Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

A.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ BEGROTINGSWETSVOORSTEL2
   
B.BEGROTINGSTOELICHTING4
   
1.Leeswijzer4
   
2.Het beleid6
2.1De beleidsagenda6
2.2De beleidsartikelen18
2.3De niet-beleidsartikelen95
   
3.De bedrijfsvoeringsparagraaf100
   
4.De baten-lastendiensten102
   
5.Verdiepingshoofdstuk123
   
6.Bijlagen152
6.1Moties en toezeggingen152
6.2ZBO’s en RWT’s167
6.3Extracomptabel Overzicht Grotestedenbeleid(ECO-GSB)168
6.4Conversietabel179
6.5Lijst met afkortingen180
6.6Trefwoordenregister182

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2007 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2007. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2007.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2007 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaalsuitgaven- en ontvangsten van de baten-lastendiensten Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR), Centraal Archief Selectiedienst (CAS), P-Direkt en Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) voor het jaar 2007 vastgesteld. De in de begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.

Wetartikel 4

In maart 2005 is door de Minister van Financiën met de Tweede Kamer overleg gevoerd over de uitkomsten van het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) regeldruk en controletoren en de naar aanleiding daarvan door het kabinet in december 2004 gedane voorstellen. Tijdens het algemeen overleg op 2 en 3 maart 2005 en in de brief van 9 maart 2005 (kamerstukken 29 949, nr. 5 en kamerstukken 29 949, nr. 5) is toegezegd de getrouwbeeldverklaring van de departementale auditdiensten parallel aan de gewijzigde bedrijfsvoeringsparagraaf over het verslagjaar 2007 in te voeren. De departementen hebben sindsdien belangrijke voortgang geboekt met het treffen van de hiervoor noodzakelijke maatregelen. Om op het ingroeitraject naar met name de getrouwbeeldverklaring geen wettelijke obstakels te laten ontstaan, dienen enkele bepalingen in de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) te worden aangepast. Dat zal regulier gebeuren via het moderniseringsproject van die wet dat thans gaande is. Om de getrouwbeeldverklaring al over het jaar 2007 te kunnen toepassen is echter een tijdelijke – op het jaar 2007 gerichte – afwijking van de wet nodig. Dat gebeurt via het onderhavige wetsartikel. Het betreft concreet de aanpassing van artikel 66, vijfde en zesde lid, van de CW 2001. De gewijzigde insteek voor de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag leidt niet tot een aanpassing van de CW 2001. De inhoud van die paragraaf wordt in de Rijksbegrotingsvoorschriften geregeld.

Samengevat komen de wijzigingen in de bedrijfsvoeringsparagraaf en in de accountantsverklaring op het volgende neer.

Over eventuele rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden die de terzake gestelde artikelsgewijze tolerantiegrenzen te boven gaan, zal door de betrokken minister in de bedrijfsvoeringsparagraaf van zijn departementaal jaarverslag worden gerapporteerd. De departementale auditdienst verstrekt bij het aldus opgestelde jaarverslag (en saldibalans) een getrouwbeeldverklaring in plaats van een zogenaamde eisenverklaring. De getrouwbeeldverklaring heeft betrekking op de elementen die onder a tot en met d van het nieuwe zesde lid van artikel 66 in de CW 2001 zijn opgenomen. Daarbij beoordeelt de auditdienst op grond van onderdeel b of de rapportage over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering klopt en op grond van onderdeel d of er in het jaarverslag eventueel sprake is van strijdigheid tussen de gepresenteerde financiële informatie en de opgenomen beleidsinformatie.

Om aan te sluiten bij de in artikel 58 gehanteerde terminologie wordt in lid 6 van artikel 66 gesproken van deugdelijke weergave in plaats van de in accountantskring gebruikelijke formulering van getrouwe weergave. Daarmee wordt echter hetzelfde bedoeld. Het is geen bezwaar dat de accountant in zijn verklaring het begrip getrouwe weergave gebruikt.

De oordeelsvorming van de Rekenkamer blijft ten opzichte van het verleden ongewijzigd.

In het oude vijfde lid van artikel 66 kan de reikwijdte van de accountantsverklaring (een verklaring omtrent de financiële informatie in het jaarverslag en de saldibalans) worden geschrapt. De reikwijdte staat thans geheel in het zesde lid.

De formulering van de aanhef van het onderhavige wetsartikel luidende: «....komt voor de accountantsdienst van het ministerie van .....voor het jaar 2007 als volgt te luiden» is zodanig gekozen, dat de accountantsdienst de gewijzigde reikwijdte van de verklaring zowel dient toe te passen met betrekking tot het departementale jaarverslag van het betrokken departement als met betrekking tot een eventueel niet-departementaal jaarverslag waarvoor de betrokken minister verantwoordelijk is (zoals bijvoorbeeld een jaarverslag van een begrotingsfonds of van een van de begrotingshoofdstukken I, II, IV of IXA).

Er wordt in de wettekst nog gesproken van accountantsdienst in plaats van auditdienst, omdat die terminologie in de Comptabiliteitswet 2001 nog wordt gehanteerd. Bij de voorziene modernisering van de Comptabiliteitswet zal accountantsdienst worden vervangen door auditdienst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

B. BEGROTINGSTOELICHTING

B.1. LEESWIJZER

Algemeen

In deze leeswijzer wordt kort ingegaan op de beleidsagenda, de begrotingsstructuur, de bedrijfvoeringsparagraaf, de baten-lastendiensten en de opbouw van de memorie van toelichting. Daarnaast wordt stilgestaan bij enkele specifieke onderwerpen zoals de budgetflexibiliteit en output- en outcome-indicatoren.

In deze begroting zijn opnieuw inspanningen gepleegd om de VBTB-kwaliteit van de begroting te verhogen. Dit heeft geleid tot aanpassing van de beleidsartikelen 2, 4, 10, 11, 15 en 16.

Beleidsagenda

In de beleidsagenda zijn – aan de hand van de drie centrale beleidsthema’s – de hoofdlijnen van beleid voor het jaar 2007 opgenomen. Daarnaast is in de beleidsagenda een overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsmatige mutaties.

Begrotingsstructuur

De begrotingsstructuur is ten opzichte van 2006 gewijzigd. In deze begroting is voortgegaan op het ingezette traject van 2006 om de VBTB-kwaliteit (gericht op resultaatgericht sturen en prestaties meetbaar maken) van de begroting te verhogen. Vorig jaar lag de nadruk op zoveel mogelijk zinvolle en relevante prestatiegegevens. Dit jaar is vooral aandacht besteed aan de samenhang tussen de algemene doelstelling, de operationele doelstellingen, de instrumenten/activiteiten en de daarbij behorende prestatiegegevens.

Dit heeft ertoe geleid dat bij de veiligheidsartikelen (artikelen 2, 4, 15 en 16) en bij de artikelen van Publieke dienstverlening en Openbare Sector (artikelen 10 en 11) zowel de algemene doelstelling als de operationele doelstellingen zijn geherformuleerd. Daarmee komen de taken van het ministerie beter tot uitdrukking en zijn de doelstellingen resultaatgerichter dan voorheen.

Met ingang van 2007 zijn aan de artikelen 10, 11 en 15 operationele doelstellingen toegevoegd. Het niet-beleidsartikel 17 «VUT-fonds» is nieuw per 2007. De bijhorende verplichtingen zijn in deze ontwerpbegroting voor 2006 terug te vinden op artikel 13.3 «onvoorzien». De Tweede Kamer is hierover per brief geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, kamerstukken 29 760, nr. 70). Er is een conversietabel van de «oude» begrotingsindeling naar de «nieuwe» begrotingsindeling 2007 opgenomen.

De begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is nu opgebouwd uit twaalf beleidsartikelen en drie niet-beleidsartikelen. De beleidsartikelen worden in samenhang gepresenteerd in een drietal beleidsthema’s: Veiligheid (artikelen 2, 4, 5,15 en 16), Bestuur & Democratie (artikelen 1, 6 en 9) en Publieke dienstverlening en Openbare Sector (artikelen 7, 10, 11) (voorheen Kwaliteit Openbare Sector).

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringsonderwerpen die in 2007 specifiek aan de orde zijn en die onder het management controlsysteem vallen.

Diensten die een baten-lastenstelsel voeren

Het ministerie kent in 2007 5 baten-lastendiensten: het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de Centrale Archief Selectiedienst (CAS), de Basisadministratie, Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR), het Shared Service Centrum voor Personeelsregistratie en Salarisadministratie, genaamd P-Direkt en de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR). Beleidsmatig zijn de baten-lastendiensten terug te vinden bij de operationele doelstellingen van de verschillende beleidsartikelen (KLPD op artikel 2.3, CAS op artikel 7.3, BPR op artikel 7.4, P-Direkt op artikel 11.8 en LFR op artikel 16.4). De baten-lastendienst LFR is nieuw per 2007.

De baten-lastendienst Organisatie Informatie- en Communicatietechnologie (ITO, artikel 4.3) vindt u niet meer terug als dienst in de begroting 2007. Deze dienst gaat op in de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtSPN).

De paragraaf over de baten-lastendiensten presenteert de voorgeschreven financiële overzichten ter toelichting op de begrotingsstaat van deze diensten.

Budgetflexibiliteit

In de begroting is de informatie over de budgetflexibiliteit opgenomen in de tabellen betreffende de budgettaire gevolgen van beleid. In deze tabellen is aangegeven welk deel van het totale budget op een beleidsdoelstelling als op een operationele doelstelling juridisch verplicht is.

Outcome-outputindicatoren

In deze begroting is evenals in 2006 invulling gegeven aan de Motie Douma c.s. (kamerstukken 29 949, nr. 11) waarin de regering wordt gevraagd beleidsdoelen te formuleren in termen van te realiseren maatschappelijke effecten (outcome) en de daarvan afgeleide prestatiegegevens.

Bij de operationele doelstellingen 1.3 (toerusting Kiesraad), 10.5 (SAIP), 11.8 (kwaliteit informatievoorziening), 11.10 (garantieregelingen), artikel 14 (toezicht veiligheid) en artikel 16 (Brandweer en GHOR ) ontbreken outcome- en outputindicatoren. Per brief (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, kamerstukken 29 949, nr. 52) is de Tweede Kamer over dit onderwerp door middel van de zogenaamde «comply or explain» geïnformeerd.

Opbouw van de memorie van toelichting

De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is als volgt opgebouwd:

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ BEGROTINGSWETSVOORSTEL

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

2. Het beleid

2.1 De beleidsagenda

2.2 De beleidsartikelen

2.3 De niet-beleidsartikelen

3. De bedrijfsvoeringsparagraaf

4. De baten-lastendiensten

5. Verdiepingshoofdstuk

6. Bijlagen

6.1 Moties en toezeggingen

6.2 ZBO’s en RWT’s

6.3 Extracomptabel Overzicht Grotestedenbeleid (ECO-GSB)

6.4 Conversietabel

6.5 Lijst met afkortingen

6.6 Trefwoordenregister

B.2. HET BELEID

B.2.1. DE BELEIDSAGENDA

1. Inleiding

De kabinetten Balkenende I en II stelden zich meer veiligheid ten doel, een toegankelijker overheid met minder regels en vergroting van de betrokkenheid van burgers bij het bestuur. Met het nieuwe kabinet zetten we deze lijn voort, terughoudend en zorgvuldig, zoals benadrukt in de Regeringsverklaring.

De inspanningen van de laatste jaren hebben resultaat opgeleverd: Nederlanders voelen zich minder onveilig en het aantal slachtoffers van gewelds- en vermogensdelicten daalt gestaag. Rijksoverheid, lokale overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en burgers werken beter samen aan de bestrijding van terrorisme en radicalisering.

Burgers kunnen de overheid beter bereiken, ook digitaal. Meer dan 55% van de publieke dienstverlening is ondertussen mogelijk via digitale kanalen. Daarmee zijn onomkeerbare stappen in de richting van een elektronische overheid gezet.

Ook is er in de grote steden minder werkloosheid onder jongeren en allochtonen.

Nu de resultaten van dit beleid zich aftekenen, willen we dat beleid voortzetten op onze centrale thema’s: Veiligheid en bestuur; Bestuur en democratie; Publieke dienstverlening en openbare sector.

Kort samengevat: in 2007 gaan we door met de uitvoering van het veiligheidsprogramma èn met de invoering van de nieuwe politieorganisatie. We blijven werken aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in achterstandswijken, èn bereiden een aanpassing voor van de wijze waarop het provinciale en regionale bestuur zijn georganiseerd. Uiteraard zetten we alle zeilen bij om de administratieve lasten voor de burger te verminderen en dus voor digitale bereikbaarheid van de overheid.

2. Veiligheid en Bestuur

We investeren in de veiligheidsorganisaties om zo een nog betere werking van de veiligheidsketen te bereiken. De bestuurlijke inrichting bepaalt immers de slagvaardigheid op alle niveaus.

In het veiligheidsprogramma is de afgelopen jaren de samenwerking tussen de diverse schakels in de veiligheidsketen beter op elkaar afgestemd. Veel is geïnvesteerd in handhaving en versterking van politie en strafrechtketen. Het stellen van duidelijke grenzen werkt. In 2007 leggen we een nog sterker accent op het voorkomen van criminaliteit en overlast. Samen met nationale en lokale partners verbeteren we de kwaliteit van de leefomgeving en gaan we radicalisering tegen. Ook het toenemende geweld tegen werknemers van (semi)publieke diensten zoals politie, brandweer, ambulance, leraren en sociale diensten zal daarbij worden aangepakt, bijvoorbeeld door samen met het ministerie van Verkeer en Waterstaat door te gaan met het plan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer.

a. Slagvaardige organisatie

Politie

Met het oog op verdere verhoging van de doelmatigheid en effectiviteit van de politieorganisatie is een wetsvoorstel voor een nieuwe Politiewet in voorbereiding. Met het voorstel beoogt het kabinet – in lijn met het kabinetsstandpunt Evaluatie Politieorganisatie – een betere balans tussen lokale, regionale en landelijke sturing van de politie. Het voorstel zal zorgen voor meer eenheid in de organisatie en de democratische inbedding verstevigen. Hierdoor kan de politie beter functioneren «van wijk tot wereld». In het beheer ontstaat meer eenheid, zodat de Nederlandse politie slagvaardiger en efficiënter kan opereren.

Voorgesteld wordt samenvoeging van alle 26 korpsen tot één landelijke politieorganisatie met aan het hoofd een directieraad die leiding geeft aan de nieuwe politieorganisatie, en die verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld inkoop, het financiële beheer en de ICT van de politie. De directieraad legt verantwoording af aan de beide politieministers, zodat ook de politieke verantwoordelijkheid en controle is geborgd.

In de gewijzigde organisatie houden de burgemeester en de officier van Justitie het gezag op lokaal niveau over de politie in de 25 regio’s die al het «werkgebied» van de korpsen zijn. De gemeenten krijgen een sterkere rol. Na behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zullen voorbereidingen worden getroffen om de Nederlandse politie anders te organiseren.

Onder de naam Verbetering Opsporing gaan we de kwaliteit van het politiewerk verder verbeteren. Bij het Korps Landelijke Politiediensten wordt de Dienst Speciale Interventies gevormd en de Zeehavenpolitie in Rotterdam wordt uitgebreid. Ook komt er een nieuwe verdeelsystematiek voor het budget van de politie. Voor deze onderwerpen samen is in 2007 € 83,1 miljoen beschikbaar. Deze financiële impuls zal leiden tot meer en betere politiezorg, omdat de politie hierdoor extra kan worden uitgebreid met ruim 1500 arbeidsplaatsen in 2014. Hierover worden nog dit najaar met de korpsen afspraken gemaakt.

Daarnaast is voor de gemeentelijke activiteiten op het gebied van openbare orde en veiligheid € 220 miljoen extra beschikbaar binnen het Gemeentefonds.

Veiligheidsregio’s

We geven verder vorm aan de veiligheidsregio’s. Een conceptwetsvoorstel tot wettelijke verankering van de veiligheidsregio’s is voor commentaar aan de partners in het veld gezonden; dit najaar wordt het wetsvoorstel aan de Raad van State voorgelegd. Vooruitlopend op deze wet gaan we experimenteren met prestatieafspraken met de nieuwe regio’s. In 2007 wordt besloten over de bekostigingsstructuur van de veiligheidsregio’s en verder gewerkt aan het verwerken van de plannen in opleidingen, instructies en oefeningen.

Per 1 januari 2008 zullen de besturen van de veiligheidsregio en de politieregio zijn geïntegreerd. Dit vergroot de samenhang tussen alle veiligheidsaspecten.

Ook vinden in 2007 op rijksniveau twee crisisoefeningen plaats. Bij één er van, de grootschalige oefening Voyager, wordt samengewerkt met het bestuur en het bijdrijfsleven van Rotterdam en het ministerie van Defensie, dit laatste om de sterk geïntensiveerde civiel-militaire samenwerking die in deze begroting zijn beslag krijgt, te testen.

b. Overlast en verloedering bestrijden

Krachtige buurt: sociale herovering en Nieuwe coalities voor de wijk

Voor probleemwijken ontwikkelen we nieuwe initiatieven. Dit is een impuls vanuit het grotestedenbeleid bovenop de prestatieconvenanten die we eerder hebben gesloten met 31 grote steden. In 2006 en 2007 leggen we meer accent op sociale herovering van wijken die aantoonbaar achterblijven, waar de problemen zo groot zijn dat mensen het opgeven en wegtrekken.

Sociale herovering betekent dat overlast en verloedering worden tegengegaan, zodat bewoners zich veiliger voelen op straat. Er komt meer aandacht voor het handhaven van gedrags- en rechtsregels in probleemwijken, voor maatschappelijke waarden en vaardigheden. Denk aan maatregelen om de sociale kwaliteit te verbeteren, om bewoners meer perspectieven te bieden door scholing, om schooluitval te voorkomen, en om begeleiding naar werk te verbeteren.

Om dit te bereiken hebben we 12 steden uitgenodigd plannen te maken, waaruit in ieder geval betrokkenheid en activering van bewoners spreekt en andere lokale partijen, zoals zorginstellingen en ondernemingen.

Hiervoor is in 2006 en 2007 in totaal € 25 miljoen beschikbaar. Eind 2007 zullen de resultaten van de plannen zichtbaar zijn in de uitgekozen wijken.

Samen met het ministerie van VROM en andere ministeries zijn we begonnen met pilots onder naam «Nieuwe coalities voor de wijk», om de samenhang te verbeteren tussen verschillende beleidsterreinen op lokaal en landelijk niveau. In stadswijken waar de kwaliteit van de leefomgeving steeds meer in het geding komt, gaan we met 11 gemeenten intensief samenwerken en stimuleren we vitale coalities tussen scholen, bedrijven, corporaties en welzijnsorganisaties. Zo worden wonen, werken, leren, welzijn en veiligheid in samenhang aangepakt.

De voorwaarde is dat lokale partners zich verbinden aan de uitvoering van de plannen. Zo leveren woningbouwcorporaties bijdragen aan de lokale voorzieningen gericht op kwaliteit van de leefomgeving, en worden plannen gemaakt voor een goede aansluiting tussen het onderwijs en het bedrijfsleven.

De verschillende overheidsinstanties bundelen hun inspanningen om overlap te voorkomen en vermijden bureaucratische lasten tussen bestuurslagen.

Veiligheid en leefomgeving

Criminaliteit, overlast en verloedering zijn beter bestreden door de gezamenlijke aanpak met andere departementen, lokale overheden, de politie, burgers en bedrijven. Het Veiligheidsprogramma 2002–2006 werpt zijn vruchten af. Mensen zijn minder vaak slachtoffer van vermogens- en geweldsdelicten en voelen zich minder onveilig.

Overlast en verloedering hebben een negatieve invloed op het gevoel van veiligheid en het welbevinden van burgers. Om de sociale veiligheid verder te verbeteren, gaan we nog meer aandacht geven aan preventie van criminaliteit, onaangepast gedrag in het verkeer, overlast door hangjongeren en geluid. De bestuurlijke handhaving geschiedt vooral door de gemeenten, onder meer met behulp van bestuurlijke boetes en gedragsaanwijzingen. Daarbij zijn ook de bijdragen van andere lokale en private organisaties nodig, omdat niet alleen politie en Justitie de veiligheid bewaken. De lokale aanpak staat voorop. We ondersteunen de gemeenten hierin via het Project Veilige Gemeenten.

We willen op lokaal niveau bindende afspraken maken met gemeenten. We zullen de leidende rol van gemeenten voor het integrale veiligheidsbeleid wettelijk vastleggen.

Om de doelen van het Veiligheidsprogramma te verwezenlijken in 2008–2010 zullen we meer aandacht geven aan delicten die minder zichtbaar zijn, maar die de samenleving kunnen ontwrichten zoals financieel-economische criminaliteit en cybercrime. We willen de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld doorbreken, onder andere door de inzet van nieuwe technologie. We hebben over deze onderwerpen nieuwe prestatieafspraken met de Nederlandse Politie gemaakt, waarin preventie centraal staat.

Prestatieafspraken Politie

We sluiten voor 2007 nieuwe prestatieafspraken af met de regionale politiekorpsen, het Korps Landelijke Politiediensten en de Politieacademie. De korpsen hebben de opgave om in 2007 criminaliteit en overlast verder te verminderen en het vertrouwen van burgers in de politie te vergroten. De prestatieafspraken staan in het teken van de vier thema’s opsporing, dienstverlening, toezicht en handhaving, en kwaliteit van de politie.

• Opsporing: hierbij gaat het onder meer om de kwaliteit van de opsporing, de aanpak van de zware georganiseerde criminaliteit, de afhandeling van rechtshulpverzoeken en de aanpak van veelplegers. Daarnaast komen er afspraken over de informatie die de politie heeft over de veiligheidssituatie en over criminele netwerken, en cybercrime en financieel-economisch rechercheren.

• Dienstverlening: de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de politie en de tevredenheid van burgers over de politie.

• Toezicht en Handhaving: via overlastbestrijding en gebiedsgebonden politiezorg heeft dit thema een grote invloed op de veiligheidsbeleving van burgers. De oog- en oorfunctie van de politie in de wijk wordt verstevigd.

• De kwaliteit van de Politie: om goed te presteren moeten de prestaties en de zorg voor het personeel in balans zijn. De sterktedoelstelling wordt verhoogd als gevolg van de intensiveringen voor asiel en opsporing, de nieuwe verdeelsystematiek voor het politiebudget en terrorismebestrijding. In het najaar van 2006 maken we over de sterkte afspraken met de korpsen.

c. Crisisbeheersing en bestrijding van radicalisering en terrorisme

Om crises te voorkomen en om erop te reageren is meer dan ooit samenwerking nodig tussen alle partijen die verantwoordelijk zijn voor de nationale veiligheid. Nationale veiligheid is aan de orde als vitale belangen van onze samenleving in het geding zijn en sprake is van (potentiële) maatschappelijke ontwrichting. Onder «Nationale Veiligheid» zijn crisisbeheersing, Bescherming Vitale Infrastructuur en intensivering van de civiel-militaire samenwerking bijeengebracht. Een strategisch concept tot Nationale Veiligheid zal begin 2007 gereed zijn.

Bestrijding van terrorisme en radicalisering

Ook in 2007 blijven terrorismebestrijding en het tegengaan van radicalisering een topprioriteit. De aanpak vergt zowel preventieve als repressieve maatregelen.

