A. Artikelsgewijze toelichting bij de wetsartikelen 2
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat Diergezondheidsfonds)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2004 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2004. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2004.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2004 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De vaststelling van de in artikel 1 bedoelde begrotingsstaat geschiedt in duizenden euro's.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen 4
01 BEWAKING EN BESTRIJDING VAN DIERZIEKTEN EN VOORKOMEN EN VERMINDEREN VAN WELZIJNSPROBLEMEN
Uitbraken van besmettelijke dierziekten hebben grote economische en financiële gevolgen voor de getroffen bedrijven, de omliggende agrarische bedrijven alsmede voor de bedrijven in de vee- en vleessector en in andere sectoren, zoals recreatie en toerisme. Ook particulieren in het betreffende gebied worden geconfronteerd met de ingrijpende bestrijdingsmaatregelen. Daarnaast is er sprake van een grote maatschappelijke weerstand tegen het preventief ruimen van gezonde dieren. Vanwege deze omvangrijke consequenties is het beleid erop gericht om de risico's op de verspreiding van besmettelijke dierziekten zo veel mogelijk te beperken. Dit noodzaakt tot veelal ingrijpende maatregelen in de veehouderij, waarbij met name strenge eisen worden gesteld aan het houden, verzamelen en transporteren van dieren.
Naast het inperken van de risico's is het tijdig signaleren van met name een besmetting een essentiële voorwaarde voor het inperken van de verdergaande besmettingen en de gevolgen daarvan. Het signaleren van besmettingen vindt vooral plaats door dierhouders aangezien zij verplicht zijn verschijnselen van aangifteplichtige dierziekten te melden. Voorts worden een aantal bewakings- en monitoringsprogramma's uitgevoerd die deels door de EU verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrije status.
Het hier in het kort aangegeven beleid is weergegeven op het beleidsartikel 6 «Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid» van de begroting van LNV. Wanneer zich desondanks uitbraken van besmettelijke dierziekten voordoen is het beleid erop gericht deze besmettelijke en andere wettelijk te bestrijden dierziekten – binnen de kaders van de EU-regelgeving – zo effectief mogelijk te bestrijden.
De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding en bewaking van de wettelijk te bestrijden dierziekten worden in het DGF verantwoord. Naast de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven verantwoord voor welzijnsmaatregelen als gevolg van een uitbraak.
De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen (PZ, PVV en PPE) en het Rijk. De bijdrage van het Rijk loopt over de LNV-begroting (U06.11 «Bewaking en verhoging van diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten»).
Voor de bijdrage van het bedrijfsleven is het Convenant «financiering bestrijding besmettelijke dierziekten» van toepassing, dat in 2000 is gesloten tussen een aantal productschappen (PZ, PVV en PPE) en het Rijk en aan de Kamer is aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 F, nr. 3). De essentie van deze afspraken is dat de overheid, in geval zich besmettelijke uitbraken voordoen, onvoorwaardelijk kan beschikken over de noodzakelijke financiële middelen, met name voor de bestrijding van besmettelijke dierziekten tot vooraf afgesproken maxima (voor het grootste deel via een systeem van bankgaranties). De productschappen stellen zich voor de periode 2000 t/m 31 december 2004 garant voor de kosten van dierziekte-uitbraken tot de volgende maxima:
• runderen € 227 mln., waarvan € 182 mln. in de vorm van een bankgarantie en € 45 mln. in de vorm van liquide middelen die worden aangehouden bij het betrokken productschap;
• varkens € 227 mln., waarvan € 204 mln. in de vorm van een bankgarantie en € 23 mln. in de vorm van liquide middelen die worden aangehouden bij het betrokken productschap;
• pluimvee € 11 mln. in de vorm van liquide middelen;
• schapen en geiten € 2 mln. in de vorm van liquide middelen.
Inmiddels is vanwege de MKZ-crisis een beroep gedaan op de bankgaranties bij het Productschap Zuivel voor € 47 mln. en het Productschap voor Vee en Vlees van € 25 mln.
Als gevolg van de uitbraak van de Aviaire Influenza (AI) in 2003 zal naar verwachting de maximum bijdrage van het Productschap voor Pluimvee en Eieren volledig worden aangesproken (€ 11 mln.).
Indien LNV voor de financiering van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte gebruik maakt van de bankgarantie, wordt door het betrokken productschap, op grond van de Wet op de bedrijfsorganisatie, aan de sector een heffing opgelegd om de schuld aan de banken af te lossen.
De contractpartners kunnen het hiervoor aangegeven convenant verlengen voor opnieuw een periode van vijf jaar, d.w.z. ingaande 1 januari 2005. Opzegging of wijziging van het convenant dienen de partijen voor 1 januari 2004 schriftelijk kenbaar te hebben gemaakt. In het licht van een eventuele aanpassing, hebben zowel de overheid als het bedrijfsleven beoordelingen uitgevoerd ten aanzien van de werking en de toepassing van het convenant. Op basis van deze beoordelingen ligt het niet in de rede dat het convenant zonder aanpassingen zal worden verlengd.
