden meegeteld. Aangezien dit met name bij de rechtbanken speelt is hier een sterke toename te zien.

Figuur 21: afgedane zaken bestuursrecht naar gerechtelijke instantiekst-27400-VI-2-30.gif

Bron: DRP (PCS)

Binnen de nieuwe meetsystematiek zijn de voorheen onder bestuursrecht opgenomen Mulder-zaken onder het strafrecht ondergebracht.

Belangrijkste oorzaak voor de stijging van het aantal afgedane bestuurszaken bij de rechtbanken ligt in de toename van het aantal asielzaken. Deze toename wordt mogelijk gemaakt door de uitbreiding van het aantal Vreemdelingenkamers van 5 naar 10.

Figuur 22: Afgedane zaken strafrecht naar gerechtelijke instantiekst-27400-VI-2-31.gif

Bron: DRP (PCS)

Ook hier ligt de belangrijkste oorzaak van de sterke stijging van het aantal afgedane zaken vanaf het jaar 2000 in de nieuwe meetsystematiek. De verwachting is dat met ingang van het jaar 2000 het aantal strafzaken bij de kantongerechten zich zal stabiliseren. De eerdere afname van het aantal strafzaken betrof met name de lichtere zaken.

Openbaar Ministerie

Productieoverzicht OM (x 1 000)
 19971998199920002001
Arrondissementsparketten     
      
Rechtbankstrafzaken     
Instroom rechtbankstrafzaken in eerste aanleg252,4248,4239,8246,5250,0
– vermogensmisdrijven74,272,069,574,775,0
– geweldsmisdrijven en openlijke geweldpleging39,040,241,545,447,5
– softdrugsdelicten4,95,04,64,95,0
– verkeersmisdrijven47,046,746,150,450,0
– minderjarige verdachten27,127,527,330,030,0
Door OM afgedane rechtbankstrafzaken251,0251,8244,4250,0250,0
– overdracht naar ander parket6,96,36,15,05,0
– onvoorwaardelijk sepot40,536,231,930,025,0
– transactie (incl. voorwaardelijk sepot)65,568,366,365,065,0
– voeging20,521,016,815,015,0
– dagvaarding117,6120,0123,3135,0140,0
Dagvaarden117,6120,0123,3135,0140,0
– meervoudige kamer12,612,813,115,015,0
– politierechter97,599,2101,3110,0115,0
– kinderrechter7,58,08,910,010,0
Kantonrechtsappelen     
Instroom7,35,84,55,86,0
Uitstroom6,08,45,16,06,0
Kantonzaken     
Instroom kantonzaken243,0233,0249,1250,0250,0
Door OM afgedane kantonzaken257,5225,9211,0227,6250,0
– overdracht naar ander parket4,94,14,53,54,5
– onvoorwaardelijk sepot43,333,337,938,530,0
– transactie (incl. voorwaardelijk sepot)108,395,9104,4101,0115,0
– voeging16,114,417,213,115,5
– dagvaarding84,978,247,071,585,0
Mulderberoepen     
Beroep op de officier van Justitie     
Instroom187,7193,7218,8271,4300,0
Uitstroom189,7184,1209,7271,1300,0
      
Ressortparketten     
      
Hoger beroep in strafzaken     
Instroom bij ressortsparket13,513,613,513,313,5
Overzicht instroom/uitstroom zaken Openbaar Ministerie (1998–2001)
 Absolute aantallenIndexcijfers (1998 = 100)
 19981999200020011998199920002001
Instroom        
arrondissementsparketten        
– rechtbankzaken 1e aanleg248,4239,8246,5250,098959899
– kantongerechtsappelen5,84,55,86,079627982
– kantonstrafzaken233,0249,1250,0250,096103103103
– administratief recht193,7218,8271,4300,0103117145160
Subtotaal680,9712,2773,7806,0100105114118
ressortparket13,613,513,313,510110099100
Totaal694,5725,7787,0819,5100104113118
         
Uitstroom        
arrondissementsparketten        
– rechtbankzaken 1e aanleg251,8244,4250,0250,010097100100
– kantongerechtsappelen6,45,16,06,010785100100
– kantonstrafzaken225,9211,0227,6250,088828897
– administratief recht184,1209,7271,1300,097111143158
Subtotaal668,2670,2754,7806,0100100113121
ressortparket13,313,313,213,5106106105107
Totaal681,5683,5767,9819,5100100113120

Werklastontwikkeling Openbaar Ministerie

Rechtbankzaken

De instroom van rechtbankzaken in eerste aanleg (misdrijven en economische delicten) is de afgelopen jaren gedaald van iets meer dan 252 000 in 1996 tot 240 000 in 1999. In de laatste maanden van 1999 en de eerste maanden van 2000 stijgt de instroom weer. Voor de komende jaren wordt een verdere toename van het aantal rechtbankzaken verwacht (voor het jaar 2000 246 500 zaken). Door de voortdurende aandacht bij de parketten voor kwaliteit en vervolgbaarheid, waarbij zaken al in een vroeg stadium (dat wil zeggen nog voordat een zaak het parket bereikt) bij de politie worden «gefilterd», worden steeds minder zaken terzijde gelegd. Dit uit zich onder andere in de zowel relatieve als absolute toename van het aantal zaken dat voor de rechter wordt gebracht, waardoor de druk op de zittingscapaciteit onverminderd hoog blijft. Ook de snelheid van afdoening heeft grote prioriteit. Het aantal zaken dat is ingestroomd volgens de «aanhouden en uitreiken procedure» is in 1999 gestegen tot bijna 30 procent van de totale instroom. Deze kwaliteitsverbetering wordt veelal gerealiseerd door decentrale inzet van OM-medewerkers op politiebureaus en JIB's. Dit werk is echter andersoortig en veelal arbeidsintensiever dan het klassieke afdoen van zaken. Daarnaast zorgen de voor de jaren 1999, 2000 en 2001 gestelde beleidsprioriteiten en dan in het bijzonder de extra aandacht voor jeugd, geweld, fraude en financieel rechercheren, voor een toename van de zwaardere zaken. Samengevat wordt voor het jaar 2001 verwacht: een grotere instroom van zaken, van gemiddeld zwaarder gewicht, die in grotere mate en sneller dan voorheen eindigt in een strafrechtelijke interventie.

De instroom van kantongerechtappèls is afhankelijk van de hoeveelheid en aard van de door de kantonrechter afgedane zaken. De gestage afname van het aantal kantonzaken in de afgelopen jaren heeft ertoe geleid dat het aantal kantongerechtappels is afgenomen van rond de 6 000 in voorgaande jaren tot minder dan 5 000 in 1999. Omdat het aantal kantonzaken in 1999 weer is toegenomen, zal dit ook weer een stijging van het aantal kantongerechtappels tot gevolg hebben.

Kantonzaken

De instroom van kantonzaken is in 1999 met ruim zes procent toegenomen ten opzichte van het jaar 1998. Aan de gestage afname van de instroom in de voorgaande jaren is daarmee een einde gekomen. Door de forse intensivering van het verkeerstoezicht, waaruit niet alleen administratieve beschikkingen, maar – bij de zwaardere overtredingen – ook kantonzaken zullen voortvloeien, kan voor de komende jaren met een toename van het aantal zaken worden gerekend. Vooralsnog kunnen jaarlijks zeker 250 000 kantonzaken worden verwacht.

Administratieve beroepen

De verdere intensivering van het verkeerstoezicht, vooral in de vorm van regioplannen, leidt tot een grote toename van het aantal beschikkingen inzake de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften. Hierdoor zal ook het aantal administratieve beroepen tegen de opgelegde beschikkingen verder stijgen. Het aantal beschikkingen is sinds 1995 verdubbeld van 3,2 miljoen tot 6,4 miljoen in 1999. Voor het jaar 2000 wordt uitgegaan van 7,9 miljoen beschikkingen, waarvan 4,4 miljoen voor snelheidsovertredingen. Het absolute aantal beroepen is toegenomen van 129 500 in 1995 tot 218 800 in 1999. Voor het jaar 2000 worden ruim 271 000 beroepen verwacht. Naar verwachting zal de stijging van het aantal beschikkingen en beroepen zich de komende jaren voortzetten.

Ressortsparketten

De instroom bij de ressortsparketten schommelt vanaf 1996 rond de 13 500 strafzaken. Wel blijken de zaken ingewikkelder en bewerkelijker te zijn geworden. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een groter aantal beroepen in meervoudige kamer- en kinderrechterzaken. Ook door Europese regelgeving worden steeds meer zaken aangehouden, meestal op verzoek van de verdediging, voor het nader horen van getuigen.

De gevolgen die de invoering van hoger beroep in Mulderzaken heeft voor de werklast voor het OM en in het bijzonder voor het ressortsparket Leeuwarden, zullen nauwlettend in de gaten worden gehouden.

Om de strafrechtketen tussen parketten en gerechten beter op elkaar af te stemmen maken parketten en rechtbanken sinds 1998 afspraken over het aantal zittingen per rechterlijk forum en het aantal zaken dat gemiddeld op een zitting staat. De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst tussen parket en rechtbank en zullen leiden tot een betere doorstroming van de strafzaken, waardoor voorraadvorming wordt vermeden. Dat dit daadwerkelijk tot resultaat leidt, blijkt wel uit het feit dat ondanks de toename van het aantal aan de rechter voor te leggen zaken, dit in het algemeen niet meer tot onoverkomelijke problemen bij de rechtbanken leidt. In 1999 kon er zelfs enige achterstand worden ingelopen.

09.06 Gerechtskosten

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel worden de specifieke uitgaven geraamd van de rechtsprekende colleges en het OM die samenhangen met civiele, bestuurlijke en strafzaken. De uitgaven hebben vooral betrekking op de kosten voor vergoedingen aan getuigen en deskundigen (waaronder tolken en vertalers), afluisterkosten en de verzending van gerechtelijke brieven.

Ontwikkelingen gerechtskosten

Sinds 1999 is het artikel Gerechtskosten gesplitst, waarbij de directie Rechtspleging budgethouder is voor de uitgaven in civiele en bestuurszaken en het College van Procureurs-Generaals budgethouder is voor de uitgaven in strafzaken.

Openbaar Ministerie

In 1999 is sprake geweest van een overschrijding op het budget gerechtskosten in strafzaken vanwege diverse oorzaken. De OM-uitgaven nemen toe door de liberalisering van de telecommunicatiemarkt, waardoor meer aanbieders benaderd kunnen en moeten worden bij de opsporings- en vervolgingsactiviteiten. Verder is een tendens waar te nemen dat vaker een beroep wordt gedaan op tolken en vertalers vanwege de multiculturele samenstelling van de groep verdachten.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 76 51680 99280 46580 46580 465 
1e suppletore wet 2000 6 2466 2346 2236 2076 204 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 880800750716747 
– KLM-facturen – 4 000     
Stand ontwerp-begroting 200181 84379 64288 02687 43887 38887 41687 416
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR100037 13936 14039 94439 67839 65539 66839 668

Toelichting

KLM-facturen

Ter compensatie van de betaling van de KLM-facturen door het bestuursdepartement wordt f 4 miljoen overgeheveld naar artikel 01.09 Diversen.

Economische en functionele codering

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Gerechtskosten rechtspraak 7 24510 00114 389 12 03.1
Gerechtskosten Openbaar ministerie 74 59869 64173 637 12 03.1
Totaal 81 84379 64288 026    

09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Het artikel heeft betrekking op de kosten van de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. Deze uitgaven berusten op de per 1-1-1994 in werking getreden Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Daarnaast zijn onder dit artikel ondergebracht overige met het beleidsveld verwante subsidieregelingen en uitgaven.

De uitvoering van de Wrb is opgedragen aan de raad voor rechtsbijstand, die in ieder hofressort is ingesteld. De raden, die de status hebben van een zelfstandig bestuursorgaan, hebben niet alleen de verantwoordelijkheid voor de behandeling van toevoegingsaanvragen, maar ook de taak de declaraties van toegevoegde rechtsbijstandverleners vast te stellen en uit te betalen. Voorts subsidieert de raad de stichtingen rechtsbijstand (bureaus voor rechtshulp) in zijn ressort, de stichtingen rechtsbijstand asiel (SRA) en de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland. De raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch subsidieert bovendien de Stichting Integraal Rechtshulp Informatie Systeem.

De taak van de stichtingen rechtsbijstand is op grond van de Wrb drieledig. Zij verzorgen spreekuren, verlenen verdergaande rechtsbijstand na het spreekuur (het zogenaamde verlengde spreekuur) en verlenen verdergaande rechtsbijstand krachtens een toevoeging. Met de verdergaande rechtsbijstand zonder toevoeging wordt beoogd een eenvoudige afdoening van zaken te bevorderen.

De SRA, die in de hofressorten Amsterdam, Arnhem en Den Bosch zijn gevestigd, zijn belast met de organisatie van de rechtsbijstand aan asielzoekers. Zij voeren de hulpverlening uit met zowel eigen personeel als spreekuuradvocaten en vrijwilligers van de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland. De Stichting Integraal Rechtshulp Informatie Systeem verricht activiteiten met betrekking tot de automatisering en de informatievoorziening op het terrein van de overheidswege gefinancierde rechtsbijstand. De door de raden verstrekte subsidie aan de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland is bestemd voor ondersteunende activiteiten in het kader van de rechtsbescherming aan asielzoekers.

Het deel van de onder dit artikel geraamde uitgaven, dat niet aan de raden is overgedragen, houdt verband met de subsidies aan het Landelijk Bureau ter Bestrijding van Rassendiscriminatie, het Clara Wichmann Instituut, de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken, de rechtskundige diensten van de FNV en het CNV, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Vereniging voor de Rechtshulp, het Bureau Financieel Toezicht Notariaat (vanaf 1 oktober 1999) en exploitatie-uitgaven.

Tenslotte worden op dit artikel de kosten verantwoord verbonden aan de ontwikkeling en stimulering van alternatieve geschillenbeslechting en mediation.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting** (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 470 216470 756449 247448 747571 239 
1e suppletore wet 2000 76 248100 298134 058135 02014 517 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 19 73921 12221 64321 66621 702 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 482271211200221 
– Budget huisvesting 7575757575 
beleidsmatige mutuaties       
– Nieuwe Vreemdelingenwet  – 10 8005 50016 40019 400 
– Handhaving meststoffenbeleid   100100100 
mee/tegenvallers       
– Ambtshalve toevoegingen  4 0004 0004 0004 000 
Stand ontwerp-begroting 2001445 180(499 942)566 760585 722614 834626 208631 254632 454
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000202 014(226 864)257 184265 789279 000284 161286 451286 995

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

Budget huisvesting

Het Bureau toezicht notariaat, voormalig een onderdeel van de arrondissementale Stafdienst te Utrecht is verzelfstandigd. Het budget voor de kosten van de huisvesting wordt thans overgeheveld naar dit artikel.

Nieuwe Vreemdelingenwet

Op grond van de nieuwe ramingen in het integraal kostenmodel nieuwe Vreemdelingenwet wordt in 2001 het budget voor juridische bijstand met f 10,8 miljoen neerwaarts bijgesteld. In latere jaren stijgen de kosten voor juridische bijstand en wordt in 2002 f 5,5 miljoen, in 2003 f 16,4 miljoen en in 2005 f 19,4 miljoen toegevoegd.

Handhaving meststoffenbeleid

De gereserveerde middelen voor de verlening van juridische bijstand bij de handhaving van het meststoffenbeleid worden ten laste van artikel 01.09 Diversen toegevoegd aan het artikel.

Ambtshalve toevoegingen

Ter compensatie van de autonome groei van de ambtshalve toevoegingen door de rechter wordt het artikel met f 4,0 miljoen structureel opgehoogd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Raden voor rechtsbijstand        
– apparaatsuitgaven 23 60623 52224 338 31 03.1
– programma-uitgaven 410 599522 663540 043 43 D 03.1
Overige uitgaven        
– subsidies en bijdragen 4 7845 2935 138 31 03.1
– alternatieve geschillenbeslechting 1 4186 3187 615 31 03.1
– juridisch vrije beroepen 8153 2993 707 31 03.1
– exploitatie-uitgaven 3 958(4 316)5 6654 881 31 03.1
Totaal 445 180(499 923)566 760585 722    

** bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven

Kengetallen

Met de onderstaande tabellen wordt beoogd inzicht te geven in de omvang van de aanspraak op de gefinancierde rechtsbijstand, alsmede in de raming van de programma-uitgaven van de raden voor rechtsbijstand. Ten einde inzicht te geven in de flexibiliteit (vrije ruimte) van de uitgaven wordt bij de kengetallen tevens informatie gegeven over de geraamde doorlooptijden van de door de raden afgegeven toevoegingen.

Overzicht zaken gefinancierde rechtsbijstand
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Apparaatsuitgaven (overhead)   
Toevoegingsaanvragen Raden voor de rechtsbijstand   
– prijs (x f 1,–)595555
– volume399 980424 470445 270
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)*23 60623 44024 292
    
Programma-uitgaven   
Afgegeven toevoegingen Raden rechtsbijstand   
Strafzaken   
– prijs (x f 1,–)1 2851 6241 656
– volume94 41697 55497 554
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)*114 045148 962151 896
    
Civiel-/bestuursrechtelijke zaken   
– prijs (x f 1,–)1 0471 3631 382
– volume205 759220 800236 400
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)*199 272278 374326 618
    
Inverzekeringstelling   
– prijs (x f 1,–)307344350
– volume63 86265 27065 770
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)19 60422 42823 036
    
Zaken stichting rechtsbijstand   
– prijs (x f 1,–)225201200
– volume210 000230 000230 000
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)47 31446 13145 950

* Vanwege de doorlooptijden van de toevoegingen wordt hier het begrotingsbeslag van de in de onderscheiden jarenafgegeven toevoegingen gepresenteerd. Daarbij is rekening gehouden met de toevoegingen die niet tot betaling komen.

De wijziging in de gemiddelde kostprijzen voor toevoegingen zijn in hoofdzaak het gevolg van de verhoging van het vergoedingenniveau en de indexering van de vergoedingen. Daarnaast wordt een (overigens geringe) toename verwacht als gevolg van wijziging (2000) van de anti-cumulatiebepaling. De stijging van de kostprijs van strafzaken is voorts het gevolg van het stijgende aandeel van de duurdere ambtshalve straftoevoegingen.

De ontwikkeling van de gemiddelde prijzen voor de zaken bij de stichtingen rechtsbijstand worden enerzijds beïnvloed door de jaarlijkse bijdrage in de arbeidsvoorwaardenontwikkeling (op basis van het Post-Waggsmodel) en anderzijds door de verwachte toename van de productie. Bij de stichtingen rechtsbijstand is van belang, dat met ingang van 1999 de publieksfunctie van de stichtingen is uitgebreid. De uitgaven daaraan zijn vooralsnog in de berekening van de gemiddelde kostprijs opgenomen. De daling van de prijs voor de behandeling van toevoegingsaanvragen door de raden wordt verklaard door enerzijds de eerder vermelde bijdrage in de arbeidsvoorwaardenontwikkeling en anderzijds door het wegvallen van enkele incidentele intensiveringen in 1999.

Voor wat betreft de volume-ontwikkeling was in de civiel- en bestuursrechtelijke zaken tot en met 1999 sprake van een lichte daling in het aantal toevoegingen. Voor 2000 en verder wordt rekening gehouden met een toename van het aantal toevoegingen samenhangend met de productiestijging bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De verklaring van deze ontwikkelingen moet vooral worden gezocht in de gunstige economische ontwikkelingen. Zie ook hoofdstuk 2 paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting van deze begroting.

Van het aantal afgegeven toevoegingen in strafzaken komt uiteindelijk een deel niet tot betaling,(uitval) namelijk in strafzaken 6% en in civiele- en bestuursrechtelijke zaken (inclusief asiel) 7,5%. De betaling van de ontvangen declaraties van in enig jaar afgegeven toevoegingen (kasritme) strekt zich over meer jaren uit en wel:

 
jaar van uitbetalingstrafzakenoverige zaken
1e jaar58%33%
2e jaar34%43%
3e jaar5%15%
4e jaar2%6%
5e jaar1%3%

09.08 Schuldsanering

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De onder dit artikel geraamde uitgaven betreffen de kosten van bewindvoering (door gemeentelijke kredietbanken, advocaten, stichtingen rechtsbijstand en andere schuldbemiddelaars) en de kosten verbonden aan de implementatie en uitvoering van de regeling.

Deze uitgaven berusten op de wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (WSNP). Op grond van deze wet, die op 1 december 1998 in werking is getreden, kan de rechter op verzoek van een schuldenaar, van wie de gemeente heeft beoordeeld dat in zijn geval niet tot een minnelijke schuldenregeling kan worden gekomen, een (wettelijke) schuldsaneringsregeling vaststellen. Op deze wijze wordt voor individuele burgers, die in ernstige financiële problemen zijn geraakt en die niet op minnelijke wijze met de schuldeisers tot een schikking kunnen komen een extra mogelijkheid geschapen om op termijn (maximaal drie jaar) met een schone lei te beginnen. Bij toewijzing van dat verzoek wordt door de rechter een bewindvoerder benoemd.

De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan de raden voor rechtsbijstand (zie artikel 09.07). Ten einde een strakke en heldere regie in de beginfase van de uitvoering van de wet mogelijk te maken, wordt de uitvoering in eerste instantie vanuit één raad ('s-Hertogenbosch) ter hand genomen. De raad draagt zorg voor een in kwalitatief en kwantitatief opzicht bezien voldoende aanbod van bewindvoerders en betaalt daarnaast de door haar vastgestelde declaraties van bewindvoerders.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 17 41817 32017 22317 22317 223 
1e suppletore wet 2000 3 5023 5013 5003 5003 500 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 677673669669669 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 32222 
Stand ontwerp-begroting 200111 32221 60021 49621 39421 39421 39421 394
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR10005 1389 8029 7549 7089 7089 7089 708

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Raden voor rechtsbijstand        
– apparaatsuitgaven 5471 2291 125 31 03.1
– programma-uitgaven 10 77520 37120 371 43 D 03.1
Totaal 11 32221 60021 496    

Kengetallen

Overzicht zaken schuldsanering
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Schuldsaneringszaken   
– prijs (f 1,–)*1 7502 5462 546
– volume**4 2857 5008 000
– toegelicht begrotingsbedrag (f 1 000)7 50019 10020 368

* inclusief apparaatskosten Raad voor Rechtsbijstand

** volgens de Justitieverantwoording is in 1999 voor 6000 personen een bewindvoerder benoemd, rekening houdend met de daaronder vallende gehuwden (idem geregistreerd partnerschap), waarin de bewindvoerder voor beiden optreed is sprake van een lager aantal zaken (in casu 4 285), dit effect is tevens in de gemiddelde prijs verwerkt.

Gelet op de ontwikkeling in het aantal zaken in de periode vanaf inwerkingtreding van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (december 1998) voorziet de begroting in middelen voor 8000 zaken vanaf 2000.

10 RECHTSHANDHAVING

kst-27400-VI-2-32.gif

10.01 Nederlands Forensisch Instituut

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven geraamd van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).

Het NFI verricht forensisch onderzoek ten behoeve van Politie en Justitie in het kader van waarheidsvinding ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.

Het NFI stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan de waarheidsvinding in het strafproces. Het staat voor de ontwikkeling, toepassing en overdracht van (overwegend natuur) wetenschappelijke en/of technische methoden en technieken en bijbehorende kennis. In dit verband worden drie kerntaken uitgevoerd:

• Forensisch zaakonderzoek

• Research & Development

• Kennis-en expertisecentrum

De onderzoeken worden verricht in 9 afdelingen: Pathologie, Biologie (waaronder DNA), Toxicologie, Chemie, Verdovende Middelen, Milieu, Fysische Technologie, Schrift/Spraak & Document en Digitale Technologie. Het NFI wil in een open dialoog met Politie en Justitie komen tot een taakverdeling binnen het forensisch onderzoek. In deze samenwerking gaat het NFI uit van zijn bijzondere positie als wetenschappelijke spil en eindpunt in de forensische onderzoeksketen.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999***200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 37 45937 08943 70042 90142 901 
1e suppletore wet 2000 1 3291 5181 3171 2731 273 
nog niet eerder in een begrotings-stuk opgenomen mutaties
interne overhevelingen       
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 222229226212205 
– Toedeling prijsbijstelling* 156131203185202 
– Baten/Lastenstelsel NFI  375400375150 
– Overige overhevelingen 35     
– bijstelling huisvestingsbudgetten* 1313131313 
beleidsmatige mutaties       
– DNA onderzoek 1 4008 00013 00018 00020 000 
– Investeringsachterstand 1 800  
Stand ontwerp-begroting 200140 82442 41447 35558 85962 95964 74464 744
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR100018 52519 24721 48926 70928 57029 38029 380

*** Voor 2000 was dit het artikel 09.01 Personeel en Materieel Gerechtelijke Laboratoria.

Toelichting

Baten/Lasten-stelsel NFI en verbetering financiële functie

Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid en wenselijkheid van de invoering van het batenlastenstelsel bij het NFI. Dit leidt tot kosten voor onderzoek naar de gevolgen voor opleiding en automatisering.

Tevens is als gevolg van de groei van het DNA-onderzoek en de daaruit voortvloeiende organisatie- aanpassing een versterking van de financiële functie binnen het NFI noodzakelijk.

DNA onderzoek

Ten behoeve van DNA-onderzoek dat een steeds grotere rol gaat spelen in de opsporing wordt extra budget aan het artikel toegevoegd. Deze reeks loopt op van ca. f 1,4 miljoen in 2000 tot f 20 miljoen in 2004.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel Nederlands Forensisch Instituut (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven**Codering 
  199920002001 economisch functioneel
Personele uitgaven        
– ambtelijk 21 29322 10124 342 11 03.2
– overig 3 4602 3002 400 11 03.2
– post-actief 4200300 11 03.2
Subtotaal personele uitgaven 24 75724 60127 042    
Exploitatie uitgaven 11 49813 91316 213 12 03.2
Aanschaffingen 4 5693 9004 100 52 03.2
Subtotaal materiële uitgaven 16 06717 81320 313    
Totaal 40 824(36 255)42 41447 355    

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

Toelichting

De kosten van ambtelijk personeel stijgen ten opzichte van 1999 als gevolg van enerzijds minder uitzendkrachten na afronding van het fusie/reorganisatietraject in 1999 en meer personeel ten behoeve van stijging van meer DNA onderzoeken.