Om radicalisering en terrorisme in een vroeg stadium te bestrijden blijft het van belang ook niet direct zichtbare risico’s tijdig te onderkennen en aan te pakken. We zullen daarbij informatie en kennis gericht delen met andere organisaties op dit beleidsterrein. Ook gaan we de bestuurlijke mogelijkheden uitbreiden met het wetsvoorstel Bestuurlijke maatregelen Nationale Veiligheid. We kunnen dan dus eerder ingrijpen, zonder te hoeven wachten op strafrechtelijke feiten.

We gaan meer doen om radicalisering en terrorisme te voorkomen. Daarom onderzoeken we welke mogelijkheden er nog meer zijn voor een breder spectrum aan preventieve bestuurlijke en bestuursrechtelijke maatregelen op het terrein van de veiligheid, met behoud van de fundamentele rechtstatelijke waarborgen.

Samenwerking en informatie-uitwisseling, nationaal en internationaal

Nationale en internationale samenwerking en informatie-uitwisseling zijn essentieel om de bedreigingen en risico’s goed te kunnen aanpakken. De informatieverstrekking wordt verbeterd met de uitvoering van de aanbevelingen van de Werkgroep gegevensverstrekking lokaal bestuur (de commissie Holtslag). Via publicaties en voorlichtingsbijeenkomsten krijgt het lokale bestuur algemene informatie over terrorismebestrijding en de aanpak van radicaliseringprocessen.

We versterken de samenwerking met Defensie. In 2006 hebben we nieuwe afspraken gemaakt met de minister van Defensie over de structurele rol van de krijgsmacht bij crises en rampen. Niet langer heeft Defensie een rol als vangnet, maar er is sprake van een minimaal gegarandeerde inzet van de krijgsmacht, die stijgt van 3000 tot 4600 militairen.

De Contraterrorisme Informatiebox (CT-infobox), een samenwerkingsverband tussen AIVD, MIVD, IND, OM en FIOD-ECD, onder regie van de AIVD, zal in 2007 verder worden ontwikkeld, in het project «Veiligheidsverbetering door Information Awareness» (VIA).

Ook in EU-verband vormt de uitwisseling van informatie tussen politie- en andere handhavingdiensten de ruggengraat van de samenwerking. In 2007 gaan we door met de invoering van het EU-meerjarenprogramma ter versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Unie (Haagse programma).

In 2007 zal Nederland samen met de buurlanden Duitsland, België, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk de grensoverschrijdende bevoegdheden van de politie op Europees niveau uitbreiden voor een betere grensoverschrijdende crisis- en rampenbeheersing. Met deze landen gaan we gemeenschappelijke patrouilles uitvoeren, we zetten een «joint hit team» op met Duitsland en we verbeteren de samenwerking tussen crisiscentra.

Voorstellen die aan de Tweede Kamer worden gestuurd:

• Wijziging Gemeentewet inzake meldingsplicht voetbalhooligans.

• Wijziging Gemeentewet inzake meldingsplicht en gedragsaanwijzing ordeverstoring (n.a.v. motie van Schijndel).

• Wet bevoegdheden informatie-inwinning openbare orde.

• Wetgeving crisisbeheersing nationaal.

• Wetsvoorstel Veiligheidsregio’s.

• Bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.

3. Bestuur en democratie

Mensen hebben meer vertrouwen in de politiek als het beleid de gewenste effecten heeft en als zij zich betrokken voelen bij het bestuur, bijvoorbeeld van hun eigen gemeente. Vandaar dat we mensen uitdrukkelijk betrekken bij een eventuele herziening van het kiesstelsel en andere staatsrechtelijke hervormingen. En vandaar dat we kritisch kijken naar de organisatie van het middenbestuur.

We willen het draagvlak voor de democratische rechtsstaat verstevigen. Daarom is het belangrijk dat alle Nederlandse burgers betrokken zijn bij de grondslagen en de werking van de democratische rechtsstaat. Kennis van het verleden en van de ontstaansgeschiedenis van onze democratische instituties kan het begrip van het heden ondersteunen en denken over de toekomst bevorderen. Samen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaan we daarom door met de voorbereidingen voor een Nationaal Historisch Museum.

Bestuurlijke drukte, Middenbestuur en Interbestuurlijk toezicht

Er zijn beleidsterreinen waar teveel bestuurders bezig zijn met besluitvorming en beleidsuitvoering. Deze zogeheten bestuurlijke drukte gaat ten koste van de bestuurlijke kracht en belemmert de oplossing van maatschappelijke problemen. Wij werken daarom samen met de andere ministers en met de bestuurders van andere overheden om deze drukte te verminderen, bijvoorbeeld rond voor- en naschoolse opvang, het jeugdbeleid, in de waterketen en bij de reconstructie van landelijke gebieden. Ook is de positie van de regio Randstad belangrijk voor Nederland. Die willen we versterken door mogelijke beperkingen uit de bestuurlijke structuur weg te nemen.

In het middenbestuur -alles tussen Rijk en wijk- spelen veel onderwerpen die om een integrale visie vragen. Om het bestuur herkenbaar te houden, democratisch gelegitimeerd, en de bestuurlijke drukte te verminderen, moeten de verantwoordelijkheden primair liggen bij de bestaande lagen van de bestuurlijke hoofdstructuur. De voordelen van allerlei functionele samenwerkingsverbanden wegen we af tegen mogelijke consequenties voor de democratische controle en de transparantie van het binnenlandse bestuur.

In de Nota Middenbestuur die we in het najaar van 2006 aan de Tweede Kamer sturen, zullen we een aantal scenario’s presenteren voor een eventuele herordening van het openbaar bestuur. Een volgend kabinet kan op basis hiervan besluiten nemen.

Ook kijken we naar het interbestuurlijk toezicht. Zo lichten we in dit verband de komende maanden de bestaande toezichtsarrangementen door. In 2007 werken we aan de implementatie van de uitkomsten van deze doorlichting. Op deze manier wordt bijgedragen aan de vermindering van administratieve lasten voor overheden.

Lokaal bestuur

In de financiële verhouding tussen rijk en medeoverheden blijven de ontwikkeling van de fondsen en de informatie en communicatie daarover met de medeoverheden actueel. In 2006 wordt de normeringssystematiek geëvalueerd. Het evaluatierapport zal in het najaar van 2006 worden afgerond, zodat het beschikbaar is voor een volgend kabinet. Eventuele besluiten tot aanpassing van de normeringssystematiek zullen in 2007 worden genomen.

In 2007 kunnen gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen hun verantwoordingen over 2006 voor 23 specifieke uitkeringen voor het eerst inrichten volgens de principes van «Single information en single audit». Dit betekent een daling van de administratieve lasten en verantwoordingsbureaucratie voor de gemeenten en provincies.

De Vernieuwingsimpuls Dualisering gemeentebestuur wordt in 2006 volgens plan beëindigd. Voor een goed lokaal bestuur blijven activiteiten noodzakelijk om de kennis en kunde bevorderen bij de lokale bestuurders. Dit gebeurt onder andere in overleg met de VNG.

Het voorstel voor de grondwetsherziening wegens de invoering van de gekozen burgemeester ligt ter stemming in de Tweede Kamer.

We sturen een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer voor een nieuwe beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers en een verdergaande harmonisatie van een aantal rechtspositionele aangelegenheden. Dit voorstel komt voort uit het advies van de adviescommissie Rechtspositie politieke ambtsdragers (commissie Dijkstal).

Europa en het binnenlands bestuur

We streven er naar in 2007 het wetsvoorstel Wet Toezicht Europese regelgeving in te dienen. Dit wetsvoorstel bevat een aantal interventie-instrumenten, zoals de bevoegdheid een aanwijzing te geven als een provincie of gemeente bepaalde Europese regels niet naleeft.

Ook zullen we de gemeentelijke en provinciale regelgeving toetsen op de vereisten die voortvloeien uit de Europese dienstenrichtlijn.

Ten slotte zullen we stimuleren dat het subsidiarititeitsbeginsel uitdrukkelijk ook wordt toegepast op Europese regelgeving die consequenties heeft voor decentrale overheden.

Democratische Vernieuwing

Met het burgerforum en de nationale conventie heeft de discussie over het kiesstelsel en andere belangrijke aspecten van de politieke en bestuurlijke vernieuwing een nieuwe impuls gekregen. De resultaten hiervan kunnen worden gebruikt voor de verdere ontwikkeling van beleid.

Voorstellen die aan de Tweede Kamer worden gestuurd:

• Wetsvoorstel beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers en harmonisatie van rechtspositionele aangelegenheden (Dijkstal II).

• Wetsvoorstel Toezicht Europese regelgeving.

• Beleidsvisie Europese bestuurskracht.

• Resultaten doorlichting interbestuurlijke toezichtsarrangementen.

• De adviezen van het burgerforum en van de nationale conventie.

4. Publieke dienstverlening en openbare sector

Het kabinet werkt aan een andere, betere overheid. Dat is een overheid die de burger en het bedrijf -als afnemer van publieke diensten- goed bedient, die integer en transparant is georganiseerd en die weinig administratieve lasten oplegt. Daarom ontwikkelt BZK instrumenten, zoals uitbreiding van de ICT-toepassingen en de Good Governance Code. BZK stimuleert dat andere organisaties in de openbare sector deze instrumenten gebruiken.

Administratieve lasten en toezicht

De administratieve lasten voor burgers moeten in 2007 met een kwart zijn verminderd. In 2007 worden de reductieplannen uitgevoerd die in 2006 zijn vastgesteld. In die plannen krijgen specifieke doelgroepen extra aandacht, zoals chronisch zieken en mensen met een handicap. De administratieve lasten worden verminderd bij indicatiestellingen, de persoonsgebonden budgetten en de toepassing van de arbeidsomstandighedenwet.

Omdat de vermindering van de administratieve lasten deels door andere departementen en overheidsinstanties moeten worden gehaald, hebben de gezamenlijke overheden op 18 april 2006 een Verklaring ondertekend om extra voortgang te bereiken bij de vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

Om nieuwe administratieve lasten te beperken, gaan we nieuwe voorstellen van alle ministers toetsen aan de hand van de in 2006 afgesproken maximale niveaus voor administratieve lasten.

Het kabinet heeft in 2005 de Kaderstellende Visie op Toezicht uitgebracht met als centraal motto: minder last, meer effect. Dit is de basis om verder te gaan met het verminderen van de toezichtlast die ondernemingen ervaren, zonder dat dit tot onverantwoorde risico’s leidt. Deels wordt dit bereikt door er voor te zorgen dat inspecties bedrijven gecoördineerd benaderen, niet één voor één maar zo veel mogelijk samen.

Basisregistraties

Begin 2007 zal worden gestart met de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie van Persoonsgegevens) als basisregistratie. Dat betekent dat mensen in beginsel nog maar één keer hun gegevens hoeven te verstrekken, waarna alle bestuursorganen gebruik kunnen maken van deze gegevens.

Het BurgerServiceNummer (BSN), het unieke nummer van burgers en bedrijven, dient ervoor die raadpleging optimaal te laten verlopen. Het BSN kan vermoedelijk nog in 2006 zijn wettelijke basis krijgen, waarna de invoering in 2007 kan plaatsvinden. Daarmee worden de technische barrières om te komen tot eenmalige gegevensverstrekking en efficiënte raadpleging voor een groot deel weggenomen.

Samen met gemeenten werken we nu al aan de voorbereiding van de modernisering van de GBA, waaronder het nieuwe burgerzakensysteem en het centrale verstrekkingensysteem. Een begin 2007 aan de Kamer te zenden wetsvoorstel legt een wettelijke basis onder deze modernisering.

ICT

ICT is een belangrijk instrument in het streven naar een andere, betere overheid. Het doel voor 2007 is dat 65% van de publieke dienstverlening elektronisch mogelijk is. Dat zal vooral gebeuren door overheidsorganisaties te stimuleren meer gebruik te maken van bestaande elektronische mogelijkheden.

Er komt een landelijk netwerk van telefoonnummers waar burgers terecht kunnen met hun vragen over de overheid. Eind 2007 zal bij acht gemeenten een pilot draaien met een helpdesk die algemene vragen van burgers beantwoordt, en doorverwijst.

We willen overheidsorganisaties stimuleren ICT binnen de eigen organisatie in te zetten. Om hen hierin te ondersteunen zetten wij in 2007 de zogeheten Implementatieteams (iTeams) in. Deze teams zullen overheidsorganisaties gaan helpen bij het maken van ICT-implementatieplannen, zodat niet iedere overheidsorganisatie opnieuw het wiel hoeft uit te vinden.

Een instrument waarmee burgers gemakkelijker diensten van de overheid kunnen afnemen is DigiD. Door middel van DigiD kan een gebruiker van elektronische dienstverlening zich op een betrouwbare manier legitimeren, zodat de overheid voldoende zeker weet dat de gebruiker van DigiD is wie hij zegt te zijn. Dat is ook belangrijk voor het vertrouwen dat de burger in de elektronische overheid heeft. Steeds meer burgers maken gebruik van DigiD. Medio 2006 waren dat er 1,2 miljoen.

Reisdocumenten

Naast het stimuleren van bestaande ICT-toepassingen werken we aan nieuwe voorzieningen, zoals de elektronische functionaliteit op de Nederlandse Identiteitskaart (E-nik). Met deze functionaliteit kan een houder zich elektronisch legitimeren, elektronisch vertrouwelijke berichten versturen en een elektronische handtekening zetten. Het wetsvoorstel dat de E-nik mogelijk maakt, kan begin 2007 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan de voor E-nik noodzakelijke technologische en organisatorische voorzieningen.

Per 26 augustus 2006 bevatten het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart een chip met daarin persoonsgegevens en een gezichtsopname. Uiterlijk 28 juni 2009 moeten ook vingerafdrukken in de Nederlandse reisdocumenten worden opgenomen. Om dat te bereiken zullen we in 2007 starten met de ontwikkeling van de voorzieningen die de uitgevende instanties van de reisdocumenten moeten hebben om elektronisch vingerafdrukken op te kunnen nemen.

Good Governance

Een klantgerichte oriëntatie staat centraal bij de rijksoverheid, en bij andere organisaties in de (semi-) publieke sector. Om dat te stimuleren is in 2006 een richtinggevend kader voor Good Governance vastgesteld. Hierin in zijn de principes geformuleerd waar (semi-) publieke organisaties aan moeten voldoen.

Het ministerie van BZK biedt ook in 2007 een breed aanbod aan ondersteuningsmiddelen waaruit overheidsorganisaties kunnen kiezen, mede gebaseerd op initiatieven die organisaties zelf ontwikkelen. Een voorbeeld is de Internetspiegel, een online onderzoeks- en benchmarkinstrument voor medewerkeronderzoek. Ondertussen gebruiken 100 organisaties in de publieke sector dit instrument.

Een belangrijke norm voor publieke organisaties is integriteit. In 2006 is het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector opgericht, dat een cruciale rol zal spelen bij het bevorderen van integriteit in de gehele openbare sector.

Onderdeel van het stimuleren van Good Governance is het streven naar transparantie in het beloningsbeleid. De inwerkingtreding van de Wet openbaarheid publieke topinkomens (WOPT) is een opmaat voor normering en matiging van de inkomens in de (semi-) publieke sector. Wij zullen de uitvoering van deze wet in 2007 nauwlettend bewaken.

Hervorming Rijksdienst

Het kabinet constateert dat een aantal ingrijpende besluiten moet worden genomen om er voor te zorgen dat de rijksoverheid slagvaardig is georganiseerd rond actuele maatschappelijke problemen. Dit najaar zal het kabinet een discussienotitie uitbrengen waarin voorstellen staan om dit te bereiken. Een volgend kabinet kan op basis hiervan besluiten nemen.

Management

De minister van BZK is per 1 april 2006 de werkgever van de topambtenaren van het Rijk, de topmanagementgroep. Om bij te dragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken zal BZK sterker sturen op de beste match tussen organisatiebehoefte en managementkwaliteiten via strategische opvolgingsplanning en gerichte ontwikkelingsacties binnen de Rijksdienst. Via het volledige werkgeverschap voor de topmanagementgroep krijgt de minister van BZK in 2007 een grotere taak om dit maatwerk in te vullen.

Ook diversiteit blijft aandacht vragen: in 2010 dient 25% van de leidinggevenden bij het Rijk vrouw te zijn.

Gender

Wij hanteren als uitgangspunt bij ons beleid de gelijkheid van vrouwen en mannen en de verbetering van de positie en deelname van vrouwen in de samenleving. Zo is het beleid binnen Rijk, Brandweer en Politie erop gericht de personele samenstelling van deze sectoren te laten aansluiten aan de eisen en de opgaven die de samenleving stelt. Daarnaast is een vervangingsregeling bij zwangerschap en bevalling in voorbereiding. Deze regeling neemt belemmeringen weg voor vrouwen bij het kiezen te kiezen voor het ambt van bestuurder bij gemeente, provincie en waterschap. In het Veiligheidsprogramma wordt blijvend aandacht besteed aan de positie van vrouwen als het gaat om huiselijk geweld en sociale veiligheid.

Voorstellen die aan de Tweede Kamer worden gestuurd:

• Notitie Hervorming Rijksdienst.

• Wetsvoorstel E-nik.

• Wijziging Paspoortwet voor vingerafdrukken in reisdocumenten.

5. Overzichtstabel met belangrijkste uitgavenmutaties

De onderstaande tabel bevat de belangrijkste mutaties sinds de begroting van 2006 (inclusief de 1e suppletore begroting 2006).

bedragen x € 1 000
 Beleidsartikel200620072008200920102011
1. Budgetverdeelsysteem Politie2.224 00048 00038 00044 00046 00036 000
2. Verbeterprogramma opsporing en vervolging2.223 90035 10037 00039 00039 50045 400
3. Asiel: politie2.213 78516 93413 36313 18513 18513 185
4. Brandweer Haarlemmermeer16.28 2006 50011 50011 50011 50011 500
5. Terrorismebestrijding2.33 9007 5007 5007 5007 5007 500
6. Zeehavenpolitie2.2 3 6005 0005 0005 0005 000
7. Krachtige buurt9.310 00015 000    
8. E-overheid7.28 10019 80016 3005 0902 190– 110
9. Nationale identiteitskaart7.4– 10 446– 3 379    
10. Afkoop specifieke uitkering9.3– 26 449– 28 322– 28 322– 28 322– 28 322– 30 793
11. Lening Vutfonds17.1 800 000300 000900 00000
12. Compensatie postactieve ambtenaren10.5 56 90040 60032 500  
13. Basisinfrastructuur gegevensuitwisse- ling bedrijven7.27 000     

Toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties

1. Budgetverdeelsysteem politie (BVS)

Met ingang van 1 januari 2007 wordt het budgetverdeelsysteem voor de politie herzien. De korpsen die op grond van het herziene BVS vanaf 2007 een groter aandeel van het politiebudget krijgen, zullen gefaseerd over het extra geld kunnen beschikken. De korpsen die een kleiner aandeel krijgen, ontvangen een compensatie zodat zij niet in budget zullen dalen.

2. Verbeterprogramma opsporing en vervolging

Ter implementatie van de aanbevelingen van de commissie Posthumus is het programma «Versterking opsporing en vervolging» opgesteld. Voor de politie gaat het om een intensivering voor tegenspraak en review, de Teams Grootschalige Opsporing, het opnemen van verhoor en verhoging van het opleidingsniveau van rechercheurs.

3. Asiel politie

Het budget voor de asielgerelateerde taken van de politie wordt op basis van de recente asielramingen verhoogd.

4. Brandweer Haarlemmermeer

In het belang van een goede rampenbestrijdingsorganisatie voor Schiphol wordt de brandweercapaciteit versterkt in de regio Kennemerland.

5. Terrorismebestrijding

Op landelijk niveau wordt de Dienst Speciale Interventies (DSI) opgericht. Dit samenwerkingsverband tussen politie/KLPD en Defensie heeft tot taak grof geweld en terrorisme te voorkomen en te bestrijden.

6. Zeehavenpolitie

De taken van de Zeehavenpolitie (regiokorps Rotterdam/Rijnmond) op het gebied van grensbewaking worden uitgebreid. Hiermee is een capaciteitsuitbreiding gemoeid van 70 fte’s.

7. Krachtige buurt

Voor de jaren 2006 en 2007 wordt in totaal € 25 miljoen uitgetrokken voor de aanpak van sociale cohesieproblematiek in buurten. Met de financiële ondersteuning van het rijk zal op initiatief van de steden samen met haar bewoners en andere partijen in een beperkt aantal wijken een slagvaardiger aanpak voor de komende twee jaar worden opgezet.

8. E-overheid

Om de invoering van de elektronische overheid bij decentrale overheden en andere overheidsorganisaties en de daarmee samenhangende administratieve lastenverlichting te versnellen, worden i-teams ingezet. Daarnaast wordt het project «transparante overheid» gestart om het voor burgers en bedrijven eenvoudiger te maken overheidsinformatie te raadplegen en te gebruiken.

9. Nationale Identiteitskaart

De biometrische kenmerken op het reisdocument worden later ingevoerd dan oorspronkelijk was geraamd (28 augustus t.o.v. 1 januari). Door deze vertraging vallen de kosten van het bevriezen van de prijs van de Nationale Identiteitskaart in 2006 en 2007 lager uit dan geraamd.

10. Afkoop specifieke uitkeringen

In het kader van de implementatie van het kabinetsstandpunt op het rapport van de Stuurgroep Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd», zijn in 2005 de specifieke uitkeringen «Impuls leefbaarheid, veiligheid en stadseconomie» en «Werkgelegenheidimpuls» afgekocht. De structurele gevolgen van de afkoop worden nu verwerkt.

11. Lening VUT fonds

In de zomer van 2005 hebben de sociale partners bij de overheid een akkoord gesloten over VUT/prepensioen/levensloop (VPL). De Staat der Nederlanden verstrekt een rentedragende lening van € 2 miljard aan het VUT -fonds voor overheidspersoneel om kastekort, voortvloeiend uit het akkoord, in de jaren 2007–2009 op te lossen. In de jaren 2014–2016 zal het VUT-fonds deze lening aflossen.

12. Compensatie postactieve ambtenaren

Met de inwerkingtreding van de zorgverzekeringswet (Zvw) is het onderscheid tussen ziekenfonds en particulierverzekerden komen te vervallen. Daarmee verviel voor het kabinet en de sociale partners de ratio om gepensioneerde ambtenaren tegemoet te komen in de ziektekosten. De regelingen werden afgekocht of afgebouwd. Met de compensatie in de jaren 2007–2009 kunnen de inkomenseffecten voor deze groep geleidelijker en evenwichtiger worden.

13. Basisinfrastructuur gegevensuitwisseling bedrijven

De basisinfrastructuur voor gegevensuitwisseling vereenvoudigt de gegevensuitwisseling van financiële verantwoordingsinformatie tussen overheid en bedrijven. Hiermee worden de administratieve lasten van het bedrijfsleven gereduceerd.

B.2.2. DE BELEIDSARTIKELEN

B.2.2.1. VEILIGHEID

2. Politie

Algemene beleidsdoelstelling 2

Een goed functionerende politieorganisatie ten behoeve van een veiligere samenleving.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Voor de consistentie en de continuïteit van beleid en de sturing ervan hebben de ministers van BZK en van Justitie voor het jaar 2007 op basis van het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» de prestatieafspraken met de politiekorpsen voortgezet, verdiept en ook nieuwe afspraken gemaakt.

In de prestatieafspraken voor 2007 is extra aandacht voor de volgende thema’s:

• Opsporing. Hieronder valt de kwaliteit van de opsporing, de zware georganiseerde criminaliteit, het aantal aan het OM aangeleverde verdachten, rechtshulpverzoeken en veelplegers.