Ten laste van het Diergezondheidsfonds komen uitgaven die samenhangen met de uitvoering van een aantal bewakingsmaatregelen. Een deel van deze bewakingsprogramma's dient om de EU-erkenning «dierziektevrij» te behouden.
Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te handhaven (zoals bijvoorbeeld Klassieke Varkenspest, Mond- en Klauwzeer en Brucellose bij runderen, schapen en geiten).
Om genoemde EU-status te behouden moet Nederland kunnen aantonen vrij te zijn van deze dierziekten. Hiervoor is het nodig de bestrijding op de door de EU voorgeschreven wijze uit te voeren (o.a. Klassieke Varkenspest, Mond- en Klauwzeer) en om bepaalde dieren op bepaalde dierziekten te onderzoeken en aan de Europese Commissie te rapporteren over de resultaten (het aantal onderzochte bedrijven, het aantal genomen monsters en de resultaten van het onderzoek van de genomen monsters).
De EU verplichte bewakingsprogramma's hebben betrekking op Brucellose en Leukose en de monitoringsprogramma's op TSE bij schapen. Ingevolge een communautaire maatregel wordt de monitoring van TSE's bij schapen en geiten per 1 oktober 2003 geïntensiveerd.
Voor de bewaking op BSE bij runderen wordt vanaf 1 januari 2001 elk rund ouder dan 30 maanden dat ter slachting wordt aangeboden, getest op BSE. De hieraan verbonden kosten worden in belangrijke mate doorberekend aan het bedrijfsleven. De uitgaven voor de overheidsbijdrage komen ten laste van het Diergezondheidsfonds.
Naast de hiervoor aangegeven bewakingsprogramma's die de EU verplicht stelt, vindt nog monitoring plaats op Klassieke Varkenspest en blaasjesziekte.
Kosten van alle bovengenoemde bewakingsmaatregelen worden in het kader van het convenant op 50/50 basis gefinancierd door het bedrijfsleven en de overheid. In verband met het bereiken van het maximumbedrag dat het bedrijfsleven de lopende convenantperiode bijdraagt ten behoeve van de bestrijding en bewaking bij de sector schapen en geiten, komen de kosten van de bewaking voor deze sector in 2004 geheel voor rekening van de overheid.
De hiervoor aangegeven bewaking door middel van prevalentie-onderzoeken wordt in opdracht van LNV uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren en de RVV. De monitoring van de Klassieke Varkenspest en blaasjesziekte wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren en CIDC-Lelystad.
0112 Bestrijding van dierziekten
Op deze operationele doelstelling worden verantwoord:
– Bestrijdingskosten van zeer besmettelijke dierziekten (MKZ/AI);
– Kleine bestrijdingsacties van bijvoorbeeld Tuberculose en Leukose;
– Onderzoeken naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door de dierhouder of door een dierenarts.
De bestrijding van AI in 2003 heeft naast een grote inzet van mensen en middelen van de betrokken overheids- en andere organisaties, ook tot hoge uitgaven geleid. De uitgaven die ten laste van het DGF komen voor de bestrijding van AI zullen op basis van een voorlopige prognose (stand 1 mei) naar verwachting € 253 mln. bedragen. Het aantal dieren dat in het kader van de bestrijding door de overheid van het bedrijfsleven is overgenomen bedraagt ruim 30,1 mln., waarvan meer dan 25,5 mln. als gevolg van de geruimde bedrijven, 4,4 mln. vanwege welzijnsmaatregelen en 0,2 mln. van particulieren. De bestrijding van AI heeft op 1 275 bedrijven en bij meer dan 16 000 particulieren plaatsgevonden. Daarnaast hebben ruim honderd bedrijven gebruik gemaakt van de welzijnsregeling.
Tot slot is ten behoeve van de broederijen in de gesloten gebieden een regeling getroffen voor het onderbreken van het broedproces.
Het merendeel van de uitgaven voor de bestrijding van AI zal in de verantwoording 2003 van het DGF tot uitdrukking komen. De EU vergoedt in principe 50% van de uitgaven voor de schadeloosstellingen en 50% van een deel van de uitvoeringskosten. De EU zal de bijdrage naar verwachting eerst in 2004 vaststellen.
Een dierziekte moet zo snel en effectief mogelijk worden bestreden.
Voor de wettelijk te bestrijden dierziekten zijn de volgende instrumenten voorhanden:
• de verplichting voor houders van dieren om verschijnselen te melden die op een wettelijk te bestrijden dierziekte duiden.
• instellen van vervoersverboden: om verspreiding van een besmettelijke dierziekten te voorkomen, is het noodzakelijk een vervoersverbod in te stellen.