De stijging van de exploitatie-uitgaven worden enerzijds verklaard door de stelselwijziging rijkshuisvesting en extra huisvestingskosten ten behoeve van DNA onderzoek en anderzijds vanwege de kosten van meer DNA onderzoeken.

Kengetallen

Kengetallen personeel
 1999200020012002200320042005
Ambtelijk personeel Nederlands Forensisch Instituut       
– gemiddelde prijs (f 1,–)89 08391 70091 60091 50091 50091 50091 500
– fte's (aantal)239,0251,1267,1269,1269,1269,1269,1
– Post-actief personeel NFI2221111
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)3332222
Overzicht van Laboratoriumonderzoeken
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Onderzoeken Nederlands Forensisch Instituut   
– prijs (x f 1,–)2 7073 0732 559
– volume (prod.)15 08013 80018 500
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)40 82442 40147 342

Toelichting

De daling in de productie in 2000 is een gevolg van afspraken in de strafrechtketen dat het NFI de gecompliceerde onderzoeken verricht. Routinematige zaken worden, daar waar mogelijk, overgedragen. De stijging vanaf 2001, ten opzichte van 2000, wordt veroorzaakt door de verwachte toename van DNA-onderzoeken.

10.02 Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden diverse uitgaven geraamd met betrekking tot het beleidsterrein Rechthandhaving. Eén daarvan is het Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP). Het LSOP is een dienstverlenende organisatie voor de Nederlandse politie op het gebied van werving, selectie, advisering, opleiding en ontwikkeling en onderzoek. Het LSOP is belast met de zorg voor:

• de basisopleiding en andere door de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie aan te wijzen opleidingen;

• de selectie en de uitvoering van de landelijke wervingsactiviteiten;

• het beheer en de coördinatie van werkzaamheden voor het selectiecentrum, instellingen voor basisopleidingen en andere instellingen voor politie-onderwijs en

• eventueel andere opleidingen.

De financiering van het LSOP vindt plaats door middel van en bijdrage van de ministeries van BZK en van Justitie. Onder dit artikel is het aandeel in de bijdrage van Justitie geraamd voor de personele en materiële uitgaven van het LSOP. Deze bijdrage wordt jaarlijks met het ministerie van BZK verrekend. In de praktijk is sprake van één financieringsstroom naar het LSOP.

Naast de bijdrage aan het LSOP worden op dit artikel de volgende uitgaven geraamd: de kosten van de bestrijding van de georganiseerde zware criminaliteit waaronder het centrale budget voor de uitgaven in het kader van de Verbetering Recherchefunctie.

Het betreft hier de volgende onderwerpen:

• het verbeteren van de organisatie van de opsporing;

• het verhogen van de kwaliteit van de recherche en;

• het optimaliseren van de informatiehuishouding als managementtool binnen het rechercheproces.

Tevens zijn op dit artikel de volgende budgetten ondergebracht:

• het centrale budget ten behoeve van de uitvoering door de politie van het Schengen-akkoord. Het betreft hier de uitgaven voor de inzet van grensoverschrijdende observatieteams, welke met het ministerie van BZK worden verrekend;

• doeluitkeringen voor het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Bij de beheers-overgang van het KLPD per 1 januari 2000 is een aantal posten uit het budget van het KLPD afgezonderd, die op dit artikel zijn ondergebracht. Toedeling vindt, via BZK, plaats na goedkeuring van de betreffende bestedingsplannen. Het betreft uitgaven voor de volgende onderwerpen:

– Joegoslavië-tribunaal;

– Mensensmokkel;

– Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP);

– Bijzondere Bijstandseenheden (BBE);

– Bestrijding georganiseerde criminaliteit en;

– Bijdrage Landelijk Recherche Team (LRT).

• uitgaven in het kader van de Handhaving Ordeningswetgeving en;

• de uitgaven algemeen beheer. Onder deze post zijn onder andere de uitgaven geraamd voor bijdragen en subsidies aan organisaties die werkzaam zijn op het terrein van de politie, zoals het Nederlands Politiemuseum en de Stichting Maatschappij en Politie.

Het artikelonderdeel «Automatiseringsuitgaven» is in verband met de overheveling van het automatiseringsbudget per 1 januari 2000 naar het ministerie van BZK komen te vervallen op dit artikel.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999***200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 66 45366 57066 47266 47266 472 
1e suppletore wet 2000 7 6117 6407 1744 6544 327 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
        
interne overhevelingen       
– Schengen Informatiesysteem  – 150– 150– 150– 150 
– Toedeling loonbijstelling* 1 3501 3711 3671 3691 369 
– Toedeling loonbijstelling KLPD* 9 0839 2159 2159 2159 215 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 403375365357366 
– Toedeling prijsbijstelling KLPD* 3 5723 8053 8203 8733 918 
Beleidsmatige mutaties       
– Bestrijden witwassen Euro  2 5002 500   
– Ordeningswetgeving 2 6502 4002 4002 4001 000 
– Beleidsondersteunende activiteiten 1 0001 0001 0001 0001 000 
– Beveiliging woningen rechters 100100100100100 
Stand ontwerp-begroting 200166 88792 22294 82694 26389 29087 61787 617
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR100030 35241 84943 03042 77540 51839 75939 759

*** Voor 2000 was dit het artikel 09.02 Bijzondere uitgaven politie

Toelichting

Schengen Informatiesysteem (SIS)

De financiering van het internationale deel van het Schengen Informatiesysteem (SIS) door de directie Opsporingsbeleid eindigt in 2000. In de nieuwe financieringssystematiek wordt structureel ca. f 0,2 miljoen overgeheveld naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.

Loon- en prijsbijstelling KLPD

Als gevolg van beheersovergang van het KLPD naar het ministerie van BZK wordt de loon- en prijsbijstelling KLPD op basis van de ontwerpbegroting 2000 tijdelijk op dit artikel geparkeerd. Met het ministerie van BZK wordt nog bezien welk deel op de Justitiebegroting zal achterblijven ten behoeve van de doeluitkeringen KLPD. Overheveling van het resterend bedrag zal plaatsvinden bij najaarsnota 2000.

Bestrijden witwassen euro

Ter versterking van de opsporingsmethoden wordt een speciaal team opgezet om witwaspraktijken te bestrijden tijdens de omwisseling van de gulden voor de euro. Derhalve wordt het artikel in de jaren 2001 en 2002 verhoogd met f 2,5 miljoen.

Ordeningswetgeving

Ten behoeve van maatregelen en stimuleringstrajecten voortvloeiend uit de ordeningswetgeving wordt het budget opgehoogd met ca. f 3,0 miljoen aflopend naar ca. f 1,0 miljoen in 2004.

Beleidsondersteunende activiteiten

In verband met de beleidsondersteunende activiteiten die zullen worden verricht ten behoeve van het OM wordt budget overgeheveld vanuit artikel 09.05a Rechtspraak.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven** Codering
  199920002001 economisch functioneel
Bestrijding georganiseerde misdaad/verbetering recherchefunctie 8 25615 50418 260 43 D 03.2
Doeluitkeringen KLPD  17 49817 498 43 D 03.2
Handhaving ordeningswetgeving  2 6502 400 43 D 03.2
Schengen (grensoverschrijdende observatie) 5 4505 4505 450 43 D 03.2
Bijdrage LSOP 41 21235 32535 325 43 D 03.2
Automatiseringsuitgaven 8 390   43 D 03.2
Algemeen beheer 3 5794 8534 583 43 D 03.2
Loon- en prijsbijstelling KLPD  10 94211 310 43 D 03.2
Totaal 66 887(67 111)92 22294 826    

** Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.

10.03 Personeel en materieel overige diensten

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de uitgaven geraamd voor:

• Europol;

• Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT);

• Platform Interceptie, Decryptie en Signaalanalyse (PIDS);

• Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT);

• de bewakingskosten van luchthavens en

• de uitgaven met betrekking tot de voormalige Dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie.

De taken van Europol, zijn het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten en het verrichten van misdaadanalyse. De uitgaven betreffen de kosten van beveiligingspersoneel, huisvesting en het Justitie-aandeel in de Nederlandse bijdrage aan het gezamenlijk budget van Europol.

Aangezien Europol op 1 juli 1999 officieel van start is gegaan is ook het beveiligingspersoneel per die datum in dienst getreden bij Europol. Voor de bovengenoemde kosten worden bijdragen verleend. Als gevolg hiervan worden de uitgaven voor Europol niet langer onder personele- en exploitatie uitgaven geraamd, maar zijn opgenomen als aparte bijdragen.

Het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) is intermediair tussen aanbieders van telecommunicatie en justitiële opsporingsinstanties in de bevraging en verstrekking van gegevens over gebruikers van telecommunicatievoorzieningen.

Het Platform Interceptie, Decryptie en Signaalanalyse (PIDS) fungeert als stafbureau van het interdepartementale samenwerkingsverband voor interceptie, decryptie en signaalanalyse.

Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) verzamelt, registreert, bewerkt en analyseert gegevens over ongebruikelijke transacties die door financiële instellingen worden aangemeld. Deze kunnen van belang zijn voor de voorkoming en opsporing van misdrijven. In verband met de beheersovergang van het MOT van het hoofdbeleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties naar het hoofdbeleidsterrein Rechtshandhaving is het MOT thans onder dit artikel opgenomen.

De post bewakingskosten luchthavens heeft betrekking op de uitgaven die worden gemaakt voor de inhuur van particuliere bedrijven die zijn belast met de beveiliging van burgerluchthavens. Tegenover deze uitgaven staan ontvangsten geraamd, onder artikel 10.01 Diverse ontvangsten Rechtshandhaving, tot een gelijk bedrag.

Onder de Dienst Luchtvaart zijn de toelagen opgenomen die worden uitgekeerd aan personeelsleden van de voormalige Dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie dat destijds is overgegaan naar de Koninklijke Marechaussee. Deze regeling heeft een aflopend karakter.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999***200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 89 33588 91688 56289 06289 162 
1e suppletore wet 2000 34 58338 12738 61438 61438 938 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Automatisering Meldpunt Ongebruikelijke Transacties 1 0001 0001 0001 000  
– Toedeling loonbijstelling 1e tranche* 124125126127131 
– Toedeling prijsbijstelling 2000* 987843793761794 
– Huisvesting en beveiliging Europol 3008 90014 50015 00015 200 
Stand ontwerp-begroting 2001111 324125 329137 911143 595144 564145 225171 425
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR100050 51756 87262 58165 16165 60065 90077 789

*** Voor 2000 was dit het artikel 09.03 Personeel en materieel overige diensten.

Toelichting

Automatisering Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT)

In aansluiting op de beheersovergang van het MOT naar dit artikel wordt het artikel met f 1 miljoen verhoogd voor automatiseringsuitgaven. Gelijktijdig wordt ontvangstenartikel 08.02 opgehoogd in verband met de bijdrage aan en het gebruik van de Vennootinfrastructuur van de directie Bestuurszaken (DBz).

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Personele uitgaven        
– ambtelijk 2 0303 1042 897 11 03.2
– overig 856900900 11 03.2
Subtotaal personele uitgaven 2 8864 0043 797    
         
Exploitatie uitgaven 4 6497 5705 960 12 03.2
Europol  3 58312 511 12 03.2
Bewakingskosten luchthavens 103 534109 000115 000 43 D 03.2
Overig 2551 172643 12 03.2
Subtotaal materiële uitgaven 108 438121 325134 114    
Totaal 111 324125 329137 911    

Kengetallen

Kengetallen personeel overige diensten
 200020012002200320042005
Personeel CIOT      
– gemiddelde prijs (f 1,–)135 140136 570136 710142 430142 570142 570
– fte's (aantal)777777
       
Personeel PIDS      
– gemiddelde prijs (f 1,–)102 500102 500102 500102 500102 500102 500
– fte's (aantal)666666
       
Personeel MOT      
– gemiddelde prijs (f 1,–)96 44095 38094 88094 94095 13095 130
– fte's (aantal)161616161616

10.04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel wordt vanaf 1998 de bijdrage aan het agentschap Korps landelijke politiediensten (KLPD) geraamd. Met ingang van 1 januari 2000 is de beheersverantwoordelijkheid van het KLPD overgedragen aan het ministerie van BZK. Bij Voorjaarsnota zijn de bijbehorende budgetten overgeboekt.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999***200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 439 263451 339452 259454 861457 161 
1e suppletore wet 2000 – 439 263– 451 339– 452 259– 454 861– 457 161 
Stand ontwerp-begroting 2001430 05200000 
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR1000195 149000000

*** Voor 2000 was dit het artikel 09.04. Bijdrage Korps landelijke politiediensten.

10.05 Geheime uitgaven

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor geheime uitgaven op te nemen.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999***200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 3 4983 4983 4983 4983 498 
1e suppletore wet 2000  
Stand ontwerp-begroting 20014 4803 4983 4983 4983 4983 4983 498
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR10002 0331 5871 5871 5871 5871 5871 587

*** Voor 2000 was dit het artikel 01.05 Geheime uitgaven.

Toelichting

Economische en functionele codering

Economische en functionele codes (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Verplichtingen en uitgaven Codering
  199920002001 economisch functioneel
Totaal 4 4803 4983 498 01 03.0

WETSARTIKEL 2 (ONTVANGSTEN)

Daar waar bij de ontvangsten sprake is van tarieven zijn deze in beginsel 100% kostendekkend. Voor het begrotingsjaar zijn geen wijzigingen voorzien in de tariefstelling en/of mate van kostendekkendheid. De integrale kostprijs vormt de basis voor de tariefstelling. Wanneer geen goede kostenadministratie of een ander toereikend instrument ter bepaling van de tarieven aanwezig is, is gebruik gemaakt van de Tarievenhandleiding van het ministerie van Financiën.

01 ALGEMEEN kst-27400-VI-2-33.gif

01.01 Diverse ontvangsten ministerie

De grondslag van het artikel

Op dit artikel zijn de terugontvangsten opgenomen uit het AAF, de ontvangsten van het WODC, de doorberekening van diensten door de Gemeenschappelijke Beheersorganisatie en overige ontvangsten van algemene aard.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenraming vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 13 63618 80010 19410 19410 194 
1e suppletore wet 2000 1 0001 0001 0001 0001 000 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
interne overhevelingen       
– Bureau Communicatie Nederlandse Politie 250     
Stand ontwerp-begroting 200126 15214 88619 80011 19411 19411 19411 194
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR100011 8676 7558 9855 0805 0805 0805 080

Toelichting

Bureau Communicatie Nederlandse Politie (BCNP)

Het artikel wordt met ca. f 0,3 miljoen verhoogd in verband met een bijdrage van het ministerie van BZK voor het BCNP. Uitgavenartikel 01.01 Personeel en materieel ministerie wordt gelijktijdige verhoogd om de kosten van het BCNP te dekken.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Terugontvangsten AAF 11 5214 5004 500 11 03.0
Ontvangsten Gemeensch. Beheersorg. 2 8203 6003 600 16 03.0
Ontvangsten BCNP 100350100 16 03.0
Ontvangsten WODC 1 615200200 16 03.0
Ontvangsten i.v.m. stelselwijziging Rijkshuisvesting 3 4423 4428 606 43 A 03.0
Diverse ontvangsten van alg. aard 6 6542 7942 794 16 03.0
Totaal 26 15214 88619 800    

07 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN EN VREEMDELINGENZAKENkst-27400-VI-2-34.gif

07.01 Diverse ontvangsten Vreemdelingenzaken

De grondslag van het artikel

Het betreft ontvangsten uit hoofde van de afrekening van verstrekte subsidie-voorschotten met betrekking tot de opvang van asielzoekers. Daarnaast is in 2000 op dit artikel de overheveling van het eigen vermogen van het agentschap IND naar het kerndepartement opgenomen.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 426 483355 300345 300335 300335 300 
1e suppletore wet 2000 34 83424 74024 74024 74024 740 
Stand ontwerp-begroting 2001269 052461 317380 040370 040360 040360 040360 040
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR1000122 090209 337172 455167 917163 379163 379163 379

Economische en functionele codering

Economische en functionele codering (x f 1 000,–)
  Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Conversie vermogen IND  71 277  03 06.36
Overige 269 052390 040380 040 43 Z 06.36
Totaal 269 052461 317380 040    

08 PREVENTIE, JEUGD EN SANCTIESkst-27400-VI-2-35.gif

08.01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

De grondslag van het artikel

De diverse ontvangsten hebben onder meer betrekking op verschillende exploitatiebaten van de Raad voor de Kinderbescherming en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde instellingen in voorgaande jaren. Voorts worden de opgelegde bijdragen in de verzorgingskosten van uit huis geplaatste pupillen onder dit artikel geraamd. Daarnaast is in 2000 op dit artikel de overheveling van het eigen vermogen van de agentschappen CJIB en DJI naar het kerndepartement opgenomen.

De desbetreffende uitgaven worden begroot onder de artikelen 08.01 en 08.02 van dit hoofdbeleidsterrein.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 275 35010 63510 93510 93510 935 
1e suppletore wet 2000 – 5 377– 600– 500– 500– 500 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
Beleidsmatige mutaties       
– Afroming eigen vermogen Dienst Justitiële Inrichtingen  22 268  
Stand ontwerp-begroting 200113 485269 97332 30310 43510 43510 43510 435
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR10006 119122 50814 6584 7354 7354 7354 735

Toelichting

Afroming eigen vermogen Dienst Justitiële Inrichtingen

In 2001 wordt het eigen vermogen van de DJI met ca. f 22,3 miljoen afgeroomd, in verband met regels over de maximale hoogte van het eigen vermogen. Gelijktijdig wordt artikel 01.08 met f 20,9 miljoen en artikel 08.05 met f 1,4 miljoen verhoogd ter financiering van oplossingen voor knelpunten van Justitie.

De specificatie per artikelonderdeel

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Verrekende subsidie voorgaande jaren en ontvangsten algemeen 7 1322 2352 235 43 D 06.32
Ouderbijdragen 6 3536 6006 900 47 D 06.32
Verhaal zonder dwangbevel  800900    
Storting door de SRN  26 500  03 06.3
Conversie Vermogen CJIB  5 934  03 03.1
Conversie Vermogen DJI  227 90422 268 03 03.3
Totaal 13 485269 97332 303    

08.02 Ontvangsten DBZ

De grondslag van het artikel

Op basis van het Koninklijk Besluit van resp. 11-3-'93 (Stb. 1993, 157), 25-3-'82 (Stb. 1982, 174) en 23-12-'87 (Stb. 1987, 609) worden onder dit artikel de ontvangsten geraamd in het kader van de verklaringen omtrent nieuwe statuten vennootschappen, de inschrijvingen in het centraal testamentenregister en de verzoeken om geslachtsnaamwijziging alsmede een aantal overige ontvangsten.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 17 60017 60017 60017 60017 600 
1e suppletore wet 2000  
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
        
interne overhevelingen       
– Desaldering Meldpunt Ongebruikelijke Transacties  1 0001 0001 0001 000 
beleidsmatige mutaties       
– Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), Bureau Integere Besluitvorming Openbaar Bestuur (BIBOB) en het insolventieregister  4 80010 70015 10015 600 
Stand ontwerp-begroting 200120 69117 60023 40029 30033 70034 20034 200
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR10009 3897 98710 61813 29615 29215 51915 519

Toelichting

Desaldering Meldpunt Ongebruikelijke Transactie (MOT)

Het artikel wordt met f 1 miljoen verhoogd in verband met het gebruik van en de bijdrage aan de Vennootinfrastructuur van directie Bestuurszaken (DBz) door het MOT. Het artikel 10.03 Personeel en materieel overige diensten wordt ten behoeve van automatiseringsuitgaven van het MOT met een gelijk bedrag verhoogd.

Verklaring omtrent gedrag, Bureau integere besluitvorming Openbaar Bestuur en het insolventieregister

Het ontvangstenartikel 08.02 Ontvangsten DBZ wordt verhoogd met de inkomsten uit legesheffing in deze. Ter financiering van de werkzaamheden door de directie Bestuurszaken (DBz) wordt tegelijkertijd artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie met een gelijk bedrag verhoogd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Testamentenregister 5 3255 4005 400 47 E 03.0
Verklaringen omtr. nwe. statuten 12 72311 50012 500 16 03.0
Retributie naamwijziging 662600600 47 E 03.0
Leges kansspelen 127100100 16 03.0
Verrekening tolkencentra 1 854      
Verklaring omtrent gedrag 4 800 16 03.0
Totaal 20 69117 60023 400    

Ramingskengetallen

Tarieven
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Verklaringen nwe statuten venn.schappen   
Ingediende aanvragen63 89170 00070 000
Afgegeven verklaringen66 39067 30068 000
– tarief (x f 1,–)200200200
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)13 27813 46013 600
    
Inschrijvingen in het CTR   
– tarief (x f 1,–)181818
– volume (prod.)320 800270 000300 000
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)5 3254 8605 400
    
Verzoeken tot geslachtsnaamwijzing   
Ingediende verzoeken2 8453 1503 150
Afgegeven verklaringen2 8953 0003 000
– tarief (x f 1,–)200200200
– toegelicht begrotingsbedrag (f 1000,–)662650650
    
Kansspelen   
Afgegeven vergunningen105130130
– tarief (x f 1,–)650650650
– toegelicht begrotingsbedrag (f 1000,–)12785110

09 WETGEVING, RECHTSPLEGING EN RECHTSBIJSTANDkst-27400-VI-2-36.gif

09.01 Diverse ontvangsten politie

De grondslag van het artikel

Op dit artikel werden de ontvangsten voor de beveiligingsheffing burger- luchthavens opgenomen. Het artikel is overgeheveld naar beleidsterrein 10 (ontvangsten) Rechtshandhaving.

09.02 Boeten en Transacties

De grondslag van het artikel

Op dit artikel zijn de ontvangsten geraamd van de gerechtelijke boeten en de transacties in handen van politie en het OM.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 908 285932 221934 705935 405966 405 
1e suppletore wet 2000 10 00015 00020 00025 00030 000 
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties       
mee/tegenvallers       
– Ontvangstenraming Boeten en transacties  20 00020 00020 00020 000 
Stand ontwerp-begroting 2001746 699918 285967 221974 705980 4051 016 4051 016 405
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR1000338 837416 700438 906442 302444 888461 224461 224

Toelichting

Ontvangstenraming Boeten en Transacties

De taakstelling wordt structureel met f 20 miljoen verhoogd. Verwacht wordt dat de inkomsten van sancties in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), door de intensiveringen van de verkeerscontrole en de instroom van extra zaken als gevolg van de klimaatnota, zullen stijgen.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Gerechtelijke boeten 76 13872 80574 500 47 E 03.1
OM-transacties 101 64798 807113 200 47 E 03.1
Transacties 568 914746 673779 521 47 E 03.1
Totaal 746 699918 285967 221    

09.03 Griffierechten

De grondslag van het artikel

Deze ontvangsten berusten op de Wet tarieven in burgerlijke zaken, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, de Tariefcommissiewet, de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie en de Beroepswet.

De griffierechten worden gebruikt om het volume van het zaaksaanbod enigszins te kunnen beheersen en het vrijblijvend procederen tegen te gaan. Anderzijds moet worden voorkomen dat met de griffierechten een te hoge drempel wordt opgeworpen, waardoor een redelijke rechtsgang voor rechtzoekenden wordt belemmerd. De griffierechten zijn aldus te beschouwen als een heffing, waarbij kostendekkendheid van de tarieven gezien het bovenstaande in het algemeen niet kan worden nagestreefd.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 215 750215 750215 750226 750226 750 
1e suppletore wet 2000 00000 
Stand ontwerp-begroting 2001194 855215 750215 750215 750226 750226 750226 750
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR100088 42197 90397 90397 903102 895102 895102 895

Economische en functionele codering

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Totaal 194 855215 750215 750 47 E 03.1

09.04 Diverse ontvangsten Rechtspraak

De grondslag van het artikel

De diverse ontvangsten hebben betrekking op opbrengsten uit verbeurd verklaarde goederen en gelden alsmede op de verschillende exploitatiebaten binnen dit beleidsterrein. Daarnaast worden op dit artikel de opbrengsten geraamd uit hoofde van de doorberekening van de uitgaven van het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. De betrokken uitgaven zijn begrepen onder artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 39 00041 00041 00041 00041 000 
1e suppletore wet 2000 00000 
Stand ontwerp-begroting 200139 41739 00041 00041 00041 00041 00041 000
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR100017 88717 69718 60518 60518 60518 60518 605

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Verbeurd verklaarde goederen en gelden 8 1963 0403 040 69 Z 03.1
Opbrengsten PlukZe/plan van aanpak Georganiseerde criminaliteit 10 77012 30014 300 16 03.1
Diverse ontvangsten 18 90622 50022 500 16 03.1
Bureau van Bijstand Notarisambt 1 5451 1601 160 16 03.1
Totaal 39 41739 00041 000    

09.05 Diverse ontvangsten Rechtsbijstand

De grondslag van het artikel

De diverse ontvangsten hebben betrekking op de verschillende exploitatiebaten gerelateerd aan de uitgaven voor rechtsbijstand. Deze uitgaven zijn begrepen onder artikel 09.07 Gefinancierde rechtsbijstand.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 9 1009 1009 1009 1009 100 
1e suppletore wet 2000 00000 
Stand ontwerp-begroting 20019 2499 1009 1009 1009 1009 1009 100
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR10004 1974 1294 1294 1294 1294 1294 129

Toelichting

Economische en functionele codering

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Totaal 9 2499 1009 100 31 03.1

10 RECHTSHANDHAVINGkst-27400-VI-2-37.gif

10.01 Diverse ontvangsten politie

De grondslag van het artikel

Op dit artikel zijn opgenomen de ontvangsten voor de beveiligingsheffing.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999***200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000 235 34981 00081 00081 00081 000 
1e suppletore wet 2000 – 126 34934 00034 00034 00034 000 
Stand ontwerp-begroting 2001102 347109 000115 000115 000115 000115 000115 000
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR100046 44349 46252 18552 18552 18552 18552 185

*** Voor 2000 was dit het artikel 09.01 Diverse ontvangsten politie.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Specificatie per artikelonderdeel (x f 1 000,–)
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199920002001 economisch functioneel
Doorberek. bewakingsk. luchthavens 96 326109 000115 000 16 03.2
Overige ontvangsten 6 021   16 03.2
Totaal 102 347109 000115 000    

Kengetallen

Tarieven
 Realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000Ontwerp-begroting 2001
Bewaking luchthavens   
– tarief (x f 1,–)8,859,509,50
– volume (reizigers x 1 000)10 66811 47512 100
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)96 326109 000115 000

10.02 Geheime ontvangsten

De grondslag van het artikel

Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor geheime ontvangsten op te nemen.

De ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)
 1999***200020012002200320042005
Stand ontwerp-begroting 2000  
1e suppletore wet 2000  
Stand ontwerp-begroting 20013 900pmpmpmpmpmpm
Stand ontwerp-begroting 2001in EUR10001 770pmpmpmpmpmpm

*** Voor 2000 was dit het artikel 01.02.

D. TOELICHTING BIJ DE AGENTSCHAPSBEGROTINGEN

01 IMMIGRATIE- EN NATURALISATIEDIENST (IND)

De Immigratie- en Naturalisatiedienst onderzoekt, beoordeelt en beslist welke vreemdelingen in aanmerking komen voor toelating en verblijf in Nederland; zij behandelt visumaanvragen en verzoeken tot naturalisatie. In samenwerking met politie en Koninklijke Marechaussee zorgt de IND voor de juiste uitvoering van – en het toezicht op de grensbewaking, de controle op legaal verblijf van vreemdelingen en het uitzetten van illegalen.

De grondslag van het wetsartikel

De grondslag van het artikel vormt de Vreemdelingenwet en voor het behandelen van verzoeken om naturalisatie de Rijkswet op het Nederlanderschap. Basis voor de ontvangsten in verband met het wijzigen en verlengen van visa is de Wet van 9 mei 1890 tot nadere regeling van de heffing en bestemming van de kanselarijleges (Stb. 80) en het legesbesluit visa laatstelijk gewijzigd op 1 september 1990.

Aanbod, productie en voorraad in 2001

Voor 2001 wordt rekening gehouden met 44 000 nieuwe asielverzoeken, 60 000 reguliere verzoeken om toelating, 29 000 visaverstrekkingen en 45 000 naturalisatieverzoeken. De begroting 2001 is gebaseerd op het verwerken van deze nieuwe aanvragen en daaruit voortvloeiende bezwaar- en beroepprocedures.

Buffercapaciteit

Gelet op de onzekerheden in de instroom van asielzoekers en daarmee de werklast van de IND, is het van belang dat de organisatie beschikt over een buffer om onverwachte pieken te kunnen opvangen zonder al te grote nadelige invloeden op de overeengekomen doorlooptijden. Voor 2001 en volgende jaren is de behandelcapaciteit van de IND afgestemd op 60 000 asielzoekers. Zolang de instroom hieronder blijft is er buffercapaciteit aanwezig.

Besturingsrelatie en kwaliteitsborging

De IND is als agentschap een intern verzelfstandigde dienst van het ministerie van Justitie. De aansturing – vanuit het kerndepartement – vindt plaats op basis van managementafspraken. Verantwoording over de bereikte resultaten en over de inzet van middelen vindt achteraf plaats door middel van periodieke rapportages en besprekingen. Deze rapportages zijn er op gericht inzicht te geven in de kritische succesfactoren met betrekking tot het beleidsterrein van de IND. De periodiek te verstrekken informatie bevat onder meer de ontwikkeling van de instroom, de productie en de voorraad alsmede de beschikbare middelen.

De interne planning en control van de IND is een instrument waarmee de besturing van de decentrale diensten wordt ondersteund. Deze sturing vindt plaats met inachtneming van gegeven mandaten aan de decentrale manager, waarbij het IND-hoofdkantoor centraal stuurt op hoofdlijnen. Op basis van de ingediende jaarplannen worden de beoogde resultaten en de personele- en financiële kaders waarbinnen deze resultaten moeten worden behaald in de vorm van managementafspraken definitief vastgesteld. Verantwoording en decharge wordt verleend aan de hand van de periodieke rapportages en de op basis hiervan gevoerde besprekingen.

Verdere verbetering van het instrument van planning en control in de aansturing van de decentrale diensten is een continue proces. Door middel van onder meer gericht cursus aanbod en de introductie van de audit functie worden ontwikkelingen voortgezet tot het vergroten van de transparantie van de bedrijfsvoering en het verbeteren van de kwaliteit.

Binnen de IND vindt momenteel een heroverweging plaats van de tot op heden gehanteerde kostprijssystematiek. Omdat de IND sedert 1999 gefinancierd wordt op een behandelcapaciteit van 60 000 asielzoekers, is de gedachte ontstaan om bij de financiering een onderscheid te maken tussen capaciteitsgebonden kosten (voornamelijk personeelskosten en aan personeel gebonden apparaatskosten om een capaciteit op te bouwen of in stand te houden) en productiegebonden kosten. De productiegebonden kosten hebben een directe relatie met het aantal producten. Voorbeelden van productiegebonden kosten zijn o.a. de tolken, procesvertegenwoordiging en verwijderingen. In projectverband wordt hieraan nadere invulling gegeven. Na analyse en besluitvorming in 2001, zal deze systematiek met ingang van 2002 worden ingevoerd.

Meerjarige begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten (in NLG1000) van het agentschap IND
 realisatieverm. uitk. EURO    Codering
 19992000200120012002200320042005econ.funct.
Baten          
– opbrengsten departement479 052616 029553 083250 978547 587549 704549 905550 00533,2
– opbrengsten derden          
• naturalisatie6 6846 0006 0002 7236 0006 0006 0006 00047E3,2
• leges toelating6 9675 60010 6004 81010 60010 60010 60010 600163,2
• overige3 7271 8601 8608441 8601 8601 8601 860163,2
– rente892        3,2
Totaal baten497 322629 489571 543259 355566 047568 164568 365568 465  
           
Lasten          
– personeel251 258282 190280 915127 474268 267268 137268 142268 142113,2
– materieel229 003283 718265 079120 288246 299248 141248 901255 179123,2
– subsidies10 82413 00013 0005 89913 00013 00013 00013 00043Z3,2
– afschrijvingen materieel21 16429 18136 09916 38137 25637 13636 37230 694523,2
– rente 1 4001 9508851 2251 7501 9501 450  
– buitengewone lasten7 379        3,2
Totaal lasten519 628609 489597 043270 926566 047568 164568 365568 465  
           
Saldo baten en lasten(22 306)20 000(25 500)(11 571)(0)(0)(0)(0)  

Toelichting op de begroting van baten en lasten

De opbrengst van het departement is voor 2001 gebaseerd op een instroom van 44 000 asielzoekers (N.B. vanaf 2002 e.v.j.: 42 000). Daarnaast is in de opbrengst rekening gehouden met een buffercapaciteit om onverwachte pieken in de instroom te kunnen opvangen. In totaliteit is de behandelcapaciteit afgestemd op 60 000 asielzoekers (structureel). Zolang de instroom hieronder blijft is er buffercapaciteit aanwezig en zal deze worden aangewend om de opgelopen achterstand weg te werken. Verder is rekening gehouden met de gevolgen van de implementatie van de nieuwe Vreemdelingenwet.

Het beschikbare budget voor de behandeling van reguliere verzoeken om toelating is gegeven het verwacht aantal verzoeken in 2001 en volgende jaren onvoldoende. Als gevolg hiervan ontstaat op de begroting van baten en lasten een tekort van f 25,5 miljoen. Door het inzetten van het batig saldo 2000 (f 20 miljoen) wordt een belangrijk deel hiervan teniet gedaan. Het restant: te weten f 5,5 miljoen, zal worden betrokken bij het totale uitvoeringsbeeld van Justitie. Bij voorjaarsnota 2001 zal hiervoor het kader van de IND worden verhoogd.

Baten

Opbrengsten departement

De post opbrengsten departement betreft de bijdrage van het kerndepartement aan het agentschap IND. Uitvoering van de kerntaak van de IND betekent het tegen productprijzen behandelen van een gedifferentieerd aanbod van asiel-, naturalisatie- en reguliere verzoeken om toelating alsmede visaverstrekkingen. In de jaarafspraken tussen het departement en de IND worden onder meer afspraken gemaakt over door de IND te leveren producten en de bijdrage van het departement.

Voor een nadere toelichting en specificatie van deze post wordt verwezen naar de tekst bij wetsartikel 1 (artikel 07.01 bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst) onderdeel «Nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties».

Opbrengsten derden

De opbrengsten derden bestaan uit de opbrengsten uit naturalisatie, leges voor toelating visa en overige opbrengsten. In de laatste categorie gaat het vooral om personeelsgebonden inhoudingen zoals bijdrage ouderschapsverlof en kinderopvang alsmede ontvangen kortingen van leveranciers. Deze ontvangsten hebben een directe relatie met de uitgaven.

Rente

Over een positief saldo op de rekening-courant met het ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven (baten), bij een negatief saldo wordt rente in rekening gebracht (lasten). Per saldo wordt verwacht dat er geen rente baten zullen ontstaan.

Lasten

Personele kosten

Bij de raming van de personele kosten is in vergelijking met de personele uitgaven rekening gehouden met structureel overlopende posten (d.w.z. prestatie en feitelijke kasuitgave vallen niet in hetzelfde boekjaar maar in verschillende jaren). Hieronder vallen de sociale lasten, vakantiegeld en interimuitkering. De opbouw van deze posten loopt niet synchroon met het boekjaar. De toename van de personele lasten ten opzichte van de realisatie 1999 wordt vooral veroorzaakt door de groei van de organisatie als gevolg van capaciteitsuitbreiding (o.a. het aanmeldcentrum Ter Apel en de afdeling procesvertegenwoordiging) en de doorwerking van de loonbijstelling.

Materiële kosten

Deze post bevat alle reguliere exploitatiekosten van de IND. Deze hebben onder meer betrekking op de automatisering, huisvesting en de personeelsgebonden materiële kosten. Daarnaast zijn eveneens de kosten opgenomen voor de exploitatie van de 4 aanmeldcentra Zevenaar, Rijsbergen, Schiphol en Ter Apel.

Voor inzicht in de nadere verdeling en ontwikkeling van de realisatie en raming van de personele – en de materiële kosten alsmede de aantallen fte's, zoals deze worden onderscheiden binnen de categorieën, wordt verwezen naar het overzicht «personele- en materiële kengetallen naar categorie».

Subsidies

Deze post bevat de bijdrage in het kader van de Terugkeerregeling IOM en de bijdrage aan de politie-organisatie in het kader van de koppeling decentrale vreemdelingen administratie en de gemeentelijke basisadministratie. De maximale bijdrage aan genoemde organisaties bedragen respectievelijk f 11,5 miljoen en f 1,5 miljoen.

Rente

Als gevolg van het gewijzigde beleid van het ministerie van Financiën inzake de financiering van agentschappen is het (met ingang van 2000) niet meer mogelijk om een bestemmingsreserve (bedoeld voor het doen van (vervangings)investeringen) te vormen. Hiervoor in de plaats is de leenfaciliteit, waaruit de eventueel benodigde middelen ten behoeve van (vervangings)investeringen van het ministerie van Financiën kunnen worden geleend. De in dit kader te betalen rente wordt zichtbaar op de staat van baten en lasten en verdisconteerd in de kostprijs. De opgenomen reeks betreft de te betalen rente uit hoofde van het beroep op de leenfaciliteit.

Afschrijvingen

Inventarisatie van de vaste activa heeft geresulteerd in deze reeks van afschrijvingen voor 2001 en volgende jaren. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en op basis van de geschatte levensduur rekening houdend met een eventuele restwaarde. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn de volgende:

grondniet afschrijven
gebouwen30 jaar
verbouwingen 5 jaar
inventaris en installaties 5 jaar
computer hard- en software 4 jaar
vervoermiddelen 4 jaar

Buitengewone lasten

De post buitengewone lasten heeft betrekking op lasten die, in tegenstelling tot gewone lasten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. restwaarde van een activum bij de teloorgang daarvan). Er worden de komende jaren geen buitengewone lasten voorzien.

Toelichting op de staat van kapitaaluitgaven en -ontvangsten (in NLG1000)/het kasstroomoverzicht van het agentschap IND
   EURO    Codering
 19992000200120012002200320042005econ.funct.
Rekening courant RHB per 1 januari110 35584 42643 74619 85131 58831 58831 58831 588  
           
Totaal operationele kasstroom16 06959 77823 94110 86437 25637 13636 37230 694  
           
-/- totaal investeringen– 56 998– 56 177– 21 136– 9 591– 27 675– 41 998– 36 177– 21 136173,2
+ totaal boekwaarde desinvesteringen          
Totaal investeringskasstroom– 56 998– 56 177– 21 136– 9 591– 27 675– 41 998– 36 177– 21 136  
           
-/- eenm. uitkeringen aan moederdepartement – 71 277      33,2
+ eenm. uitkeringen door moederdepartement15 000       83,2
-/- aflossing op leningen – 29 181– 36 099– 16 381– 37 256– 37 136– 36 372– 30 694773,2
+ beroep op leenfaciliteit 56 17721 1369 59127 67541 99836 17721 13683,2
Totaal financieringskasstroom15 000– 44 281– 14 963– 6 790– 9 5814 862– 195– 9 558  
           
Rekening courant per 31 december84 42643 74631 58814 33431 58831 58831 58831 588  

Toelichting op het overzicht

Per 1 januari 2000 is een verandering doorgevoerd in de wijze van financiering van agentschappen. Voor de IND betekent dit dat een belangrijk deel van het eigen vermogen is omgezet in een langlopende lening. Het betreft een bedrag van f 71,3 miljoen Dit bedrag komt overeen met de boekwaarde van de vaste activa op 31 december 1999. De lening wordt aangegaan met het ministerie van Financiën.

De daling in de rekening courant wordt naast genoemde omzetting (in 2000) tevens verklaard door het verwacht nadelig saldo (2001) op de begroting van baten en lasten.

De investeringskasstroom wordt bepaald door de geraamde (vervangings)investeringen. De daling/fluctuatie van de meerjarenreeks wordt verklaard door het incidentele karakter van de uitgaven voor eerste inrichting bij capaciteitsuitbreidingen. De opgenomen reeks heeft vooral betrekking op de vervanging van automatiseringsapparatuur aangevuld met investeringen voor gebouwlijke voorzieningen, meubilair en overige kapitaalgoederen. Voor 2000 wordt het beroep op de leenfaciliteit vooral verklaard door de uitbreiding met een 4e aanmeldcentrum in Ter Apel.

Kengetallen

Overzicht personele- en materiële kengetallen naar categorie
 realisatie 1999verm. uitk. 200020012002200320042005
Ambtelijk personeel       
– ultimo bezetting (in aantal fte)*2 7133 1163 2883 1383 1383 1383 138
– begrotingsbeslag (f 1 000,–)218 170252 536268 415256 337256 207256 212256 212
        
– aantal niet-actief regulier personeel (fte's)27303030303030
– begrotingsbeslag (f 1 000,–)2 0892 6882 8002 6752 6752 6752 675
Overig personeel (x f 1 000,–)       
– niet-regulier411753750715715715715
– uitzendkrachten20 23817 500pmpmpmpmpm
– opleiding en vorming9 0877 0137 2506 9206 9206 9206 920
Post-actief personeel       
– begrotingsbeslag (f 1 000,–)1 2631 7001 7001 6201 6201 6201 620
Sub-totaal personele kosten251 258282 190280 915268 267268 137268 142268 142
        
Materieel (x f 1 000,–)       
programmakosten:       
– tolken33 00237 75034 75033 75033 75033 75033 750
– procesvertegenwoordiging15 63318 15015 55015 00015 00015 00015 000
– verwijderingen17 25016 70017 00016 00016 00016 00016 000
– proceskosten7 4248 6108 0007 2507 2507 2507 250
– operationele kosten opvang6 57912 02012 02011 50011 50011 50011 500
aanmeldcentra       
apparaatskosten:       
– huisvesting47 34463 09563 09563 09563 09563 09563 095
– automatisering39 59844 50044 00042 50042 50042 50042 500
– overige exploitatie62 17382 89370 66457 20459 04659 80666 084
Subsidies (x f 1 000,–)10 82413 00013 00013 00013 00013 00013 000
Sub-totaal materiele kosten/subsidies239 827296 718278 079259 299261 141261 901268 179
        
Totaal491 085578 908558 994527 566529 278530 043536 321

* De gemiddelde bezetting in 1999 bedroeg 2 422 fte. Op grond van de vermoedelijke uitkomsten komt de gemiddelde bezetting in 2000 uit op circa 2 900 fte. Daarnaast wordt rekening gehouden met circa 250 uitzendkrachten.

Toelichting

Bovenstaand overzicht geeft een nadere specificatie van de – in het overzicht meerjarige begroting van baten en lasten (zie blz. 2) – opgenomen reeks voor personeel en materieel. Ten opzichte van 1999 nemen de lasten onder meer toe door de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet, de kosten in verband met het AMA-botonderzoek, het gewijzigde doorstroompercentage regulier en de kosten van DNA-onderzoek bij gezinshereniging.

Uitsplitsing van de kostencategorieën naar de verschillende activiteiten (asiel, regulier, visa, naturalisatie en terugkeer) is (nog) niet mogelijk. Op basis van een thans lopend project v.w.b. de kostprijssystematiek zal dit op termijn wel mogelijk zijn. In onderstaand overzicht is een p x q berekening gemaakt op basis van de totale kosten.

Volume- en prijsindicatoren per activiteit (lasten)

Volume- en prijsindicatoren per activiteit
 realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000ontwerp-begroting 2001
 prijs(x f 1,–)volumebedrag(x 1 mln.)prijs(x f 1,–)Volumebedrag(x 1 mln.)prijs(x 1 mln.)volumebedrag(x f 1,–)
asiel (totaal)  281,1  377,6  397,2
– aanmeldcentra1 58537 92160,11 51760 00091,01 51760 00091,0
– gehoor1 59546 17873,71 51648 00072,81 85051 00094,4
– beslissing1 47050 68274,51 58948 00076,32 13751 000109,0
– herziening en bezwaar1 97519 71538,91 86836 00067,21 868pm0,0
– beroep1 46010 06614,71 38216 20022,41 44730 00043,4
– voorlopige voorziening1 3707 67410,51 29413 05016,91 2942200028,5
– hoger beroep      1 38219 00026,3
– overige kosten  8,7  31,0  4,7
regulier (totaal)  118,7  132,9  119,7
– eerste aanleg88558 27151,682770 00057,982760 00049,6
– bezwaar1 73021 47637,21 60525 00040,11 60521 50034,5
– beroep2 2557 18616,21 9078 70016,61 9079 00017,2
– voorlopige voorziening1 8107 60613,81 6059 40015,11 6059 50015,2
– overige kosten 3,23,2      
visa19529 4005,818529 0005,418529 0005,4
naturalisatie35544 95916,033145 00014,933145 00014,9
terugkeer63569 20744,059353 00031,459353 00031,4
conservatoire maatregelen1 3409 53512,81 3799 50013,11 3799 50013,1
overig  12,9  25,9  25,9

Toelichting

Productprijzen

De basis voor de productprijzen 2001 wordt gevormd door de prijzen zoals opgenomen in de begroting 2000 die gebaseerd waren op de nacalculatorische prijs 1998. De nacalculatorische prijzen 1999 die (voor vrijwel alle producten) hoger liggen dan de nacalculatorische prijzen 1998 worden in afwachting van een nieuw te ontwikkelen kostprijsmethodiek niet als basis gehanteerd voor de opstelling van de begroting 2001.

Voor 2001 is in de prijs per activiteit rekening gehouden met een aantal kostprijsverhogende elementen waarover overeenstemming heeft plaatsgevonden (o.a. aanpassing loon- en prijspeil 2000).

De kosten voor o.a. subsidies alsmede een aantal overige activiteiten (totaal f 25,9 miljoen) zijn (nog) niet in de berekening van de productprijzen opgenomen. Deze zijn opgenomen onder de post «overig». Daarnaast zijn de kosten voor de implementatie nieuwe vreemdelingenwet (f 26,3 miljoen) alsmede de kosten voor het botonderzoek (f 4,7 miljoen) en DNA-onderzoek (f 3,2 miljoen) vooralsnog als overige kosten bij de betreffende activiteit opgenomen.

Volume- en prijsindicatoren per activiteit (baten)

Volume- en prijsindicatoren per activiteit
 realisatie 1999Vermoedelijke uitkomsten 2000ontwerp-begroting 2001
 prijs(x f 1,–)volumebedrag(x 1 mln.)prijs(x f 1,–)Volumebedrag(x 1 mln.)prijs(x 1 mln.)volumebedrag(x f 1,–)
leges aanvragen om toelating10268 2646,910056 0005,618956 00010,6
Naturalisatie16740 0046,720030 0006,020030 0006,0
Diversen  3,8  1,9  1,9
   17,4  13,5  18,5

Toelichting

Leges

In bovenstaand overzicht is rekening gehouden met een verhoging van het tarief voor leges toelating met in totaal f 5 miljoen. Eind 2000/begin 2001 zal een thans lopend onderzoek naar de mogelijkheid om tot een grotere kostendekkendheid van de huidige tarieven te komen worden afgerond.

Naturalisatie

Ten opzichte van de ingediende raming van het aantal naturalisatieverzoeken (45 000) komen circa 30 000 verzoeken tot daadwerkelijke betaling. Volgens ervaringscijfers wordt circa 1/3 deel buiten behandeling gesteld wegens niet betalen.

02 AGENTSCHAP DIENST JUSTITIELE INRICHTINGEN (DJI)

De Dienst Justitiële Inrichtingen levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen en door de aan onze zorg toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk bestaan op te bouwen. Met het voldoen aan deze opdracht draagt de DJI bij aan de veiligheid van de samenleving.

In begrotingstechnische zin worden onderscheiden:

• penitentiare inrichtingen, inclusief de vreemdelingenbewaring en strafrechtelijke opvang verslaafden;

• de justitiële jeugdinrichtingen;

• de justitiële TBS-inrichtingen;

• de Landelijke diensten;

• het hoofdkantoor DJI.

Globaal de helft van de justitiële jeugd- en TBS-capaciteit bestaat uit plaatsen in particuliere inrichtingen. Financiering van deze inrichtingen geschiedt door middel van (volledige) subsidiëring.

De grondslag van het wetsartikel

De wettelijke grondslag voor de verplichtingen vloeit in het bijzonder voort uit het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet, de Wet op de jeugdhulpverlening, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, alsmede het Burgerlijk Wetboek (3e afdeling van titel 14 van boek I) en de Vreemdelingenwet (artt. 7a en 26, eerste lid) en de bij voornoemde wetten behorende besluiten. Naar verwachting zal de nieuwe Vreemdelingenwet met de daarbij behorende besluiten zo mogelijk per 1 april 2001, doch uiterlijk op 1 juli 2001 in werking treden. De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen treedt naar verwachting in het voorjaar 2001 in werking. Het wetsvoorstel Strafrechtelijke opvang verslaafden werd in 1998 aan de Tweede Kamer toegezonden en zal naar verwachting nog in 2000 in werking kunnen treden.

De kosten van de verpleging van ter beschikking gestelden komen ten laste van de Justitiebegroting op grond van artikel 37e van het Wetboek van Strafrecht. Dit is deels nader uitgewerkt in artikel 79 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.

De formele grondslag voor de subsidiëring van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen is te vinden in artikel 65 van de Wet op de jeugdhulpverlening en artikel 77 ff van het Wetboek van Strafrecht. In het Subsidiebesluit Justitiële jeugdinrichtingen is deze subsidiëring nader uitgewerkt, met inachtneming van het bepaalde in de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht.

Besturingsrelatie en kwaliteitsborging

De DJI is als agentschap een intern verzelfstandigde dienst van het ministerie van Justitie. Aansturing – vanuit het kerndepartement – vindt plaats op basis van managementafspraken. Verantwoording over de bereikte resultaten en over de inzet van middelen vindt achteraf en gestructureerd plaats door middel van periodieke rapportages en besprekingen. Deze rapportages zijn er op gericht inzicht te geven in de door de DJI behaalde resultaten op het niveau van prestatie-indicatoren of kengetallen op de resultaatgebieden van het INK (Instituut Nederlandse Kwaliteit) o.a. betreffende de ontwikkeling van de beschikbare capaciteit en de desbetreffende bestemming, de bezettingsgraad, het aantal ontvluchtingen vanuit gesloten inrichtingen, het aantal onttrekkingen aan detentie of behandeling anders dan door vlucht, en vanzelfsprekend de ontwikkeling van de kostprijs per productdifferentiatie, c.q. per productgroep.

In 1999 is de DJI een traject «Herontwerp Besturing» gestart om te komen tot versterking van de besturingsrelatie tussen hoofdkantoor en decentrale managers. In dit traject wordt uitgegaan van de voor DJI vastgestelde missie en visie, welke gehanteerd wordt om de besturingsfilosofie (met het INK-model als methodisch kader) te operationaliseren voor het planjaar 2002. De besturingsprincipes worden dan: «outputsturing, tenzij..», het primaat ligt bij «lijn»-managers en competentiemanagement.