• Toezicht en handhaving. Overlast en gebiedsgebonden politiezorg hebben grote invloed op de veiligheidsbeleving van burgers. De oog- en oorfunctie van de politie in de wijk dient te worden verstevigd.

• Dienstverlening. Tevredenheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid blijven van groot belang voor de politie. De politie presteert redelijk op deze onderdelen, maar de aandacht mag niet verslappen op dit belangrijke thema.

• Kwaliteit politieorganisatie. Kwaliteit van het politiepersoneel, doelmatigheid en sterkte liggen aan de basis van goede prestaties. Voor het personeel moeten prestaties en zorg in balans zijn, alleen dan kan de politie optimaal functioneren.

Met het oog op verdere verhoging van de doelmatigheid en effectiviteit van de politieorganisatie is een nieuwe Politiewet in voorbereiding.

Het wetsvoorstel voorziet in de oprichting van een Nederlandse politieorganisatie met een publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid. De regionale korpsen en het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) blijven als korpsen binnen deze organisatie bestaan, maar de zelfstandige rechtspersoonlijkheid van de regio’s komt te vervallen. Aan het hoofd van deze organisatie komt een directieraad die, naast in de wet specifiek genoemde taken, in algemene zin wordt belast met de aansturing en het beheer van de politie. Onder de aansturing van de directieraad komt daarnaast een gemeenschappelijke beheerdienst die de «shared services» voor de korpsen gaat verzorgen. Na behandeling van de wet in de Kamer zal in 2007 gewerkt worden aan de daadwerkelijke opbouw van de nieuwe politieorganisatie.

Daarnaast is in 2006 een Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN) opgericht welke een opmaat vormt voor de definitieve organisatie van de politie tot de implementatie van de kabinetsplannen. De vorming van de VtsPN brengt meer eenheid in het beheer van de Nederlandse politie en bevordert daarmee het effectief en efficiënt functioneren van de politie.

In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden 2005–2007 zijn afspraken opgenomen die tevens ondersteunend zijn aan het tot stand komen van het nieuwe politiebestel:

• Opstellen landelijk organisatie- en sociaal plan waarmee reorganisaties uniform kunnen worden gerealiseerd.

• Ontwikkelen van een bij het nieuwe politiebestel passende medezeggenschapsstructuur, inclusief een landelijk functionerende ondernemingsraad.

• Harmoniseren van arbeidsvoorwaardelijke verschillen tussen de politiekorpsen.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

De minister van BZK is verantwoordelijk voor:

• Beheersmatige kaders voor de korpsen (financieel, juridisch, organisatorisch, beleidsmatig).

En samen met de minister van Justitie (voor de strafrechtelijke rechtshandhaving):

• Het doelmatig en doeltreffend functioneren van het politiebestel.

• Het, op basis van de Wet versterking rijksbevoegdheden (die naar verwachting op 1 januari 2007 in werking treedt), bepalen van de hoofdlijnen van beleid t.a.v. het beheer van en de taakuitvoering door vooraf in de beleids- en beheerscyclus aan te geven welke concrete prestaties en inspanningen het kabinet van iedere regio verlangt.

Daarnaast is de minister van BZK in het huidige politiebestel de beheerder van het Korps Landelijke Politiediensten.

Succesfactoren

Behalen van de algemene doelstelling hangt af van:

• De doorvertaling van beleid naar praktijk (korpsprestaties).

• Inspanningen van (keten)partners.

Om te beginnen moet de politie de beleidskaders van het kabinet goed doorvertalen in het dagelijkse werk. Succes is echter niet alleen afhankelijk van de inspanningen van de politie zelf. Om daadwerkelijk een reductie in de criminaliteit te bewerkstelligen, zijn de inspanningen die de (keten)partners leveren van groot belang. In het Veiligheidsprogramma 2007–2008 wordt dan ook extra aandacht besteed aan het betrekken van de (keten)partners.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
BasiswaardeStreefwaardeStreefwaarde
 200520062007
1. Dienstverlening   
  • LTP beantwoord binnen 20 sec. (%)898080
  • LTP beantwoord binnen 30 sec. (%)979090
  • LTP beantwoord binnen 45 sec. (%)1009595
Bron: Kerngegevens Nederlandse Politie 2005 en het landelijke kader Nederlandse Politie2007   
2. Tevredenheid over politieoptreden bij laatste politiecontact (% (zeer) tevreden)61,863,456
Bron: Kerngegevens Nederlandse Politie 2005 en het landelijke kader Nederlandse Politie 2007.   
3. Beschikbaarheid van de Politie4,95,04,8
Bron: Kerngegevens Nederlandse Politie 2005 en het landelijke kader Nederlandse Politie2007.   
4. Aantal verdachten naar OM (x 1000)243261261
Bron: Kerngegevens Nederlandse Politie 2005 en het landelijke kader Nederlandse Politie 2007   

Toelichting bij indicatoren 2 en 3: Realisatie en raming in resp. 2005 en 2006 op basis van Politiemonitor bevolking. Raming 2007 op basis van Veiligheidsmonitor Rijk. Vanwege de methodologische verschillen tussen de beide monitoren, zijn de absolute waarden van de percentages in 2007 lager (voor nadere uitleg zie: Tweede Kamer, Vergaderjaar 2005–2006, kamerstukken 28 684, nr. 85).

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 2: Politie2005200620072008200920102011
Verplichtingen4 677 8734 376 7824 589 3214 647 8264 685 3174 716 8804 720 650
* Garantieverplichtingen 539 775539 775539 775539 775539 775539 775
        
Uitgaven4 128 7354 173 7024 272 9414 331 4464 368 9374 400 5004 420 573
2.1 apparaat11 52011 01110 63111 06711 07111 07111 071
        
Programma-uitgaven  4 262 3104 320 3794 357 8664 389 4294 409 502
waarvan juridisch verplicht  4 165 42491 6632 830110113
        
2.2 politie op regionaal niveau3 208 8523 362 0083 468 1353 513 6293 544 5633 567 3003 583 020
waarvan juridisch verplicht  3 468 135    
        
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau477 604518 267529 561530 525529 341530 377531 967
waarvan juridisch verplicht  519 832    
* Bijdrage baten-lastendiensten KLPD (455 480)(472 597)(478 270)(478 291)(478 410)(478 410)
        
2.4 prestatievermogen van de politie64 17670 39471 79871 79871 79871 79871 798
waarvan juridisch verplicht  64 669    
        
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel176 606190 022192 816204 427212 164219 954222 717
waarvan juridisch verplicht  112 788    
        
2.6 geneeskundige verzorging politie189 97722 00000000
waarvan juridisch verplicht  0    
        
Ontvangsten227 46825 2153 2153 2153 2153 2153 215

Toelichting: De garantieverplichtingen betreffen de garantstelling door het vakdepartement voor de politieregio’s voor het geïntegreerd middelenbeheer bij het ministerie van Financiën. Dit legt geen beslag op het beschikbare kasbudget. Tot 1 augustus 2006 is een bedrag aan garanties afgegeven van afgerond € 540 miljoen.

De politieregio’s kunnen in het kader van het geïntegreerd middelenbeheer een lening of een rekening-courantkrediet afsluiten bij het ministerie van Financiën. Gebruik van deze kredietfaciliteiten is alleen mogelijk als het vakdepartement (BZK) een garantstelling afgeeft voor de rente en aflossing. De af te geven garanties dienen als verplichting te worden vastgelegd. Om dit meerjarig mogelijk te maken wordt het verplichtingenbudget structureel verhoogd met een bedrag van € 300 miljoen. Dit legt geen beslag op het beschikbare kasbudget.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2.2

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen.

Motivering

De minister van BZK stelt algemene en bijzondere bijdragen beschikbaar voor de uitvoering van het politiewerk. Dit is een voorwaarde voor de regionale politiekorpsen om effectief en doelmatig te kunnen opereren. Met ingang van 1 januari 2007 wordt het politiebudget verdeeld volgens een herzien budgetverdeelsysteem (BVS). Bij de ontwikkeling van dit nieuwe systeem is uitgegaan van de feitelijke veiligheidssituatie in iedere regio, waardoor landelijk gezien de vraag naar en het aanbod van politiezorg beter op elkaar worden afgestemd. De relatieve veiligheidssituatie per korps is onder meer bepaald aan de hand van het aantal aangiften en misdrijven per 1000 inwoners per gemeente.

Instrumenten/activiteiten

Algemene bijdrage (BVS):Bijzondere bijdragen:Aanvullende bijdragen:
1. Basisbekostiging1. Bijdrage Artikel 3 BFRP (Politiewet)1. Bijdrage Artikel 4 BFRP (Politiewet)
2. Regiospecifiek2. Overig 
3. Asiel  

• Invoering BVS. Met ingang van 1 januari 2007 wordt een herzien budgetverdeelsysteem voor de politie ingevoerd1. De korpsen die op grond van het herziene BVS vanaf 2007 een groter aandeel van het politiebudget krijgen, zullen gefaseerd over het extra geld kunnen beschikken. De korpsen die op grond van het herziene BVS vanaf 2007 een kleiner aandeel van het politiebudget krijgen, ontvangen boven op hun aandeel volgens het herziene BVS een compensatie zodat zij niet in budget zullen dalen. IJkpunt voor deze compensatie vormt de omvang van het budget zoals dat in 2007 verdeeld zou zijn volgens het «oude» BVS. De sterkteafspraken zullen overeenkomstig worden aangepast.

• Politiesterkte. De doelstelling voor de eindsterkte in 2010 is verhoogd tot 52 525 fte’s2 (exclusief functionele inzetbaarheid aspiranten). Conform de wens van de Tweede Kamer zijn de extra middelen die op grond van de motie Verhagen3 beschikbaar zijn gekomen, ingezet voor extra sterkte in 2005, 2006 en 2007. De voor 2007 beoogde sterkte komt hiermee op 51 520 fte’s (exclusief functionele inzet). In overleg met de korpsen zullen aanvullende sterkteafspraken gemaakt worden voor de onderwerpen waarvoor het kabinet in 2007 extra budget beschikbaar stelt. De Tweede Kamer zal daar in de eerstvolgende sterktebrief over worden geïnformeerd.

• Versterking opsporing. Het kabinet heeft extra geld ter beschikking gesteld om uitvoering te geven aan het programma «versterking opsporing en vervolging». BZK coördineert de inzet van deze middelen voor de politie en maakt hierover prestatieafspraken met de regionale politiekorpsen. Het gaat hier om de totaalbedragen voor 2006 e.v. van € 23,9 mln., € 35,1 mln., € 37 mln., € 39,5 mln., € 39,5 mln. en vanaf 2011 structureel € 45,4 mln. Dit extra geld zal worden besteed aan de onderwerpen Tegenspraak en Review, Team grootschalige opsporing, Audiovisuele registratie, ICT, Opleidingen en hogere inschaling van opsporingsmedewerkers met HBO-niveau.

• Asielbekostiging. Om het proces instroom minder kwetsbaar te laten zijn heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) besloten het aanmeldcentrum Zevenaar in 2007 opnieuw open te stellen. Deze openstelling leidt tot herverdelingseffecten in de bekostiging van de politie. Daarnaast is bij Voorjaarsnota de asielbekostiging voor de jaren 2006 t/m 2010 aangepast, als gevolg van de laatste bekende ketenbrede prognoses voor instroom, bestandsomvang en aantallen verwijderingen.

• Aan de intensiveringen in het kader van de terrorismebestrijding wordt in 2007 verder uitwerking gegeven met de Regionale Inlichtingendiensten (RID), de regionale informatieknooppunten, en de bewakings- en beveiligingstaak op zowel regionaal als nationaal niveau. Op decentraal niveau is extra geld beschikbaar gesteld voor de regionale inlichtingendiensten (RID-en), de regionale informatieknooppunten (RIK’s) alsmede de decentrale objectbewaking. De Regionale Inlichtingendiensten en de Regionale Informatieknooppunten zijn elk met 75 fte versterkt. Voor het bewaken en beveiligen van objecten zijn in 2005 32 extra fte ter beschikking gesteld. Dit aantal zal in de periode tot 2007 geleidelijk toenemen tot in totaal 100 fte.

• Voor intensivering van de grensbewaking in de Rotterdamse haven wordt de zeehavenpolitie uitgebreid. Hiervoor is in 2007 € 3,6 mln. beschikbaar gesteld en € 5 mln. structureel vanaf 2008.

Meetbare gegevens en kengetallen

Realisatie (t/m 2005) en prognose 2006 e.v. Politiesterkte 2002 – 2010 (in fte’s)
 31-12-200231-12-200531-12-200631-12-200731-12-200831-12-200931-12-1010
1. Sterkte (exclusief functionele inzet)51 51650 81951 28251 52051 41452 08952 525
Basiswaarde: 51 516 fte (31-12-2002)       

Bron: Polbis.

De aantallen vanaf 2006 zijn overeenkomstig de sterktebrief (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, kamerstukken 28 824, nr. 26). Het genoemde aantal uit 2005 is daarbij gecorrigeerd voor de overgang van politiepersoneel naar CIP/ISC. De sterkte-effecten voor nieuwe ontwikkelingen zijn in deze raming nog niet verwerkt.

Operationele doelstelling 2.3

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op het bovenregionaal en landelijk niveau.

Motivering

Vanuit het oogpunt van doelmatigheid is de politiezorg op een aantal terreinen op landelijke of bovenregionale wijze georganiseerd. Het gaat onder meer om onderdelen van het KLPD, het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme en het Financieel Expertisecentrum. Met de bekostiging hiervan stelt de minister van BZK deze onderdelen in staat om hun politietaken op een adequaat niveau uit te voeren.

Instrumenten/activiteiten

• Intensivering aanpak van cybercrime. De staatssecretaris van Economische Zaken kondigt aan dat bij het KLPD een nationale voorziening wordt gebouwd om op nationaal niveau de opsporing en vervolging een impuls te geven (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006,kamerstukken 26 671, nr. 24).

• Intensivering aanpak financieel-economische criminaliteit. De ministers van BZK en Justitie, OM en politie hebben besloten om in 2006 een programma op te stellen dat onderdeel gaat uitmaken van de prestatieafspraken. Hieraan zal uitvoering worden gegeven in 2007 en 2008.

• Shared services en Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtSPN). Op basis van uitgevoerde business cases wordt de haalbaarheid, inrichting en uitvoering van shared services (op interregionale en landelijke schaal) in kaart gebracht. Indien landelijke samenwerkingsinitiatieven tot doelmatig beheer van de politie leiden kan dit een taakuitbreiding van de VtSPN betekenen.

• Landelijke uitvoering van het pilotproject «Hooligans in beeld». De uitkomsten van dit project zullen worden geïmplementeerd in alle politiekorpsen.

• Verzamelen van DNA-materiaal voor het vullen van de DNA-databank vermiste personen die in 2006 van start is gegaan.

• Verbetering van de forensische aanpak van criminaliteit door samen met Justitie forensische systemen aan te schaffen als Havank en Drugfire.

• Terrorisme: op landelijk niveau heeft het kabinet in het kader van de intensivering van de bestrijding van het terrorisme geld beschikbaar gesteld voor de persoonsbeveiliging bij de DKDB, de Unit Terrorismebestrijding en Bijzondere Taken (UTBT) en de analysecapaciteit bij het NIK. In overleg met de minister van Justitie stelt de minister van BZK vast hoe dit jaarlijks wordt besteed.

Operationele doelstelling 2.4

Verhogen van het prestatievermogen van de politie.

Motivering

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie (doelmatigheid en doeltreffendheid) vraagt om permanente aandacht. De minister ondersteunt dit door een aantal maatregelen en randvoorwaarden die bijdragen aan een hogere veiligheid in Nederland. Voor de jaren 2007–2008 worden nieuwe prestatieafspraken met de korpsen voorbereid.

Instrumenten/activiteiten

• Verbeteren van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen de politie, onder meer door implementatie van de Wet politiegegevens.

• Uitbreiding van bevoegdheden van het lokaal bestuur en de politie bij de aanpak van overlast in de openbare ruimte en de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Het gaat hierbij om het introduceren van een gedragsaanwijzingsmogelijkheid voor de burgemeester (uitwerking motie Van Schijndel), het intensiveren van de drugsaanpak (thuisteelt en growshops), uitbreiding mogelijkheden tot preventief fouilleren, versterking aanpak huiselijk geweld en een verkenning naar de samenhang in de openbare ordebevoegdheden van de burgemeester.

• Intensiveren van de internationale en grensoverschrijdende politiesamenwerking, onder andere door de implementatie van verdragen met onze buurlanden.

• Bewapening en uitrusting politie, in relatie tot een proportioneel en subsidiair geweldsgebruik. Hierbinnen past de ontwikkeling van de zogenaamde «less lethal» wapens. Ook bestaande wapens, zoals het huidige dienstpistool, zullen vanaf 2007 worden vervangen. Het is de bedoeling dat hierbij wordt samengewerkt met het ministerie van Defensie.

• Plan van aanpak geweld tegen de overheidsdienaren. Juist voor politie, de beroepsgroep binnen de overheid die het meeste geconfronteerd wordt met geweld, worden maatregelen genomen. Er wordt een overheidsbrede afstemming en aanpak opgezet, inclusief een brede publiekscampagne.

• Uitwerking van de eerste concrete toepassingen die het innovatieplatform Technologie en Criminaliteitsbestrijding heeft opgeleverd voor onder meer het politieveld.

• Stimulering van de kwaliteitsontwikkeling van de Nederlandse Politie, ondermeer door verdere ontwikkeling van het INK-model.

Operationele doelstelling 2.5

Verhogen van professionaliteit door toepassing van gericht personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en politieonderwijs.

Motivering

De minister van BZK zorgt ervoor dat de politie kan beschikken over voldoende inzetbaar en gekwalificeerd personeel. Instrumenten hiervoor zijn onder andere het HRM-beleidsplan 2005–2010 en het Akkoord Arbeidsvoorwaarden 2005–2007. Tevens zijn in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden 2005–2007 afspraken opgenomen die ondersteunend zijn aan het tot stand komen van het nieuwe Politiebestel.

Instrumenten/activiteiten

• Optimaliseren van het werving- en selectieproces, gebaseerd op het HRM-beleidsplan.

• Opleiden en bijscholen politiepersoneel om kabinetsafspraken over de politiesterkte te realiseren, met het actuele aanbod van initieel- en postinitieel politieonderwijs.

• Optimaliseren en verder actualiseren van het politieonderwijs op basis van het programma «Evaluatie Politieonderwijs» (2006–2007), in het bijzonder daar waar het de aanbevelingen van de commissie Posthumus betreft.

• Standaardiseren van de functies binnen de korpsen op basis van het functiegebouw en functiewaardering Nederlandse politie.

• Het voeren van een integriteitbeleid door korpsen dat overeenkomt met de basisnormen uit de modelaanpak «Integriteitbeleid, openbaar bestuur en politie». Doel is de politie weerbaarder te maken tegen schendingen van de integriteit.

• Toezien op de met de korpsen gemaakte afspraken over het gebruik van het referentiekader Diversiteit om op dit terrein een verbeterslag te maken.

• Voor elke medewerker een persoonlijk ontwikkelingsplan opstellen om de loopbaan van het personeel te bevorderen en het aanbieden van een fitheidtest en gezondheidsmeting, conform het Akkoord Arbeidsvoorwaarden.

• Testen van de verschuivingtoelage om rust in roosters te realiseren. Het systeem zal per 1 januari 2008 worden ingevoerd.

• In kaart brengen en openbaar maken van het aantal overtredingen van de Arbeidstijdenwet.

• Evaluatie bekostigingsstelsel Politieacademie. Na voltooiing van de eerste volledige opleiding (zowel initieel als postinitieel) zal het bekostigingsstelsel en het niveau van bekostiging worden geëvalueerd.

Operationele doelstelling 2.6

Dienst Geneeskundige Verzorging Politie (DGVP)

Als gevolg van de nieuwe Zorgwet is de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie (DGVP) vanaf 1 januari 2006 niet meer de zorgverzekeraar voor de politiemedewerkers. In 2006 en 2007 worden nog zorgdeclaraties afgewikkeld. De DGVP wordt in 2007 opgeheven.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Verhoging professionaliteit door toepassing van gericht personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en politieonderwijs2.520072007
• Verhogen van het prestatievermogen van de politie2.420082008
• Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op het bovenregionaal en landelijk niveau2.320092009
• Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen2.220102010
    
Effectenonderzoek ex-post   
Geen NvtNvt
    
Overige evaluatieonderzoeken   
Evaluatie bekostiging Politieacademie2.520072007

4. Partners in Veiligheid

Algemene beleidsdoelstelling 4Goed samenwerkende partners in veiligheid.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Politie, brandweer, ambulancediensten, marechaussee, centrale overheid, gemeenten en bedrijven hebben ieder hun verantwoordelijkheden in het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Om de veiligheid van burgers te kunnen waarborgen is het noodzakelijk dat deze partners in veiligheid goed met elkaar samenwerken, zowel in lokaal, regionaal, nationaal en internationaal verband, zodat er minder slachtoffers en schade optreden en de veiligheid van hulpverleners beter gewaarborgd kan worden. Om goed te kunnen samenwerken moeten de partners in veiligheid kunnen beschikken over voldoende kennis en expertise.

Een integrale aanpak van het veiligheidsbeleid is noodzakelijk. Juist op lokaal niveau worden de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de burger bepaald. Daarom is samenwerking cruciaal en vervullen de gemeenten hierbij een regierol. Deze rol moet bij middelgrote en kleine gemeenten worden versterkt.

Een samenhangende informatiehuishouding zorgt ervoor dat de partners in veiligheid, zowel individueel als gezamenlijk, beter kunnen presteren.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

De minister van BZK is verantwoordelijk voor samenhang in het veiligheidsbeleid. Daartoe:

• Geeft de minister van BZK richting aan de uitvoering van het veiligheidsbeleid op lokaal, regionaal en landelijk niveau als ook in Koninkrijks- en internationaal verband.

• Stimuleert en ondersteunt de minister van BZK de veiligheidspartners om samen te werken.

Succesfactoren

• De steun en inzet van (inter)nationale betrokken veiligheidspartners is noodzakelijk om de veiligheid van de samenleving te kunnen bevorderen.

• Actuele ontwikkelingen, zoals terrorisme, zijn van grote invloed op de veiligheid en het veiligheidsgevoel van burgers.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 4: Partners in veiligheid2005200620072008200920102011
        
Verplichtingen170 343115 023111 51455 39755 28755 08855 087
        
Uitgaven168 107115 023111 51455 39755 28755 08855 087
4.1 apparaat8 8879 6419 2539 4819 3709 1729 171
        
Programma-uitgaven  102 26145 91645 91745 91645 916
waarvan juridisch verplicht  12 9646 7535 5044 4754 219
        
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau2 0545 3865 2733 8193 8163 8153 815
waarvan juridisch verplicht  3 063    
        
4.3 ICT-infrastructuur151 66193 05690 26835 37635 38035 38035 380
waarvan juridisch verplicht  8 189    
        
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau5 5056 9406 7206 7216 7216 7216 721
waarvan juridisch verplicht  1 712    
        
Ontvangsten3 7506004 4000000

Toelichting: De ICT-uitgaven van € 90,3 mln. betreffen voor meer dan € 65,0 mln. beleidsmatige verplichtingen voor de instandhouding van C2000, GMS en landelijke informatiesystemen ten behoeve van de politie die door de VtsPN worden beheerd.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 4.2

De bestuurlijke veiligheidspartners ondersteunen met kennis, instrumenten en expertise.