• screening: alle daarvoor in aanmerking komende bedrijven worden bezocht voor een klinische inspectie van de dieren en voor het afnemen van monsters. In de eindfase van een bestrijding vindt ook nog een eindscreening plaats alvorens de betreffende gebieden weer vrij kunnen worden gegeven en herbevolking met dieren kan plaatsvinden.
• tracering: onderzoek naar de bron en naar de verdere verspreiding van de besmetting.
• preventief ruimen: om verspreiding van de dierziekten tegen te gaan, kan het noodzakelijk zijn om bedrijven te ruimen zonder dat daadwerkelijk de besmetting is aangetoond. Voor de overgenomen en geruimde dieren wordt de ondernemer schadeloos gesteld.
• ruimen van besmette bedrijven en omliggende bedrijven: dieren en materialen van bedrijven waar de dierziekte is vastgesteld, kunnen worden overgenomen en vernietigd. Hiervoor worden de desbetreffende ondernemers schadeloos gesteld.
• noodvaccinatie (alleen met instemming van de EU): vaccinatie van dieren om ten tijde van een uitbraak verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen.
• reiniging en ontsmetting: bedrijven en materialen dienen te worden gereinigd en ontsmet om herbesmetting te voorkomen.
0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Een van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg o.a. gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Ter vermindering van de meest urgente welzijnsproblemen kan worden besloten om dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.
In geval van dierziekte-uitbraak, beperken van de welzijnsproblematiek bij de dieren.
• Opkoopregeling: indien er sprake is van een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte kan tot een opkoopregeling van bepaalde dieren worden besloten. Er moet dan sprake zijn van overvolle stallen die leiden tot ontoelaatbare gezondheids-/welzijnsproblemen. Bij het instellen van een opkoopregeling kunnen veehouders in een afgebakend gebied hun dieren of vlees op vrijwillige basis aan de overheid aanbieden. Hier staat een financiële bijdrage van het Rijk tegenover waarbij als aanvullende voorwaarde een fokverbod kan worden ingesteld.
• Fokverbod: indien sprake is van welzijnsproblemen, of deze worden voorzien, kan voor een bepaalde periode een fokverbod worden ingesteld.
Dit artikel is voor de financiering van overige uitgaven, zoals de eventuele terugstorting van de voorgefinancierde bedragen en uitgaven die o.a. betrekking hebben op de voedselveiligheid en daarmee samenhangend de diergezondheid. Omdat het karakter van dergelijke uitgaven op voorhand niet is te voorspellen, kunnen geen streefwaarden worden opgenomen.
In 2003 is € 6,17 mln. benodigd voor de uitfinanciering van vernietiging van oude diermeelvoorraden. Deze uitgaven vinden naar verwachting eind 2003 plaats.
De budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
VERPLICHTINGEN | 75 948 | 267 350 | 7 700 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
UITGAVEN | 75 948 | 267 350 | 7 700 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
Beginsaldo | 43 750 | 6 170 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Programma-uitgaven | 75 948 | 267 350 | 7 700 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
U0111 Bewaking van dierziekten | 6 321 | 7 700 | 7 700 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
U0112 Bestrijding van dierziekten | 27 330 | 241 600 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen | 1 887 | 11 880 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
U0114 Overig | 40 410 | 6 170 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
ONTVANGSTEN | 38 368 | 261 180 | 7 700 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Eindsaldo | 6 170 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het eindsaldo 2002 van € 6,17 mln. is bestemd voor de uitfinanciering van vernietiging van oude diermeelvoorraden. Naar verwachting vinden de uitgaven eind 2003 plaats (zie 0114 Overig).
Op dit onderdeel worden de ontvangsten van LNV en de productschappen verantwoord.
Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie plaats.
LNV is direct verantwoordelijk voor het bestrijden van de wettelijk te bestrijden dierziekten. LNV is indirect verantwoordelijk voor de welzijnsaspecten.
Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
A. Opbouw uitgaven en verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2003 | memorie | memorie | memorie | memorie | memorie | memorie | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2003 | 253 480 | ||||||
Nieuwe mutaties: | |||||||
Bewakingsprogramma's | 7 700 | 7 700 | |||||
Vernietiging diermeelvoorraden | 6 170 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2004 | 267 350 | 7 700 | memorie | memorie | memorie | memorie |
B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2003 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2003 | 253 480 | ||||||
Nieuwe mutaties: | |||||||
Bewakingsprogramma's | 7 700 | 7 700 | |||||
Stand ontwerpbegroting 2004 | 261 180 | 7 700 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De mutatie van € 7,7 mln. heeft betrekking op de uitgaven voor reguliere bewakingsprogramma's om Nederland dierziektevrij te houden. Dekking vindt plaats door bijdragen van LNV (€ 5,1 mln.) en het bedrijfsleven (€ 2,6 mln.).
De mutatie van € 6,17 mln. heeft betrekking op de uitfinanciering van vernietiging van oude diermeelvoorraden.