In het kader van het «Herontwerp Besturing» is een tweetal onderdelen van de Landelijke diensten organisatorisch elders binnen de DJI ondergebracht. Zo is de Forensisch Psychiatrische Dienst toegevoegd aan de sector TBS en maakt de Dienst Individuele Beslissingen, verdeeld over de sectoren Gevangeniswezen, TBS en Justitiële jeugdinrichtingen, weer onderdeel uit van het hoofdkantoor van DJI. Over de organisatorische onderbrenging van de Dienst Geestelijke Verzorging wordt in 2001 een besluit genomen. Het besluit wordt gebaseerd op het nog uit te brengen rapport van de gezamenlijk door DJI en de Zendende Instanties bezette werkgroep «Besturing geestelijke verzorging». Het project ter normering van de producten van de Landelijke diensten is in 2000 afgerond. De komende jaren zullen van de resterende landelijke diensten de financieringsstromen worden omgelegd naar veelal de opdrachtgevers. Deze opdrachtgevers (veelal inrichtingen van DJI) krijgen een budget toegewezen (gerelateerd aan de omvang van de celcapaciteit) en kunnen vervolgens dienstverleningsovereenkomsten sluiten met de landelijke diensten. Om dit te bereiken is in 2000 een drie jaar durend veranderingstraject in gang gezet.

De interne planning en control van de DJI is een instrument waarmee de besturing van de DJI-inrichtingen en -diensten wordt ondersteund. Deze sturing vindt plaats met inachtneming van gegeven mandaten aan de decentrale manager, waarbij het hoofdkantoor DJI (centraal) stuurt op hoofdlijnen. Op basis van de ingediende jaarplannen worden de beoogde resultaten en de personele en financiële kaders waarbinnen deze resultaten moeten worden behaald in de vorm van jaarafspraken definitief vastgesteld. De interne planning en controlcyclus 2001 zal reeds gedeeltelijk in het kader van «outputsturing» worden gebracht door niet langer te werken met een toets op «procesinformatie». Verantwoording en decharge wordt verleend aan de hand van de jaarverslaglegging van de betrokken inrichtingen en diensten en de op basis hiervan gevoerde besprekingen. De departementale accountantsdienst (DAD) is per 2000 gereorganiseerd, waarbij een van de uitgangspunten is dat de Justitie-onderdelen een deel van de interne controlewerkzaamheden zelfstandig gaat uitvoeren. In dit kader worden in 2000 4 full-time krachten van de formatie van de DAD overgeheveld naar de formatie van het Hoofdkantoor. Daarnaast voert de DAD volgens planning tijdens de uitvoering en na afloop detail- en algemene controles uit en legt tenslotte jaarlijks haar bevindingen neer in een accountantsrapport. Over 1999 verkreeg het Agentschap DJI net als de voorgaande jaren (1996 t/m 1998) een goedkeurende accountantsverklaring.

Het zichtbaar maken van kosten en de toerekening van deze kosten aan producten kan bijdragen aan het doelmatiger aanwenden van middelen. Via het volgen van de kostenontwikkeling per productdifferentiatie in de tijd of het afzetten van die ontwikkeling tegen de kostenontwikkeling bij onderling vergelijkbare inrichtingen, wordt het bedrijfsproces transparanter.

In het begrotingsjaar 2001 worden bij de verschillende beleidsterreinen van het agentschap DJI ontwikkelingen voortgezet met betrekking tot het vergroten van de transparantie van de bedrijfsvoering en het verbeteren van de kwaliteit. De realisatie van de aanbevelingen uit het evaluatierapport «Verder bouwen aan verzelfstandiging» heeft reeds concrete resultaten opgeleverd. Een beleidskader is gerealiseerd, de productspecificaties zijn relatief uitontwikkeld en de normprijzen voor deze sector zijn daarmee gereed. Het INK-model is in beginsel breed ingevoerd en ex-ante uitvoeringstoetsen zijn uitgevoerd. Er loopt in 2000 een onderzoek naar de mogelijke voor- en nadelen van publiek private samenwerking (PPS) en een constructie van een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) voor DJI als geheel of sectoren binnen de DJI.

De verdere invoering van kwaliteitsmanagement en in het verlengde daarvan kwaliteitsborging binnen de inrichtingen van DJI worden vanaf 2001 in het kader van het Herontwerp Besturing DJI ondersteund door de zogenoemde sectorstaven, waarbij de invulling nog nader zal worden bepaald. Het kwaliteitsmanagement zal via het in te voeren model meerjarenbeleidsplan een structurele plaats krijgen en onderdeel uitmaken van de sturing op output. Voorts zullen ter ondersteuning van de decentrale procesvoering aan inrichtingen een aantal instrumenten voor de bedrijfsvoering worden aangereikt. Lopende initiatieven op het gebied van onder andere INK-arbeidstoeleiding en INK-opleiding voor middenkaderfunctionarissen zullen worden voortgezet.

Tegelijkertijd zullen, mede versterkt door de uitkomsten van het in 2000 lopende traject «outputsturing», meetinstrumenten worden ontwikkeld die (naast bestaande instrumenten als Detentie Klimaatschaal) de waardering van belanghebbenden in beeld brengen. De Detentieklimaatschaal meet het leefklimaat voor gedetineerden.

Het door de DJI gehanteerde instrument van planning en control voor de aansturing van het veld, is aan verandering onderhevig. De ontwikkeling van een model meerjarenbeleidsplan voor inrichtingen en diensten wordt eind 2000 afgerond in de vorm van een definitief «model» meerjarenbeleidsplan als een completerend onderdeel in de huidige P&C-cyclus. De trajecten om te komen tot verdere productspecificaties worden voortgezet in het kader van «outputsturing» en een in te stellen (centraal) «inspectie-orgaan».

Beleidsontwikkelingen DJI

Verbetering prognosesystematiek

In september 1999 zijn de capaciteitsprognoses voor de jaren 1999 tot en met 2003 beschikbaar gekomen. Voor het bepalen van de toekomstig benodigde capaciteit in de sector Gevangeniswezen is voor de tweede keer gebruik gemaakt van het zogenaamde Jukebox-1 model. In dit model wordt de behoefte aan celcapaciteit mede gerelateerd aan factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van de (geregistreerde) criminaliteit, zoals demografische, sociale en sociaal-economische factoren en aan factoren die onder de invloedssfeer van het strafrechtelijk apparaat vallen (zoals pakkans, strafkans, strafmaat en straftoemeting). Voor de sector Justitiële jeugdinrichtingen wordt een soortgelijk model ontwikkeld dat naar verwachting in 2001 zal worden getoetst door een externe instantie. De capaciteitsprognoses in de jeugdsector zijn dan ook nog op de «oude wijze» dat wil zeggen uitgaande van trendmatige ontwikkelingen in het opleggen (en beëindigen) van de betreffende straffen en maatregelen – uitgevoerd. Hetzelfde geldt rekening houdend met de ontwikkelingen in de intramurale verblijfsduur– voor de sector TBS.

In het voorjaar 2001 zullen nieuwe prognoses aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Masterplan DJI

Het masterplan DJI is een geïntegreerd plan voor invulling van de ombuigingstaakstelling van de DJI en de inzet van de intensiveringsmiddelen, die beide voortvloeien uit het Regeerakkoord 1998–2002, alsmede de herschikking van sanctiecapaciteit op basis van de in het najaar 1999 opgestelde behoefteprognoses. Het concept van het masterplan DJI is bij schrijven van 4 mei 2000 (TK 24 587/48) nader toegelicht en aan de Tweede Kamer aangeboden. Voorafgaande aan de behandeling van de ontwerpbegroting 2001 van Justitie zal in het najaar 2000 over het masterplan met de Tweede Kamer worden gedebatteerd. In de memorie van toelichting bij deze begroting is het masterplan DJI beleidsinhoudelijk samengevat. In het navolgende worden per onderdeel van het masterplan DJI de capacitaire en financiële uitkomsten samengevat.

De invulling van de taakstelling uit het Regeerakkoord van f 115 miljoen

Het in het masterplan DJI opgenomen pakket aan maatregelen ziet enerzijds op een verdere versobering en efficiencyverbetering en anderzijds op een beperking van de capaciteitsbehoefte. De belangrijkste elementen zijn:

– versobering van het standaard regime, waarbij de effecten hiervan worden gematigd door een strakkere organisatie van het activiteitenaanbod;

– efficiencyverbetering door onder meer het toespitsen van de arbeidsvoorwaarden op de sector, door een andere organisatie van de huisvesting, en door het anders organiseren van DJI;

– beperking van de capaciteitsbehoefte in het bijzonder door alternatieve maatregelen voor het opvangen van piekaanbod aan gedetineerden.

De maatregelen sorteren vanaf 2003 het gewenste, volledige financiële effect.

Hieronder volgt een opgave van het pakket aan maatregelen op hoofdlijnen:

Overzicht invulling taakstelling f 115 miljoen – financieel
(bedragen x f 1 miljoen)200020012002200320042005
Netto-effect efficiency & versoberingsmaatregelen41935475867
Netto-effect volumebeperkende maatregelen225270686868
Totaal netto-effect2671105115126135
Kasschuif t.b.v. intertemporele compensatie1 410 – 10– 4
Compensatie uit exploitatiereserve 200024     
Bijdrage ter financiering capaciteitsbijstellingen    – 1– 16
Taakstelling f 115 miljoen5075115115115115

1 Het betreft hier een begrotingstechnische correctie wegens het niet gelijk oplopen van de toename van de opbrengsten en de toename van de bezuinigingstaakstelling.

Het capacitaire effect van de voorgenomen volumebeperkende maatregelen komt (in equivalenten detentiejaren) tot uitdrukking in de volgende tabel.

Overzicht capacitair effect volumebeperkende maatregelen invulling f 115 miljoen
(in equivalenten detentiejaren)200020012002200320042005
Maatregelen opvangen piekaanbod gedetineerden300430430430430430
Elektronisch toezicht bij korte vrijheidsstraffen150150300300300300
Verlenging duur penitentiaire programma's103050505050
Illegale/ongewenste vreemdeling na deel straf uitzetten102035353535
Afname TBS-passanten door maatregel IBO TBS  20406075
Totaal reductie capaciteitsbehoefte370630835855875890

1 Aangezien dit beleidsvoornemen inmiddels is gekoppeld aan de herziening van het sanctiestelsel, zal de noodzakelijke wettelijke aanpassing langer op zich laten wachten. Daardoor zullen de financiële en capacitaire effecten van deze maatregelen pas later in de tijd worden bereikt. In de tussentijd zullen tijdelijke, compenserende maatregelen worden getroffen om deze effecten op te vangen.

De in bovenstaande tabel opgenomen eerste 3 maatregelen leiden door substitutie van gevangenisstraf tot een beperking van de behoefte aan celruimte. De laatste 2 maatregelen leiden direct tot een lagere behoefte aan celcapaciteit.

Capacitaire maatregelen op basis van de uitkomsten van de prognose najaar 1999 betreffende de capaciteitsbehoefte Gevangeniswezen, TBS- en jeugdinrichtingen

Bij het treffen van maatregelen om – op basis van de uitkomsten van de prognoses najaar 1999 betreffende de capaciteitsbehoefte – het overschot bij het gevangeniswezen te reduceren en de capaciteitstekorten bij de TBS- en jeugdinrichtingen terug te dringen, is de planninghorizon gesteld op ultimo 2001. Deze keuze is mede ingegeven door de met de jaren toenemende onzekerheidsmarges en desbetreffende risico's in de prognoses. Daarnaast is deze begrenzing gesteld omdat in het voorjaar 2001 over nieuwe prognose-uitkomsten wordt beschikt. Tenslotte gold als budgettaire beperking dat met de meeropbrengsten (boven de besparingen uit hoofde van de invulling van de taakstelling van f 115 miljoen) de extra capaciteitsuitbreidingen in de TBS en Jeugdsector op budgettair neutrale wijze dienden te worden gefinancierd.

Maatregelenbeperking capaciteitsoverschot Gevangeniswezen

De in het najaar 1999 opgestelde prognoses laten een overschot aan gevangeniscapaciteit zien van 1 095 plaatsen in 2000 en 1 005 plaatsen in 2001. Dit overschot kwam bovenop de capaciteitsreducties die voortvloeiden uit de ombuigingstaakstelling van f 115 miljoen, te weten 370 plaatsen in 2000 en 630 plaatsen in 2001. Voor het jaar 2001 komt dit gesaldeerd neer op een reductie van de gevangeniscapaciteit met 1 600 plaatsen.

Meerjarig overzicht van omvang capaciteitsoverschot en -reducties Gevangeniswezen
(in capaciteitseenheden)2000200120022003
Overschot o.b.v. prognose cap.behoefte1 0951 005715525
Volume-effecten taakstelling f 115 miljoen370630835855
Overschot brieven TK 30-9-1999 en 7-4-20001 4651 6351 5501 380
Correctie VN-bewaring (afgerond)1– 35– 35– 35– 35
Overschot stand masterplan brief TK 4-5-20001 4301 6001 5151 345
Maatregelen masterplan– 1 443– 1 537– 1 529– 1 473
Saldo na maatregelen masterplan– 1363– 14– 128

1 De VN-capaciteit maakt geen onderdeel uit van de behoefteprognose en dient derhalve gecorrigeerd te worden op de stand van de beschikbare capaciteit als opgenomen in de brief d.d. 30-9-1999.

De maatregelen ter reductie van het capaciteitsoverschot bij het Gevangeniswezen zijn nader toegelicht in het masterplan DJI. In de volgende tabel worden de maatregelen samengevat:

Overzicht maatregelen ter beperking capaciteitsoverschot Gevangeniswezen
(in capaciteitseenheden)2000200120022003 e.v.
Herbestemming tot jeugdcapaciteit– 202– 202– 202– 202
Capaciteitsreductie– 634– 769– 750– 694
Beperken verblijf arrestanten op politiebureaus– 250– 250– 250– 250
Beperken capaciteitsmarge– 340– 340– 340– 340
Actualisering raming TBS-passanten– 5059  
Temporiseren uitvoering masterplan68   
Overige bijstellingen– 35– 351313
Totaal maatregelen– 1 443– 1 537– 1 529– 1 473

Maatregelen beperking capaciteitstekorten TBS

Door inzet van een deel van de besparingen die voortvloeien uit capaciteitsreductie van het Gevangeniswezen wordt een structurele, extra capaciteitsuitbreiding van 15 plaatsen gerealiseerd. Deze plaatsen komen reeds in 2000 ter beschikking door bouwkundige aanpassing van een bestaand pand van een particuliere inrichting.

In het masterplan DJI is aangegeven waarom het niet mogelijk is capaciteit van het Gevangeniswezen, anders dan door het verlengen van de tijdelijke herbestemming tot TBS-capaciteit van De Singel te Amsterdam, te herbestemmen tot TBS-capaciteit

Meerjarig overzicht van voorgenomen maatregelen ter beperking capaciteitstekort van de TBS-sector
(in capaciteitseenheden)2000200120022003
Capaciteitstekort stand masterplan brief TK 4-5-2000– 95– 210– 240– 300
Maatregelen masterplan:    
– financiering uit besparingen Gevangeniswezen15151515
– primaire intensiveringen Regeerakkoord45105160160
– extra uitbreidingen Regeerakkoord353535 
– vervroeging Regeerakkoorduitbreiding 2002 55  
Capaciteitstekort na maatregelen masterplan00– 30– 125

De uitbreidingen uit hoofde van het Regeerakkoord 1998–2002 worden hieronder – na maatregelen betreffende beperking tekorten capaciteit jeugdinrichtingen – afzonderlijk beschreven. Zoals hiervoor geschreven worden in het voorjaar 2001 nieuwe prognoses van de capaciteitsbehoeften opgesteld. Aan de hand van de uitkomsten zullen in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2002 nadere maatregelen worden voorgesteld ter beperking van de alsdan mogelijkerwijs bijgestelde tekortreeksen.

Maatregelen beperking capaciteitstekorten Jeugd

Door herbestemming van een deel van het capaciteitsoverschot van het Gevangeniswezen wordt een structurele capaciteitsuitbreiding van 205 plaatsen in de rijks jeugdsector gerealiseerd. De voor de onderhavige uitbreiding in de jeugdsector benodigde exploitatiemiddelen worden gecompenseerd uit besparingen die voortvloeien uit de reductie van het capaciteitsoverschot van het Gevangeniswezen.

Meerjarig overzicht van voorgenomen maatregelen ter beperking capaciteitstekort van de justitiële jeugdinrichtingen
(in capaciteitseenheden)2000200120022003
Capaciteitstekort stand masterplan brief TK 4-5-2000– 305– 380– 610– 790
Maatregelen masterplan:    
– financiering uit besparingen Gevangeniswezen80205205205
– intensiveringen Regeerakkoord120175275275
– actualisering planning i.v.m. vertragingen– 115– 80  
Capaciteitstekort na maatregelen masterplan– 220– 80– 130– 310

De uitbreidingen uit hoofde van het Regeerakkoord 1998–2002 worden hieronder afzonderlijk beschreven. De uit de actualisering van de planning naar voren komende vertragingen worden veroorzaakt door voornamelijk langlopende procedures ter verkrijging van gemeentelijke (bouw-)vergunningen, provinciale bezwarenprocedures, bestrijding asbestproblematiek en vertraging aanbesteding nieuwbouwprojecten). Medio 2000 is door de DJI een Task Force ingesteld, die nader zal bezien of er nog mogelijkheden zijn om aanvullende noodmaatregelen te treffen ter beperking van het voorziene tekort voor 2000 en 2001. In het najaar 2000 wordt de Tweede Kamer over de resultaten van de Task Force nader geinformeerd.

Aan de hand van de in het voorjaar 2001 beschikbare prognoses van de capaciteitsbehoeften zullen in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2002 nadere maatregelen worden voorgesteld ter beperking van de per 2002 resterende tekorten.

Aanvullende noodmaatregelen ter beperking capaciteitsnood Jeugd

Uit hoofde van het amendement van de kamerleden Kalsbeek en Dittrich (TK 27 103, nr. 4) is het bijdrage-artikel van de DJI voor het jaar 2000 incidenteel met f 15 miljoen verhoogd. Met de toewijzing van deze middelen wordt beoogd de capaciteitstekorten voor de korte termijn middels het treffen van aanvullende noodmaatregelen te verkleinen. Hierboven is aangekondigd dat de Task Force in het najaar 2000 de Tweede Kamer over de uitvoering van haar opdracht zal informeren. Bij die gelegenheid zal ook worden aangegeven op welke wijze de onderhavige middelen worden ingezet.

Toepassing scholing- en trainingsprogramma's (STP's)

In de nieuwe Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen worden STP's gedefinieerd als een samenstel van activiteiten waaraan door jeugdigen ter verdere tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in aansluiting op hun verblijf in een inrichting wordt deelgenomen. Tevens wordt een wettelijke regeling getroffen voor het verlenen van proefverlof. In de prognoses van de capaciteitsbehoefte van september 1999 is er rekening mee gehouden dat de invoering van STP ultimo 2001 een substitutie-effect voor vrijheidsbenemende straffen heeft dat gelijk is aan een equivalent van 124 detentiejaren. De financiering per 2001 van de STP's zal – mede aan de hand van de uitkomsten van de in 2001 verwachte prognoses van de capaciteitsbehoefte – worden betrokken bij de begrotingsvoorbereiding 2002.

In de onderstaande tabel komt de met de hierboven beschreven capaciteitsbijstellingen gemoeide herschikking van financiële middelen tot uitdrukking. De uitkomsten laten zien dat in de beginjaren de besparingen uit de capaciteitsreductie van het Gevangeniswezen voldoende zijn om:

• de kosten van herbestemming capaciteit GW, flankerend beleid etc. te compenseren;

• de kosten van de hierboven aangegeven uitbreidingen in de TBS- en jeugdsector te compenseren;

• door toepassing van een kasschuif een bijdrage te leveren aan de financiering van de onderhavige uitbreidingen.

Per 2004 zijn de meeropbrengsten uit de taakstelling van f 115 miljoen nodig om de financiering van de capaciteitsuitbreidingen structureel binnen de kaders van de DJI te compenseren.

Overzicht financiering kosten herbestemming van capaciteit Gevangeniswezen tot jeugdcapaciteit en extra uitbreiding TBS-capaciteit
(bedragen x f 1 miljoen)200020012002200320042005
Besparingen capaciteitsreductie Gev.wezen745436343434
Kosten:      
– herbestemmingen, etc. Gevangeniswezen– 21– 21– 20– 4– 2– 1
– uitbreiding TBS (15 plaatsen)– 2– 3– 3– 3– 3– 3
– uitbreiding Jeugd (205 plaatsen)– 5– 24– 42– 42– 42– 42
Totaal saldo besparingen minus kosten466– 29– 15– 13– 12
Compensatie uit meeropbrengsten > f 115 miljoen    116
Toepassing kasschuif intertemp.compensatie– 46– 6291512– 4
Totaal budgettair neutrale financiering000000

Invulling capaciteitsuitbreidingen Regeerakkoord

In het onderstaande wordt per beleidsterrein aangegeven hoe de in het Regeerakkoord 1998–2002 opgenomen extra middelen voor de uitbreiding van de capaciteit van de justitiële inrichtingen (f 170 miljoen, later bij Miljoenennota 2000 neerwaarts bijgesteld naar f 150 miljoen) worden ingezet. In de tabel is ook de omvang van de kosten van de vervroeging naar 2001 van de voor 2002 geraamde capaciteitsuitbreiding TBS opgenomen.

Overzicht inzet middelen Regeerakkoord 1998–2002
(bedragen x f 1 miljoen)20002001200220032004
Herbestemmingkosten Gevangeniswezen341099
Capaciteitsuitbreidingen TBS (160 pl.)3958696663
Capaciteitsuitbreidingen Jeugd (275 pl.)1832817674
Kasschuif tbv intertemporele compensatie– 143– 10– 14
Subtotaal inzet Regeerakkoordgelden4697150150150
Vervroeging uitbreiding TBS (55 pl.)617   
Totaal inzet Regeerakkoordgelden52114150150150

De in bovenstaande tabel opgenomen herbestemmingkosten Gevangeniswezen worden ingezet ter (mede-) financiering van de kosten die voortvloeien uit o.a. bouwkundige aanpassingen, benodigd om de binnen het Gevangeniswezen onderscheiden productdifferentiaties zo goed mogelijk af te stemmen op de arrondissementale behoefte. De meerjarige kasschuif is nodig om de bij het Regeerakkoord toebedeelde indicatieve geldreeks af te stemmen op de jaarlijkse financieringsbehoefte voor de uitvoering van de onderhavige capaciteitsuitbreidingen.

De met de in bovenstaande tabel opgenomen middelen te bereiken capaciteitsuitbreidingen zijn per beleidsterrein reeds weergegeven in de voorgaande «masterplan»-tabellen.

IBO – TBS

In de memorie van toelichting bij deze begroting zijn de beleidsinhoudelijke ontwikkelingen aangaande de IBO – TBS toegelicht. Voor zover de uitkomsten een financiële en/of capacitaire relatie hebben met de in het masterplan DJI opgenomen maatregelen volgt hieronder een nadere opgave.

Overzicht capacitaire en financiële uitkomsten IBO TBS in relatie tot invulling taakstelling f 115 miljoen
(bedragen x f 1,0 miljoen)200020012002200320042005
Capacitair effect: in capaciteitseenheden GW00– 20– 40– 60– 75
Capacitair effect: in geld (x f 1,0 miljoen)0,00,0– 2,1– 4,6– 6,7– 8,2
Taakstelling ombuigingsmaatregel:      
– vervallen selectiefunctie Meijers Instituut – 0,8– 1,8– 1,8– 1,8– 1,8
– verhogen capaciteit chronici   – 1,8– 1,8– 1,8
– bevorderen door- en uitstroom – 2,7– 3,6– 3,6– 3,6– 3,6
totaal besparingen bruto – 3,5– 5,4– 7,2– 7,2– 7,2
– meerkosten op peil brengen beveiliging 1,31,31,31,31,3
– meerkosten derdenrapportages 0,80,80,80,80,8
– meerkosten project en advies0,60,5    
– meerkosten expertisecentrum 0,40,90,90,90,9
Totaal taakstellende besparing0,6– 0,5– 2,4– 4,2– 4,2– 4,2

De bovenaangegeven capacitaire besparing oplopend tot 75 plaatsen in 2005 maakt als ombuigingsmaatregel deel uit van de invulling van de Regeerakkoordtaakstelling van f 115 miljoen Deze besparing wordt gerealiseerd door reductie van de capaciteit van het Gevangeniswezen.

Ramingbijstelling achterblijvende capaciteit Gevangeniswezen in 2000 (f 14 miljoen)

In de begroting 2000 is bij Voorjaarsnota 2000 rekening gehouden met een ramingbijstelling van f 14 miljoen Deze taakstelling anticipeert op een besparing die voortvloeit uit een verwachte lagere gemiddelde bezetting als gevolg van vertraging bij de uitvoering van lopende uitbreidingsprogramma's (betreffende vnl. SOV-plaatsen). De dekking van de taakstelling zal binnen het geheel van de productietaakstelling van de DJI tijdens de uitvoering 2000 nader worden bezien.

Inzet besparingen door vervroeging rechterlijke toetsing op vreemdelingenzaken

In de begroting 2000 is aangegeven dat door vervroeging van de rechterlijke toetsing op vreemdelingenzaken naar verwachting f 20 miljoen kan worden bespaard. Daarbij is aangegeven dat die besparing wordt ingezet ter compensatie van:

• de taakstelling van f 14 miljoen betreffende de toepassing van een sober regime op vreemdelingenbewaring. Deze taakstelling is niet uitvoerbaar gebleken;

• de als taakstelling ingeboekte besparing, te realiseren door een sober regime op een deel van de huis van bewaringplaatsen. Deze taakstelling leverde niet de aanvankelijk becijferde besparing van 18% op de personele kosten op, maar «slechts» 12%. Hierdoor treedt een structurele budgettaire problematiek van f 6 miljoen op.