Motivering

De partners in veiligheid hebben verschillende verantwoordelijkheden in het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Een geïntegreerde aanpak van de veiligheidsproblematiek op alle bestuurlijke niveaus is van belang om de veiligheid in Nederland te verbeteren.

Goede samenwerking vereist dat veiligheidspartners goed zijn toegerust om adequaat te kunnen functioneren. Delen van kennis en expertise zorgt ervoor dat partijen beter presteren en van elkaars ervaringen kunnen leren. Juist op lokaal niveau worden de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de burger bepaald. De gemeenten vervullen hierbij een regierol en worden daarin ondersteund, zoals uit de onderstaande instrumenten en activiteiten blijkt.

Instrumenten/activiteiten

Project Veilige Gemeenten

  Een groot aantal gemeenten (63%) beschikt over een Integraal Veiligheidsplan of heeft een plan in ontwikkeling (25%). Voortbouwend op een behoefteonderzoek biedt het project in het bijzonder steun bij samenwerking op veiligheidsgebied tussen gemeenten. Hierbij kan worden gedacht aan het ter beschikking stellen van instrumenten (bijvoorbeeld organisatiemodellen), evalueren van regierol gemeenten en het doen van onderzoek en pilots.

Aanpak verloedering en overlast

  Een beleidsverkenning met actieplan dat de samenhang tussen nationaal en lokaal beleid in kaart brengt en de inzet van bestuurlijke instrumenten (boetes) door gemeenten ondersteunt.

Lokale Aanpak Radicalisering

  Gemeenten stimuleren een goede balans te vinden tussen de veiligheidskolom en het integratiebeleid. Gemeenten concentreren zich op preventie, signalering en vroegtijdige interventie en daarbij is expertisebevordering van eerstelijnwerkers (docenten e.d.) nodig.

Actieplan Veilig Ondernemen II

  Activeren van burgers en bedrijfsleven door uitvoering van maatregelen kabinetsstandpunt «De Krachtige Buurt.»

Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)

  De jaarlijkse begroting van het CCV is vanaf 2006 thematisch opgebouwd. Per thema worden (preventieve) maatregelen gedefinieerd die gemeenten en/of private partners kunnen treffen.

Onderzoeken

  Gericht onderzoeken naar de veiligheidsgevoelens van burgers, maatschappelijk onrust, op middellange en lange termijn op het gebied van veiligheid. De uitkomsten worden gebruikt bij het invullen van het veiligheidsbeleid.

Kennisarena maatschappelijke veiligheid

  Opzetten van gemeenschappelijk onderzoek met departementen, kennisinstellingen en bedrijfsleven. De uitkomsten dienen als input voor het veiligheidsbeleid.

Ontwikkelen en implementeren van de Veiligheidsmonitor

  Doel hiervan is dat departementen, gemeenten en de politie uiteindelijk gaan werken met dezelfde veiligheidscijfers.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Prestatie-indicator
 01-01-200731-12-2007
Gemeenten met een integraal veiligheidsplan63%100%

Noot: Vanaf 2007 moet iedere gemeente een integraal veiligheidsplan hebben, waardoor het percentage vanaf 2007 elk jaar 100% is.

Operationele doelstelling 4.3

Een samenhangende informatiehuishouding van de partners in veiligheid.

Motivering

Het is cruciaal dat de juiste persoon op het juiste moment op de juiste plaats over de juiste informatie beschikt. De veiligheidspartners dienen hun informatie te kunnen uitwisselen door middel van een samenhangend geheel van basisinformatievoorzieningen. De afzonderlijke veiligheidspartners hebben hun eigen informatievoorziening zodanig op orde dat zij hun veiligheidstaken op een juiste wijze kunnen uitvoeren.

Instrumenten/activiteiten

Door middel van het bekostigen van onderzoek naar technologische ontwikkelingen, het verlenen van financiële steun aan projecten en het bijdragen aan wet- en regelgeving, wordt de samenhang in de informatiehuishouding van de veiligheidspartners bevorderd. De belangrijkste activiteiten die worden ontplooid:

Informatie Basisvoorziening veiligheid (IBV)

  De IBV is een virtuele structuur voor een gemeenschappelijke informatiehuishouding van de veiligheidspartners. Hiermee kan onder andere een uniforme bevraging van registers worden bewerkstelligd en een gemeenschappelijk beveiligingsbeleid.

Eenheid in de informatievoorziening

Voor het grootschalig gezamenlijk optreden van de veiligheidspartners bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

C2000 en Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS)

  Instandhouden van het netwerk C2000 (uniform communicatiesysteem voor de hulpverleningsdiensten) en het daaraan gekoppelde GMS.

Stimuleren van uniforme ICT-infrastructuur en informatiehuishouding voor de politie

  Deze is bestemd voor de primaire en ondersteunende bedrijfsprocessen bij de politie.

Samenhangende informatievoorziening voor de brandweer.

  De informatievoorziening is gebaseerd op landelijk gestandaardiseerde processen.

Versterken van de samenhang en standaardisatie binnen de informatievoorziening van de GHOR.

  De keten van acute zorg en openbaar bestuur gaat meer dan voorheen als eenheid werken.

Het actieprogramma maatschappelijke sectoren en ICT, en dan met name het onderdeel veiligheid en ICT, is een aanvulling op de reeds in gang gezette acties op dit terrein. BZK is een van de zes participerende departementen in het actieprogramma dat zich richt op het doorbreken van knelpunten bij het opschalen van kleinschalige, succesvolle ICT-toepassingen en -diensten in de sectoren mobiliteit, onderwijs, veiligheid en zorg, zodat de kwaliteit en dienstverlening voor de gebruiker wordt verbeterd.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Kengetallen
 2006
C2000 (uniform communicatiesysteem voor hulpverleningsdiensten)*Norm
1) Tijdigheid afhandeling incidenten binnen C2000 infrastructuur95–99% op tijd
2) Beschikbaarheid systeem98%
3) Radiodekking95%
Bron: cijfers Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland(VtsPN)
1–1–2 netwerkNorm
Beschikbaarheid 1–1–2 netwerk99,8%
Bron: cijfers Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) 

* Noot: De eisen van het netwerk moeten op dit moment elk jaar voldoen aan de bovenstaande normen.

Operationele doelstelling 4.6

Onderhouden en uitbreiden van internationale veiligheidsrelaties.

Motivering

Internationale samenwerking op het gebied van veiligheid wordt steeds belangrijker. Veiligheid is niet grensgebonden. Daarom moet er in internationaal verband meer worden samengewerkt. Dit wordt verwezenlijkt door te participeren in de diverse Europese en internationale gremia, het ontplooien van samenwerkingsinitiatieven, alsmede door het uitvoeren van internationale afspraken en Europese besluiten.

Instrumenten/activiteiten

Bi- en multilaterale samenwerking

  Via het onderhandelen, implementeren en evalueren van verdragen en beleidsmatige en politieke afspraken (Memorandum of Understanding); het (doen) uitvoeren van landenprogramma’s; het plaatsen van ambassaderaden en het faciliteren en organiseren van terzake relevante activiteiten en bijeenkomsten.

Haags programma

  Opzetten, uitvoeren en implementeren van besluiten, programma’s en projecten in het kader van de samenwerking binnen de Europese Unie en met de NATO, zoals het «Haags Programma» ten aanzien van de informatie-uitwisseling, de politiële samenwerking, Europol, crisisbeheersing en drugs.

Ondersteunen van het plan Veiligheid Nederlandse Antillen

  Het programma Rechtshandhaving Aruba alsmede het ondersteunen van samenwerkingsprojecten in het kader van het Sectorplan Rechtsbescherming en Veiligheid Suriname.

Internationale vredesmissies

het voorbereiden en effectueren van de inzet van politiefunctionarissen.

Europese ministerraad

  Coördinatie/voorbereiding van de JBZ-raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) en ondersteuning minister; coördinatie internationale bezoeken en ontvangsten.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• ICT- voorzieningen bij OOV- diensten en overige veiligheidspartners4.320062006
• De bestuurlijke veiligheidspartners ondersteunen met kennis, instrumenten en expertise4.220072007
• Onderhouden en uitbreiden van internationale veiligheidsrelaties4.620082008
    
Effectenonderzoek ex-post   
Geen Nvtnvt
    
Overig evaluatieonderzoeken   
Evaluatie cameratoezicht4.220062010

5. Nationale Veiligheid

Algemene beleidsdoelstelling 5

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving door op het gebied van de Nationale Veiligheid tijdig dreigingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn1.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) vervult zijn eigen rol in een netwerk van overheidsorganisaties die de veiligheid nationaal en internationaal beschermen. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de aansturing van de AIVD en voor de vaststelling van de prioriteiten binnen het operationele beleid van de AIVD. Deze prioriteiten worden bepaald na afstemming met de samenwerkingspartners en belangendragers en opgenomen in het Jaarplan AIVD 2007.

Succesfactoren

De kwaliteit van de uitvoering van de taken door de AIVD is vooral afhankelijk van de afstemming tussen prioriteiten en beschikbare middelen. De minister van BZK beïnvloedt de afstemming door verantwoordelijkheid te nemen, indien daartoe aanleiding bestaat, voor aanpassing van prioriteiten en/of middelen.

De samenwerking met partners waaronder de MIVD, belangendragers en buitenlandse diensten is een tweede factor waarvan de kwaliteit van de uitvoering van de taken door de AIVD mede afhankelijk is. De dienst voert daarom een actief beleid om wederzijdse behoeften en verwachtingen en informatie in alle stadia van de taakuitoefening uit te wisselen (planning, uitvoering, verantwoording).

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 5: Nationale veiligheid2005200620072008200920102011
Verplichtingen121 090133 089176 541149 547153 331153 372153 372
        
Uitgaven107 993133 089176 541149 547153 331153 372153 372
5.1 apparaat102 392128 933172 466145 424149 222149 218149 218
5.2 geheime uitgaven5 6014 1564 0754 1234 1094 1544 154
        
Ontvangsten5692912 991391919191

Toelichting: De uitgaven zijn volledig juridisch verplicht.

Operationele doelstellingen

a. Algemeen

Ter uitvoering van de algemene beleidsdoelstelling doet de dienst onderzoek in binnen- en buitenland, deelt de dienst gericht kennis en informatie die samenwerkingspartners en belangendragers in staat stelt gepaste maatregelen te nemen, signaleert, adviseert en mobiliseert de dienst anderen en reduceert de dienst zelfstandig risico’s. Nadere operationalisering van de algemene beleidsdoelstelling vindt plaats in het Jaarplan AIVD 2007 en heeft betrekking op de uitvoering van de wettelijke taken:

• Verantwoordelijken en belanghebbenden adequaat en tijdig informeren over (potentiële) bedreigingen van de democratische rechtsorde, de staatsveiligheid of andere gewichtige belangen van de staat, teneinde hen in staat te stellen maatregelen te treffen om de gesignaleerde dreigingen en risico’s tegen te gaan, alsmede het eventueel zelfstandig reduceren van deze bedreigingen en risico’s, op het gebied van terrorisme en radicalisering, proliferatie van massavernietigingswapens, rechts en links extremisme en ongewenste inmenging van vreemde mogendheden.

• Bevorderen dat vertrouwensfuncties worden vervuld door personen waartegen uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bedenkingen bestaan.

• Door middel van het aanleveren van concrete en potentiële dreiginginformatie bevorderen dat degenen die daar direct verantwoordelijk voor zijn, zorgdragen voor een goede invulling van beveiligingsmaatregelen op met name de aandachtsgebieden: personen, objecten en diensten (in het kader van het Stelsel Bewaken en Beveiligen), bijzondere informatie en vitale sectoren.

• Zo tijdig mogelijk alerteren en informeren van de Nederlandse regering inzake uit het buitenland afkomstige latente en actuele dreigingen voor de nationale veiligheid en de Nederlandse regering in staat stellen bij het bepalen van standpunten over buitenlands beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen te beschikken over informatie terzake die via andere kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is.

b. Prestatiegegevens

De genoemde doelstellingen worden in de rijksbegroting niet verder uitgewerkt in operationele doelstellingen zoals bedoeld in de rijksbegrotingvoorschriften; hiervoor wordt verwezen naar het Jaarplan AIVD 2007, dat in november o.a. aan de leden van de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wordt gezonden. Wel worden prestatiegegevens verstrekt over een twee activiteiten:

1. De mate waarin de AIVD er in slaagt het apparaat te versterken.

2. Het aantal uitgevoerde veiligheidsonderzoeken.

Ad 1: Versterken van het apparaat

Motivering

Bereiken van een beter evenwicht tussen prioriteiten in de taakuitvoering en beschikbare middelen.

Instrumenten/activiteiten

Uitbreiden van het apparaat in de periode 2005–2009 met circa 585 fte. Voor 2007 is een uitbreiding met ca. 150 fte gepland. De uitbreiding heeft betrekking op:

• Een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de AIVD, conform de kabinetsreactie op de bevindingen van de commissie bestuurlijke evaluatie AIVD.

• Capaciteit voor de intensivering van het onderzoek naar fenomenen en risicovolle personen, organisaties en netwerken in het domein van terrorismebestrijding en radicalisering.

• Capaciteit ter versterking van het Stelsel Bewaken en Beveiligen.

• Capaciteit ter versterking van de inlichtingentaak Buitenland, waaronder het onderzoek naar de verspreiding van massavernietigingswapens.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Prestatie-indicatoren
 20072008
FTE’s1 3731 500
Basiswaarde (2007): 1 223  

Ad 2: Verrichten van veiligheidsonderzoeken

Motivering

Het uitvoeren van de Wet veiligheidsonderzoeken met als doel dat vertrouwensfuncties worden vervuld door personen waartegen uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bedenkingen bestaan.

Instrumenten/activiteiten

Het verrichten van veiligheidsonderzoeken door de AIVD. 

Meetbare gegevens/Kengetallen

Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaardeRealisatie
 2007*20072007
Aantal uitgevoerde onderzoeken12 43312 00012 000
 (aantal onderzoeken in behandeling genomen in 2006)(voornamelijk afhankelijk van arbeidsmarktontwikkelingen)(gelijk aan streefwaarde)

* Meerjarige prognose van het aantal veiligheidsonderzoeken is niet betrouwbaar.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

De AIVD onderzoekt haar activiteiten op periodieke basis, conform de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie. Rapportages worden vertrouwelijk aangeboden aan de Commissie van Toezicht en de president van de Algemene Rekenkamer. Politiek relevante bevindingen worden aangeboden aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid

Algemene beleidsdoelstelling 14

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving en het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Toezicht is een onderdeel van de beleidscyclus. Het is een schakel tussen het beleid en regelgeving enerzijds en de uitvoering anderzijds. Op basis van de informatie die het toezicht levert over de uitvoering, kan bestaand beleid worden aangepast of nieuw beleid worden geïnitieerd. Daarnaast kan de uitvoering worden verbeterd met de informatie die een toezichthouder beschikbaar stelt. Het toezicht op het OOV-domein wordt uitgevoerd door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV).

De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) verricht onafhankelijk, integraal en thematisch onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op om de veiligheid structureel te vergroten en herhalingen te voorkomen. De OvV besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Uitzondering hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven onderzoeken (waaronder luchtvaart en scheepvaart).

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid:

De minister van BZK is, waar nodig in overeenstemming met de minister van Justitie, verantwoordelijk voor het rijkstoezicht ten aanzien van openbare orde en veiligheid (op grond van de artikelen 53 a van de Politiewet 1993 en 19 en 19 a van de Brandweerwet 1985). De minister van BZK vult zijn verantwoordelijkheid voor het toezicht in door onderzoek te laten verrichten naar en te rapporteren over de kwaliteit waarmee politie, brandweer, GHOR, rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie hun publieke taken invullen.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV):

De minister van BZK draagt geen verantwoordelijkheid voor de individuele onderzoeken en aanbevelingen die de onderzoeken mogelijk vergezellen. De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid bevat op dit punt ook geen bevoegdheden. De minister heeft wel een toezichthoudende rol bij voorvallen die bij algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur verplicht moeten worden onderzocht. De minister van BZK vult zijn ministeriële verantwoordelijkheid in door verantwoording af te leggen aan de Staten-Generaal. In de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid is een aantal bevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid voor de raad. De wet bevat met het oog op het toezicht op de raad nagenoeg gelijke bepalingen als het ingediende voorstel voor de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

Succesfactoren:

Het behalen van de doelstelling voor de IOOV hangt af van:

• (Brede) opvolging van de aanbevelingen van de Inspectie OOV door de eerstverantwoordelijke bestuurders en betrokken organisaties.

• De mate waarin de Inspectie OOV er in slaagt het politiek-bestuurlijke debat te voeden.

Het behalen van de doelstelling voor de OvV hangt af van:

• De aanbevelingen, als gevolg van een concreet voorval, die moeten suggesties bevatten om verbeteringen aan te brengen om een dergelijk voorval in de toekomst te voorkomen of de omvang van de gevolgen te beperken.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid2005200620072008200920102011
Verplichtingen11 32013 98414 06114 44014 44914 41914 359
        
Uitgaven11 03713 98414 06114 44014 44914 41914 359
14.1 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid4 0454 4424 5394 5114 5204 4904 430
14.2 Onderzoeksraad voor veiligheid6 9929 5429 5229 9299 9299 9299 929
        
Ontvangsten38000000

Toelichting: De uitgaven zijn volledig juridisch verplicht.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 14.1

Het vergroten van de kwaliteit waarmee politie, brandweer, rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties hun taken uitvoeren.

Motivering

De Inspectie OOV levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving. Zij oefent daartoe toezicht uit op de besturen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid. De Inspectie OOV toetst of wet- en regelgeving en geformuleerd beleid in de praktijk daadwerkelijk tot het gewenste resultaat leiden. Op basis van professioneel en onafhankelijk uitgevoerde inspecties stelt de Inspectie OOV de verantwoordelijken in staat de veiligheid te verbeteren.

Instrumenten/activiteiten

De Inspectie OOV verricht:

• Systematisch toezicht op het niveau van de regio op de voorbereiding van de rampenbestrijding.

• Thematisch onderzoek binnen de verschillende domeinen van openbare orde en veiligheid.

• Incidenteel onderzoek naar aanleiding van politieke of maatschappelijke actualiteiten of incidenten.

Daarnaast adviseert de Inspectie OOV, als sluitstuk van de beleidscyclus, over de mate waarin beleidsdoelen toetsbaar en publieke taken uitvoerbaar zijn.

Er is voorzien om het toezicht op de voorbereiding van de rampenbestrijding/crisisbeheersing op regionaal niveau zodanig in te richten dat alle regio’s eind 2007 deel 1 van de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR) hebben afgerond. Dat heeft tot effect dat de simulaties (deel 2 van de ADR: een praktijktest) zo mogelijk versneld zullen worden uitgevoerd.

De Inspectie OOV heeft te maken met een relatief groot, complex veld en moet keuzes maken gegeven de bedrijfsvoeringcapaciteit. De Inspectie OOV hanteert een risicoanalyse als instrument om de keuzes te maken, binnen de kaders van de vigerende wet- en regelgeving en de te realiseren beleidsdoelen. Het Werkplan 2007 zal op deze wijze tot stand komen en zal eind 2006 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Operationele doelstelling 14.2

Onderzoeksraad voor de Veiligheid

Motivering

De Onderzoeksraad voor de Veiligheid fungeert als onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat op eigen gezag kan besluiten tot onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Uit het onderzoek dient lering te worden getrokken en aanbevelingen te worden gedaan om de structurele veiligheid te vergroten. De aanbevelingen van de OvV zijn gericht aan overheden en bedrijfsleven om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Inspectie Openbare orde en veiligheid14.120082008
    
Effectenonderzoek ex-post   
Geen NvtNvt
    
Overige evaluatieonderzoeken   
Geen NvtNvt

* OD 14.2 wordt niet doorgelicht.

15. Crisisbeheersing

Algemene beleidsdoelstelling 15

Een samenleving die goed voorbereid is op crises.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Goed voorbereid zijn op mogelijke crises is de doelstelling van het kabinet op het terrein van crisisbeheersing. Crisisbeheersing is een belangrijk en complex aandachtsgebied dat vraagt om een duidelijke verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de betrokken partijen. Centraal daarbij staan het probleemoplossend vermogen van de veiligheidspartners, heldere afspraken en een eenduidige aansturing. Ook van de burgers en het bedrijfsleven wordt verwacht dat zij zich bewust zijn van risico’s en dat zij beschikken over het vermogen tot zelfredzaamheid. Tegelijk moeten zij er op kunnen vertrouwen dat de overheid goed voorbereid is en snel en adequaat opereert bij een dreigende of uitgebroken crisis. De minister van BZK is door het Kabinet aangewezen als coördinerend minister voor crisisbeheersing.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

Als coördinerend minister voor crisisbeheersing is de minister van BZK verantwoordelijk voor:

• De kwaliteit en effectiviteit van het stelsel van crisisbeheersing.

• De bestuurlijke en operationele coördinatie van crises op nationaal niveau.

• De noodzakelijke randvoorwaarden van de decentrale voorbereiding op crisisbeheersing.

• De kwaliteit van de informatievoorziening vóór, ten tijde van en ná crises of de dreiging ervan, mede ter versterking van het veiligheidsbewustzijn en zelfredzaamheid.

Succesfactoren

Het bereiken van een samenleving die goed voorbereid is op crises hangt af van:

• De feitelijke totstandkoming van de veiligheidsregio’s.

• Goed functionerende (inter-)nationale organisaties die bereid zijn tot samenwerking (veiligheidsstructuur).

• Structurele en actieve betrokkenheid van de bestuurlijke partners.

• De bereidheid tot veiligheidsbewust gedrag door en het vermogen tot zelfredzaamheid van de bevolking.

• Het treffen van adequate veiligheidsmaatregelen door het bedrijfsleven.

• De ontwikkeling van technologie die van invloed is op crisisbeheersing.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 15: Crisis- en Rampenbeheersing2005200620072008200920102011
Verplichtingen39 45641 04634 53335 44534 14533 44333 473
        
Uitgaven34 77343 41035 89736 80935 50934 80734 807
15.1 apparaat7 5148 1107 9278 2038 2008 1988 198
        
Programma-uitgaven  27 97028 60627 30926 60926 609
waarvan juridisch verplicht  5 5140000
        
15.2 programma uitgaven4 0582 4805 0005 7004 4003 7003 700
waarvan juridisch verplicht  2 300    
        
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie14 54214 92512 27012 27012 27012 27012 270
waarvan juridisch verplicht  2 068    
        
15.4 aansturen crisisbeheersing8 65917 8958 9008 8368 8398 8398 839
waarvan juridisch verplicht  646    
        
15.5 crisiscommunicatie 01 8001 8001 8001 8001 800
waarvan juridisch verplicht  500    
        
Ontvangsten813002 0002 00070000

Toelichting: Met ingang van 2007 is operationeel doel 5 crisiscommunicatie aan het artikel toegevoegd. Voor dit operationele doel is budget beschikbaar gekomen door middel van reallocatie binnen het begrotingsartikel. Daarnaast is de omschrijving van de operationele doelen 2, 3 en 4 aangepast.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 15.2

Het beperken van de kans op en de gevolgen van crises.

Motivering

Voorkomen is beter dan genezen: na een crisis wordt vaak de vraag gesteld of en hoe deze had kunnen worden voorkomen of worden beperkt in de gevolgen. Bij het voorkomen en beheersbaar maken van crises ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de eigen sector bij de vakdepartementen, medeoverheden en bedrijfssectoren. De minister van BZK spreekt hen op deze verantwoordelijkheid aan vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid op het gebied van veiligheid (naast de eigen rol als vakdepartement). Het doel is het bewustzijn bij bestuurders en bedrijfsleven te vergroten om in de planfase van nieuwe activiteiten of bij de beleidsvorming rekening te houden met de kans op een crisis op het betreffende terrein.

Instrumenten/activiteiten

Bescherming vitale infrastructuur

  Dit beleid omvat het voorkomen van uitval van vitale sectoren om de maatschappelijke ontwrichting uit te sluiten. Er zijn 12 vitale sectoren, waarvoor 8 ministeries verantwoordelijk zijn. De minister van BZK heeft een coördinerende rol om de bovensectorale maatregelen die in het kader van de vitale infrastructuur worden genomen tot uitvoering te brengen en de vierjaarlijkse update met betrekking tot de 12 sectoren te laten geschieden. Het beleid is gericht op het formuleren van extra beschermende maatregelen, waar nodig.

Crisisbestendigheidtoets

  Deze toets omvat criteria voor de (zelf-)beoordeling van de mate waarin in beleidsvoornemens en plannen rekening is gehouden met de kans op en de gevolgen van een crisis of ramp op het betreffende beleidsterrein. De toets zal in 2007 beschikbaar zijn.

Nationale Risicobalans

  Deze brengt systematisch de risico’s en dreigingen van crises in kaart, waarmee Nederland kan worden geconfronteerd. Het kabinet krijgt hiermee inzicht in de verhouding tussen risico’s en de mogelijkheid om op basis hiervan gericht risicobeleid te voeren. In 2006 is gestart met de ontwikkeling van een prototype van de Nationale Risicobalans. In 2007 zal dit worden voortgezet.

Veiligheidsbewustzijn

  Ondersteuning van activiteiten die het veiligheidsbewustzijn van burgers en bedrijven versterken. Doel is dat beleidsinterventies (zoals veiligheidscampagnes) effectiever worden. Om de ontwikkeling van het veiligheidsbewustzijn (de effectiviteit) te kunnen volgen, worden met de hiervoor ontwikkelde monitor metingen uitgevoerd.

Operationele doelstelling 15.3

Een goed functionerende crisisbeheersingsorganisatie.

Motivering

Om slagvaardig een crisis te kunnen beheersen, is het belangrijk dat de crisisbeheersingsorganisatie goed functioneert en dat alle betrokken partijen aan kwaliteitseisen voldoen. Als coördinerend minister voor crisisbeheersing heeft de minister van BZK de taak om organisatorische randvoorwaarden te scheppen, kwaliteitseisen te stellen en te monitoren of daaraan wordt voldaan. Door regelmatig te oefenen wordt het duidelijk of aan de randvoorwaarden en kwaliteitseisen wordt voldaan, of deze het gewenste effect hebben en waar verbeteringen doorgevoerd moeten worden.

Instrumenten/activiteiten

• Besluitvormingsstructuur en informatievoorziening: in 2007 zijn het Handboek Crisisbesluitvorming en Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding geactualiseerd.

• Decentrale kwaliteitseisen: het vaststellen en implementeren van de decentrale kwaliteitseisen op het gebied van crisisbeheersing.

• Centrale kwaliteitseisen: monitoren of betrokken partijen voldoen aan de kwaliteitseisen voor interdepartementale crisisbeheersing.

• In 2007 zal een tweede landelijke, multidisciplinaire oefening worden gehouden.

• Nationale wetgeving op het terrein van crisisbeheersing.

• In 2007 zal in samenwerking met het ministerie van Defensie de mogelijkheid van de inzet van Defensie als partner bij crisisbeheersing en rampenbestrijding worden vergroot.

• Het bevorderen van het multidisciplinair oefenen, de regionale planvorming, de informatievoorziening en de eenduidigheid in kwaliteitsborging.

• In 2007 zal het alerteringsstelsel ten behoeve van terrorismebestrijding voor andere typen van crises worden uitgebreid.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 200620072008200920102011
1. Beleidsplan veiligheidDe veiligheidsregio heeft het beheersplan rampenbestrijding omgevormd naar een meerjarig beleidsplan veiligheid.Meeteenheid: % regio’s105080100100100
Bron: jaarverslag regio      
2.  Regionaal crisisplanDe regio beschikt over een actueel operationeel crisisplan ter vervanging van de gemeentelijke rampenplannen.Meeteenheid: % regio’s105080100100100
Bron: jaarverslag regio      
3. Basisvereisten melding en opschalingDe regio heeft de basisvereisten melding en opschaling geïmplementeerd.Meeteenheid: % regio’s040100100100100
Bron: jaarverslag regio      
4. KwaliteitseisendepartementaalDe departementen voldoen aan de kwaliteitseisen t.a.v. de departementale crisisbeheersing.Meeteenheid: % departementen0100100100100100
Bron: Informatie departementen, dit komt later ter beschikking.      

Operationele doelstelling 15.4

Aansturen en coördineren crisisbeheersing.

Motivering

Coördinatie is cruciaal tijdens een crisis waarbij vele diensten zijn betrokken. Dit betreft zowel afstemming met bestuurlijke partners (vakministeries, provincies, gemeenten) als operationele afstemming tussen de hulpdiensten (brandweer, ambulance, politie, defensie). Voor de crisisbesluitvorming verzorgt BZK tijdens en voorafgaand aan een crisis de informatievoorziening en advisering aan leden van het interdepartementale en ministeriële beleidsteam.

Instrumenten/activiteiten

• Nationale overeenstemming over een generieke crisisbesluitvormingsstructuur.

• Implementatie van de in 2006 vastgestelde werkafspraken over informatievoorziening met de bestuurlijke partners (rijksoverheid, provincies, gemeenten) en operationele partners.

• Ontwikkeling van scenario’s voor ramptypen om toekomstige crises te kunnen beheersen.

• Aanbieden van ICT en logistieke faciliteiten en ondersteuning voorafgaand en tijdens crisisbesluitvorming.

• Door middel van het Nationaal Crisis Centrum (NCC) aanbieden van inhoudelijk en bestuurlijk afgestemde adviezen aan het interdepartementaal en ministerieel beleidsteam voorafgaand of tijdens een crisis.

• Gevulde database met een totaaloverzicht van de beschikbare capaciteit en middelen van alle hulpdiensten.

• Operationele afstemming door middel van het Landelijk Operationeel Crisis Centrum (LOCC) over de inzet van de hulpdiensten en het beschikbaar stellen van rijksmateriaal en expertise.

• Opleveren van (inter)departementale diensten en producten door Shared Services Crisisbeheersing voor het stimuleren van samenwerking, kwaliteitsverbetering en efficiencywinst bij de departementen.

Operationele doelstelling 15.5

Het bieden van open en realistische informatie aan burgers, bedrijven en andere instellingen vóór, tijdens en ná crises.

Motivering

Juist in crisissituaties verwachten burgers van de overheid dat zij goed en snel geïnformeerd worden. Dat vereist een overheid die voorbereid is op en in staat is om aan de verwachtingen en beleving van burgers te voldoen in de voorbereiding en de reactie van de overheid op crises. Een pro-actieve houding tegenover de burger en de media is daarbij van wezenlijk belang. Een gedegen crisiscommunicatieplan en een planmatig oefenbeleid op bestuurlijk niveau zijn belangrijke randvoorwaarden voor tijdige bijstelling van het beleid.

Verder dient er rekening mee te worden gehouden dat burgers moeilijker vanuit één centraal punt te bereiken zijn. Door de toename van media en integratie van moderne communicatietechnologieën (internet, SMS, MSN etc.) bepalen burgers in toenemende mate zelf van wie en wanneer zij welke informatie tot zich nemen.

Instrumenten/activiteiten

• Het verzamelen van kennis en expertise op het terrein van crisis- en risicocommunicatie voor het verhogen van de eigen deskundigheid. De kennis beschikbaar stellen aan andere overheden en bedrijfsleven en ondersteunen van gemeenten en veiligheidsregio’s bij het opstellen en uitvoeren van plannen voor risico- en crisiscommunicatie.

• VORAMP-campagne. Deze campagne richt zich op de bewustwording van de bevolking over de risico’s in de samenleving, hun eigen rol en verantwoordelijkheid daarbij. De campagne biedt ook handelingsperspectieven voor de verschillende risicotypes. In 2006 is de campagne opnieuw vormgegeven. De komende jaren zal de campagne worden voortgezet.

• Bieden van operationele ondersteuning in de vormgeving van crisiscommunicatie door medeoverheden bij crises en rampen.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 200620072008200920102011
1. Plannen voor crisiscommunicatieDe veiligheidsregio heeft een operationeel plan voor crisiscommunicatieMeeteenheid: % regio’s0100100100100100
Bron: jaarverslag regio’s.      

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Het beperken van de kans op en de gevolgen van crises15.220072007
• Een goed functionerende crisisbeheersingsorganisatie15.320082008
• Aansturen crisisbeheersing15.420092009
• Open en realistische informatie aan burgers, bedrijven en andere instellingen vóór, tijdens en ná crises15.520102010
    
Effectenonderzoek ex-post   
Geen NvtNvt
    
Overige evaluatieonderzoeken   
Geen NvtNvt

16. Brandweer en Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR)

Algemene beleidsdoelstelling 16

Een goed georganiseerde hulpverlening die bestuurlijk en operationeel klaar staat voor de veiligheid in de samenleving.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Iedere Nederlander heeft recht op een basis hulpverleningsniveau. De risicobronnen in de leefomgeving van de burger bepalen de inspanningen van brandweer en geneeskundige organisaties binnen de door het bestuur vastgestelde beleidskaders.

De brandweer en GHOR leveren een belangrijke bijdrage aan een fysiek veilige samenleving en aan versterking van het gevoel van veiligheid bij burgers door al in een zo vroeg mogelijk stadium mee te denken en te adviseren over veiligheidsbeleid of de wijze waarop hulpverlening het beste een plaats kan krijgen.

Door voorbereidingen te treffen voor in te zetten hulpverlening, door te weten hoe te handelen bij de inzet van de hulpverlening en door na afloop van incidenten of calamiteiten te zorgen voor de noodzakelijke nazorg.

BZK wil ervoor zorgdragen dat deze bijdrage door de brandweer en GHOR op een adequate wijze wordt geleverd. Zowel op bestuurlijk, operationeel als op regionaal niveau wordt de samenhang bezien met de bijdrage door de politie.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

Om ervoor te zorgen dat de inspanningen van de brandweer en GHOR op adequate wijze worden uitgevoerd, zowel op bestuurlijk als op operationeel niveau, vervult BZK een sturende, coördinerende, initiërende en faciliterende rol.

De minister van BZK is verantwoordelijk voor:

• Het onder een bestuurlijke regionale aansturing (de veiligheidsregio) brengen van de zorg voor fysieke veiligheid en samenhang te waarborgen met de zorg voor sociale veiligheid.

• Het borgen van een kwalitatief hoogwaardige brandweerzorg en GHOR.

• Het via wet- en regelgeving zorgen voor beleidsuitvoering en standaardisering/normering in de hulpverlening.

• Het borgen en ontwikkelen van kennis en expertise.

• Een zoveel mogelijk op risico’s toegesneden financiering van de kosten.

• zonodig aanvullende voorzieningen voor bijzonder optreden.

• Normering en standaardisering van de informatie- en communicatievoorziening.

• Internationale samenwerking op het terrein van de hulpverlening.

Succesfactoren

Het bereiken van een sterke hulpverlening voor een veilige samenleving is afhankelijk van:

Bestuurders andere overheden:

• Voor het welslagen van de totstandkoming van de veiligheidsregio’s.

• Voor het welslagen van de integratie van het regionaal veiligheidsbestuur en het bestuur van de politieregio.

• Voor draagvlak voor het wetsvoorstel Wet op de Brandweer, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing (BRC).

• Voor de ontwikkeling en inbedding van meer op prestaties en kwaliteit gerichte bestuurlijke verhoudingen.

• De mate van samenwerking tussen de betrokken overheden.

De brandweer-, GHOR- en politie-organisaties:

• Voor hun bereidheid tot medewerking en onderlinge samenwerking om te komen tot krachtige veiligheidsregio’s.

• Voor de wijze waarop zij inspelen op technologische ontwikkelingen op het gebied van veiligheid.

Burgers en bedrijven:

• Voor de bereidheid mee te werken aan adviezen op het terrein van brandveiligheid en zelfredzaamheid.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Kengetallen
 20032004
1.a. Meldingen brand53 90043 100
1.b. Meldingen hulpverlening36 30040 200
1.c. Meldingen loos alarm56 20058 600
Bron: CBS Brandweerstatistiek  
2. Opkomsttijd < 8 min. 35,2 %33,9 %
Bron: CBS Brandweerstatistiek  
3.a. Doden bij brand8574
3.b. Gewonden bij brand1 1391 085
3.c. Reddingen bij brand1 107920
Bron: CBS Brandweerstatistiek  
4.a. Vrijwillig operationeel personeel(w.v. vrouwen)22 061(1 024)22 039(1 107)
4.b. Beroeps operationeel personeel(w.v. vrouwen)5 352(222)5 260(251)
4.c. Niet operationeel personeeln.v.t.3 325
Bron: CBS Brandweerstatistiek.  

Toelichting algemeen: de cijfers voor 2005 komen in november ter beschikking.

Toelichting 4c: Niet operationeel personeel is personeel met een functie op het terrein van pro-actie en/of preventie en personeel in een ondersteunende functie.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 16: Brandweer en GHOR2005200620072008200920102011
        
Verplichtingen150 836156 445148 352153 527153 522153 521153 518
        
Uitgaven134 212156 473148 379153 554153 549153 548153 545
16.1 apparaat6 8755 6125 5665 7225 7225 7225 721
        
Programma-uitgaven  142 813147 832147 827147 826147 824
waarvan juridisch verplicht  111 56514 00113 10013 10013 100
        
16.2 bestuurlijke organisatie93 512116 984111 521116 528116 539116 538116 538
waarvan juridisch verplicht  95 080    
        
16.3 taken4 4664 1434 1224 1294 1104 1094 108
waarvan juridisch verplicht  1 095    
        
16.4 kwaliteit29 35929 73427 17027 17527 17827 17927 178
waarvan juridisch verplicht  15 390    
* Bijdrage baten-lastendienst LFR  (10 504)(10 792)(10 904)(10 863)(10 659)
        
Ontvangsten559250250250250250250

Aan gemeenten wordt conform het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999, het BKRE (Staatsblad 1999, nr. 402), een bijdrage verstrekt in de kosten ter grootte van ca € 31 miljoen. Aan de partners in de rampenbestrijding (brandweer- en GHOR-regio’s) wordt conform het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen, het BDUR (Staatsblad 2001, nr. 113), een financiële bijdrage verstrekt in de kosten van de organisatie van de rampenbestrijding en hulpverlening ter grootte van ca € 63 miljoen.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 16.2

Een goede bestuurlijke organisatie voor een slagvaardige brandweer en GHOR.

Motivering

Om de brandweer en GHOR operationeel slagvaardiger te maken en beter voorbereid te laten zijn op hun taak voor rampen en crisisbeheersing is een goede bestuurlijke organisatie een cruciale voorwaarde. Het kabinet gaf de richting voor ontwikkeling daarvan aan in het kabinetsstandpunt veiligheidsregio’s (Tweede Kamer, vergaderjaar, 2003–2004,kamerstukken 29 517, nr. 1) en het beleidsplan crisisbeheersing (Tweede Kamer, vergaderjaar, 2003–2004,kamerstukken 29 668, nr. 1). De veiligheidsregio is een multidisciplinaire bovenlokale bestuurs- en organisatievorm voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. In het proces van bestuurlijke realisatie van de veiligheidsregio’s wordt in 2007 wetgeving voorbereid, een nieuwe financiering vormgegeven, wordt er verder gebouwd aan de informatie- en communicatievoorziening en wordt de positie van het veiligheidsbestuur in de geneeskundige sector verstevigd. Daarmee is de structuur geschapen en zijn randvoorwaarden ingevuld. Na de bestuurlijke en organisatorische implementatie zal in een continu proces de goede werking in de praktijk voortdurend worden geëvalueerd en verbeterd.

Instrumenten/activiteiten

• De rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn in Nederland opgedragen aan organisaties die met dagelijkse zorg belast zijn. Door het instellen van veiligheidsregio’s wordt bewerkstelligd dat deze organisaties verder naar elkaar toegroeien in hun multidisciplinaire en integrale taakuitvoering. Met name door platforms voor kennisuitwisseling en via financiële stimulering wordt dit proces gefaciliteerd.

• De nieuwe wet op de Brandweer, Rampenbestrijding en Crisibeheersing (BRC) als formalisering van de vernieuwde bestuurlijke organisatie en inhoudelijke vormgeving van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het jaar 2007 staat in het teken van de behandeling van dit wetsvoorstel.

• Voorbereiding van een aantal algemene maatregelen van bestuur die het brede terrein van de wet BRC bestrijken. Daarin wordt het kabinetsstandpunt Interbestuurlijk Toezicht betrokken.

• Het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (BDUR). Op grond hiervan worden financiële bijdragen verstrekt aan de brandweer- en GHOR-regio’s ter grootte van ca. € 63 mln. Op basis van extern onderzoek wordt de verdeling meer geënt op risico’s.

• Het ontwikkelen van prestatie-indicatoren en het maken van afspraken met de regio’s in convenanten in een gezamenlijk traject van meer zicht op en inzicht in de prestaties en effectiviteit van de geleverde inspanningen.

• Het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog. Op grond van dit besluit worden aan gemeenten bijdragen in de kosten voor opsporing van explosieven verstrekt ter grootte van ca. € 31 mln. Dit besluit wordt in 2007 vernieuwd. Sinds medio 2006 is de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV verantwoordelijk voor de uitvoering van het bijdragebesluit. Hiermee is de continuïteit van de uitvoering gewaarborgd. In 2007 wordt de uitvoering geëvalueerd.

• De implementatie van genomen besluiten op het gebied van territoriale congruentie wordt in 2007 afgerond. Daaronder is ook het kabinetsbesluit over Haarlemmermeer (incl. Schiphol), dat in nauwe samenwerking met de betrokken veiligheidsregio’s Kennemerland en Amsterdam-Amstelland wordt uitgewerkt. Verder zal besluitvorming worden voorbereid ten aanzien van de laatst resterende incongruenties.

• BZK zal in interdepartementaal verband, in overlegstructuren rondom de veiligheidsregio’s en in wet- en regelgeving de positie van het veiligheidsbestuur ten opzichte van de zorginstellingen verstevigen resp. verankeren.

• Voor de implementatie van het kabinetsstandpunt ACIR (Advies Commissie ICT Rampenbestrijding) wordt gebruik gemaakt van initiatieven en vragen uit vooral de veiligheidsregio’s. Deze bronnen voor nieuw ICT-beleid worden beoordeeld op mogelijkheden van ontwikkeling tot landelijk beleid via normering en standaardisering (zie voor dit onderwerp ook beleidsartikel 4 Partners in veiligheid).

• Implementatie van een kwaliteitszorgmodel voor zowel brandweer als de GHOR waarbij voor deze sectoren wordt aangesloten bij het INK model (Instituut Nederlandse Kwaliteit) resp. de HKZ-certificering (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector).

Operationele doelstelling 16.3

Operationeel slagvaardige brandweer en geneeskundige diensten voor een sterke hulpverlening.

Motivering

Risicobronnen en de bijbehorende zorgvraag hebben invloed op de inzet van de brandweer- en geneeskundige organisaties. Voor de veiligheid van de burger is het van groot belang dat de brandweer en de geneeskundige diensten optimaal en efficiënt hun taken kunnen uitvoeren.

Steeds vaker worden de brandweer en GHOR vroegtijdig als adviseur betrokken bij veiligheidsvraagstukken op de terreinen ruimtelijke ordening, infrastructuur, transport en milieu. Deze adviezen hebben zowel betrekking op hulpverlening als op (zelf)redzaamheid van burgers.

Naast deze preventietaak blijft de kern van de activiteiten van de brandweer en geneeskundige diensten de repressieve inzet en de voorbereiding daarop. Dit geldt zowel voor kleinschalige incidenten (dagelijkse spoedeisende hulpverlening) tot en met rampen en crises (grootschalige en multidisciplinaire inzet).

De nazorgfase in de hulpverlening wordt steeds belangrijker. Dat geldt voor psychosociale nazorg voor de geneeskundige hulpverlening, maar ook voor herstelwerkzaamheden, terugkeer naar de oude situatie en onderzoek en evaluatie van de inzet.

Instrumenten/activiteiten

• In beleidsmatige en financiële zin en via netwerkcontacten ondersteunen van de rol van de (regionale) brandweer op de terreinen externe veiligheid en brandveiligheid en zorgen voor brede kennisontwikkeling en uitbreiding van de kwaliteit en capaciteit van de brandweer op deze terreinen.

• Anticiperen op de rol van de veiligheidsregio op de terreinen van pro-actie en preventie.

• Belangrijke wet- en regelgeving hierbij is: het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, de programmafinanciering externe veiligheid, de nota transport gevaarlijke stoffen, de nota tunnelveiligheid, het vuurwerkbesluit en het Besluit risico’s zware ongevallen.

• Versterken van de spoedeisende geneeskundige hulpverlening wat betreft de preparatie, daadwerkelijke inzet bij grootschalige incidenten en in de nazorgfase.

• Door middel van subsidies, projectondersteuning, onderhandelingen en het maken van werkafspraken met de GHOR de volgende doelen bereiken:

1. Versterken van de informatievoorziening.

2. Stimuleren bovenregionale samenwerking.

3. Kennisbevordering.

4. Aansluiting Land-zee regeling.

5. Intensivering contacten koepels ketenpartners/imago GHOR.

6. Versterken van de operationele slagkracht.

• Goede implementatie van de in 2006 ontwikkelde en geactualiseerde:

– Leidraad repressieve basisbrandweerzorg,

– Leidraad grootschalig optreden en

– het Besluit bedrijfsbrandweren.

• Nader uitwerken van de thema’s brandweerspecialisaties, brede dienstverlening en zelfredzaamheid binnen de hulpverlening. Zorgen voor de samenhang van deze diverse thema’s.

• Communicatie, met in het bijzonder aandacht voor het versterken van het veiligheidsbewustzijn. Aandacht voor:

De activiteiten die de hulpverleningsdiensten verrichten om te zorgen voor een goede beeldvorming. Dit komt tot uitdrukking in de brandpreventievoorlichting, in activiteiten voor kinderen op het gebiedvan veiligheid en in financiële bijdragen aan activiteiten die leiden tot het versterken van het imago van de brandweer en de GHOR. Het Europese samenwerkingproject Equal, gericht op uitvoering van beleid op het gebied van op de aspecten beeldvorming, imago en cultuur van de brandweerorganisatie.

Operationele doelstelling 16.4

Het zekerstellen van de kwaliteit van het personeel en het materieel binnen de organisatie van de brandweer en de GHOR.

Motivering

Door het grote aantal betrokken instanties zijn er verschillen in schaal, kwaliteit en kwantiteit tussen de hulpverleningsorganisaties. Om het basis hulpverleningsniveau voor iedere Nederlander te kunnen bieden en om efficiënt om te gaan met noodzakelijke bovenregionaal te organiseren structuren (b.v. bijstand, kennis en expertise, internationale samenwerking), wordt door het stellen van landelijke kwaliteitseisen aan personeel en materieel, een extra impuls gegeven aan het gelijkwaardig presterend vermogen van de hulpverleningsorganisaties. In de toekomst zal de organisatie van de veiligheidsregio, waarin de schaalvergroting van de brandweer is voorzien, een belangrijke bijdrage leveren aan het zekerstellen van de kwaliteit van personeel en materieel van de brandweer.