In het voorjaar 2000 is door de IND een praktijkpilot gestart die inzicht zal moeten geven in de gevolgen van een vervroeging van een rechterlijke toets in zaken waarin vreemdelingenbewaring wordt toegepast. De contouren van de pilot zijn besproken met o.a. de rechtbanken, politie, Koninklijke Marchechaussee, advocatuur, regionale directies van de IND en met de DJI. De resultaten van de pilot worden medio 2000 verwacht. Naar verwachting zal de pilot bevestigen dat de capacitaire en financiele besparingen hoger uitvallen dan eerder geraamd. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de financiële besparingen alleen kunnen worden geïncasseerd indien dit leidt tot een lagere capaciteitsbehoefte dan waarin daarwerkelijk wordt voorzien en dit op enigerlei wijze – bovenop de reeds in het masterplan DJI opgevoerde maatregelen – leidt tot het buiten gebruik stellen van capaciteit. Alleen bij die omstandigheden vallen nu nog binnen de meerjarenraming van de DJI begrepen exploitatiemiddelen vrij.

Afhankelijk van de pilot-uitkomsten zullen de ten opzichte van de begroting 2000 geraamde hogere besparingen worden ingezet ter compensatie van de hogere kosten die voortvloeien uit de uitbreiding van de vreemdelingenkamers als gevolg van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet. Het navolgende overzicht geeft een indicatie van de te bereiken besparingen en de voorgestelde aanwending ervan.

Overzicht indicatieve ontwikkeling van de geraamde besparingen door vervroeging rechterlijke toetsing en de desbetreffende inzet
(bedragen x f 1,0 miljoen)2001200220032004 e.v.
Omvang besparingen ter compensatie van:    
– niet toepassen sober regime op vreemdelingen14,014,014,014,0
– tegenvallende besparing per plaats sober regime6,06,06,06,0
– uitbreiding vreemdelingenkamers4,28,87,66,5
– indicatieve reeks kosten vervroeging toetsing overige justitie-onderdelen14,112,412,412,4
Totaal te bereiken besparing38,341,240,038,9

Ontwikkeling capaciteit voor de strafrechtelijke opvang verslaafden (drangvariant SOV)

In Rotterdam bestaat sinds 1996 een experimentele Strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV), als voorloper van de wettelijke dwang-SOV. In afwachting van de wettelijke voorziening op basis van rechterlijke dwang, werkt het Rotterdamse experiment op basis van drang: drugsverslaafden die met justitie in aanraking komen, wordt de keuze geboden uit volledig uitzitten van de detentie dan wel participeren in een langdurig programma van anderhalf jaar, deels intra-, deels extramuraal, gericht op praktische resocialisatie.

Het drang-experiment werd opgezet als leerproject met als doelstellingen:

– het direct aanpakken van de overlast in Rotterdam (zonder te hoeven wachten op de wet SOV);

– methodiekontwikkeling ten behoeve van de dwang-SOV.

Na invoering van de wet SOV zouden het justitiepersoneel en de middelen overgaan naar de dwang-SOV in Hoogvliet en zou het experiment worden beëindigd. Voor wat betreft de beëindiging van het experiment is inmiddels het besef ontstaan dat binnen de regio Rotterdam – gelet op de omvang van de doelgroep en de differentiaties daarbinnen – behoefte is aan zowel een dwang-SOV als een drang-voorziening. In de ketenaanpak is een drang-voorziening – naast de dwang-SOV – een onmisbare schakel. De experimentele drangvoorziening wordt gedurende nog 3 jaar gefinancierd. De kosten (geraamd op circa f 6 miljoen per jaar) wordengedeeld: de rijksoverheid betaalt 2/3 deel (waarvan VWS f 1,5 miljoen en Justitie f 2,5 miljoen per jaar) en de gemeente Rotterdam 1/3 deel (f 2 miljoen). Met de continuering van de drangvoorziening wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie-Apostolou/Niederer (TK 26 023, nr. 16), aangenomen op 5 april 2000 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel SOV.

Voortzetting capaciteit voor de strafrechtelijke opvang verslaafden (dwangvariant SOV)

Op 11 april 2000 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel «Strafrechtelijke opvang verslaafden»; naar verwachting komt de behandeling in de Eerste Kamer in het najaar 2000 tot een afronding. De planning voor operationele invoering is er op afgestemd dat de SOV in het najaar 2000 een wettelijke bestaansgrond heeft.

Na aanvaarding door de Eerste Kamer zal volgens planning als eerste in november 2000 Hoogvliet (gemeente Rotterdam) starten. Amsterdam volgt in januari 2001 en Utrecht in combinatie met de G21 gemeenten (Den Bosch, Eindhoven, Maastricht, Heerlen, Arnhem en Nijmegen) in mei 2001. De G21 hebben in onderzoek waar de zogeheten half open fase voor SOV zal worden gesitueerd.

De gemeenten Den Haag en Heerlen hebben met de cofinanciering van SOV-intramuraal nog niet ingestemd. De realisatie van SOV-plaatsen ten behoeve van deze gemeenten is van deze medefinanciering afhankelijk. De medefinanciering betreft een gemeentelijke bijdrage van 25% van de investeringskosten (f 285 000,– per plaats). De overige gemeenten hebben hun bijdrage inmiddels toegezegd.

Penitentiaire programma's/elektronisch toezicht

Met de inwerkingtreding van de Penitentiaire beginselenwet per 1 januari 1999 werd het mogelijk penitentiaire programma's (PP's) toe te passen. Kenmerk voor een PP is het feit dat een veroordeelde zijn hoofdverblijfplaats niet meer in een penitentiaire inrichting heeft. Hij verblijft veelal gedurende avond, nacht en weekeinde thuis en neemt tijdens de overige uren deel aan een van tevoren voor hem vastgesteld samenstel van activiteiten. Het daarbij in voorkomende gevallen voorgeschreven elektronisch toezicht is in 1999 landelijk ingevoerd.

In de begroting 2000 is aangegeven dat in equivalenten detentiejaren 421 PP's zullen worden uitgevoerd. Op basis van de in september 1999 opgestelde behoefteprognoses is dit aantal met 46 teruggebracht tot 375. Ook in 1999 bleven de realisatiecijfers 176 achter bij het in de begroting 1999 geraamde aantal (gerealiseerd 192 ten opzichte van kader 368). De uitvoering in de eerste maanden van 2000 laten een gemiddeld aantal PP's zien van circa 150. De oorzaken van het achterblijven van de realisatiecijfers worden in 2000 nader geanalyseerd. Daartoe worden de volgende acties ondernomen:

• in 2000 worden de prognosecijfers nader bestudeerd om te komen tot een realistisch ambitieniveau voor de komende jaren;

• in de samenwerking tussen de partners, onder wie de reclassering, bestaat in de praktijk van de penitentiaire programma's nog een aantal knelpunten, die de lagere aantallen zouden kunnen verklaren. Om de afstemming tussen de betrokken ketenpartners te verbeteren en de landelijke PP-kaders regionaal uit te werken, zijn in de tweede helft van 1999 Regionale Overleggroepen Penitentiaire Programma's gestart;

• in 2000 is een dossieronderzoek gestart om meer inzicht te krijgen in de toepassing van selectiecriteria op grond waarvan bepaald wordt of een gedetineerde in aanmerking komt voor detentiefasering in het algemeen en PP in het bijzonder. Op grond van de uitkomsten van ditonderzoek zal meer inzicht ontstaan in het gewicht van de redenen waarom het aantal PP's feitelijk lager is dan was voorzien;

• indien de uitkomsten van het onderzoek daartoe aanleiding geven, zullen de uitvoeringsregelingen worden aangepast.

Mogelijk zullen de uitkomsten van het onderzoek naar de oorzaken van het achterblijven van de realisatiecijfers leiden tot een herbevestiging van de, enigszins bijgestelde streefcijfers. Indien echter een neerwaartse bijstelling van de meerjarenraming PP's/ET noodzakelijk zal blijken, zal dit worden betrokken bij de capaciteitsplanning op basis van de nieuwe prognoses, die in het voorjaar 2001 wordt opgesteld. Zonodig worden bij de uitvoering van het masterplan DJI de voorziene capaciteitsreducties (bij de half open inrichtingen) getemporiseerd.

De in de begroting 2001 opgenomen raming van de ontwikkeling van het aantal PP's/ET's in equivalenten detentiejaren is als volgt:

Overzicht meerjarenraming penitentiair programma's/electronisch toezicht
In equivalenten detentiejaren (ultimo-aantallen)2000200120022003
Raming conform begroting DJI 2000421421421421
Daling o.b.v. behoefte prognose najaar 1999– 46– 46– 46– 46
Bijgestelde raming375375375375
Taakstelling f 115 miljoen masterplan DJI:    
– ET i.p.v. korte vrijheidsstraf50150300300
– ET bij piekaanbod gedetineerden38555555
– Verlenging PP van 0,5 tot 1 jaar10305050
Actuele raming ontwikkeling PP/ET443610780780

Intensivering Forensische Zorg

In 2000 is besloten de forensische zorg binnen de DJI-inrichtingen te intensiveren. De hoofdelementen van deze beleidsintensivering betreffen:

• Uitbreiding van de voorzieningen binnen het Gevangeniswezen om de medisch noodzakelijke zorg te kunnen bieden aan psychisch gestoorde gedetineerden;

• Uitbreiding van de voorzieningen voor overplaatsing van detentieongeschikte psychisch gestoorden, wanneer dit op basis van het protocol medisch noodzakelijke zorg geïndiceerd is;

• Beperking instroom en bevordering doorstroom van TBS-verpleegden, door opname in goedkopere GGZ-voorzieningen;

• Uitbreiding van de mogelijkheden voor op recidive vermindering gerichte behandeling tijdens detentie voor psychisch gestoorden en zedendelinquenten.

Ter financiering van deze beleidsmaatregelen zijn gelden aan zowel de Justitiebegroting als de begroting van het ministerie van VWS toegevoegd. Hieronder volgt een opgave van de aan de Justitiebegroting toegevoegde middelen en de desbetreffende doeleinden:

Overzicht inzet middelen Forensische Zorg (Justitie-aandeel
(bedragen x f 1,0 miljoen)20002001200220032004 e.v.
Omzetting capaciteit Gevangeniswezen11,817,117,117,117,1
Uitbreiding ambulante zorg in detentie0,03,93,83,63,4
Pro Justitia rapportages0,92,02,02,02,0
Justitiebrede overhead0,10,50,50,50,5
Sub-totaal Justitie-deel voor forensische zorg12,823,523,423,223,0
Inzet gelden forensische zorg voor nazorg1 1,51,61,82,0
Totaal Justitie-deel claimgelden forensische zorg 25,025,025,025,0

1 Deze gelden worden ingezet voor toezicht en begeleiding van TBS-ers en pedoseksuelen. De onderhavige gelden zullen nog worden overgeheveld naar de Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid van het ministerie van Justitie.

Omzetting capaciteit Gevangeniswezen ten behoeve van extra opvangplaatsen

De omzetting van capaciteit van het Gevangeniswezen heeft betrekking op de volgende aantallen en productdifferentiaties:

Overzicht omzetting capaciteit Gevangeniswezen ten behoeve van uitbreiding extra opvangplaatsen
 GeplandBeschikbaarUitbreiding
Individuele begeleidingsafdeling380– 265115
Forensische observatie en begeleidingsafdeling112– 6052
 492– 325167
Omzetting capaciteit:   
– Huis van bewaring  – 34
– Gevangenis  – 33
– Verslaafden begeleidingsafdeling  – 100
   – 167

Een deel van de gelden wordt ingezet voor een (beperkte) uitbreiding van het zorgniveau in het standaardregime (bijzondere zorgafdelingen).

Uitbreiding ambulante zorg in detentie

Van de voor de uitbreiding van de ambulante zorg op de Justitiebegroting geraamde middelen (f 3,4 miljoen) is structureel f 1,7 miljoen bestemd voor de uitbreiding van de justitiële Forensische Psychiatrische diensten (FPD) ten behoeve van de verhoging van de norm van 1 FPD-er op 192 gedetineerden naar 1 PFD-er op 170 gedetineerden.

De overige f 1,7 miljoen dient zowel ter financiering van de inzet van de psychiaters van de RIAGGS ten behoeve van ambulante zorg in detentie waarvoor de reiskosten en reistijd voor rekening van de DJI komen, als op de uitbreiding van de forensische poliklinieken. Op deze laatste post betaalt Justitie een toeslag op de kosten van intakes, groepsbehandelingen en huisbezoeken. De eigenlijke kosten van zowel de RIAGGS als de forensische poliklinieken komen voor rekening van het ministerie van VWS.

Justitie en VWS zijn voornemens te komen tot een nieuwe tariefstelling voor de forensische poli's waarin de huidige Justitietoeslagen zullen worden opgenomen. De reiskosten en reistijd bij ambulante zorg in detentie blijven voor rekening van Justitie.

Uitbreiding Pro Justitia-rapportages (PJ-rapportages) t.b.v. jeugdigen

De DJI heeft in samenspraak met gebruikers en opdrachtgevers (OM, Rechterlijke Macht, de Reclassering en de Raden voor de kinderbescherming) een professionele standaard ontwikkeld waaraan (ambulante) psychiatrie en psychologisch onderzoek en de daaruit voortvloeiende PJ-rapportage ten behoeve van het strafrecht moeten voldoen. Het huidige tarief dat door de rechtbank betaald wordt voor deze rapportages, is niet kostendekkend. Door de toevoeging van f 2 miljoen aan de Justitiebegroting zullen de rapportages betreffende jeugdigen, over wie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dient te worden gerapporteerd, aan de professionele standaardeisen kunnen voldoen.

Subsidies Europees Sociaal Fonds (ESF-subsidies)

In de afgelopen ESF-projectperiode 1994–1999 heeft het ESF bijgedragen in de uitvoeringskosten van programma's gericht op maatschappelijke integratie van gedetineerden na detentie. In het Gevangeniswezen en de jeugdsector tezamen draaien 35 projecten arbeidstoeleiding, met als doel het na detentie bemiddelen van (ex-)gedetineerden in een vaste baan. Hierbij worden instrumenten als scholing, begeleiding en werkervaring ingezet.

In 1999 hebben rond de 1 750 deelnemers op een dergelijke wijze de mogelijkheid gekregen om aan een nieuw bestaan na detentie te werken. De totale kosten lagen rond de f 20 miljoen en de gevraagde bijdrage aan het ESF over 1999 is f 8,6 miljoen. In september 2000 de definitieve afrekening over 1998 en 1999 plaats. Het streven van DJI is erop gericht om de bestaande afspraken in de nieuwe ESF-projectperiode 2000–2006 te continueren.Tevens onderzoekt DJI de mogelijkheden om vanuit het Communautaire Initiatief EQUAL aanvullende financiering te verwerven, gericht op innovatie van de huidige projecten. Wellicht zal dan ook arbeidstoeleiding in een TBS-setting kunnen worden ondersteund met Europese middelen.

Stelselwijziging Rijkshuisvesting

De Stelselwijziging Rijkshuisvesting is per 1999 doorgevoerd. In 1999 en 2000 zijn extra middelen (salderend tot structureel circa f 45 miljoen) ter compensatie van de kosten betreffende de oude gebouwenvoorraad aan de meerjarenraming van de DJI toegevoegd. Met deze extra middelen kan een klein deel van de verhoging van de gebruikersvergoeding worden gefinancierd. Deze verhoging is een gevolg van de omstandigheid dat een deel van de gebouwen en de installaties van de DJI op een acceptabel niveau moet worden gebracht.

Vervanging oude gebruikersinstallaties

Bij de invoering van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting is de vervanging van de vaste gebruikersinstallaties niet geregeld. Wel is in 1999 binnen de budgettaire kaders van de Rijksgebouwendienst een deel gecompartimenteerd voor de financiering van het reguliere onderhoud aan die installaties. Met het plegen van regulier onderhoud wordt evenwel niet voorkomen dat de installaties volgens bestaande levensduurverwachtingen op een gegeven moment dienen te worden vervangen. Hiervoor zijn binnen de DJI-meerjarenraming geen middelen beschikbaar. In het coördinerend overleg tussen de Rijksgebouwendienst en DJI wordt overleg gevoerd om te komen tot oplossing voor deze problematiek.

Huisvesting particuliere justitiële jeugdinrichtingen

Bij een deel van particuliere justitiële jeugdinrichtingen is sprake van tekortkomingen van de gebouwen. Het gaat hierbij onder andere om tekortkomingen in de functionaliteit, de beveiliging, ouderdom, asbestproblemen bij arbo-vereisten. In 2000 zullen additionele investeringen worden gedaan om een aantal gebouwen te verbeteren en installaties te vervangen. Hiervoor is incidenteel in 2000 een bedrag ad f 17 miljoen aan de bijdrage voor de DJI toegevoegd. Over de toekomstige financiering van de huisvesting van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen zal ik u nog nader berichten.

Meerjarige begroting van baten en lasten (bedragen x 1 000,–)
Onderdeelrealisatieverm. uitk. EURO    Codering
 19992000200120012002200320042005 e.v.econ.funct.
Baten          
– opbrengst departement2 107 4072 260 4912 342 7521 063 0942 368 7942 351 9582 350 2282 339 730803.3
– opbrengsten derden332 714274 065286 027129 779264 683266 297266 297266 297303.3
– rente2 3931 6881 3276031 2451 1701 020828  
– buitengewone baten132         
Totaal baten2 442 6462 536 2442 630 1061 193 4762 634 7222 619 4252 617 5452 606 855  
           
Lasten          
– personeel1 271 9861 303 5251 368 705621  0911 339 9411 332 3201 325 1171 319 5223103.3
– materieel363 999413 855401 267182 087385 942394 439397 321392 7941203.3
– subsidies347 742386 460374 153169 783404 783384 807379 033379 03343 F03.3
– rente 11 05211 8055 3561201711 83911 67011 102  
– afschrijvingen        5203.3
• materieel62 71880 17182 11337 26182 79782 79782 79782 7971503.3
• immaterieel375         
– huisvestingslasten325 880364 779392 063177 898409 242413 223421 607421 607  
– buitengewone lasten          
– dotatie aan voorzieningen20 497         
Totaal lasten2 393 1972 559 8432 630 1061 193 4762 634 7222 619 4252 617 5452 606 855  
Saldo baten en lasten49 449– 23 599000000  

Toelichting

Relatie tussen de kosten en de opbrengsten

De kosten voor grondstoffen, arbeidsuren e.d., welke worden aangewend ten behoeve van de arbeid in de Rijksinrichtingen, worden doorberekend aan de opdrachtgevers. De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het onderdeel «Opbrengsten arbeid». De verpleegkosten van TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden kunnen voor een belangrijk gedeelte uit hoofde van de Algemene wet bijzondere ziektekosten worden gedeclareerd bij het AFBZ (algemene fonds bijzondere ziektekosten). De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het artikelonderdeel «Opbrengsten AWBZ». De «Diverse opbrengsten» betreffen voornamelijk de kantineopbrengsten, personeelsgebonden inhoudingen zoals bijdrage ouderschapsverlof en kinderopvang, alsmede afrekeningen van (subsidie-)voorschotten aan particuliere inrichtingen. Deze opbrengsten hebben een directe relatie met de kosten.

Baten

Opbrengst departement

De post opbrengst departement betreft de exploitatiebijdrage van het kerndepartement Justitie aan het agentschap DJI. Uitvoering van de kerntaak van DJI betekent het tegen kostprijzen leveren van een gedifferentieerd aanbod van detentie-, behandel- en opvangplaatsen. In de jaarafspraken tussen kerndepartement en DJI worden onder meer afspraken gemaakt over de omvang en kwaliteit van de door DJI te leveren producten, tegen welke kostprijzen en daarmee ook over de bijdrage van het kerndepartement.

De fluctuaties in de meerjarenraming van de Opbrengst departement worden voornamelijk veroorzaakt door de bij Voorjaarsnota 2000 opgevoerde kasschuif. Deze kasschuif is nodig om middels de inzet van de besparingen, verkregen uit de capaciteitsreductie van het Gevangeniswezen, een bijdrage te leveren aan zowel de invulling van de taakstelling van f 115 miljoen als de structurele financiering van de extra capaciteitsuitbreidingen in de Jeugden TBS-sector van respectievelijk 205 en 15 plaatsen. De kasschuif is opgenomen in het masterplan DJI.

Opbrengsten derden

De opbrengsten derden bestaan uit arbeidsopbrengsten, opbrengsten AWBZ en diverse opbrengsten. De verdeling is als volgt:

Overzicht opbrengsten derden (bedragen x 1000,–)
 realisatieverm. uitk. EUROmeerjarenraming 
 19992000200120012002200320042005 e.v.
Opbrengsten arbeid43 03542 70940 73118 31940 54540 74240 74240 742
Opbrengsten AWBZ228 354206 170206 13093 538203 070204 487204 487204 487
Diverse opbrengsten61 32525 18639 16617 77321 06821 06821 06821 068
Totaal ontvangsten332 714274 065286 027129 793264 683266 29726 6 297266 297

Opbrengsten arbeid

Het betreft hier de opbrengsten uit de (als regime-activiteit) verrichte arbeid, zoals die in de Rijksinrichtingen plaatsvindt. Aan externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen.

De daling in de meerjarenraming houdt verband met de geprognosticeerde afname van de gedetineerdenbezetting op grond van de capaciteitsbehoefteraming van 1999 en de uitvoering van de in het masterplan DJI opgenomen maatregelen.

Opbrengsten AWBZ

Bij het AFBZ worden voor een belangrijk gedeelte de verpleegkosten gedeclareerd van daarvoor in aanmerking komende TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. De desbetreffende TBS-uitgaven zijn begrepen in de uitgavenraming van de DJI. De te declareren kosten bij het AFBZ (= opbrengsten) zijn geraamd op ca. 80% van de te verwachten verpleegkosten voor TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. Actualisering van de meerjarenraming AWBZ is geboden, omdat in de huidige meerjarenraming nog geen rekening is gehouden met de effecten van de capaciteituitbreidingen uit het Regeerakkoord, de uitvoering van het masterplan DJI en de IBO-TBS. Deze actualisering vindt in de loop van 2000 plaats, waarna overheveling van de desbetreffende middelen naar het ministerie van VWS volgt.

Diverse opbrengsten

De diverse opbrengsten hebben betrekking op verschillende exploitatiebaten en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde inrichtingen in voorgaande jaren. De meerjarenraming is in 2001 incidenteel hoger. Dit wordt veroorzaakt door een incidentele ontvangst, zijnde de gemeentelijke bijdrage van f 18,1 miljoen (25% van de investeringskosten voor de SOV-plaatsen), welke eerder in 2000 zou worden ontvangen. De hogere opbrengsten in 1999 vloeien voornamelijk voort uit ontvangen ESF-subsidies, bijdragen van de VN en voor derden verrichte werkzaamheden.

Rente

Over een positief saldo op de rekening-courant met het ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven ter hoogte van de het tarief van de call-euribor, verminderd met een afslag van 1%. De DJI zal zoveel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheid om tijdelijk overtollige liquide middelen op deposito bij het ministerie van Financien te plaatsen. De depositorente wordt vastgesteld op basis van de euribor waarop een afslag van 0,25% wordt toegepast.

Buitengewone baten

De post buitengewone baten heeft betrekking op baten die, in tegenstelling tot gewone baten voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. opbrengst boven de boekwaarde) van de verkoop van materiële vaste activa). Er worden de komende jaren geen buitengewone baten voorzien.

Lasten

Personele kosten

De fluctuaties van de personele lasten worden enerzijds veroorzaakt door hogere lasten in verband met de groei van het personeelsbestand als gevolg van de capaciteitsuitbreidingen (o.a. uit het Regeerakkoord 1998–2002), het tijdelijke karakter van enkele noodmaatregelen en de doorwerkingen van de loonbijstellingen uit de CAO's 1995–1997, 1997–1999 en 1999–2000. Anderzijds treedt een neerwaarts effect op, welke voornamelijk het gevolg is van de maatregelen uit hoofde van de invulling van zowel de taakstelling uit het Regeerakkoord oplopend tot – f 115 miljoen per 2002 als de voorgenomen maatregelen ter beperking van het capaciteitsoverschot bij het Gevangeniswezen.

Materiële kosten

Deze post omvat alle reguliere exploitatiekosten van DJI. In hoofdzaak worden de uit het overzicht blijkende fluctuaties in de meerjarenreeks veroorzaakt door de oplopende korting van de taakstelling uit het Regeerakkoord tot structureel – f 115 miljoen per 2002 en de afloop van de financiering van de noodmaatregelen betreffende de capaciteit TBS per 2000. Voorts is in het in de meerjarenraming voor 2001 opgenomen bedrag rekening gehouden met een desalderingseffect van ruim f 18 miljoen betreffende de raming van de gemeentelijke bijdragen in de investeringskosten van SOV-plaatsen, als beschreven onder Diverse opbrengsten.

Subsidies

Bekostiging van de particuliere justitiële jeugd- en TBS-inrichtingen geschiedt door middel van (volledige) subsidiëring. De fluctuaties in de meerjarenraming subsidies worden voornamelijk verklaard door het subsidie-aandeel in de in het masterplan DJI opgenomen kasschuif en de herschikking van uitbreidingsgelden van de rijks naar de particuliere sector. Met de reallocatie van middelen ter subsidiering van het hiervoor onder «Beleidsontwikkelingen» beschreven vervolg op het experiment Strafrechtelijke Opvang Verslaafden te Rotterdam is nog geen rekening gehouden.

Rente

Met ingang van 2000 is het volgens de nieuwe regelgeving niet meer mogelijk een bestemmingsreserve te vormen ter financiering van toekomstige (vervangings-) investeringen.

Per die datum dienen deze investeringen te worden gefinancierd door een beroep te doen op de door het ministerie van Financien beschikbaar gestelde leenfaciliteit. In de staat van baten en lasten is de raming van de desbetreffende rentelasten opgenomen. Uitgegaan is van een gemiddelde rente van 5% over de gemiddelde stand van de leningen per jaar.