Instrumenten/activiteiten

• Invoeren van het functie- en competentiegericht opleiden voor bevelvoerders en manschappen bij de brandweer. In navolging van het vergelijkbare proces in 2006 en verder ten behoeve van de brandweerofficieren.

• Het scheppen van een kader voor en invulling geven aan het vakbekwaam worden en blijven op basis van competenties gedefinieerd ten behoeve van de operationele GHOR-rollen in aansluiting met de opleidings- en oefenbehoefte van de witte sector, zoals benoemd in het kabinetsstandpunt GHOR.

• Het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) ontwikkelen tot een instituut voor fysieke veiligheid, gericht op de brandweer, de GHOR, de crisisbeheersing en de rampenbestrijding. In 2006 is een start gemaakt met de invulling van deze ontwikkeling (verbreding op het gebied van opleidingen, oefenen, onderzoek, lectoraten, deskundigenhelpdesk en documentenbeheer).

• Aan de hand van geschetste scenario’s worden verkenningen gedaan naar de rol en positie van het zelfstandige bestuursorgaan Nederlands Bureau voor Brandweerexamens (NBBe). Door de wijziging van het Besluit brandweerpersoneel en de gewijzigde functie- en competentiegerichte opleidingen vindt mogelijk een taakuitbreiding dan wel een wijziging van de taken plaats. Een wijziging van de Brandweerwet 1985 is hierbij niet uit te sluiten.

• Modernisering van de arbeidsverhoudingen. De uitkomsten van het onderzoek naar motivatie en beschikbaarheid van vrijwilligers, nu en in de toekomst, de problematiek van de arbeidstijdenwet en het geweld tegen de brandweer zullen in samenhang met elkaar de basis vormen voor deze activiteiten.

• Samen met Europa projecten begeleiden en subsidiëren.

1. «De brandweer van Binnen naar Buiten»: een cultuuromslag bewerkstelligen binnen de brandweerorganisaties opdat vrouwen en minderheden een vast onderdeel vormen van de beroepspopulatie.

2. «Firecomp»: in samenwerking met Europese partners, competenties opstellen voor brandweerpersoneel.

• Een herijking van de verantwoordelijkheidsverdeling inzake het rampenbestrijdingsmaterieel tussen Rijk en Regio (o.a. als gevolg van de komst van de veiligheidsregio).

• Het initiëren, ondersteunen en faciliteren van organisatiestructuren en netwerken die leiden tot technologische ontwikkelingen in relatie tot fysieke veiligheid.

• Implementeren van de beleidswijzigingen voortkomend uit de visie grootschalig optreden Brandweer en GHOR.

• Het opdrachtgeverschap voor het per 1 januari 2007 op te richten agentschap Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) vormgeven.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Goede bestuurlijke organisatie voor een slagvaardige brandweer en GHOR16.220072007
• Operationele slagvaardige brandweer en geneeskundige diensten voor een sterke hulpverlening16.320082008
• Kwaliteitvan het personeel en materieel binnen de organisatie van brandweer en GHOR16.420092009
    
Effectenonderzoek ex-post   
Geen Nvtnvt
    
Overige evaluatieonderzoeken   
• Totstandkoming van veiligheidsregio’s16.220072008
• Bekostigingssystematiek van de veiligheidsregio’s16.220062007

B.2.2.2. BESTUUR EN DEMOCRATIE

1. Grondwet en democratie

Algemene beleidsdoelstelling 1

Een samenleving waarin de grondrechten van de burgers, zoals vrijwaring van discriminatie, de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting, de privacy en de godsdienstvrijheid zijn verzekerd en het vertrouwen in en de deelname aan een goed functionerende democratische rechtsstaat, toenemen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het ministerie van BZK staat voor handhaving en bevordering van de democratische rechtsstaat. Hierin staat de Grondwet als een nationaal samenbindend document centraal, naast het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en internationale- en Europese verdragen. Het behoud van een goed functionerende democratische rechtsstaat vraagt, naast institutionele voorzieningen en een effectieve democratische bestuursvoering, een actieve civil society van geïnteresseerde en georganiseerde burgers. Nieuwe ontwikkelingen dienen te leiden tot het opnieuw overwegen van de grondwettelijke regeling van het bestel. Het verdedigen en handhaven van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat is een belangrijke thema dat steeds in ontwikkeling is. De dreiging van terrorisme, maar ook de steeds verdere digitalisering van de samenleving maken dit alleen nog maar noodzakelijker, zowel op nationaal, Europees als internationaal niveau. De klassieke en sociale grondrechten, de manier waarop de democratie via verkiezingen gestalte krijgt in de staatsinstellingen, de organisatie, de inrichting en het functioneren van bestuursorganen en de macht en invloed van de burger op de overheidsorganisatie staan hoog op de agenda van BZK.

Ook het vertrouwen tussen de burger en de overheid is essentieel. Het uitgangspunt is daarom herstel van vertrouwen waar dat ontbreekt, zodat burger en de politiek dichter bij elkaar worden gebracht. Dat vertrouwen wil het kabinet ook terugbrengen door ervoor te zorgen dat wet- en regelgeving in de praktische uitvoering zo min mogelijk administratieve lasten voor burger en bedrijfsleven meebrengen.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

Beide ministers zijn elk op hun eigen terrein verantwoordelijk voor:

• Het beleid en de wetgeving over de Grondwet en daarmee samenhangende wetgeving.

• Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

• De inrichting van het staatsbestel.

• Grondwettelijke aspecten van internationale en Europese verdragen.

• Deugdelijke BZK wetgeving.

Succesfactoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van een aantal factoren. In de eerste plaats is iedere burger zelf verantwoordelijk voor zijn bijdrage aan het functioneren van de democratische rechtsstaat. Hoewel de ministers kunnen bevorderen dat de burgers worden betrokken bij het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, kan dit niet worden afgedwongen. In de tweede plaats is met de instelling van het Burgerforum Kiesstelsel en de Nationale Conventie gekozen voor een innovatieve werkwijze. De positieve respons op de vernieuwende aanpak schept de verwachting dat over de adviezen die voortvloeien uit het Burgerforum Kiesstelsel en de Nationale Conventie breed gediscussieerd zal worden. Daarna is het aan het nieuwe kabinet om hieruit conclusies te trekken.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Er zijn tal van gegevens en rapporten waarin informatie is terug te vinden over aspecten van het functioneren van de democratische rechtsstaat. Er is echter geen duidelijk meetbaar gegeven dat op dit moment als een specifieke indicator of kengetal kan worden opgenomen in relatie tot de algemene beleidsdoelstelling van dit begrotingsartikel.

BZK publiceert eind 2006 voor het eerst een trendrapport dat informatie geeft over de staat van de democratie. Het rapport is gebaseerd op een in internationaal verband ontwikkelde methode van het International Institute for Democracy and Electoral Assistance. Het beschrijft de actuele staat en ontwikkelingen van veertien onderwerpen, verdeeld over vier terreinen: rechtsstaat, overheid, maatschappelijk middenveld en internationale context.

Dit eerste rapport kan gezien worden als een nulmeting. Aan de hand van de eerste bevindingen moet bepaald worden met welke frequentie het onderzoek herhaald wordt.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 1: Grondwet en democratie2005200620072008200920102011
Verplichtingen15 64714 76011 8645 0746 7957 9667 639
        
Uitgaven14 81114 76011 8645 0746 7957 9667 639
1.1 apparaat14 81114 7603 7363 3803 7923 7903 463
        
Programma-uitgaven  8 1281 6943 0034 1764 176
waarvan juridisch verplicht  6 4051 3742 3563 2363 236
        
1.2 programma  6 8931 2792 5883 7613 761
waarvan juridisch verplicht  5 170    
        
1.3 kiesraad  1 235415415415415
waarvan juridisch verplicht  1 235    
        
Ontvangsten59000000

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1.2

Het zorgen voor een actueel constitutioneel bestel en daarmee samenhangende wetgeving en het verbeteren van de politieke participatie. Vertrouwen in en betrokkenheid bij onze democratische instituties en procedures, speelt hierbij een grote rol.

Motivering

Het kabinet werkt aan het herstel van vertrouwen en vindt het van belang om burgers te betrekken bij democratische vernieuwing. Juist omdat het winnen en vasthouden van het vertrouwen van de burger onmisbaar is bij zowel het vormgeven van het democratische vernieuwingsproces, als de actualisering van het constitutionele bestel.

BZK onderneemt in dat verband diverse activiteiten, die hieronder in een viertal aandachtsgebieden zijn geclusterd.

Instrumenten/activiteiten

Staatsinrichting

Burgerforum

Het Burgerforum Kiesstelsel zal in het najaar van 2006 een advies geven over de inrichting van het kiesstelsel voor de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Daarna kan het nieuwe kabinet daarover een standpunt innemen.

Nationale Conventie

De Nationale Conventie komt in het najaar van 2006 met een advies voor een actueel constitutioneel bestel, waarna het aan het nieuwe kabinet is om tot een standpunt te komen.

Staatkundige vernieuwingen in de Antillen

Naar aanleiding van de referenda die op de verschillende eilanden van de Nederlandse Antillen zijn gehouden is een proces ingezet dat moet leiden tot een nieuwe staatkundige structuur binnen het Koninkrijk. De drie kleine eilanden hebben aangegeven een nauwere band met Nederland na te streven. Curaçao en Sint Maarten streven naar een status vergelijkbaar met die van Aruba. Onderzocht zal worden of de huidige structuur van het Koninkrijk en de staatsinrichting van Nederland, zoals neergelegd in het Statuut, hiervoor passend is of dat hierin wijzigingen moeten worden aangebracht om nieuwe verhoudingen mogelijk te maken.

Grondrechten

Digitale samenleving

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft in 2005 een Politieke Verklaring aangenomen, die de verdragspartijen onder andere verplicht tot het treffen van maatregelen die de mensenrechten in een digitale samenleving effectief beschermen -waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting, geheime communicatie en persoonlijke levenssfeer.

In 2006 heeft BZK verder onderzocht hoe we onze grondrechtartikelen aan kunnen laten sluiten bij de ontwikkelingen in de digitale maatschappij. In het bijzonder gaat het hierbij om artikel 7 (vrijheid van meningsuiting), artikel 10 (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) en artikel 13 (briefgeheim). De vraag of het mogelijk is deze artikelen techniekonafhankelijk te formuleren, stond hierbij centraal. Het doel is om met concrete voorstellen te komen voor mogelijke grondwetswijzigingen voor deze artikelen.

Openbaarheid Overheidsinformatie

In de democratische rechtsstaat dient het functioneren van de overheid controleerbaar te zijn. Inzicht in de informatie waarover de overheid beschikt is daarvoor essentieel. In 2006 is naar aanleiding van diverse rapporten over de effecten van de digitale samenleving op openbaarheid en de in 2004 verschenen evaluatie van de Wet openbaarheid van bestuur een opdracht gegeven voor een voorontwerp van een algemene wet overheidsinformatie. In dit voorontwerp ligt de nadruk op het uit eigen beweging openbaar maken en wordt voorgesteld de reikwijdte te verbreden tot alle overheidsorganen. Daarnaast maakt het voorontwerp een beperkte vorm van selectieve informatieverstrekking mogelijk. Ook regelt het voorontwerp de informatie-uitwisseling tussen overheidsorganen. Het is aan het nieuwe kabinet om over het voorontwerp een standpunt in te nemen.

Politieke participatie

Voorlichtingscampagne verkiezingen in 2007

Verkiezingen vormen het hart van het democratische proces. In maart 2007 worden de verkiezingen voor Provinciale Staten gehouden. Om de belangstelling voor en opkomst bij de verkiezingen te bevorderen, organiseert BZK voorlichtingscampagnes. De opkomst is van veel factoren afhankelijk. De campagnes richten zich primair op het verhogen van de bekendheid onder de kiezers dat er verkiezingen worden gehouden. Het doel is daarmee bij te dragen aan een hogere opkomst dan bij de vorige verkiezingen. De inspanningen zijn erop gericht de trend van een licht stijgende opkomst van de kiezer vast te houden, nadat eind jaren negentig sprake was van een dieptepunt in de opkomst.

Modernisering Kieswet

Afgezien van een mogelijke wijziging van het kiesstelsel die kan voortvloeien uit het advies van het Burgerforum, is het noodzakelijk dat de Kieswet op een groot aantal punten gemoderniseerd wordt. Voor de uitoefening van het kiesrecht is het essentieel dat de wetgeving helder en eenduidig is. Door alle afzonderlijke wijzigingen van de Kieswet in de afgelopen jaren, is de Kieswet al geruime tijd niet meer in zijn geheel bezien. Dit heeft er onder andere toe geleid dat de procedures rondom de registratie van politieke partijen en die rondom kandidaatstelling in de praktijk tot veel vragen leiden. Daarnaast is het wenselijk om de Kieswet meer techniekonafhankelijk op te stellen. Deze en andere kwesties zullen worden meegenomen in een wetsvoorstel tot modernisering van de Kieswet.

Project Kiezen op Afstand

Bij de vervroegde verkiezingen voor de Tweede Kamer zal een experiment worden gehouden met internetstemmen voor de Nederlandse kiezers die in het buitenland wonen. Doel van het experiment is het verminderen van de plaatsafhankelijkheid van het uitbrengen van de stem en het beproeven van de inzet van ICT daartoe. De kiezers in het buitenland mogen van tevoren aangeven hoe zij willen stemmen: via internet of per brief.

Naar aanleiding van het succesvolle verloop van het experiment «Stemmen in een willekeurig stemlokaal» binnen de eigen gemeente bij de gemeenteraadsverkiezingen 2006, zal de Kieswet worden gewijzigd om dit landelijk in te voeren. Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer, en mogelijk ook voor de Provinciale Staten-verkiezingen in 2007, zal stemmen in een willekeurig stemlokaal op experimentbasis opnieuw mogelijk zijn.

Financiering politieke partijen

Politieke partijen vervullen een cruciale rol in onze democratie. Voor hun inkomsten zijn zij onder meer afhankelijk van overheidssubsidie en ledencontributies. Daarnaast ontvangen partijen giften van particulieren en bedrijven. Om de integriteit en onafhankelijkheid van politieke partijen te waarborgen, is het noodzakelijk dat er regels zijn gesteld over de openbaarheid en de maximering van deze giften. Voorkomen dient te worden dat donateurs op oneigenlijke wijze invloed kunnen uitoefenen op de standpuntbepaling van politieke partijen. Zo mogelijk wordt bij de Tweede Kamer het Wetsvoorstel Financiering Politieke Partijen (WFPP) ingediend. Dit wetsvoorstel strekt er niet alleen toe de giften aan politieke partijen transparant te maken en te maximeren, maar voorziet er ook in dat de Kiesraad wordt belast met de verlening van de overheidssubsidie aan politieke partijen en het toezicht op de giften aan politieke partijen.

Verlenen van financiële bijdragen aan intermediaire instituties

BZK stimuleert het instandhouden en bevorderen van de werking van het democratisch bestel door o.a. het verlenen van financiële bijdragen aan intermediaire instituties. Thans zijn dat:

– Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP).

– Het Forum voor Democratische Ontwikkeling (FDO).

– Het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

IPP en FDO verrichten tal van stimulerende activiteiten op het terrein van politiek-maatschappelijke participatie alsmede op het terrein van het bevorderen van de belangstelling voor en de betrokkenheid bij de democratie.

De financiële bijdrage aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei is bedoeld voor het realiseren van debatten over democratie en rechtsstaat op alle bevrijdingsfestivals. Daarnaast wordt onderzoek uitgevoerd naar het functioneren van de democratische rechtsstaat en wordt een kenniscentrum in stand gehouden. Op basis daarvan worden maatregelen geïnitieerd om onze democratie te waarborgen of te bevorderen.

Wetgevingskwaliteit

Goede wetgeving is een noodzakelijke randvoorwaarde voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel. Onder goede wetgeving wordt verstaan kwalitatief hoogwaardige en actuele wetgeving die binnen de gestelde tijd wordt vervaardigd. Het verzorgen van goede wetgeving is een continu proces. In 2007 zal de nadruk liggen op harmonisering en actualisering van de BZK wetgeving. De tweede fase van het project Minder Regeldrukte is afgesloten. Dit heeft geleid tot concrete dereguleringsafspraken voor een aantal regelgevingscomplexen. Deze afspraken worden uitgevoerd in de periode tot en met 2008, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij lopende en voorgenomen wetgevingstrajecten. De aandacht voor vermindering van regeldruk is daarnaast ingebed in een aantal bijzondere projecten en daarnaast vormt het onderdeel van het wetgevingskwaliteitsbeleid binnen het ministerie.

Naast de hiervoor genoemde actualisering van de Kieswet ligt daarbij de nadruk op de rechtspositie van de Hoge Colleges van Staat en de opschoning van het overgangsrecht. Verder vormen de vernieuwing van de veiligheidswetgeving, de eerder genoemde wetgeving inzake de financiering van politieke partijen en de vergoedingen voor politieke ambtsdragers belangrijke aandachtspunten.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Zonder in alle gevallen een directe relatie te kunnen aantonen, is het opvallend dat vanaf de aanvang van de opkomstbevorderende campagne in 2002 de opkomstpercentages zijn gestegen. Het streven is daarmee door te gaan.

Kengetallen
 199519992003Streefcijfer 2007
Opkomstpercentage verkiezingen Provinciale Staten50,245,647,650
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek    
 199820022003Streefcijfer 2006
Opkomstpercentage verkiezingen Tweede Kamer73,379,18081
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek    

NB. De opkomstpercentages voor de verkiezingen in 2006 en 2007, evenals de onderverdeling in percentages stemmers bij de Tweede Kamer verkiezingen in 2006, zijn gebaseerd op schattingen.

Kengetallen
 20042006
Experiment internetstemmen voor Nederlanders in het buitenland bij Tweede Kamer verkiezingen 2007Europees ParlementTweede Kamer (streefcijfer)
Aandeel internet/telefoonstemmers44,6%50%
Aandeel brief/volmachtstemmers55,4%50%
Bron: Voortgangsrapportage Kiezen op Afstand 2004  

Operationele doelstelling 1.3

Een zodanige toerusting van de Kiesraad dat een goede organisatie en begeleiding van het verkiezingsproces is gewaarborgd.

Motivering

Het in 2005 opgezette project versterking Kiesraad heeft geresulteerd in een andere inrichting en een uitbreiding van de ondersteuning van de Kiesraad. De uitbreiding van het secretariaat krijgt in 2006 en 2007 zijn beslag. Hiermee is de Kiesraad beter toegerust voor de uitvoering van zijn wettelijke en buitenwettelijke taken. Een en ander komt in de begroting tot uitdrukking, doordat de middelen voor de Kiesraad zijn verhoogd en in een apart onderdeel zijn opgenomen. Hoewel deze middelen niet in een onderdeel 1 van een artikel zijn opgenomen, zijn zij in hoofdzaak bestemd voor apparaatskosten. Zoals eerder aangegeven wordt in 2006 het voorstel voor de WFPP bij de Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel voorziet erin dat de uitvoering van de subsidiëring van en het toezicht op de financiën van politieke partijen wordt belegd bij de Kiesraad. In het begrotingsvoorstel 2007 is hiermee nog geen rekening gehouden.

Instrumenten/activiteiten

De Kiesraad fungeert als centraal stembureau voor de verkiezingen van de Tweede en de Eerste Kamer en het Europese Parlement en biedt daarnaast gemeenten, provincies, politieke partijen en burgers ondersteuning bij de verkiezingen voor algemeen vertegenwoordigende organen. Deze ondersteuning geschiedt vooral in de vorm van het verstrekken van informatie. Daarnaast is de Kiesraad adviesorgaan op het terrein van verkiezingen en kiesrecht.

In 2007 zullen de verkiezingen voor de leden van de provinciale staten en voor de leden van de Eerste Kamer gehouden worden. Ook zal de Kiesraad de nodige adviezen uitbrengen. Ten slotte behoort het tot de mogelijkheden dat de Kiesraad door de wetgever belast wordt met de uitvoering van de WFPP. De wijze waarop de Kiesraad deze en andere taken uitoefent, is gelet op zijn onafhankelijkheid ter beoordeling aan de Kiesraad zelf, vanzelfsprekend binnen de wettelijke kaders die daarvoor zijn gesteld.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Een samenleving waarin de grondrechten van de burgers zijn verzekerd en het vertrouwen in en de deelname aan een goed functionerende democratische rechtsstaat, toenemen. Algemene beleidsdoelstelling20092009
    
Effectenonderzoek ex-post   
geen n.v.t.n.v.t.
    
Overige evaluatieonderzoeken   
• Evaluatie KOA/experimenten SWS1.220062007
• Evaluatie KOA/Internetstemmen voor Nederlanders in het buitenland1.220062007
• Derde evaluatie Al gemene Wet Bestuursrecht1.220052006
• Evaluatie Algemene wet gelijke behandeling1.220042006
• Evaluatie verkiezingen1.220062006
• (Organisatie-)onderzoek Versterking Kiesraad1.220052006

6. Functioneren Openbaar Bestuur

Algemene beleidsdoelstelling 6

Een doeltreffend, doelmatig en democratisch openbaar bestuur met optimale interbestuurlijke verhoudingen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het gaat om een slagvaardig openbaar bestuur, oftewel om goed functionerende interbestuurlijke verhoudingen. Daarbij richt dit artikel1 zich op de medeoverheden en de verhouding van het Rijk met de medeoverheden. BZK beheert en vernieuwt de bestuurlijke en financiële kaders waarbinnen invulling geven wordt aan het openbaar bestuur. BZK draagt ook zorg voor facilitering van politieke partijen en voor de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Dit gebeurt niet alleen met behulp van wetgeving, maar ook door discussie en onderzoek. Onderhoud van het systeem van regelgeving dient niet alleen periodiek plaats te vinden, maar ook naar aanleiding van signalen uit de praktijk.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

• De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het bevorderen van een goed functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking.

• De Minister voor BVK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de agenda voor democratische vernieuwing.

Succesfactoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

• Een goede, niet vrijblijvende samenwerking met de andere verantwoordelijke ministers, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen, gemeenten, provincies en hun bestuurlijke vertegenwoordigers.

• De steun en inzet van alle betrokken partijen;

De Code Interbestuurlijke Verhoudingen geeft hiervoor de geactualiseerde spelregels.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 6: Functioneren openbaar bestuur2005200620072008200920102011
Verplichtingen42 59546 04838 89738 57736 93436 94837 943
        
Uitgaven42 69646 04838 89738 57736 93436 94837 943
6.1 apparaat8 1788 0047 2197 2167 0277 0297 027
        
Programma-uitgaven  31 67831 36129 90729 91930 916
waarvan juridisch verplicht  28 87227 52926 77926 77926 779
        
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur5 96711 6686 1456 2854 7944 8045 804
waarvan juridisch verplicht  3 843    
        
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers9 82610 41210 0189 5649 5829 5839 581
waarvan juridisch verplicht  9 514    
        
6.4 faciliteren politieke partijen18 72515 96415 51515 51215 53115 53215 531
waarvan juridisch verplicht  15 515    
        
Ontvangsten996159155155155155155

Toelichting: In de Tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij het onderhavige beleidsartikel is in regel 6.2 een bedrag van € 2 306 850 aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2007 opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de voorgenomen verlening van de subsidie voor de zorg en onderhoud van erevelden en oorlogsgraven aan de Oorlogsgravenstichting. Deze begrotingsvermelding vormt voor de hier bedoelde subsidieverlening de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 2, derde lid, Regeling subsidiering Oorlogsgravenstichting (stb. 1997, nr. 128).