Voor een negatief saldo op de rekening-courant met het ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding in rekening gebracht ter hoogte van het tarief van de call-euribor, verhoogd met een toeslag van 1%.

Afschrijvingen

De afschrijvingsreeks is gebaseerd op de uitkomsten van het eindrapport Norminventarissen van de (DJI-) projectgroep normering kapitaalgoederen, waarbij de afschrijvingscomponent berekend is op basis van de programma's van eisen welke gelden voor de inrichting van nieuwbouwplaatsen voor de sectoren Gevangeniswezen, justitiële jeugdinrichtingen en TBS. In de sectoren Gevangeniswezen en Jeugd is rekening gehouden met een differentiatie naar producten. Voorts zijn de norminventarissen aangepast aan het prijspeil 1999. Afhankelijk van de toedeling van de jaarlijkse prijsbijstellingen vindt actualisering van het prijspeil plaats. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en voorgeschreven termijnen per activagroep en op basis van de aanname dat de restwaarde (afgezien van uitzonderingen) nul is. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn gebaseerd op het eindrapport en gaan in beginsel van de volgende gemiddelde levensduren uit:

• installaties en materieel 5 – 10 jaar

• automatisering en kantoormachines 4 – 5 jaar

• inventaris 5 – 8 jaar

• vervoermiddelen 5 jaar

• levende have, wapens en toebehoren 5 – 10 jaar

• overige machines en installaties 5 jaar

De TBS-sector wordt – los van de uitkomsten van het eindrapport – conform de CTG-beleidsregels gefinancierd. De jaarlijks te genereren afschrijvingsbedragen zijn bestemd voor de aflossingen van de uitstaande leningen bij het ministerie van Financiën.

Huisvestingskosten

Deze post heeft betrekking op de aan de Rijksgebouwendienst te verstrekken gebruiksvergoedingen en kosten van serviceovereenkomsten voor de justitiële rijksinrichtingen en -diensten. In de meerjarenraming is de huisvestingscomponent van capaciteitsuitbreidingen uit het Regeerakkoord opgenomen. Naast de opwaartse bijstelling is rekening gehouden met de effecten van de in het masterplan DJI opgenomen maatregelen betreffende het terugdringen van de overhead-/opslagkosten, die de Rijksgebouwendienst aan de DJI in rekening brengt. Het saldo van beide bijstellingen betekent een daling van de onderhavige meerjarenraming.

Buitengewone lasten

De post buitengewone lasten heeft betrekking op lasten die, in tegenstelling tot gewone lasten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. restwaarde van een activum bij de buiten gebruikstelling daarvan). Naar verwachting zal de post buitengewone lasten in de periode 2000–2002 worden belast met het binnen de begroting van het agentschap te compenseren aandeel (van 50%) van de kosten verbonden van de invoering van de Euro.

Dotatie aan voorzieningen

De in 1999 gerealiseerde dotatie aan de post voorzieningen heeft betrekking op:

– millenniumkosten (f 3 miljoen)

– dubieuze debiteuren (f 0,7 miljoen)

– euroconversie (f 7,5 miljoen)

– kosten functioneel leeftijdsontslag (f 5 miljoen)

– groot onderhoud (f 4,3 miljoen).

Kasstroomoverzicht
    EURO  
(bedragen x 1 000)19992000200120012002200320042005
Rekening courant RHB 1 januari255 865267 496168 78476 582132 668124 496116 999102001
Totaal operationele kasstroom62 486– 25 00050 00022 68970 00085 00085 00085 000
         
-/- totale investeringen– 77 982– 85 000– 87 800– 39 841– 83 000– 83 000– 81 000– 81 000
+ totaal boekwaarde desinvesteringen10 339       
Totaal investeringskasstroom– 67 643– 85 000– 87 800– 39 841– 83 000– 83 000– 81 000– 81 000
         
-/- eenmalige uitkeringen aan kerndepartement – 227 904– 22 268– 10 105    
+ eenmalige uitkeringen door het kerndepartement16 788       
-/- aflossing op leningen – 48 712– 63 847– 28 972– 78 172– 92 497– 99 997– 104 177
+ beroep op leenfaciliteit 287 90487 80039 84183 00083 00081 00081 000
Totaal financieringskasstroom16 78811 2881 6857654 828– 9 497– 18 997– 23 177
Rekening courant RHB 31 december267 496168 784132 66860 202124 496116 99910200182 824

Toelichting op het overzicht

In het bovenstaande overzicht is rekening gehouden met de wijzigingen die per 2000 in de financiering van agentschappen (Regeling Leen- en Depositofaciliteit Agentschappen 1999) is aangebracht, waarbij een belangrijk deel van het eigen vermogen (f 202,9 miljoen) is omgezet in een langlopende lening. Omdat na afroming van het eigen vermogen een hogere exploitatiereserve resteerde dan volgens de vigerende regelgeving toegestaan (te weten 5% van de vermoedelijke omzet 2000), vond aanvullend een afroming van het eigen vermogen plaats met f 47,3 miljoen. Deze afroming zal leiden tot een verlaging van het budgettaire kader van de DJI in 2000 en 2001 met respectievelijk f 25 en f 22,3 miljoen. De conversie van eigen naar vreemd vermogen is berekend op basis van de uitkomsten als opgenomen in de financiële verantwoording over het begrotingsjaar 1999. De stand van de exploitatiereserve bedraagt f 124,0 miljoen

Saldo liquide middelen

Het saldo liquide middelen per ultimo 1999 en begin 2000 wordt in belangrijke mate bepaald door de overloop van beschikbaar gestelde middelen ten behoeve van de investeringen in verband met capaciteitsuitbreidingen, waarvan de uitvoering is vertraagd (inrichtingskosten, bouwsubsidies particuliere Jeugden TBS-sector). Vanaf ultimo 2000 heeft het saldo liquide middelen vooral een relatie met de exploitatiereserve die mag worden aangehouden voor mogelijke tegenvallers in exploitatieresultaten. De overige liquide middelen betreffen een raming van overlopende betalingen niet zijnde investeringen.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is bepaald op basis van het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

De investeringskasstroom

De investeringskasstroom wordt bepaald door de geraamde vervangingsinvesteringen en geplande uitbreidingsinvesteringen. De daling van de meerjarenreeks is gerelateerd aan de ontwikkeling van de omvang van de capaciteiten van de justitiele inrichtingen.

De financieringskasstroom

De financieringskasstroom bestond t/m 1999 uit de normatieve afschrijvingscomponent in de kostprijzen ten behoeve de vervangingsinvesteringen. Vanaf 2000 wordt de normatieve afschrijvingscomponent aangewend voor het aflossen van de leningen. Voor zowel de vervangings- als de uitbreidingsinvesteringen kunnen nieuwe leningen worden afgesloten.

Kengetallen per beleidsterrein

Ultimocapaciteiten per beleidsterrein

Als belangrijkste indicator voor zowel de rijks- als de particuliere inrichtingen geldt de capaciteitseenheid (cel, plaats, bed) ten behoeve van gedetineerden, pupillen en TBS-gestelden.

Overzichten van ultimocapaciteiten per beleidsterrein

De in onderstaande overzichten opgenomen maatregelen masterplan DJI hebben betrekking op zowel de invulling van de ombuigingstaakstelling en capaciteitsuitbreidingen uit het Regeerakkoord 1998–2002, als de capaciteitsbijstellingen die volgens uit de in september 1999 opgestelde prognoses betreffende de capaciteitsbehoefte. Voor nadere informatie over de masterplan-maatregelen wordt verwezen naar het gestelde hiervoor per onderdeel onder «Beleidsontwikkelingen; masterplan DJI».

Voor alle beleidsterreinen geldt dat de in de tabel opgenomen uitvoeringsverschillen 1999 zijn toegelicht in de financiële verantwoording van de DJI over dat jaar.

Overzicht ultimo capaciteit – sector Gevangeniswezen
 RealisatieVermoed. uitkomstOntwerp begrotingMeerjarenraming 
 19992000200120022003
Reguliere capaciteit:     
Stand ontwerpbegroting 2000113 13513 63313 63313 63313 633
– maatregelen masterplan DJI: – 851– 945– 937– 881
– uitvoeringsverschillen– 96    
Stand ontwerpbegroting 200113 03912 78212 68812 69612 752
      
VN-bewaring:     
Stand ontw.-begroting 2000 conform 20013636363636
      
Noodmaatregelen:     
Intensivering bezettingsgraad     
Stand ontwerpbegroting 2000340340340340340
– maatregelen masterplan DJI – 340– 340– 340– 340
Stand ontwerpbegroting 20013400000
      
Arrestanten op politiebureau's     
Stand ontwerpbegroting 200080300300300300
– maatregelen masterplan DJI – 250– 250– 250– 250
Stand ontwerpbegroting 20018050505050

1 Stand exclusief 36 VN-cellen.

Bij Voorjaarsnota 2000 is de begroting voor 2000 aangepast in verband met een ramingsbijstelling van f 14 miljoen. Deze bijstelling anticipeert op een besparing die voortvloeit uit een verwachte lagere gemiddelde bezetting als gevolg van vertraging bij de uitbreiding van lopende programma's (betreffende vnl. SOV-plaatsen). De invulling van de taakstelling zal binnen het geheel van de productietaakstelling van de DJI tijdens de uitvoering 2000 nader worden bezien.

Overzicht penitentiaire programma's en elektronisch toezicht (PP/ET's)
Aantallen in equivalent detentiejarenRealisatieVermoed. uitkomstOntwerp begrotingMeerjarenraming 
 19992000200120022003 e.v.
Stand ontwerpbegroting 2000368421421421421
– maatregelen masterplan DJI:     
bijstelling capaciteit o.b.v. behoefteprognose – 46– 46– 46– 46
ET i.p.v. korte vrijheidsstraf 50150300300
ET bij piekaanbod gedetineerden 38555555
verlenging PP van 0,5 tot 1 jaar 10305050
– uitvoeringsverschillen– 176    
Stand ontwerp-begroting 2001192473610780780

Volledigheidshalve wordt hier aangegeven dat – analoog aan de substitutie van gevangenisstraf door de toepassing van penitentiaire programma's/elektronisch toezicht – ook substitutie van vrijheidsstraffen plaatsvindt door het opleggen van taakstraffen. De vormgeving van de toepassing van ET bij piekaanbod van gedetineerden is nog onderwerp van studie en overleg.

Het substitutie-effect van taakstraffen waarmee in de bepaling van de capaciteitsbehoefte van het Gevangeniswezen wordt rekening gehouden blijkt uit de volgende tabel.

Overzicht toepassing taakstraffen in equivalenten detentiejaren
  Vermoed. uitkomstenBegrotingMeerjarenraming 
  2000200120022003 e.v.
Beschikbare capaciteit taakstraffen 550550550550
Wetsvoorstel taakstraffen 175450450450
OM-richtlijn zeden en geweldsdelicten – 75– 150– 150– 150
Totaal substitutie door taakstraffen 650850850850
Overzicht ultimocapaciteit – sector TBS (rijks en particuliere inrichtingen, incl. PBC, excl. GGZ)
 RealisatieVermoed. uitkomstOntwerp begrotingMeerjarenraming 
 19992000200120022003 e.v.
Stand ontwerpbegroting 2000*1 026991935935935
– naar VWS/GGZ-intramuraal – 19– 19– 19– 6
– maatregelen masterplan DJI:     
intensivering regeerakkoord 1998–2002 45105160160
extra uitbreidingen regeerakkoord 353535 
financiering uit besparingen gevangeniswezen 15151515
– vervroeging lopende uitbreidingsprogramma's 05500
– uitvoeringsverschillen– 32    
Stand ontwerpbegroting 20019941 0671 1261 1261 104

* In het masterplan DJI is de stand ontwerpbegroting 2000 excl. PBC en incl. GGZ-voorzieningen. Voor die benadering is gekozen teneinde in het masterplan DJI het verschil tussen de geraamde behoefte en begrote capaciteit te bepalen.

Ter toelichting op bovenstaande tabel geldt dat van de aanvankelijk in de particuliere TBS-sector geplande capaciteitsuitbreidingen in de periode 2000 t/m 2002 en per 2003 respectievelijk 19 en 6 plaatsen worden gerealiseerd als intramurale GGZ-voorziening. De overboeking van de desbetreffende financiele middelen naar het ministerie van VWS wordt betrokken bij de actualisering van de raming «opbrengsten AWBZ».

Naast bovenstaande capaciteit staat in een aantal GGZ-inrichtingen welke vallen onder het beleidsterrein van het ministerie van VWS nog capaciteit ten behoeve van TBS-gestelden beschikbaar. Hiertoe zijn contracten afgesloten. In onderstaand overzicht komt de omvang van deze capaciteit naar voren. De toename van het aantal TBS-contractplaatsen wordt – zoals hierboven aangegeven – verklaard door de invulling van de capaciteitsuitbreidingen uit het Regeerakkoord.

Overzicht contractplaatsen TBS in GGZ-inrichtingen
 RealisatieVermoed. uitkomstOntwerp begrotingMeerjarenraming 
 19992000200120022003 e.v.
GGZ-intramuraal159178178178178
Ramingsbijstelling 2222
Uitbreiding via VWS/GGZ-intramuraal61919196
Sub-totaal; intramuraal165199199199186
GGZ-beschermd wonen; extramuraal4040404040
Stand Ontwerpbegroting 2001205239239239226

De exploitatiekosten van de contractplaatsen worden geraamd en verantwoord onder de begroting van het ministerie van VWS.

Overzicht ultimocapaciteit – sector Jeugd (rijks en particuliere inrichtingen)
 RealisatieVermoed. uitkomstOntwerp begrotingMeerjarenraming 
 19992000200120022003 e.v.
Stand ontwerp-begroting 20001 7491 8491 8491 8491 849
– maatregelen masterplan DJI:     
intensivering Regeerakkoord 1998–2002 120175275275
financiering uit besparingen Gevangeniswezen 80205205205
– uitvoeringsverschillen– 49– 115– 8022
Stand ontwerpbegroting 20011 7001 9342 1492 3312 331

De voorziene uitvoeringsverschillen voor de jaren 2000 en 2001 kunnen als gevolg van geldende bouwtermijnen en vergunningenprocedures niet door versnellingen worden gecompenseerd. Medio 2000 is een taskforce ingesteld teneinde in de tweede helft van 2000 voortstellen te ontwikkelen die er toe leiden dat met aanvullende noodmaatregelen het voor 2001 voorziene capaciteitstekort zo veel mogelijk wordt beperkt.

Voorcalculatorische dagprijzen per product (categorie) («P»)

Algemeen

Bij de DJI zijn voorcalculatorische dagprijzen per type plaats berekend. Het betreft hier een integrale kostprijs waarin – met uitzondering van de prijzen voor penitentiaire programma's en arrestanten op politiebureaus – rekening is gehouden met zowel een opslag voor de toerekening van kosten voor de Landelijke diensten (opleidingen, vervoer, systeembeheer, geestelijke en geneeskundige verzorging, etc.) en het Hoofdkantoor DJI, als de toerekening van enkele centraal beheerde kosten. De in de onderstaande tabellen opgenomen 26 tarieven zijn samengesteld uit circa 60 tarieven die binnen de DJI voor even zoveel producten worden gehanteerd. In de prijzen is rekening gehouden met inrichtingsspecifieke bovennormatieve toevoegingen en toeslagen, nog toe te delen sectorale loon- en prijsbijstellingen en overige incidentele posten. Deze kostenposten komen ook in de realisatiecijfers op productniveau tot uitdrukking. Bedoelde posten, uitgedrukt in een afhankelijk van het beleidsterrein berekende opslag per productdifferentiatie, maken deel uit van de in de begroting gepresenteerde voorcalculatorische kostprijs. De met ingang van 01–01–2000 te betalen rente inzake de leenfaciliteit is door toepassing van een sectorale omslag in de kostprijzen verwerkt.

Binnen de DJI is sprake van relatief stabiele productprijzen. Wel kunnen door beleidswijzigingen, veranderingen in de betreffende producten en de daaraan gerelateerd prijzen optreden, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de financiering van de forensische psychiatrie (zie hieronder de beschrijving van de normprijzen van de TBS-sector). Rekeninghoudend met de eigenheid van de sectoren, wordt echter getracht de bekostigingssystematiek binnen de DJI zo veel mogelijk gelijkvormig te houden.

In de eindafrekening over het begrotingsjaar worden de voorcalculatorische en gerealiseerde kostprijzen met elkaar vergeleken en wordt getracht verschillen te analyseren en te verklaren.

Stelselwijziging Rijkshuisvesting

Als uitvloeisel van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting is ingaande 1999 in de voorcalculatorische kostprijs van de sectoren Gevangeniswezen, Jeugd en TBS rekening gehouden met een opslag van respectievelijk f 50,– f 66,– en f 107,– per dag. De opslagen geven een indicatie van de gemiddelde gebruiksvergoeding, welke aan de Rijksgebouwendienst wordt betaald. Deze bedragen dienen nog te worden geactualiseerd, waarbij o.a. rekening dient te worden gehouden met de consequenties van de exogene toevoeging van middelen voor het op een acceptabel niveau brengen van gebouwen en installaties, prijsverschillen en wijzigingen in de samenstelling van het gebouwenbestand. Tenslotte heeft uiteraard ook de toe- of afname van de capaciteitsomvang effect op het prijsniveau. Als voorlopige bedragen worden voor de drie genoemde sectoren voor 2001 de volgende toeslagen gehanteerd, te weten respectievelijk f 52,–, f 69,– en f 113,–.

Gevangeniswezen

Voor de penitentiaire inrichtingen zijn in 1999 nieuwe productspecificaties vastgesteld. In 2000 geldt de invoering van de nieuwe productspecificaties als speerpunt voor alle penitentiaire inrichtingen.

De productspecificaties omvatten niet alleen de dagprogramma's die aan de gedetineerden worden aangeboden, maar ook beschrijvingen van het primaire proces in termen van activiteiten. Hierop is de normering voor personeelsinzet per product gebaseerd, welke als basis voor het berekenen van de normprijzen voor 2000 is gebruikt.

Jeugdsector

De normprijzen voor opvang- en behandelplaatsen binnen rijks- en particuliere inrichtingen zijn vanaf 1999 gebaseerd op een onderbouwde normprijssystematiek. De normprijzen zijn voor zowel rijks- als particuliere plaatsen berekend voor dezelfde producttypen.

In het kader van de invoering van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen zullen begin 2001 scholings- en trainingsprogramma's (STP) als nieuw producttype ontstaan. De specificaties voor dit producttype zijn in ontwikkeling, waardoor nog geen normprijs kan worden vastgesteld. De financiële dekking van de uitvoeringskosten wordt betrokken bij de uitkomsten van de in het voorjaar 2001 op te stellen capaciteitsbehoefteprognoses. In de meerjarenraming van de DJI zijn de uitvoeringskosten van de STP's derhalve niet begrepen en vooralsnog PM gesteld.

In de hoogte van de normprijzen van de reeds bestaande producttypen bestaat verschil tussen rijks- en particuliere inrichtingen op grond van drie componenten, te weten de zelf te dragen eigenaarslasten van onderhoud aan particuliere inrichtingen versus de huur die de rijksinrichtingen aan de RGD verschuldigd zijn, de onderwijsvoorziening die bij particuliere inrichtingen wordt verzorgd door OCW en de duurdere CAO/rechtspositieregeling van het personeel bij rijksinrichtingen. Momenteel zijn besprekingen gaande over het onderbrengen van de onderwijsfunctie van de rijksinrichtingen en de hiermee samenhangende kwaliteitsverbetering (Cie. Etty) bij het ministerie van OC&W. Met de desbetreffende financiële consequenties is in de meerjarenraming van de DJI geen rekening gehouden. Voorts geldt dat tot dusverre de normprijs van de particuliere inrichtingen geen component bevat voor vervanging van gebouwen.

Naast de normprijzen is er sprake van een aantal tijdelijke normatieve toeslagen. Met de afbouw van deze toeslagen is, om zoveel mogelijk te komen tot een «integrale» kostprijs, in 2000 een begin gemaakt.

In aansluiting op de normeringsoperatie is een traject gestart om te komen tot inhoudelijke productspecificaties met name ter herijking van bestaande (normprijs-)onderdelen in de vorm van benodigde formatie groepsleiders, als ook het dagprogramma, de activiteiten en het onderwijs aan pupillen.

Dit traject zal naar verwachting niet reeds in 2000 leiden tot zodanige resultaten dat daarmee de productprijzen voor 2001 kunnen worden herzien, c.q. aangescherpt. Tegelijkertijd is vanuit het «Herontwerp Besturing DJI» een traject op gang gekomen om vanuit Missie/Visie via succesbepalende factoren voor de justitiële jeugdinrichtingen te komen tot noodzakelijke outputindicatoren. Op basis van de resultaten van dit traject zullen de productspecificaties worden afgerond en de normprijzen herijkt. Dit traject zal uiteindelijk leiden tot een integrale herijking van de huidige normprijzen. Daarin zal een nadere relatie gelegd worden tussen benodigde financiële middelen, de te bereiken productkwaliteit en de aansturings- en verantwoordingsrelatie naar centraal niveau.

De voorcalculatorische kostprijzen zijn opgebouwd uit de normprijzen vermeerderd met opslagen. Er is een algemene opslag voor specifiek per inrichting toe te kennen gelden voor kwaliteit, onderhoud, bijzondere omstandigheden en niet-genormeerde toevoegingen zoals kapitaalslasten. Daarnaast is sprake van een opslag voor overheadkosten (hoofdkantoor en landelijke diensten).

TBS-sector

De budgetten voor de particuliere TBS-inrichtingen en de rijks behandelinrichtingen worden vastgesteld op basis van de systematiek van het CTG (College Tarieven Gezondheidszorg).

In de hoogte van normprijzen bestaat verschil tussen rijks- en particuliere inrichtingen op grond van de wijze van financiering van de gebouwen (rijksinrichtingen worden gehuurd bij de Rijksgebouwendienst; de particuliere inrichtingen worden ten dele gefinancierd via de kapitaalmarkt en zijn deels a fonds perdu gefinancierd) en de duurdere CAO/rechtspositie-regeling van het personeel bij particuliere inrichtingen.

De normprijzen voor de gesloten en open plaatsen binnen de rijksen particuliere TBS-inrichtingen betreffen in hoofdzaak (gemiddelde) CTG-tarieven, waarbij rekening wordt gehouden met DJI-specifieke omstandigheden, zoals beveiliging van de TBS-inrichtingen.

In 1999 heeft het Nederlands Ziekenhuis Instituut (NZI) en GGZ-Nederland in opdracht van de ministeries van VWS en Justitie een onderzoek naar een nieuwe tariefstructuur van de forensische psychiatrie, naar analogie van de onderzoeken in de overige onderdelen van de geestelijke gezondheidszorg, voltooid.

Het onderzoek heeft zich uitgestrekt tot alle onderdelen van de forensische psychiatrie en is onder meer uitgemond in de vaststelling van een beperkt aantal bekostigingscategorieën. Het CTG heeft in 1999 beleidsregels voor de gehele forensische psychiatrie opgesteld. De sector TBS heeft zich in beginsel (rekening houdend met de verschillen als vorenstaand genoemd) aan de beleidsregels geconformeerd en deze per 1-1-2000 budgettair neutraal ingevoerd.

Landelijke diensten

Het project ter normering van de producten van de Landelijke diensten is in 2000 afgerond. De komende jaren zullen de financieringsstromen worden omgelegd naar een deel van de opdrachtgevers. Deze opdrachtgevers (i.c. inrichtingen van de DJI) krijgen een budget toegewezen (gerelateerd aan de omvang van de capaciteit) en kunnen vervolgens ten laste van dit budget dienstverleningsovereenkomsten sluiten met de landelijke diensten.

Om dit te bereiken wordt in 2000 een drie jaar durend veranderingstraject in gang gezet.

Hoofdkantoor DJI

De kosten van het hoofdkantoor DJI worden berekend op grond van de vastgestelde personeelsformatie en een beleidsmatig vastgesteld budget voor centrale uitgaven (o.a. uitgaven ten behoeve van automatisering).

Opbrengsten arbeid

De opbrengsten arbeid worden geraamd op basis van genormeerde bedragen voor uurtarieven, onderhoud en gereedschappen. De hoogte van de tarieven is mede afhankelijk van de aard van de werkplaats (o.a. hout-, metaal- en textielwerkplaatsen). Voorts wordt bij de raming rekening gehouden met het beschikbare aantal werkdagen per jaar. De te gebruiken grondstoffen worden doorberekend aan de opdrachtgever. Aan de externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen.

Overzicht van productcategoriën en -prijzenVoorcalculatorische dagprijzen per sectorInclusief sectorale toeslagen en overhead Landelijke diensten en Hoofdkantoor (bedragen x f 1,–)
Gevangeniswezenreal.99200020012002200320042005
Huis van bewaring regulier314,75345,16345,46345,02344,74344,34344,34
Huis van bewaring sober regime296,53319,39319,69319,25318,97318,57318,57
Huis van bewaring vreemdelingen285,11329,26329,56329,12328,84328,44328,44
(voor zover in gemeenschapsregime)       
Gesloten gevangenis328,86342,49342,79342,35342,07341,67341,67
Bijzonder beveiligde plaatsen529,11584,38584,68584,24583,96583,56583,56
Bijzondere opvangplaatsen in gesl. Inr. 478,08 473,48473,78473,34473,06472,66472,66
(Half)open gevangenis286,92307,56307,86307,42307,14306,74306,74
Gemiddelde dagprijs reguliere capaciteit325,05351,79352,79352,60352,29351,88351,88
VN-cellen 452,16452,46452,02451,74451,34451,34
Arrestanten in politiecellen176,50176,50176,50176,50176,50176,50176,50
Penitentiaire programma's*95,32137,57137,57137,57137,57137,57137,57

* Het betreft hier een voorlopige prijs. Bijstelling van de prijs zal zo nodig plaatsvinden op basis van de uitkomsten van het onder «Beleidsontwikkelingen DJI» toegelichte onderzoek naar het achterblijven van de toepassing van PP/ET.

Rijks justitiële jeugdinrichtingen
 real.99200020012002200320042005
Opvang plaatsen575,32637,85613,67598,40593,10592,59593,06
Behandel-gesloten plaatsen729,24692,45668,27653,00647,70647,19647,66
Behandel-open plaatsen498,97666,79642,61627,34622,04621,53622,00
FOBA (V)IC972,26985,37961,19945,92940,62940,11940,58
Gemiddelde dagprijs620,50673,01648,56633,14631,36630,86631,32
Particuliere justitiële jeugdinrichtingen
 real.99200020012002200320042005
Opvang plaatsen 408,02433,71440,18436,63435,36435,36
Behandel-gesloten plaatsen452,15477,84484,31480,76479,49479,98 
Behandel-open plaatsen 426,03451,72458,19454,64453,37453,86
Gemiddelde dagprijs427,15428,70454,63462,35458,93457,65458,14

De gemiddelde dagprijzen van de particuliere jeugdinrichtingen zijn exclusief de onderwijskosten. Deze worden verantwoord bij het ministerie van OC&W. Voorts zijn de normprijzen exclusief de huisvestingslasten van de in het verleden a fonds perdu gefinancierde gebouwen. De toepassing van de CAO Jeugdhulpverlening leidt in vergelijking met de CAO Rijk tot lagere personeelslasten.

Rijks TBS-inrichtingen
 real.99200020012002200320042005
Long stay basis 697,09699,88666,31659,36651,27651,27
Long stay intensief 961,95965,61919,18909,63898,40898,40
Resocialisatie 847,27850,56809,70801,27762,86762,86
Behandeling 1 031,901 035,80972,60975,73970,56970,56
Pieter Baan Centrum1 494,001 561,911 567,561 491,971 476,541 458,171 458,17
Meijers Instituut1 139,171 149,221 153,511 097,971 097,481 097,251 097,25
Basis-gesloten plaatsen963,14      
Open plaatsen345,53      
Particuliere TBS-inrichtingen
 real.99200020012002200320042005
Long stay basis 593,39565,24562,88552,66552,63552,63
Resocialisatie 752,66687,97687,69687,49687,46687,46
Behandeling 956,38908,08904,64888,24888,22888,22
Gemiddeld756,74      

De gemiddelde dagprijzen van de particuliere TBS-inrichtingen zijn inclusief de kapitaallasten. De toepassing van de CAO Ziekenhuiswezen leidt in vergelijking met de CAO Rijk tot hogere personeelslasten.

De in 1999 gerealiseerde dagprijzen van het Gevangeniswezen liggen lager dan de begrote uitkomsten voor 2000 en verder. De stijging is mede een gevolg van de uitvoering van het masterplan. Een van de masterplan maatregelen betreft het beperken van de capaciteitsmarge. Als gevolg daarvan wordt in de berekening van de dagprijs het draagvlak voor het omslaan van de kosten van het Gevangeniswezen beperkt met 340. Voorts treden wegingseffecten op als gevolg van het beperken van vooral de«goedkopere capaciteit». Een opwaarts effect op de dagprijzen treedt voorts op als gevolg van de herbestemmingskosten (waaronder bouwkundige kosten en kosten voor flankerend beleid).

De gemiddelde dagprijs per penitentiair programma komt in 1999 lager uit dan de raming voor 2000 en verder. Uit de vergelijking kunnen echter geen conclusies worden getrokken. In de prijs 1999 is enerzijds geen rekening gehouden met de uitvoeringskosten van de programma's die door de reclassering zijn uitgevoerd. Anderzijds is rekening gehouden met een bijstandsvervangende uitkering voor een aantal deelnemers. Voor het jaar 2000 wordt er naar gestreefd te komen tot de presentatie van een integrale kosprijs per PP-plaats, dit wil zeggen inclusief kosten van de reclasseringsbegeleiding en de kosten van eventuele bijstandsuitkeringen betreffende huisvesting en levensonderhoud van de betrokkenen.Ter toelichting op de fluctuaties in met name de productprijzen van de TBS- en Jeugdcapaciteit geldt dat – in aanvulling op de hiervoor gegeven toelichting – incidentele effecten optreden als gevolg van de toerekening van voorwervingsen aanloopkosten betreffende de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen.

Capaciteiten per productcategorie, gemiddelde standen («Q»)In onderstaande tabellen betreffende de capaciteiten is rekening gehouden met de uitkomsten van de maatregelen die zijn opgenomen in het masterplan DJI.

Capaciteit per product
GevangeniswezenRealisatie 1999200020012002200320042005
Huis van bewaring regulier6 5025 8865 5405 5155 5715 5715 571
Huis van bewaring sober regime9761 4941 7081 7081 7081 7081 708
Huis van bewaring vreemdelingen1 1901 1511 1951 1581 1581 1581 158
Gesloten gevangenis2 0491 7871 7611 8581 8581 8581 858
Bijzonder beveiligde plaatsen297287287287287287287
Bijzondere opvangpl. in gesl. inr.7969591 0481 0601 0601 0601 060
(Half)open gevangenis1 2571 2091 1331 0951 0951 0951 095
VN-cellen36363636363636
Arrestanten in politiecellen80505050505050
 13 18312 85912 75812 76712 82312 82312 823
Penitentiaire programma's en ET192414519668753753753

Eind 2000 zal een nieuw bestemmingenplan worden vastgesteld. In bovenstaande opstelling is met de uitkomsten er van geen rekening gehouden.

Voor 2001 wordt als norm gehanteerd dat 2% van de capaciteit buiten gebruik is wegens onderhoud e.d. De bruikbare capaciteit bedraagt derhalve gemiddeld 98% van de formele capaciteit. Wegens afstemming aanbod op differentiatie wordt 1,8% van de formele capaciteit aangehouden, zodat de na te streven bezettingsgraad bij het Gevangeniswezen voor 2001 gemiddeld 96,2% van de formele capaciteit bedraagt.

Gemiddelde capaciteit per product – sector Jeugd
Rijks justitiële jeugdinrichtingenRealisatie 1999200020012002200320042005
Opvang plaatsen390432486565563563563
Behandel-gesloten plaatsen169177262357378378378
Behandel-open plaatsen122120120157176176176
FOBA (V)IC40404043555555
Reguliere jeugdcapaciteit7217699081 1221 1721 1721 172
Scholing- en trainingsprogramma's/proefverlof  31124124124124
 
Particuliere justitiële jeugdinrichtingenRealisatie 1999200020012002200320042005
Opvang plaatsen231258267294307307307
Behandel-gesloten plaatsen246276294374394394394
Behandel-open plaatsen383424425406410410410
Inkoopplaatsen*47746249484848
Capaciteit incl. inkoopplaatsen9071 0321 0481 1231 1591 1591 159
Capaciteit excl. inkoopplaatsen8609589861 0741 1111 1111 111

* De inkoopplaatsen tellen niet mee in de PxQ-berekening

Voor 2001 wordt als norm gehanteerd dat van de opvangcapaciteit gemiddeld 1,5% wegens onderhoud en reparatie en 1% wegens organisatorische omstandigheden niet bruikbaar zal zijn. De organisatorische omstandigheden betreffen vooral de geleidelijke instroom volgens instroomschema – bij opgeleverde nieuwbouw of na bestemmingswijziging. De bruikbare capaciteit is derhalve gemiddeld 97,5% van de formele capaciteit. Voor differentiatie en piekopvang geldt een percentage van respectievelijk 2% en 3%, zodat de na te streven gemiddelde bezettingsgraad 92,5% van de formele capaciteit bedraagt.

In de praktijk zal de bezettingsgraad van de opvanginrichtingen hoger zijn, omdat de reservecapaciteit eerst volledig kan worden aangehouden wanneer sprake is van voldoende capaciteit. Daarvan is in 2001 nog geen sprake. Naar verwachting zal in 2001 de gemiddelde bezettingsgraad op ruim 95% uitkomen.

Voor de behandelcapaciteit wordt als norm gehanteerd dat in 2001 van de formele capaciteit gemiddeld 1% voor onderhoud en reparatie en 1,5% voor (de onder opvangcapaciteit reeds beschreven) organisatorische omstandigheden buiten gebruik zal zijn. De bruikbare gemiddelde capaciteit bedraagt dan 97,5% van de formele capaciteit. Voor differentiatie geldt een percentage van 2,5%, zodat de beoogde gemiddelde bezettingsgraad 95% bedraagt van de formele capaciteit.

Gemiddelde capaciteit per product – sector TBS
Rijks TBS-inrichtingenRealisatie 1999200020012002200320042005
Long stay basis 118118118118118118
Long stay intensief 555555
Resocialisatie 424242424242
Behandeling 232232262329329329
Pieter Baan Centrum32323232323232
Meijers Instituut57606060   
Versnelling RA-uitbreiding Behandeling  3    
Basis-gesloten plaatsen321      
Open plaatsen54      
 464489492519526526526
 
Particuliere TBS-inrichtingenRealisatie 1999200020012002200320042005
Long stay basis 919191919191
Long stay intensief 000000
Resocialisatie 919797979797
Behandeling 406400395395395395
Versnelling RA-uitbreiding Behandeling  25    
Basis-gesloten plaatsen384      
Open plaatsen64      
 448588613583583583583

De na te streven bezettingsgraad bij de sector TBS bedraagt voor 2001 voor bestaande inrichtingen die niet te maken hebben met uitbreidingen 100%. Van de inrichtingen die uitbreiden kent een vijftal particuliere TBS-inrichtingen uitbreidingen die in de loop van het jaar worden gerealiseerd. Bij deze inrichtingen vindt de instroom van TBS-gestelden gefaseerd plaats als gevolg waarvan het voor 2001 na te streven gemiddelde bezettingspercentage voor de TBS-sector als geheel uitkomt op 96,4%.

Ten aanzien van de TBS-capaciteit wordt opgemerkt, dat ook nog structureel capaciteit ten behoeve van TBS-gestelden in gebruik is in een aantal inrichtingen, welke vallen onder het beleidsterrein van het ministerie van VWS. De laatstgenoemde capaciteit is in deze artikelsgewijze toelichting in een afzonderlijke tabel gepresenteerd.

Opbouw baten en lasten volgens P x Q-benadering

Vermenigvuldiging van de dagprijs («P») en de gemiddelde capaciteit («Q») perproduct(categorie) levert voor de DJI in vergelijking met de meerjarenraming baten en lasten, en aansluitend op de liquiditeitsraming, het volgende beeld op:

Opbouw baten en lasten volgens P x Q-benadering
(bedragen x f 1000,–)200020012002200320042005
Totaal inrichtingen (incl. toe te rekenen overhead)2 356 4542 381 3522 442 6172 460 3642 455 9392 456 330
– Gevangeniswezen1 649 2761 640 9131 641 1881 646 9521 645 0591 645 052
– Rijks jeugdinrichtingen188 903214 944259 289270 085269 868270 068
– Particuliere jeugdinrichtingen149 904163 617181 246186 102185 585185 784
– Inkoopplaatsen jeugdinrichtingen6 3758 9939 2969 2969 2969 296
– Rijks TBS-inrichtingen175 560176 227177 269176 759174 966174 966
– Particuliere TBS-inrichtingen186 436176 658174 330171 170171 164171 164
       
Beleidsintensiveringen115 61045 47343 24128 72025 00025 000
– Forensische zorg12 80025 00025 00025 00025 00025 000
– Voorwerving/projectorganisaties capaciteitsuitbr.25 92219 80717 9833 720  
– Bouwgelden particuliere sector65 156     
– Euroconversie11 732666258   
– Amendement Kalsbeek/Dittrich15 000     
       
Overige posten112 645122 05886 00567 36173 77662 886
Totaal Baten en lasten2 599 7092 548 8822 552 9642 531 2452 519 5152 509 016
       
– opbrengsten AWBZ206 170206 130203 070204 487204 487204 486
– exploitatie bijdrage kerndepartement2 243 4912 342 7522 368 7942 351 9582 350 2282 339 730
– vooruitontvangen bijdrage 1999109 449     
– ten laste van exploitatiereserve (resultaat boekjaar)23 599     
Kader liquide middelen2 565 4432 548 8822 571 8642 556 4452 554 7152 554 216

In bovenstaande tabel is per organisatie-eenheid de uitkomst volgens de PxQ-systematiek gepresenteerd.

De reeks «Totaal baten en lasten» sluit niet aan op de hiervoor opgenomen tabel «Meerjarige begroting van baten en lasten». Het verschil wordt gevormd door het niet meetellen van een deel van de opbrengsten van derden (onderdelen Diverse opbrengsten en Opbrengsten arbeid) in bovenstaand overzicht vanwege de relatie met de desbetreffende lasten (desaldering).

De «overige posten» hebben betrekking op het leveren van diensten aan derden. Het structurele bedrag betreft vooral het boven-arrondissementale vervoer van de Landelijke diensten. Voorts zijn als «overige posten» aangemerkt de middelen die resteren nadat zoveel mogelijk posten met een structureel karakter als opslag meegenomen zijn in de voorcalculatorische normprijzen. De relatief hoge posten in 2000 en 2001 hangen samen met toeslagen voor bovennormatieve toevoegingen als gevolg van inrichtingsspecifieke situaties en overige incidentele posten.

De vooruitontvangen bijdrage 1999 heeft betrekking op de in de balans ultimo 1999 toegelichte projectgelden, welke in 2000 tot uitvoering worden gebracht.

De post «ten laste van exploitatiereserve» dient ter compensatie van het in het masterplan DJI voor 2000 naar voren komende incidentele tekort.

Ambtelijk personeel

Het begrotingsbedrag 2001 is gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 16 195 personeelsleden in full-time equivalenten (fte) van wie 15 964 fte actief regulier personeel en 230,9 fte non-actieven.

Ter financiering van de kosten van uitzendkrachten, externen, extra opleidingskosten en overige personele kosten zijn in 2000 614 fte's geblokkeerd. Om inzicht te bieden in de raming worden in onderstaand overzicht de ontwikkeling in aantal fte's en de gemiddelde personeelsuitgaven gepresenteerd. In de overzichten is rekening gehouden met de personele effecten verbandhoudende met de uitvoering van het masterplan DJI, de implementatie van de uitkomsten van het project Herontwerp Besturing en de intensiveringen betreffende de forensische zorg. Voorts hebben herschikking van capaciteitsuitbreidingen ten gunste van de particuliere TBS- en Jeugdsector geleid tot een neerwaartse bijstelling van de personele meerjarenraming. Op hoofdlijnen was de ontwikkeling van de geraamde omvang van de personele meerjarenraming betreffende de categorie actief regulier personeel tussen de stand van de Miljoenennota 2000 en 2001 als volgt:

Overzicht geraamde ontwikkeling personele meerjarenraming actief regulier personeel DJI – gemiddelde standen
 200020012002200320042005 e.v.
Stand Miljoenennota 2000 e.v.16 20016 15916 13316 10716 10716 107
Masterplan DJI– 581– 659– 522– 455– 445– 445
Capaciteitsuitbreidingen Regeerakkoord 1998–2002198460730794771771
Herschikkingen*– 89– 182– 329– 347– 347– 347
Forensische zorg269797979797
Compensatie sober regime (eindejaarsmarge en IND)18800000
IBO TBS– 4– 14– 27– 37– 27– 27
Stelselwijziging RHV777777
DAD144444
Overige mutaties181610444
Totaal mutaties– 236– 271– 30676464
Stand Miljoenennota 2001 e.v.15 96415 88816 10316 17416 17116 171

* de herschikkingen hebben betrekking op het masterplan DJI, waarin begrepen RA-uitbreidingen en lopende uitbreidingsprogramma's.

Het effect van de verschillende maatregelen is dat het personeelsbestand in 2001 licht daalt ten opzichte van 2000 om vervolgens weer iets te stijgen in de jaren daarop.

Overzicht ontwikkeling omvang, middensommen en totale personeelskosten DJI
Ambtelijk personeel1999200020012002200320042005
Penitentiaire Inrichtingen       
– gemiddelde prijs x fl,–73 66973 75574 26574 72574 83574 61574 625
– fte's11 34211 22011 37211 33411 38111 39311 393
– begrotingsbeslag835 579827 530844 519846 908851 713850 088850 221
– % van pers. uitg. DJI65,8%68,5%67,2%66,2%66,2%66,2%66,2%
        
Rijks TBS-inrichtingen       
– gemiddelde prijs x fl,–85 65291 10091 00091 00091 00091 00091 000
– fte's1 1841 4171 4681 3481 3571 3441 344
– begrotingsbeslag101 442129 045133 591122 670123 501122 301122 301
– % van pers. uitg. DJI8,0%9,7%10,1%9,2%9,2%9,2%9,2%
        
Rijks Jeugd Inrichtingen       
– gemiddelde prijs x fl,–79 32080 44080 44080 44080 44080 44080 440
– fte's1 2841 5081 8172 2012 2212 2212 221
– begrotingsbeslag101 822121 338146 152177 080178 630178 630178 630
– % van pers. uitg. DJI8,0%9,1%11,0%13,3%13,3%13,4%13,5%
        
Landelijke Diensten       
– gemiddelde prijs x fl,–87 36586 80087 50087 95087 95087 95087 950
– fte's1 2931 2351 1551 1541 1561 1551 154
– begrotingsbeslag112 982107 181101 024101 526101 642101 553101 464
– % van pers. uitg. DJI8,9%8,1%7,6%7,6%7,6%7,6%7,6%
        
Hoofdkantoor       
– gemiddelde prijs x fl,–116 634111 000107 000107 750107 800108 500108 500
– fte's151,0202,6302,4294,7289,5289,4289,4
– begrotingsbeslag17 66022 48732 35831 75431 21131 40331 403
– % van pers. uitg. DJI1,4%1,7%2,4%2,4%2,3%2,4%2,4%
        
totaal DJI       
– gemiddelde prijs x fl,–76 66277 50078 04578 36578 44078 28578 295
– fte's *15 25515 58216 11416 33316 40416 40116 400
– begrotingsbeslag1 169 4851 207 5811 257 6451 279 9381 286 6971 283 9751 284 019
– % van pers. uitg. DJI92,1%91,0%94,8%96,1%96,1%96,3%96,6%
        
Overig personeel       
– niet-ambtelijk, overig**55 27573 03830 70411 48512 3689 6093 915
– opleiding en vorming13 08310 0845 7866 1446 1696 1686 168
– post-actief personeel31 58335 67333 81233 94933 91033 86533 865
Personele uitgaven1 269 4261 326 3761 327 9471 331 5161 339 1441 333 6171 327 967
Kader totaal DJI ***1 279 2841 326 3761 327 9471 331 5161 339 1441 333 61 71 327 967

* in de opgenomen personele raming in fte's is voor 2000 rekening gehouden met het aanhouden van 614 vacatures ter compensatie van de inzet van niet – regulier personeel en hogere opleidingskosten.

** de fluctuaties in de reeks «niet ambtelijk en overig» worden vooral veroorzaakt door de inzet van niet regulier personeel en uitzendkrachten, welke tijdens de uitvoering worden gefinancierd uit aangehouden vacatures. Voorts worden onder deze reeks geraamd de uitgaven voor enkele budgetten, zoals vacatiegelden en zijn enkele nog nader toe te delen effecten van maatregelen uit het masterplan, die niet direct gerelateerd zijn aan de personele omvang, hieronder opgenomen.

*** In het kader is de intertemporele financiering middels toepassing van kasschuiven binnen de DJI-meerjarenraming opgenomen. Als gevolg hiervan wijkt deze reeks af van de in de staat van baten en lasten opgenomen reeks.

Toelichting op de tabel

De ontwikkeling van de omvang van de personele meerjarenraming laat zich – naast het aflopen van enkele noodmaatregelen in de TBS-sector – vooral verklaren uit de mutaties die opgenomen zijn in de hierboven geplaatste aansluittabel.

De fluctuaties in de middensommen (gewogen gemiddelden) zijn bij de Landelijke diensten en het Hoofdkantoor een gevolg van de overheveling van formatieplaatsen ter uitvoering van het Project Herontwerp Besturing. Voorts is de Forensisch Psychiatrische Dienst van de Landelijke diensten naar de sector TBS overgegaan. Als gevolg hiervan ontstaan wijzigingen ten opzichte van eerder becijferde gemiddelde schaalwaarde per beleidsterrein. De reservering voor kosten van flankerend beleid in het kader van de uitvoering van het masterplan DJI, zijn in dit overzicht begrepen onder «niet-ambtelijk, overig».

De reeks opleiding en vorming wordt meerjarig normatief bepaald. Uit de berekening van de vermoedelijke uitkomsten 2000 blijkt dat – net als in 1999 – bovennormatieve kosten worden gemaakt voor opleiding en vorming. In een meer stabiele situatie zou de norm voldoende dienen te zijn voor de financiering van de onderhavige kosten.

De ontwikkeling van de raming voor post-actieven is enerzijds bepaald door de doorwerking van diverse taakstellingen uit het verleden, anderzijds door het treffen van een voorziening voor de op termijn te verwachten stijging van de kosten van de FLO.

Overzicht overig personeel

Om het relatieve belang aan te geven van de onderscheiden personeelscategorieën in het totaal van de personele uitgaven van de DJI, wordt onderstaande tabel gepresenteeerd.

Overzicht percentuele verdeling personeelskosten DJI
 1999200020012002200320042005
Ambtelijk actief personeel90,6%89,6%93,4%94,7%94,7%94,9%95,2%
Non-actieven1,5%1,4%1,4%1,4%1,4%1,4%1,4%
Post-actieven2,5%2,7%2,5%2,5%2,5%2,5%2,6%
Opleiding en vorming1,0%0,8%0,4%0,5%0,5%0,5%0,5%
Niet ambtelijk personeel4,4%5,5%2,3%0,9%0,9%0,7%0,3%
 100,0%100,0%100,0%100,0%100,0%100,0%100,0%

Met betrekking tot de realisatie en geraamde ontwikkeling van de fte's non-actieven over de onderscheiden categorieën is het beeld als volgt:

Overzicht geraamde ontwikkeling aantallen fte's non-actieven
 1999200020012002200320042005
Langdurig zieken123127127129129129129
Ouderschapsverlof124696869707070
Seniorenverlof24232323232323
Overig niet-actieven14121212121212
Totaal285231230233234234234

De ontwikkeling van het aantal non-actieven is gerelateerd aan de personele meerjarenraming op DJI-niveau en is becijferd op basis van normen.

Met het doel inzicht te geven in de nadere verdeling en ontwikkeling van de realisatie en raming van de aantallen fte's post-actieven wordt het volgende overzicht gepresenteerd:

Overzicht ontwikkeling post-actieven
 1999200020012002200320042005
Functioneel leeftijdsontslag327377434504602689784
Wachtgelders420429444450452452452
Totaal7478068789541 0541 1411 236

De stijging van het aantal post actieven vindt vooral plaats bij de FLO en is het gevolg van de leeftijdsopbouw van het executief personeel bij DJI (vergrijzing en een toenemend beroep op de FLO regeling). De becijfering van de ontwikkeling van het aantal wachtgelders is gerelateerd aan de omvang van de personele meerjarenraming op DJI-niveau. Gelet op de oploop in de personele meerjarenraming wordt er van uitgegaan dat de uitvoering van de maatregelen uit het masterplan DJI niet tot een toename van de aantallen wachtgelders leidt.

Garanties (bedragen x f 1000,–)
 19992000200120022003 e.v.
Garantieplafond     
uitstaand risico per 1-199 02698 30797 48796 54495 460
Vervallen of te vervallen garanties– 719– 820– 943– 1 084– 1 247
verleende of te verlenen garanties00000
uitstaand risico per 31-1298 30797 48796 54495 46094 213

Het betreft hier de bankgarantie voor hypothecaire leningen aan particuliere jeugdinrichtingen. Het feitelijke risico per 31-12-1999 bestaat uit de openstaande saldi van de hypothecaire leningen. Voor 2001 en verder zijn geen nieuwe bankgaranties voorzien. De afname betreft de aflossingen op de lopende leningen. De in bovenstaande meerjarenplanning opgenomen bedragen berusten op een rekenkundige extrapolatie. Met ingang van het jaar 2000 (ten behoeve van de begroting 2002) zullen de betrokken inrichtingen in het kader van de planning- en controlcyclus een praktijkgerichte opgave verstrekken.

03 AGENTSCHAP CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSO BUREAU (CJIB)

Algemeen

Het CJIB maakt onderdeel uit van het ministerie van Justitie en wordt langs twee lijnen aangestuurd. De door de minister van Justitie benoemde Raad van Toezicht, waarin onder andere het Openbaar Ministerie en de Dienst Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging (WRR) zijn vertegenwoordigd, toetst het (innings-)beleid van het CJIB en de uitvoering daarvan. Aldus wordt gewaarborgd dat de inning in de pas loopt met het executiebeleid van het OM. Het ministerie van Justitie voorziet het CJIB van de benodigde middelen en houdt daarnaast toezicht op een binnen de gestelde kaders doelmatige aanwending van die middelen. Aan het hoofd van het CJIB staat een algemeen directeur die eindverantwoordelijk is voor zowel het gevoerde inningsbeleid als voor het beheer. De inhoudelijke en beheersmatige sturing komen samen in de zogenaamde planning- en controlcyclus. Op basis van een gefiatteerd jaarplan en begroting worden – na beoordeling en goedkeuring door het ministerie van Justitie – middelen aan het CJIB beschikbaar gesteld. Met ingang van 2000 wordt hierbij een systeem van outputfinanciering gehanteerd, hetgeen wil zeggen dat de bijdrage aan het CJIB is gebaseerd op de werkelijk gerealiseerde productie (kostprijs maal productiehoeveelheid). Het verantwoordingsproces loopt langs dezelfde structuur.