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 6.2

Een openbaar bestuur dat in staat is effectief en efficiënt in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het ontwikkelen van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van het binnenlands bestuur en de financiële en bestuurlijke verhoudingen.

Motivering

Een slagvaardig openbaar bestuur veronderstelt kaderstelling door middel van (organieke) wetgeving en ander beleidsinstrumentarium. Het gaat hierbij in de kern om het tot uitdrukking brengen van heldere bestuurlijke verantwoordelijkheden en daarbij passende financiële verhoudingen. Voor de democratische legitimatie van het bestuurlijk handelen en de actieve betrokkenheid van de burger bij het bestuur, is het van belang dat voor de burger herkenbaar is welke bestuurslaag waarover beslist. Het openbaar bestuur zelf staat voortdurend voor de opgave zich te vernieuwen en aan te passen aan gewijzigde maatschappelijke omstandigheden.

Instrumenten/activiteiten

De instrumenten/activiteiten worden weergegeven met de volgende hoofdindeling:

• Lokale democratie.

• Onderzoek en onderhoud systeem openbaar bestuur.

• Bestuurlijke en financiële verhoudingen.

Lokale democratie

Burgemeestersreferenda.

Bevorderd wordt dat gemeenten ingeval van de benoeming van een nieuwe burgemeester gebruik maken van de mogelijkheid om een raadplegend burgemeestersreferendum te houden. Daartoe is een Handreiking opgesteld die dient als praktisch handvat voor gemeenten bij de organisatie en uitvoering van het burgemeestersreferendum. Er is een uitkeringsregeling vastgesteld om gemeenten financieel te compenseren: het Tijdelijk besluit bijdrage burgemeestersreferendum (stb. 2006, nr. 182) met bijbehorende ministeriële regeling waarin de bedragen zijn vastgesteld (Staatscourant, 12 april 2006).

Voorzitterschap gemeenteraad en Provinciale Staten.

De behandeling van het wetsvoorstel waarbij het voorzitterschap van de burgemeester van de gemeenteraad en van de Commissaris van de Koningin van Provinciale Staten uit de Grondwet wordt geschrapt, zal in eerste lezing in 2007 worden afgerond. De tweede lezing zal later in het jaar aan de orde zijn. Na aanname zal de invulling van het voorzitterschap nader in de Gemeentewet respectievelijk de Provinciewet worden geregeld.

Dualisering.

Naar aanleiding van de eindbalans van de eerste dualistische bestuursperiode worden enkele wijzigingen in de Gemeentewet doorgevoerd. De eerste is de dualiseringscorrectie; doordat wethouders geen deel meer uitmaken van de gemeenteraad is het aantal lokale politici per saldo toegenomen. Via een correctie op de omvang van de gemeenteraden wordt het aantal raadsleden landelijk met ongeveer 1200 verminderd. Deze correctie vloeit voort uit de door het kabinet overgenomen aanbeveling van de Commissie De Grave. De tweede wijziging betreft een bepaling om de fractieondersteuning nader te regelen naar aanleiding van «bonnetjesaffaires». Ten derde wordt de deelname van wethouders aan raadsvergaderingen geregeld op een vergelijkbare manier als voor ministers is geregeld in art. 69 van de Grondwet.

Kwaliteitsimpuls.

De Vernieuwingsimpuls lokaal bestuur en democratie 2002–2006 worden opgevolgd door een Kwaliteitsimpuls. Voor een goede invulling en opzet daarvan wordt in overleg met de VNG en andere betrokken organisaties nagegaan welke kwaliteitsaspecten op lokaal niveau in de komende jaren bijzondere aandacht vragen. In het bijzonder zal hierbij worden ingegaan op de thematiek die is aangesneden door de commissie «toekomst lokaal bestuur» (Commissie Bovens)

Onderzoek en onderhoud systeem openbaar bestuur

Middenbestuur.

Sinds het najaar van 2004 is vanuit het parlement aangedrongen op het voeren van een fundamentele discussie over het middenbestuur. Ook ontwikkelingen als het manifest van de Holland 8 hebben deze discussie geïntensiveerd. De discussietrajecten rond het thema middenbestuur leiden in de tweede helft van 2006 tot een integrale notitie. Op basis daarvan kan een nieuw kabinet haar standpunt innemen.

Trendnota.

In het najaar van 2006 wordt de eerste versie van de tweejaarlijkse trendnota «Staat van het binnenlands bestuur» uitgebracht. In 2008 verschijnt de tweede versie waaraan in 2007 gewerkt zal worden. De trendnota bevat gegevens en informatie over relevante zaken van het binnenlands bestuur, en verschaft hierdoor kennis over de staat van het binnenlands bestuur. Door dergelijke gegevens systematisch en regelmatig te verwerven wordt belangrijk materiaal verkregen om beleid en de uitvoering daarvan ten aanzien van het binnenlands bestuur op te baseren.

Herindeling.

In 2002 is een omslag gekomen in het gemeentelijk herindelingbeleid. Sindsdien zijn bestuurskracht en draagvlak in het beleid de sleutelbegrippen. Wanneer de betrokken provincie of gemeenten hiertoe de wens kenbaar maken, kan de minister van BZK het initiatief tot wetgeving nemen. Vanuit de provincies zijn in voorgaande jaren verschillende voorstellen aangeboden. Waarschijnlijk zullen deze herindelingen op 1 januari 2007 in werking treden. Naar verwachting zullen ook in 2007 weer voorstellen vanuit de provincies in behandeling worden genomen.

Europaproof gemeenten.

BZK zal in 2007 verder bevorderen dat het binnenlands bestuur Europa-«proof» functioneert door middel van de opname in wetgeving van toezichtinstrumenten bij niet-naleving van EU-recht op decentraal niveau, subsidiëring van het Kenniscentrum Europa decentraal en handreikingen over EU-regels en -programma’s voor gemeenten en provincies.

Aanpak knelpunten in grensgemeenten en -provincies.

BZK zal in 2007, in nauwe samenwerking met grensgemeenten en -provincies naar oplossingen zoeken om beter de specifieke knelpunten te kunnen aanpakken die te maken hebben met hun specifieke grensligging (zoals in Limburg). Dit gebeurt op projectmatige basis.

Bestuurlijke drukte

In 2007 wordt verder gewerkt aan de uitvoering van het kabinetsstandpunt op het rapport van de Commissie De Grave over bestuurlijke coördinatie (Tweede Kamer, vergaderjaar, 2004–2005,kamerstukken 29 362, nr. 49) en de aanvullende acties die voortkomen uit de brief de datum 31 mei 2006 over bestuurlijke drukte (Tweede Kamer, vergaderjaar, 2005–2006,kamerstukken 29 362, nr. 95). Dit betekent dat verder gewerkt wordt aan de vermindering van bestuurlijke drukte via een casusgerichte aanpak.

Regierol gemeenten

Het begrip regie van gemeenten wordt veelvuldig gehanteerd in het rijksbeleid. Dit is niet alleen een zaak die gemeenten alleen aangaat. «Regie door gemeenten» stelt ook voorwaarden aan het rijksbeleid. BZK bevordert dat in 2007 in het rijksbeleid meer rekening wordt gehouden met de voorwaarden waarbinnen gemeenten hun regierol kunnen vervullen.

Bestuurlijke en financiële verhoudingen

Overhedenoverleg.

Het overhedenoverleg vloeit voort uit de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. De minister-president, de minister van Financiën, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de bestuursvoorzitters van VNG en IPO nemen hieraan deel. De Raad van State verricht thans een periodieke beschouwing naar de ontwikkeling van die verhoudingen sinds het opstellen van de Code. Daarnaast leidt een nieuw kabinet doorgaans tot een herijking van de interbestuurlijke verhoudingen, waarbij een gezamenlijke, bestuurlijke samenwerkingsagenda wordt afgesproken tussen kabinet, VNG en IPO. Het overhedenoverleg is hiervoor een belangrijk instrument.

Interbestuurlijk toezicht.

In december 2005 heeft de Commissie Alders haar rapport over interbestuurlijk toezicht uitgebracht. In mei 2006 is het kabinetsstandpunt (Tweede Kamer, vergaderjaar, 2005–2006,kamerstukken 30 300VII, nr. 65) hierop verschenen, waarin een doorlichting van interbestuurlijke toezichtsarrangementen wordt aangekondigd. In 2007 wordt gewerkt aan de implementatie van de uitkomsten van deze doorlichting. Dit draagt bij aan het verminderen van de administratieve lasten in de interbestuurlijke kolom.

Dienstenrichtlijn.

BZK zal samen met EZ en de mede-overheden zorgdragen voor een goede invoering en uitvoering van de Europese dienstenrichtlijn op het decentrale bestuursniveau. In concreto gaat het dan om zaken als vergunningen, screening van gemeentelijke en provinciale regels, 1-loket en administratieve samenwerking.

Specifieke uitkeringen.

Vergroten van de decentrale beleidsvrijheid door minder specifieke uitkeringen. Verminderen van de verantwoordings- en controlebureaucratie door het invoeren van single information- en single audit voor specifieke uitkeringen. Beide activiteiten komen voort uit het kabinetsstandpunt over de stuurgroep Brinkman «anders gestuurd, beter bestuurd». Minder specifieke uitkeringen betekent minder administratieve lasten in de interbestuurlijke kolom.

OZB en financiële verhoudingen.

BZK zorgt ervoor dat de algemene middelen via gemeente- en provinciefonds worden verdeeld, dat gemeenten en provincies daarover adequaat worden geïnformeerd en dat de verdeelsystematiek permanent wordt onderhouden. In 2007 is de samenstelling van het eigen inkomstengebied aan de orde als gevolg van de motie Engels (Eerste Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 096, nr. 1). Ook is aan de orde de vraag of de huidige normeringssystematiek (koppeling van fondsen aan de rijksbegroting) wordt gecontinueerd.

Gevolgen Europa voor het binnenlands bestuur.

BZK zal in 2007 – met name aan de hand van het subsidiariteitsbeginsel en artikel 2 van de Financiële verhoudingswet – kritisch nieuwe Europese voorstellen beoordelen op hun consequenties voor het stelsel van het binnenlands bestuur. Dit mede aan de hand van de in ontwikkeling zijnde beleidsvisie Europese bestuurskracht.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Prestatie-indicator
 200520062012
1. Aantal specifieke uitkeringenBasiswaarde: 172 (2005), streefwaarde 40 (2012)Bron: Kabinetsreactie Stuurgroep Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd. De specifieke uitkeringendoorgelicht» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005,kamerstukken 29 800B, nr. 16)16013640

In de begroting 2006 stond als basiswaarde voor 2005 172 specifieke uitkeringen. Dit was deels gebaseerd op een schatting van nog komende regelingen. Inmiddels is gebleken dat dit aan de hoge kant was (zie ook het Overzicht specifieke uitkeringen 2006, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006,kamerstukken 30 300B, nr. 23). Het aantal specifieke uitkeringen in 2005 was 160. Dit is nu gecorrigeerd.

Operationele doelstelling 6.3

Het scheppen van randvoorwaarden om de politieke ambtsdragers in staat te stellen hun functie optimaal uit te oefenen.

Motivering

BZK wil optimale randvoorwaarden scheppen om de toegang tot het openbaar bestuur en de volksvertegenwoordiging te waarborgen als mede de kwaliteit van de functievervulling te kunnen garanderen.

Personele zorg voor burgemeesters blijft noodzakelijk omdat de burgemeestersfunctie sterk in beweging is. Dit als gevolg van het veranderen en steeds complexer worden van de lokale context waarin het ambt moet worden uitgeoefend.

Instrumenten/activiteiten

Rechtspositie politieke ambtsdragers.

In 2005 heeft de Adviescommissie ambtelijke en politieke topstructuur («commissie Dijkstal») het advies «over dienen en verdienen» aan de minister van BZK aangeboden. Hierin wordt een nieuwe salarisnorm voor het ministerssalaris en dus voor de publieke sector voorgesteld. Naar aanleiding van het kabinetsstandpunt op dit advies zijn in januari 2006 door het kabinet vier wetsvoorstellen aan de kamer gezonden, waaronder het wetsvoorstel waarmee wordt bewerkstelligd dat het ministersalaris in hoogte niet overschreden wordt, en een pakket maatregelen ter normalisering en modernisering van de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Parlementaire behandeling van deze voorstellen is in juni 2006 gestart. In 2007 volgt de implementatie ervan.

Commissie Dijkstal II.

In 2005 heeft de commissie Dijkstal een advies uitgebracht over de beloningsverhoudingen van de overige politieke ambtsdragers waarop in april 2006 door het kabinet een standpunt is ingenomen. Dit kabinetsstandpunt is op 20 juni 2006 met de Tweede Kamer besproken. Hierna is ook de regelgeving ter uitvoering van dit advies ter hand genomen. Kamerbehandeling daarvan vindt plaats in 2007.

Loopbaanbegeleiding.

In samenhang met het programma van het Professionaliseringsfonds (waarvoor door de minister aan de beroepsorganisatie Nederlands Genootschap voor Burgemeesters (NGB) voor het coördineren van het fonds subsidie wordt verstrekt) wordt aan burgemeesters de keus geboden zich te oriënteren op hun vaardigheden en op hun perspectieven.

Operationele doelstelling 6.4

Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet subsidiëring politieke partijen.

Motivering

Politieke partijen vervullen een essentiële functie binnen het stelsel van de representatieve democratie. Uit de voorwaardenscheppende taak van het Rijk voor het democratisch bestel vloeit de zorg voort voor een adequaat niveau alsmede een inzichtelijk systeem voor financiering van politieke partijen, dat past bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen hebben politieke partijen die in de Staten-Generaal zijn vertegenwoordigd aanspraak op subsidie. Doel van de wet is het leveren van een bijdrage aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van de intermediaire positie van landelijke politieke partijen in het democratisch bestel.

Instrumenten/activiteiten

Subsidieverstrekking.

  De Wet subsidiëring politieke partijen geeft de voorwaarden aan waaronder een politieke partij subsidie kan krijgen. Aan partijen die zetels hebben behaald in de Eerste en/of Tweede Kamer wordt jaarlijks subsidie verstrekt.

De huidige wet voorziet in hoofdzaak in subsidievoorschriften. De voorschriften over ontvangen giften en bijdragen zijn zeer beperkt en worden ontoereikend geacht. Het voornemen is daarom een nieuwe Wet Financiering Politieke Partijen (WFPP) te realiseren. Deze zal naast de regels over de subsidie tevens voorschriften bevatten over bijdragen aan politieke partijen en hun neveninstellingen. Voor bijdragen zal openbaarheid en een maximering gelden. Het wetsvoorstel voorziet erin dat de Kiesraad wordt belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften. Het wetsvoorstel voor de WFPP wordt in 2006 bij de Kamer ingediend.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Een openbaar bestuur dat in staat is effectief en efficiënt in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het ontwikkelen van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van het binnenlands bestuur en de financiële en bestuurlijke verhoudingen.6.220072007
• Het scheppen van randvoorwaarden om de politieke ambtsdragers in staat te stellen hun functie optimaal uit te oefenen. 6.320082008
• Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet subsidiëring politieke partijen6.420092009
    
Effectenonderzoek ex-post   
Geen NvtNvt
    
Overige evaluatieonderzoeken   
Geen NvtNvt

9. Grotestedenbeleid

Algemene beleidsdoelstelling 9

Krachtige grote steden1

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Krachtige grote steden zijn steden die in staat zijn op een goede manier in te spelen op de eisen en wensen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Steden waarin zichtbare resultaten worden geboekt. Steden die sociaal, fysiek, economisch en bestuurlijk vitaal genoeg zijn om eigen problemen op te lossen. Steden die een positieve uitwerking hebben op de regio en waar nodig de internationale concurrentie aan kunnen. Om te zorgen dat de grote steden in Nederland krachtige steden worden, is beleid nodig dat aangrijpt op de specifieke problematiek van de grote steden. De grootstedelijke problematiek heeft een urgent, structureel en meervoudig karakter. Problemen doen zich vaak voor op verschillende fronten en grijpen grootschalig in op de samenleving. Dit vereist een integrale en programmatische aanpak, waarbij het Rijk faciliterend en coördinerend optreedt. De 31 Grote Steden (G31) moeten hun beleid hierbij naar eigen inzicht kunnen vormgeven. Maatwerk is vereist zodat de stedelijke aanpak beter aansluit op vragen en noden van burgers, bedrijven en instellingen.

Om het doel van het grotestedenbeleid (GSB) te bereiken, is voor de derde convenantsperiode 2005–2009 de algemene doelstelling vertaald naar vijf outcomedoelstellingen voor de steden:

1. Het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid.

2. Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.

3. Het verbeteren van de sociale kwaliteit van de samenleving.

4. Het binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad.

5. Het vergroten van de economische kracht van de stad.

De outcomedoelstellingen zijn vertaald in outputdoelstellingen. Hierover zijn met steden prestatieafspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in prestatieconvenanten die in 2005–2006 met de 31 GSB-steden zijn gesloten en worden getoetst op een aantal output-indicatoren. Enkele steden hebben daarbij de mogelijkheid benut om open doelstellingen te formuleren en om stadsspecifieke indicatoren te hanteren.

Om de resultaten te behalen ontvangen de steden financiële bijdragen van het rijk in de vorm van drie Brede Doeluitkeringen (BDU’s) voor de onderdelen «fysiek», «economie» en «sociaal, integratie en veiligheid». In totaal gaat dat voor de periode 2005–2009 om ca. € 4 mld2.

Daarnaast heeft het Kabinet in de Voorjaarsnota besloten dat extra geld (€ 25 miljoen in de periode 2006–2007) wordt besteed aan de aanpak van sociale cohesie-problematiek in buurten. De financiële middelen zullen worden ingezet in een beperkt aantal buurten in de G31 waar de leefbaarheid en veiligheid de laatste jaren in het gedrang is gekomen. Steden zijn hierbij in eerste instantie zelf aan zet. Met een financiële ondersteuning van het Rijk zal op initiatief van de steden samen met haar bewoners en andere partijen in een beperkt aantal wijken en steden een slagvaardiger aanpak voor de komende twee jaar worden opgezet.

Verantwoordelijkheid van de minister(s)

De minister voor BVK is verantwoordelijk voor:

• De rijksbrede inhoudelijke samenhang en gecoördineerde aanpak van het grotestedenbeleid. Hij heeft deze rol ten opzichte van alle bij het GSB betrokken departementen (Justitie, V&I, BZK, VROM, EZ, OC&W, VWS en LNV) en steden.

• De coördinatie van het Europese GSB en tot 2007 de uitvoering van de programma’s voor steden (Doelstelling 2 en Urban II) in tien Nederlandse steden.

• De inhoudelijke samenhang in en het beheer van de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid.

Voor de inhoudelijke samenhang en het beheer van de BDU’s in het domein fysiek en het domein economie zijn respectievelijk de minister van VROM en de staatssecretaris van EZ verantwoordelijk. De overige bij het GSB betrokken vakministers zijn en blijven verantwoordelijk voor het eigen sectorale GSB. Uiteindelijk is het kabinet gezamenlijk aanspreekbaar op de resultaten van het GSB.

Succesfactoren

Om tot «krachtige steden» te komen is het volgende nodig:

• De betrokken departementen moeten gemotiveerd zijn en blijven om samen te werken. De uitvoeringsproblemen in de stad moeten centraal staan. Er moet sectoroverstijgend beleid worden gevoerd. In dit kader is het ook van belang dat de ministers hun successen willen delen;

• De balans tussen de slagkracht van het (rijks)beleid en de verantwoordingslast van de steden moet in evenwicht zijn. Met andere woorden; een minimum aan bureaucratie bij het uitvoeren van het GSB, de monitoring en de afrekening is vereist.

Meetbare gegevens algemene beleidsdoelstelling

Prestatie-indicatorBasiswaarde 2005StreefwaardeRealisatie
Uitvoering convenantenNulmeting steden in 2005Steden laten een verbetering zien op outcomeniveauUltimo 2009

Bron: nulmeting en eindmeting GSBIII

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 9: Grotestedenbeleid2005200620072008200920102011
Verplichtingen1 701 565332 34920 38522 51922 05798 577106 397
        
Totale uitgaven621 470543 928424 547336 729328 747103 08475 604
9.1 apparaat4 0143 2663 1993 1983 2033 2033 203
        
Programma-uitgaven  421 348333 531325 54499 88172 401
waarvan juridisch verplicht  417 733322 415317 0354 6372 167
        
9.2 faciliteren grotestedenbeleid2 0192 3234 8764 9764 9785 5945 394
waarvan juridisch verplicht  1 261    
        
9.3 stimuleren grotestedenbeleid615 437538 339416 472328 555320 56694 28767 007
waarvan juridisch verplicht  416 472    
        
Ontvangsten336 337423 285299 139232 287229 7673 6003 400

Rijksbreed zijn de voor GSB relevante regelingen en hun budgettaire omvang weergegeven in het Extra Comptabel Overzicht GSB (zie bijlage).

Operationele doelstellingen

Operationele Doelstelling 9.2

Een samenhangend, ontkokerd en stimulerend Grotestedenbeleid.

Motivering

De minister voor BVK ontwikkelt en coördineert de randvoorwaarden voor een samenhangende aanpak en inhoud van het GSB richting de steden, de betrokken departementen en Europa. Daarnaast ondersteunt en faciliteert BZK de steden bij de uitvoering van de convenanten: het nakomen van de prestatieafspraken. Ook het Rijk moet een aantal acties verrichten om aan de (proces)afspraken in de convenanten te voldoen.

Daarnaast wil de minister inspelen op wat er in de steden gebeurt, en waar nodig het GSB mee-ontwikkelen met de maatschappelijke behoefte. Enerzijds vormt de minister zichzelf een beeld van wat er in de steden nodig is, anderzijds staat de minister een vraaggerichte aanpak voor. Immers, steden weten vaak zelf het beste welke oplossing past bij hun problematiek. Zij kunnen bij het rijk aangeven wat zij daarvoor nodig hebben. De minister voor BVK maakt zich hard voor een GSB dat leidt tot krachtige grote steden. Een voorwaarde daarvoor is beleid met een minimum aan administratieve lasten, zodat steden al hun energie kunnen richten op de oplossing van de stedelijke vraagstukken waar zij mee te maken hebben. Binnen het GSB staat het verlagen van administratieve lasten voor de steden dan ook hoog op de agenda.

Instrumenten/activiteiten

Stimulering:

Frontoffice

BZK coördineert de rijksbrede beleidsinhoudelijke samenhang en procesmatige voortgang en afstemming, en vormt daarmee het frontoffice voor de steden naar het Rijk. De vakdepartementen zijn en blijven verantwoordelijk voor het eigen beleidsterreinen binnen dit domein (backoffice);

Accountmanagement

Door middel van het instrument accountmanagement blijft de minister op de hoogte van de situatie in de steden en eventuele knelpunten waar steden in de uitvoering tegenaan lopen;

Stadsgesprekken

Jaarlijks kunnen op verzoek van de steden stadsgesprekken plaatsvinden tussen stad en rijk over de voortgang van de gestelde doelen in de convenanten;

Werkbezoeken

De Minister legt twee keer per maand een bezoek af aan één van de 31 grote steden om te kijken naar de (tussen)resultaten van het GSB;

Vraaggericht werken

Om de steden optimaal te kunnen bedienen om hun doelstellingen voor het GSB te halen maar ook om nieuwe problemen te signaleren en het hoofd te bieden, kunnen steden bij de minister aankloppen voor hulp wanneer dat nodig is;

Voorkomen specifieke uitkeringen

Eén van de aandachtspunten binnen de rijksbrede coördinatie is dat nieuwe specifieke uitkeringen voorkomen worden; nieuwe geldstromen gaan bij voorkeur op in een BDU, zodat er niet opnieuw een woud aan financiële geldstromen richting G31 ontstaat. Hierop wordt ook in de ministerraad getoetst.