Evaluatie Agentschap CJIB

Uit de in 1999 verrichte evaluatie is gebleken dat het CJIB heeft voldaan aan de eisen die door het ministerie van Justitie en het ministerie van Financiën worden gesteld aan een agentschap. Gebleken is dat het CJIB na invoering van de agentschapstatus doelmatiger en doeltreffender is gaan werken. Met name het afsluiten van contracten met deurwaarders heeft tot aanzienlijke doelmatigheidswinsten geleid. Ook in de justitieketen zijn er winsten gerealiseerd door snelle, doelmatige en doeltreffende overnames door het CJIB van ketenprocessen, zoals de landelijke coördinatie van arrestatiebevelen. Het evaluatie-rapport adviseert om een meerjarig beleidskader op te stellen. Dit meerjarig beleidskader is in mei 2000 vastgesteld en is richtinggevend voor de opstelling van het Jaarplan 2001.

Huisvesting

In verband met de voortdurende groei van de organisatie, voornamelijk veroorzaakt door de toename van het aantal te verwerken sancties van de Wet Administratiefrechtelijk Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) (mede verband houdende met de invoering van regioplannen) en de verdere taakuitbreiding (vanaf 2000 zullen door het CJIB ook de sancties in het kader van de Klimaatnota worden geïncasseerd; voorts start er in 2001 een pilot ten behoeve van de inning en incasso van bestuurlijke boetes) is het CJIB noodzakelijkerwijs in meerdere panden gehuisvest om alle personeelsleden een werkplek te kunnen bieden. In 1999 is het CJIB gestart met het nieuwbouwproject. Nieuwbouw zal worden gerealiseerd op een locatie in Leeuwarden.Voorzien wordt dat het nieuwe pand eind 2001 in gebruik kan worden genomen. Het pand wordt ingericht op een aantal van 600 werkplekken.

Leenfaciliteit ministerie van Financiën

Per 1 januari 2000 is er een verandering doorgevoerd in de wijze van financieren van agentschappen. Voor het CJIB betekent dit dat een deel van het huidige eigen vermogen is omgezet in vreemd vermogen, ter hoogte van het saldo van de boekwaarde van de vaste activa per 31/12/99 (f 5,934 miljoen). Voor het bedrag van de omzetting in vreemd vermogen is het CJIB door het ministerie van Financiën een lening verstrekt. Aflossing hiervan vindt plaats middels de middelen die vrijkomen uit de afschrijvingsbedragen.Voor de te betalen rente is het CJIB door het ministerie van Financiën gecompenseerd. Tegelijkertijd met de invoering van de leenfaciliteit is in het kader van de stelselwijziging financiering agentschappen een maximum gesteld aan de exploitatiereserve. Deze vervult een bufferfunctie om normale bedrijfsrisico's op te kunnen vangen en is door het ministerie van Financiën gemaximeerd gesteld op 5% van de omzet.

Herbouw en Beheer systemen

Het CJIB is een organisatie van ongeveer 10 jaar oud. Op grond van een vooronderzoek is duidelijk geworden dat herbouw van de systemen noodzakelijk is. Dit betekent niet dat de systemen op dit moment niet meer werken, maar dat ze nog een beperkte levensduur hebben. Na bekendwording in het najaar van 2000 van de uitkomsten van de studie omtrent de inrichting van de infrastructuur zal meer duidelijkheid ontstaan over de planning en de daadwerkelijke investeringsbehoefte. Duidelijk is dat door de korte levensduur van de systemen het noodzakelijk is op korte termijn met de herbouw van de systemen te starten, temeer daar de huidige systemen ook tegen hun capaciteitsgrens aanlopen.

De totale investeringsuitgaven (van de herbouw van de systemen in 2 jaar tijd) worden naar huidige inzichten geraamd op ongeveer f 15,9 miljoen Om de organisatie verder te versterken (en beheersbaar te houden), is bovendien een substantiële investering in het tweede-lijnsbeheer noodzakelijk. Zowel de extra kosten van de herbouw als het tweede-lijnsbeheer zijn verwerkt in de budgettaire kaders in deze ontwerp-begroting.

Sturing

Sturing van het CJIB geschiedt onder andere op basis van een prestatiebegroting waarin kengetallen een vooraanstaande rol spelen. Deze kengetallen geven inzicht in de instroom van zaken, de interne verwerking daarvan, de daaraan verbonden kosten en de uitstroom van zaken. Het gaat hierbij om de onderstaande bedrijfsprocessen:

• Verkeersvoorschriften (Sancties opgelegd op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving WAHV);

• Geldboetes, opgelegd door de strafrechter;

• Transacties ter voorkoming van verdere strafvervolging;

• Ontnemingsmaatregelen (Plukze);

• Schadevergoedingsmaatregelen (Terwee);

• Vrijheidsstraffen;

• Naheffingsaanslagen voor gefiscaliseerde parkeermeter- en parkeerautomaatovertredingen.

Ten behoeve van een transparante aansturing, zowel door het departement (extern) als binnen het CJIB (intern), wordt gebruik gemaakt van de Balanced Scorecard (BSC). Met de BSC is het mogelijk om de strategie van het CJIB te vertalen in concrete meetbare doelstellingen. Bij de bepaling van deze doelstellingen worden de kritieke succesfactoren van het CJIB sterk in het oog gehouden. Het CJIB heeft de BSC opgenomen in haar planning- en controlcyclus.

Per bedrijfsproces wordt verder periodiek informatie op geaggregeerd niveau verstrekt over de onderstaande productiegegevens:

Productie

Voor 2001 gaat het om de volgende aantallen:

 
WAHV-sancties (aantallen)19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001(raming)
De beginvoorraad1 706 9112 103 4892 588 2212 763 221
De instroom van nieuwe zaken5 255 6256 368 0058 654 5838 932 304
De uitstroom van afgedane zaken4 949 0475 793 2738 479 5838 932 304
De eindvoorraad2 103 4892 588 2212 763 2212 763 221

Extra zaken die als gevolg van de Klimaatnota zullen instromen zijn nog niet in het overzicht verwerkt.

 
Boeten (aantallen)19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001raming)
De beginvoorraad215 485197 568191 294191 294
De instroom van nieuwe zaken118 853117 840121 039120 984
De uitstroom van afgedane zaken136 770124 114121 039120 984
De eindvoorraad197 568191 294191 294191 294
 
Transacties (aantallen)19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001(raming)
De beginvoorraad3 5329 1686 3526 352
De instroom van nieuwe zaken30 22039 208549 280558 823
De uitstroom van afgedane zaken24 58442 024549 280558 823
De eindvoorraad9 1686 3526 3526 352

Vanaf 1 april 2000 is het CJIB belast met de inning en incasso van alle Transacties. Als gevolg hiervan neemt het aantal te verwerken zaken aanzienlijk toe. Voor de verwerking van al deze zaken is de nieuwe afdeling Transacties bij het CJIB geformeerd.

 
Vrijheidsstraffen (aantallen)19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001(raming)
De beginvoorraad14 78219 20119 04219 042
De instroom van nieuwe zaken11 44618 51618 00018 000
De uitstroom van afgedane zaken7 02718 67518 00018 000
De eindvoorraad19 20119 04219 04219 042
 
Schadevergoedingsmaatregelen (aantallen)19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001(raming)
De beginvoorraad5 1006 3789 19613 246
De instroom van nieuwe zaken2 1396 3356 6006 600
De uitstroom van afgedane zaken8613 5172 5502 550
De eindvoorraad6 3789 19613 24617 296

Productie is 50% instroom + 50% uitstroom; begroting derhalve: 4 575

 
Ontnemingsmaatregelen (aantallen)19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001(raming)
De beginvoorraad1 3941 5722 0832 573
De instroom van nieuwe zaken276853920920
De uitstroom van afgedane zaken98342430430
De eindvoorraad1 5722 0832 5733 063

Productie is 50% instroom + 50% uitstroom; begroting derhalve: 675

Kwaliteit

Onderstaand overzicht bevat de doelstellingen omtrent kwaliteit:

 
WAHV-sancties19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001(raming)
% afgedane zaken binnen 1 jaar95,7%95,5%95%95%
% geïnde zaken binnen 1 jaar94,5%94,7%94%94%
% gegronde klachten bij Nationale Ombudsman≤ 0,005%≤ 0,005%≤ 0,005%≤ 0,005%
% gegronde verzetten tegen dwangbevel35,6%24,8%=≤ 25%=≤ 25%
 
Boeten19981999(realisatie)2000(vermoe-delijke uitkomsten)2001(raming
% afgedane zaken binnen 1 jaar63,2%64,7%65%65%
% gegronde verzetten tegen dwangbevel44,3%35,8%=≤ 35%=≤ 35%

Kwaliteitseisen voor de producten transacties, vrijheidsstraffen en ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen zijn nog in ontwikkeling en zullen in overleg met het departement worden vastgesteld.

Kostprijs per product

 
 1999200020012002–2004
WAHV-sancties8,398,388,468,46
Boetevonnissen77,6679,2880,2680,98
OM-transacties10,0210,6110,4410,49
Vrijheidsstraffen87,3692,2691,0091,97
Schadevergoedingsmaatregelen339,18358,33354,15355,26
Ontnemingsmaatregelen800,18835,27826,68832,30

Bovenstaande kostprijzen zijn bepaald volgens de door het ministerie van Justitie geaccordeerde methodiek. De kosten worden hierbij zoveel mogelijk rechtstreeks aan de producten toegerekend. Kosten, die niet direct aan de producten kunnen worden toegerekend, worden op basis van een opslag aan de producten toegerekend. Hierdoor is sprake van een integrale kostprijs. Toename van de kostprijzen wordt veroorzaakt door toename van activiteiten welke voorheen door een andere dienst werden verricht (bijv. 2e lijnsbeheer).

Verdere loonontwikkeling (incidentele loonontwikkeling, CAO-wijzigingen) en prijsbijstellingen (inflatie, marktfactoren, etc.) zijn niet in de kostprijs opgenomen. Deze bedragen worden door het ministerie van Justitie afzonderlijk gefinancierd via de loon- en prijsbijstelling. Dit geldt ook voor projectgelden die bv. in het kader van Euro en Fraudeplan aan het CJIB ter beschikking zijn gesteld.

Overeenkomstig de afspraak met het ministerie van Justitie zijn voor 2001 en de periode 2002–2004 nieuwe kostprijzen bepaald. Opzet is dat vervolgens de kostprijzen voor een periode van vijf jaar worden vastgesteld.

Vanaf 2000 vindt de financiering van het CJIB plaats op basis van (kost)prijs maal gerealiseerde hoeveelheid (outputfinanciering).

Financiering van de producten geschiedt als volgt:

 
FinancieringMinisterie van JustitieOpbrengsten Derden
Inning van WAHV-sancties100%0%
Inning van boetevonnissen100%0%
Inning van transacties100%0%
Schadevergoedingsmaatregelen100%0%
Ontnemingsmaatregelen100%0%
Vrijheidsstraffen100%0%
Inning van naheffingsaanslagen0%100%

Relatieve verdeling aantal afgedane zaken:

 
Relatieve afgedane zaken(x 1 000)%
Inning van WAHV-sancties8 93293,0%
Inning van boetevonnissen1211,3%
inning van OM-transacties5595,7%
De begroting van baten en lasten van het agentschap CJIB (x f 1 000,–)
    EURO    Code
 19992000200120012002200320042005Econ.Funct.
Baten          
Opbrengst moederdepartement62 97693 33398 49344 70997 37894 6561)85 54285 542803.1
Opbrengst derden18415015068150150150150603.1
Rentebaten253200200912002002002002603.1
Verhaal Zonder Dwang8080000000  
Buitengewone baten– 1790000000  
Exploitatiebijdrage projecten6 7760000000  
Totaal70 81893 68398 84344 86897 72895 00685 89285 892  
           
Lasten          
Apparaatskosten61 45277 49281 69137 07079 52677 43469 53469 634  
* personele kosten24 85735 90237 39616 97037 32036 48233 01833 0181103.1
* materiële kosten28 65524 16524 49611 11922 40621 81419 66519 7651203.1
* bijzonder (deurwaarder)7 94012 75114 3166 49614 31713 79211 97911 9791203.1
* bijzonder (ICT)04 7125 5212 5055 5215 3844 9104 910  
Rentelasten02972971352972972972972103.1
Gebruikersvergoeding3 0037 1757 4273 3707 7047 5616 8966 896  
Afschrijvingskosten3 2466 3956 5372 9668 3308 1167 5677 467  
Buitengewone lasten00000000  
Projecten 7261 293586273000  
Fraudeplan2251 3601 3606181 3601 3601 3601 360  
Totaal67 92693 48398 64344 77797 52894 80685 69285 692  
Saldo van baten en lasten2 89220020091200200200200  

Toelichting

Algemeen

De bedragen met betrekking tot de post «opbrengst departement» komen overeen met de bedragen op begrotingsartikel 08.04 «Bijdrage CJIB» uit de Justitiebegroting. In bovenstaand baten- en lastenoverzicht zijn afzonderlijk de kosten van ICT-projecten opgenomen. Deze maken structureel onderdeel uit van de door het departement vergoede kostprijzen. Voor de jaren 2004 en 2005 is bij het Openbaar Ministerie nog onbekend of en hoe de regioplannen zullen worden voortgezet. De bijdrage van het departement aan het CJIB voor de jaren 2004 en 2005 bevat daarom (nog) geen vergoeding voor de uitvoering van regioplannen.

Baten

Opbrengst derden

Voor 2001 verwacht het CJIB een vergoeding van f 150 000 voor de inning van door de gemeente opgelegde naheffingsaanslagen ter zake van gefiscaliseerde parkeerovertredingen.

Opbrengst departement

Voor 2001 wordt een bijdrage van f 98,493 miljoen van het ministerie van Justitie ontvangen. De bijdrage is op basis van P*Q bepaald:

 
 WAHV-sanctiesBoetenTransactiesVrijheids-straffenSchadever-goedings-maatregelenOntnemingmaatregelenAlgemeen/ProjectenTotaal
P (x f 1,–)8,4780,2610,4491,00354,15826,68  
Q8 932 304120 984558 82318 0004 575675  
P*Q (x f 1,–)75 664 4669 710 1765 834 1121 638 0001 620 236558 0093 468 00098 493 000

Onder algemeen/projecten zijn de volgende bijdragen opgenomen:

• loonbijstelling  298 000
• prijsbijstelling  517 000 (inclusief Huisvesting)
• co-financiering Euro1 293 000
• Fraudeplan1 360 000
 3 468 000

Ten aanzien van de spelregels voor outputfinanciering is met het ministerie van Justitie overeengekomen dat:

• kostprijsverschillen zijn voor rekening van het CJIB (P);

• verschillen tussen begrote en werkelijke instroom zijn voor rekening van het ministerie (Q);

• de vaste component van de kostprijs wordt afgerekend op basis van de begrote productie;

• de variabele component van de kostprijs wordt afgerekend op basis van de werkelijke productie;

• de verhouding vast-variabel in de kostprijs is vastgesteld op 50% – 50%.

Rente

Voor het jaar 2001 wordt rekening gehouden met een rente-opbrengst van f 200 000,–.

Buitengewone baten

Buitengewone baten zijn voor het boekjaar 2001 niet voorzien.

Lasten

Apparaatskosten

Ten opzichte van voorgaande jaren stijgen de apparaatskosten wederom. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van het aantal te verwerken WAHV-sancties (zie kengetallen productie) en toename van het aantal OM-transacties (t/m 2003) als gevolg van de invoering van de regioplannen. Het aantal fte's is als gevolg hiervan gestegen naar 525 fte's in 2001. De gemiddelde loonsom zal oplopen van f 64 900 in 1999 naar f 68 500 in 2000.

In de ramingen is rekening gehouden met de incidentele en CAO-gerelateerde loonontwikkeling.

Onderstaand een overzicht van de groei in gemiddelde loonsom:

 
Groei gemiddelde loonsom1999200020012002200320042005
Ambtelijk personeel       
– gemiddelde loonsom (x f 1,–)64 90068 50068 50068 50068 50068 50068 500
– aantal fte's393482525524524515515
– post-actief personeel       
– wachtgelders (aantal personen)1111111

De geraamde besparingen op de gerechtskosten voor de komende jaren zijn in overleg met het ministerie van Justitie ingezet voor onder meer het verder professionaliseren van het tweede-lijnsbeheer en de herbouw van de systemen.

Rente

Als gevolg van het gewijzigde beleid inzake de financiering van agentschappen is het niet meer mogelijk om Bestemmingsreserves te vormen. Tevens wordt de hoogte van de Algemene Reserve gemaximaliseerd. Hiervoor in de plaats komt een leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën. De in dit kader te betalen rente wordt zichtbaar op de staat van baten en lasten en is verdisconteerd in de kostprijs.

Gebruikersvergoeding

De opgenomen kosten betreffen de aan de RGD te betalen gebruikersvergoeding voor de huur van de tijdelijke huisvesting. Vanaf 2002 betreft de gebruikersvergoeding de huur van de nieuwbouw.

Afschrijvingen

De afschrijvingsbedragen zijn bepaald volgens een consistente gedragslijn (zelfde termijnen als voorgaande jaren). De afschrijvingstermijnen sluiten aan op de richtlijnen welke zijn vastgelegd in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid (HAFIR). Het CJIB maakt gebruik van de onderstaande termijnen:

• grote computerconfiguraties5 jaar;
• overige hardware3 jaar;
• standaard software3 jaar;
• inventarissen7,5 jaar;
• apparatuur3 resp. 5 jaar.

Voor de geactiveerde kosten van de herbouw systemen wordt een afschrijvingstermijn van 8 jaar gehanteerd.

Overigens is met het ministerie van Justitie afgesproken dat eind 2000 een nadere analyse zal plaatsvinden van de benodigde en beschikbare middelen voor de investeringen in het tweede-lijnsbeheer. De uitkomsten hiervan zullen in de voorbereiding van de ontwerpbegroting 2002 worden meegenomen.

Buitengewone lasten

Er wordt voor 2001 geen rekening gehouden met buitengewone lasten.

Fraudeplan

In het kader van het Fraudeplan is f 1,36 miljoen aan het CJIB ter beschikking gesteld. Het CJIB is samen met het Bureau Ontnemingwetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) een onderzoek gestart naar het versterken van de executie van Plukze-zaken. Dit moet tevens leiden tot aanpassing van enkele systemen.

Daarnaast stemt het CJIB met het ministerie van Justitie af welke intensiveringen op termijn worden opgepakt.

Kasstroomoverzicht van het agentschap CJIB (x f 1 000,–)
    EURO    code
 2000200120012002200320042005Econ.Funct.
saldo liquide middelen per 1 januari17 63114 7696 70414 96915 16915 36915 569  
+ saldo van baten en lasten20020091200200200200  
+ afschrijvingen4 4585 6792 5776 6026 6026 6026 6021503.1
+/- toe-/afname liquide middelen         
+/- toe-/afname voorraden  
-/+ toe-/afname kortlopende vorderingen885        
+/- toe-/afname voorzieningen– 2 285        
+/- toe-/afname kortlopende schulden– 5 326        
totaal operationele kasstroom– 1 0635 8792 6686 8026 8026 8026 802  
          
– totaal investeringen– 6 625– 21 825– 9 907– 14 194– 4 377– 4 377– 4 3775203.1
+ totaal boekwaarde desinvesteringen         
totaal investeringskasstroom– 6 625– 21 825– 9 907– 14 194– 4 37 7– 4 377– 4 377  
          
– eenmalige uitkeringen aan moederdepartement         
+ eenmalige storting door het moederdepartement       803.1
– aflossingen op leningen– 4 458– 5 679– 2 578– 6 602– 6 602– 6 602– 6 6027703.1
+ beroep leenfaciliteit9 28421 8259 90714 1944 3774 3774 377803.1
totaal financieringskasstroom4 82616 1467 3297 592– 2 225– 2 225– 2 225  
          
saldo liquide middelen 31 december14 76914 9696 79515 16915 36915 56915 769  

Toelichting op het kasstroomoverzicht:

Algemeen

Conversie Agentschapsvermogen

De conversie van het agentschapsvermogen per 1 januari 2000 is in bovenstaand kasstroomoverzicht verwerkt.

Beginsaldo

Het CJIB heeft als beleid dat de liquide middelen voldoende moeten zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. De liquide middelen van f 18,398 miljoen aan het begin van 2000 zijn noodzakelijk om de kortlopende verplichtingen te kunnen betalen en de reeds geaccordeerde projecten te kunnen uitvoeren. Het betreffen hier voornamelijk automatiseringsprojecten. Tevens is een bedrag gereserveerd om de tijdelijke huisvesting van het CJIB te kunnen financieren.

Kasstromen

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom wordt veroorzaakt door de mutaties die zich in de loop van de jaren voordoen in het werkkapitaal als gevolg van de normale bedrijfsvoering. Onder werkkapitaal wordt verstaan het verschil tussen de vlottende activa en vlottende passiva. Als gevolg van uitgaven ten behoeve van projecten is de operationele kasstroom in 2000 negatief.

Investeringskasstroom

Het betreffen hier investeringen die worden gepleegd in de vaste activa. Hier onder vallen ook de uitgaven die worden gedaan ten behoeve van de herbouw systemen.

Financieringskasstroom

Dit betreffen de kasstromen in het kader van het verplichte beroep op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën ten behoeve van investeringen en de aflossingen op de leenfaciliteit.

De Minister van Justitie,

TREFWOORDENREGISTER

Administratieve organisatie 98

Advocatuur 72, 73, 218

Agentschap 3, 85, 103, 127, 145, 147, 149, 186, 190, 191, 201, 202, 203, 204, 205, 209, 211, 225, 226, 228, 245, 246, 250, 252, 253

Ama 65, 141

Asiel 1, 2, 25, 83, 87, 89, 90, 92, 101, 128, 129, 132, 133, 139

Asielverzoeken 131, 201

Bob 53

COA 90, 91, 93, 96, 99, 100, 128, 131, 132, 133

Communities 12, 13, 39, 43, 103, 142

CRIEM 13, 39, 41, 42, 103, 141

Criminaliteitspreventie 42, 137, 138, 141

CRI 30, 57

DJI 79, 81, 82, 103, 129, 147, 148, 149, 191, 192, 209, 210, 211, 212, 214, 215, 216, 218, 219, 221, 222, 223, 225, 226, 227, 228, 229, 230, 231, 232, 233, 234, 235, 237, 239, 240, 241, 242, 243, 244

Doorlooptijden 5, 10, 80, 86, 87, 103, 173, 174, 201

Drugsbeleid 6, 16, 17

Elektronisch toezicht 213

Elektronische snelweg 6, 36, 39

Euro 38, 54, 98, 99, 183, 228

Georganiseerde criminaliteit 21, 38, 46, 50, 53, 61, 62, 63, 182

Geschillenbeslechting 67, 172, 173

Gevangeniswezen 15, 76, 79, 81, 213, 231

Geweld op straat 45

Halt 25, 40, 44, 134, 141, 143

Huiselijk geweld 45

Huisvesting 62, 67, 84, 89, 90, 92, 106, 107, 108, 109, 113, 121, 128, 135, 146, 148, 149, 155, 156, 159, 172, 179, 180, 184, 189, 204, 206, 212, 223, 224, 228, 233, 236, 237, 252, 254

Immigratie- en Naturalisatiedienst 3

IND 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 98, 127, 128, 129, 130, 131, 190, 201, 202, 203, 204, 205, 218, 241

Interregionale Fraude Teams 56

Jeugd en Geweld 24, 40, 41, 42, 101, 141, 142

Jeugdcriminaliteit 56

Jeugdinrichtingen 75, 76, 79, 209, 210, 212, 213, 215, 216, 227, 233, 234, 236, 238, 240, 244

Jeugd 1, 2, 12, 24, 29, 40, 41, 42, 64, 65, 75, 102, 103, 105, 106, 109, 110, 113, 132, 136, 140, 142, 148, 149, 158, 184, 191, 213, 215, 216, 217, 222, 225, 227, 229, 232, 233, 236, 237, 238, 241, 242

Jib 142

Justitie in de Buurt 104, 120, 121, 138, 139, 142

Mensenhandel 13, 19, 56, 57, 62

Millennium 228

Naturalisatie 127, 201, 202, 203, 206, 207

Openbaar Ministerie 2, 52, 58, 105, 106, 107, 120, 121, 138, 154, 155, 157, 158, 159, 161, 162, 167, 168, 170, 197, 245, 250, 253

Opvang van asielzoekers 18, 83, 84, 92, 93, 99, 127, 131, 132, 190

Plukze 246, 253

Politieonderwijs 50

Pupillen 142, 191, 229, 234

Raad voor de Kinderbescherming 2, 41, 42, 64, 65, 96, 97, 98, 105, 106, 107, 134, 135, 136, 139, 140, 191

Rechterlijke Organisatie 25, 67, 68, 99, 101, 156, 157, 158, 159, 160, 162

Rechtsbijstand 2, 10, 70, 71, 137, 154, 171, 173, 174, 175, 176, 197

Rechtshulpverzoeken 17, 63

Reclassering 2, 78, 80, 81, 103, 105, 106, 132, 134, 136, 137, 140, 141, 142, 149, 191, 223

Schadefonds Geweldsmisdrijven 48, 134, 144

Schuldsanering 72, 154, 164, 175, 176, 177

SHN 136, 138

Slachtofferzorg 1, 47

SOV 79, 104, 150, 218, 219, 220, 226, 227, 230

Stop 12, 44

Taakstraffen 136

TBS 15, 24, 52, 78, 79, 101, 103, 139, 140, 141, 149, 209, 210, 212, 213, 214, 215, 216, 217, 218, 221, 222, 223, 224, 225, 226, 227, 229, 231, 232, 233, 234, 235, 236, 237, 239, 240, 241, 242, 243

Terugkeer 18, 65, 84, 86, 89, 91, 94, 95, 133, 143, 206, 207

Tijdigheid 10

Toegankelijkheid 10, 11, 24, 47, 71

Vermiste personen 57

Visa 18, 21, 201, 203, 206, 207

Vreemdelingenbeleid 109, 128, 129, 132, 133

Vuurwapencriminaliteit 33

Licence