Bewaking

Midterm Review

De Midterm Review is een tussenevaluatie halverwege de GSB III periode. In 2007 zal gekeken worden naar:

– De voortgang van de steden op basis van monitorgegevens. Op basis van de gegevens kunnen steden – waar dat nodig is – hun beleid bijsturen. In het uiterste geval kunnen steden en rijk besluiten om de ambities te verhogen of te verlagen;

– De effectiviteit van het gekozen stelsel: zijn de instrumenten die de steden geboden worden de juiste om de convenantsafspraken te halen en om maatschappelijk effect te sorteren?;

– De efficiency van het stelsel: wat kan er nog worden gedaan om de bureaucratie en de daarmee samenhangende administratieve lasten voor de steden te verminderen?

  De uitkomsten van de midterm zullen in 2007 leiden tot concrete maatregelen om het GSB in de periode tot 2010 te verbeteren en de administratieve lasten voor steden terug te dringen;

Verantwoording GSB III

In GSB III vindt eenmalig een beleidsmatige en financiële verantwoording plaats van steden aan het rijk in 2010. Het gaat om een programmatische eindverantwoording op outputniveau met één financiële verantwoording voor elk van de BDU’s. Voor de financiële verantwoording door de steden wordt gebruik gemaakt van de gemeenterekening. De eindverantwoording over de outputresultaten vindt plaats op basis van de monitorgegevens. Omdat het verantwoorden over outputafspraken en het gebruik van de gemeenterekening vernieuwend is, zijn de steden in overleg met de ministeries van BZK, EZ en VROM volop bezig met het vormgeven van de verantwoording.

Bevordering van kennisverspreiding en kennisdeling

Organiseren kennisuitwisseling

Een belangrijk element van het Grotestedenbeleid is kennisuitwisseling tussen steden over problemen en oplossingen. Met de ondertekening van de convenanten hebben Rijk en de minister voor BVK zich vastgelegd aan een subsidiëring van het Kenniscentrum Grote Steden (KCGS) tot en met 2009. Het doel van het kenniscentrum is het stimuleren van de uitwisseling van kennis en ervaringen tussen de steden. Ook middelgrote steden kunnen hiervan gebruik maken. Sinds 2006 wordt het KCGS aangevuld met het Netherlands Institute for City Innovation Studies (NICIS) een maatschappelijk instituut voor de steden. NICIS verbindt wetenschap en praktijk, vergroot de bruikbaarheid van kennis, en verbetert het vraaggericht en probleemoplossend vermogen van onderzoek. Steden, departementen en marktpartijen hebben kennis nodig om de economische en sociale kracht van steden en stedelijke gebieden te vergroten. Zij willen daarom meer weten over het sturen van de stedelijke dynamiek. NICIS gaat dit kennisvacuüm vullen.

Facilitering en kennisuitwisseling over GSB in Nederland en Europa

Op Europees niveau vraagt BZK om meer aandacht voor stedelijke problematiek en een integrale benadering van het GSB. BZK trekt in samenwerking met het Kenniscentrum Grote Steden en andere lidstaten de ontwikkeling van een Europees breed stedelijk kennisnetwerk «European Urban Knowledge Network» (EUKN). Doel van dit kennisnetwerk is het versterken van stedelijk beleid in Europa en de kracht van steden te vergroten door middel van internationale kennisuitwisseling. Het kennisnetwerk zal daartoe hoogwaardige kennis beschikbaar maken en verspreiden. In 2006 wordt de pilotfase, waaraan 15 lidstaten deelnemen, afgerond. Het is de bedoeling om een netwerk 1-1-2007 operationeel te laten zijn, waarin alle lidstaten van de EU deelnemen. Daarbij zal aansluiting worden gezocht met het toekomstig uitwisselingsnetwerk (de opvolger van het Europese URBACT-programma) van ervaringen en best practices. Bezien wordt in hoeverre het EUKN ook voor andere programma’s diensten kan verlenen.

Structuurfondsen

De nationale coördinatie van de URBAN II-programma’s en Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden gebeurt door het ministerie van BZK. De structuurfondsenprogramma’s Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden en het URBAN II programma zijn in aanvulling op het nationale GSB gericht op een verdere ontwikkeling van een aantal achterblijvende gebieden in tien grote steden. De programma’s lopen in 2006 af. De eindverantwoording zal in 2009 plaatsvinden.

De nieuwe structuurfondsenprogramma’s (2007–2013) zijn vooral gericht op de versterking van het concurrentievermogen van alle regio’s, met aandacht voor de stedelijke dimensie en de specifieke kansen en problemen van GSB steden. In het kader van de nieuwe structuurfondsen (2007–2013) draagt BZK als voorzitter van het Comité van toezicht bij aan een goede opzet en implementatie van het programma West en het deelprogramma voor de vier grootste steden (G4). BZK zal daarnaast de rol van de overige GSB-steden (G27) in de programma’s ondersteunen door middel van deelname aan stuurgroepen in regionale programma’s en coördinatie van een netwerk van betrokken steden. Inzet is dat de steden van elkaar kunnen leren, met het oog op een effectieve bijdrage aan de regionale programma’s.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005StreefwaardeRealisatie
BDU’sIn 2005 zijn de GSB-relevante geldstromen gebundeld in drie BDU’sIn 2007 zijn er geen nieuwe specifieke uitkeringen gecreëerd met relevantie voor het Grotestedenbeleid. Het nieuwe inburgeringsstelsel en de middelen voor volwasseneneducatie zullen per 1-1-2007 aan de BDU worden toegevoegd.2007
Europees Kennisnetwerk (EUKN)In 2005 doen 12 lidstaten mee aan het kennisnetwerkEen operationeel kennisnetwerk waarbij alle lidsta- ten zijn aangeslotenJanuari 2007
Prestatie-indicatorenSteden hebben ambities geformuleerd op basis van 53 prestatie-indicatorenHet aantal prestatie-indica- toren is niet toegenomen en indien wenselijk * afgenomen2007
Administratieve lastenSituatie begin 2007**Eind 2007 zijn de ervaren lasten voor steden afgenomen***2007

* De wenselijkheid voor een daling van het aantal prestatie-indicatoren is afhankelijk van de uitkomst van de midterm-review.

** Onderdeel van de midterm review is een onderzoek naar de belemmerende administratieve lasten van het GSB en de wenselijkheid en mogelijkheid van vermindering van deze lasten. Dit onderzoek is reeds in 2006 gestart. De uitkomsten zullen begin 2007 bekend zijn.

*** Percentages zijn nog niet geformuleerd. Dit is afhankelijk van de uitkomst van de midterm review.

Operationele Doelstelling 9.3

Gestroomlijnde financiële middelen d.m.v. de Brede Doeluitkeringen (BDU’s) en verstrekking van middelen uit de BDU «sociaal, integratie en veiligheid».

Motivering

Naast verantwoordelijkheid voor een goede afstemming komt de operationele doelstelling ook tot uitdrukking in de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de geldstromen naar de steden. Met ingang van 1 januari 2005 zijn de rijksuitkeringen voor het GSB gebundeld in drie BDU’s. Door deze bundeling hebben de steden meer beleids- en bestedingsruimte gekregen, en kunnen ze resultaatgerichter, programmatischer en integraler te werk gaan dan voorheen. Tevens is er sprake van een vereenvoudigde verantwoording (eenmalig in 2010 en één verantwoording per BDU). De middelen op artikelonderdeel 9.3 zijn de budgetten die BZK beschikbaar stelt aan de steden in het kader van de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid (SIV). Op dit artikel staat het totale meerjarige budget voor deze BDU omdat BZK verantwoordelijk is voor de procesmatige en inhoudelijke afstemming en samenhang op dit domein. De bijdragen van de ministeries van OC&W, Jus/V&I en VWS aan de BDU zijn op dit artikelonderdeel geplaatst en worden door BZK aan de steden uitgekeerd.

Instrumenten/activiteiten

Sociale herovering:

Onderdeel van de coördinatie van het sociale domein is het bepalen van een Sociale Agenda. De nadruk van de minister voor BVK ligt hierbij bij de buurt en de burger. Sociale herovering kenmerkt zich door een directe, offensieve aanpak met grote en gezamenlijke inzet van alle betrokkenen (gemeente, instellingen, bedrijven, bewoners). Samen met de steden wil de minister voor BVK interveniëren in een aantal buurten waar de meest ernstige en structurele leefbaarheids problemen heersen. Voor de periode 2006–2007 is hier € 25 miljoen voor beschikbaar. De middelen zullen via de BDU SIV aan de betreffende steden worden uitgekeerd.

BDU SIV

BZK is verantwoordelijk voor de operationalisatie, coördinatie en financiële verantwoording op rijksniveau van de BDU SIV vanaf 2005. BZK bewaakt in dit kader de interdepartementale financiële ontwikkelingen op het gebied van de BDU SIV. Daarnaast is BZK verantwoordelijke voor de uitvoering van het sanctioneringsbeleid in 2010. Wanneer sprake is van verwijtbaar achterblijvende resultaten of van onrechtmatigheden worden middelen door BZK teruggevorderd. In de BDU regelgeving is opgenomen dat de teruggevorderde middelen als een bonus kunnen worden verdeeld over de best presterende steden.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatorBasiswaarde 2005StreefwaardeRealisatie
Uitvoering convenantenNulmeting steden in 2005Steden halen hun op output- niveau geformuleerde ambi- ties voor het domein sociaal, integratie en veiligheid12010

1 De middelen voor de domeinen fysiek en economie staan op de begrotingen van resp. VROM en EZ. Met deze middelen dienen de ambities op deze domeinen te worden gerealiseerd.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Toekomst stedelijke gebieden (ex ante)Algemene Doelstelling20052006
    
Effectenonderzoek ex-post   
Geen NvtNvt
    
Overige evaluatieonderzoeken   
• Midterm review GSB IIIAlgemene Doelstelling20062007
• Verantwoording GSB IIIAlgemene Doelstelling 20102010

B.2.2.3. PUBLIEKE DIENSTVERLENING EN OPENBARE SECTOR

7. Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector

Algemene beleidsdoelstelling 7

Het verhogen van het presterend vermogen van de overheid door het bevorderen van de inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de innovatie van werkprocessen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Innovatie en Informatiebeleid richt zich direct op overheidsorganisaties, burgers – ook Nederlanders in het buitenland –, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Samenhang, snelheid en transparantie, kortom: kwaliteit is kenmerkend voor dit beleid. Met verschillende programma’s maakt de rijksoverheid dit beleid concreet en bewaakt de samenhang tussen de basisvoorzieningen die noodzakelijk zijn voor de structuur van de elektronische overheid. Om de samenhang tussen deze basisvoorzieningen te bevorderen wordt kennis over de elektronische overheid gebundeld ontsloten via een kenniscentrum. De rijksoverheid voert de regie op de implementatie van de elektronische overheid door het bieden van ondersteuning aan andere overheden bij hun invoering van elektronische dienstverlening. De reeds bestaande gezamenlijke ondersteuningsorganisatie zal overheidsorganisaties in een hoog tempo helpen bij het elektronisch maken van hun dienstverlening. Het «Programma Administratieve Lastenvermindering voor burgers»1 zorgt ervoor dat de afhandeling van transacties met de overheid zo eenvoudig, zo inzichtelijk en zo goedkoop mogelijk wordt.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister is verantwoordelijk voor:

• de regie over de ontwikkeling, de toepassing en de samenhang van basisvoorzieningen van de elektronische overheid;

• het faciliteren van overheidsorganisaties, in het bijzonder de rijksoverheid, bij de vermindering van de administratieve lasten voor burgers;

• het stimuleren en ondersteunen van overheidsorganisaties bij de innovatie van werkprocessen en bij de toepassing van ICT voor complexe ketenvraagstukken.

Succesfactoren

De minister voor BVK is coördinerend minister voor het informatiebeleid in de openbare sector. Voor het slagen van de algemene beleidsdoelstelling wordt nauw met de andere departementen, zelfstandige bestuursorganen, gemeenten, provincies en waterschappen samengewerkt.

Het behalen van de (algemene) doelstellingen hangt af van:

• de mate en kwaliteit van de samenwerking met andere actoren;

• het verenigen van prioriteiten, belangen en verantwoordelijkheden van de diverse actoren in één gemeenschappelijke agenda;

• het gebruik van de basisvoorzieningen door burgers en bedrijven.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 7: Innovatie- en informatiebeleid openbare sector2005200620072008200920102011
Verplichtingen129 396162 049102 63782 59780 89279 87175 567
        
Uitgaven94 382176 296106 80582 76581 06079 87175 567
7.1 apparaat3 9174 4514 2743 2243 2243 2233 223
        
Programma-uitgaven  102 53179 54177 83676 64872 344
waarvan juridisch verplicht  62 51933 14633 33533 53619 335
        
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen30 40539 32546 39344 41142 18441 00036 700
waarvan juridisch verplicht  22 779    
* Bijdrage baten-lastendiensten BPR  (1 643)(1 643)(1 643)(1 643)(1 643)
        
7.3 instandhouden, en optimaliseren ICT-voorzieningen15 48926 01923 10422 61223 11723 11223 109
waarvan juridisch verplicht  7 261    
* Bijdrage baten-lastendiensten CAS (4 778)(4 407)(4 655)(4 655)(4 655)(4 655)
        
7.4 reisdocumenten en GBA-stelsel44 571106 50133 03412 51812 53512 53612 535
waarvan juridisch verplicht  32 479    
* Bijdrage baten-lastendiensten BPR (57 787)(32 479)(12 321)(12 321)(12 321)(12 321)
        
Ontvangsten41 87660 21200000

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 7.2

Het verbeteren van de publieke dienstverlening, vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het verminderen van de administratieve lasten voor burgers door het realiseren van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector en het innoveren van de werkprocessen binnen de overheid.

Motivering

Burgers en bedrijven willen een overheid die toegankelijk en servicegericht is, efficiënt werkt en de administratieve lasten voor hen minimaliseert. In het «Programma Andere Overheid» en in de Rijksbrede ICT-agenda wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe het kabinet invulling wil geven aan de ambities op het terrein van elektronische dienstverlening aan burgers en bedrijven en aan de vermindering van de administratieve lasten. Verbetering van de dienstverlening en op termijn dienstverlening via eenmalige gegevensverstrekking staan voorop. Deze doelen kunnen alleen worden gerealiseerd indien een aantal belangrijke basisvoorzieningen is ontwikkeld en wordt toegepast door overheden en uitvoeringsorganisaties, maar vooral door het gebruik door burgers en bedrijven. Niet alleen burgers en bedrijven hebben baat bij een elektronische overheid. De invoering van elektronische dienstverlening en de verandering in de bedrijfsvoering die dit kan veroorzaken is per saldo ook voordelig voor de overheidsorganisatie zelf.

Instrumenten/activiteiten

De overheid bevordert de ontwikkeling van de elektronische dienstverlening door:

De ontwikkeling van basisvoorzieningen:

• Ontwikkeling van de basisvoorzieningen is primair de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. De rijksoverheid betrekt andere overheden zo bij de ontwikkeling van deze voorzieningen dat deze hierop ter zijner tijd eenvoudig kunnen aansluiten.

• Het stelsel van basisregistraties wordt verder doorontwikkeld om te zorgen dat eenmalige gegevensverstrekking werkelijkheid wordt. Voor de volgende basisregistraties zal het wetsvoorstel in 2007 of later bij de Tweede Kamer worden ingediend; Lonen, Arbeids- en Uitkeringsverhoudingen, Inkomens, Niet-Ingezetenen (RNI), Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), Basisregistratie voor de Nederlandse Ondergrond en WOZ-registratie. Over de voortgang wordt naar de Kamer gerapporteerd door middel van de voortgangsrapportage.

• Het contactcenter overheid (CCO) bestaat uit een samenhangend stelsel van telefonische loketten bij gemeenten Hier kunnen burgers met al hun vragen aan de overheid terecht. Eenvoudige vragen worden direct beantwoord, meer specialistische vragen worden doorverwezen naar het juiste loket bij de rijksoverheid, de gemeente of een uitvoeringsorganisatie. Het CCO start begin 2007 met een leeromgeving met 9 gemeenten Eind 2007 beschikken deze gemeenten over een draaiende telefonische gidsfunctie. Met de opgedane kennis en ervaring wordt de verdere uitrol voorbereid.

• Door middel van een pilot wordt onderzocht of het haalbaar is om via een Persoonlijke Internet Pagina (PIP) op het Internet zaken te doen en informatie uit te wisselen met overheidsorganisaties, op elk gewenst moment en op elke gewenste plek.

• Het is de bedoeling dat het Burgerservicenummer (BSN) per 1 januari 2007 wordt ingevoerd. Het BSN is een uniek identificerend persoonsnummer voor iedereen die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) of de nog te vormen registratie voor niet-ingezetenen. Het BSN maakt het mogelijk om persoonsgegevens eenvoudig uit te wisselen wanneer dat wettelijk is toegestaan. Meervoudig gebruik van gegevens wordt daarmee gefaciliteerd. De Landkaart van het BSN biedt inzicht in de aard van de gegevens die organisaties met behulp van het BSN opslaan en uitwisselen.

• De technische en organisatorische voorzieningen voor het realiseren van de elektronische identiteitskaart (eNIK) worden afgerond. Het wetsvoorstel dat de basis biedt voor de uitgifte en het gebruik van de eNik wordt begin 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het bevorderen van transparantie:

• Om overheidsinformatie beter toegankelijk te maken wordt het mogelijk gemaakt om officiële publicatiebladen van de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen en de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie via internet rechtsgeldig te publiceren. Ten behoeve van de rechtsgeldige bekendmaking op internet van deze officiële publicaties is een wetsontwerp in voorbereiding. Het wetsvoorstel wordt begin 2007 aan de Tweede Kamer gezonden.

• Er wordt verder gewerkt aan de uitrol van decentrale regelingenbanken, vergunningen en bekendmakingen op internet. Met ondersteuning van BZK worden deze publicaties in 2007 bij ten minste vijftig decentrale overheden gerealiseerd.

Administratieve lastenreductie:

• De administratieve lasten voor burgers moeten in 2007 met een kwart zijn verminderd. In 2007 worden de reductieplannen uitgevoerd die in 2006 zijn vastgesteld. In die plannen krijgen specifieke doelgroepen, zoals chronisch zieken en mensen met een handicap, extra aandacht omdat zij te maken hebben met een stapeling van administratieve lasten. De administratieve lasten worden o.a. gereduceerd door vermindering van regeldruk bij indicatiestellingen, de persoonsgebonden budgetten en de toepassing van de arbeidsomstandighedenwet.

• De ontwikkelingen op het terrein van de administratieve lastenreductie voor burgers wordt gemonitord door het programma administratieve lastenverlichting burgers.

• Bij de administratieve lastenreductie voor burgers worden alle actoren betrokken die een rol spelen bij het verlenen van een dienst (de zogenaamde ketenaanpak). Afspraken tussen de minister voor BVK, de VNG en IPO om ook de administratieve lasten van burgers veroorzaakt door gemeenten en provincies te reduceren, worden gemaakt in bestuurlijke overleggen (Code Interbestuurlijke Verhoudingen, Programma Andere Overheid). De minister voor BVK coördineert de kabinetsbrede aanpak.

Innovatie:

• Aan het stimuleren van innovatie binnen de gehele overheid blijft behoefte. De commissie InAxis wordt derhalve gecontinueerd. Organisaties uit alle lagen van het openbaar bestuur kunnen subsidie aanvragen voor vernieuwende projecten. De kennis die daarbij ontstaat, wordt actief verspreid. Zelfs het overnemen van innovaties – het «slim jatten» – wordt in 2007 beloond. De commissie gaat tevens hindernissen bij vernieuwing aanpakken. De praktijkgerichte aanpak van de commissie wordt voorbereid en uitgevoerd door een klein programmabureau.

Ontwikkelingen samen met andere overheden:

• De overheid biedt burgers en bedrijven eenvoudig toegang tot diensten en informatie, zowel via internet, per telefoon als aan de balie. Vele overheidsdiensten worden via meerdere kanalen bereikbaar. Door regie op de programma’s, die consequenties hebben voor het informatiebeleid, wordt gegarandeerd dat de gerealiseerde basisvoorzieningen door departementen, andere overheden en zelfstandige bestuursorganen ook gebruikt worden ten behoeve van een verbetering van dienstverlening en bedrijfsvoering. Om die regie in te bedden wordt structureel overleg gevoerd tussen de betrokken overheden.

• In de Verklaring tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen over lastenreductie en verbetering van dienstverlening zijn concrete afspraken gemaakt over wat wanneer klaar en ingevoerd is. Prioriteiten hierbij zijn achtereenvolgens de realisatie van basisvoorzieningen, de aansluiting op deze basisvoorzieningen en de toepassing daarvan in dienstverleningsproducten. Samen met VNG, IPO en de UvW zijn de i-teams in het leven geroepen die overheidsorganisaties helpen bij voorbereiding van de invoering van de basisvoorzieningen en het elektronisch maken van hun dienstverlening.

• In samenwerking met VNG en IPO wordt binnen de programma’s Elektronische Gemeenten (EGEM) en e-Provincies gewerkt aan verbetering van de gemeentelijke en provinciale dienstverlening.

• Bij de uitvoering van de activiteiten vindt afstemming plaats over Europese en mondiale ontwikkelingen.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 200520062007
1. Percentage van totale dienstverlening dat elektronisch uitvoerbaar isBasiswaarde: 55% (2005)55%60%65%
Bron: Overheids.nl Monitor (www.advies.overheid.nl)   
2. Vermindering van de administratieve lastenBasiswaarde: 0% (2002)7% 25%
Bron: Voortgangsrapportage AL   
3. Het aantal provincies/gemeenten dat ten minste één relevante categorie vergunningen integraal op internet ontsluitBasiswaarde: 2/11 (2005)2/118/5012/100
Bron: Overheids.nl Monitor (www.advies.overheid.nl)   

Operationele doestelling 7.3

Optimaliseren en instandhouden van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede het gebruik hiervan bevorderen.

Motivering

De overheid moet zorgen dat de toegang tot haar informatie, het behoud van de aanwezige kennis en de veiligheid van de aangeboden voorzieningen altijd kan worden gewaarborgd.

Instrumenten/activiteiten

Naast (verder) te ontwikkelen ICT-voorzieningen, is er ook een aantal voorzieningen, die tot stand zijn gebracht in het kader van het inmiddels afgeronde actieprogramma Elektronische Overheid1. Deze hebben inmiddels een structurele organisatorische inbedding bij de rijksoverheid gekregen, gefaciliteerd door de stichting ICTU en de Gemeenschappelijke Beheerorganisatie (GBO). Deze programma’s en het GBO zijn van groot belang voor de toegankelijkheid van overheidsinformatie, kennisuitwisseling en het waarborgen van de veiligheid van de aangeboden voorzieningen die deel uitmaken van de e-overheid. De voorzieningen zullen structureel beheerd en in stand gehouden worden. Het streven is hierbij om de prestaties te optimaliseren en het gebruik te bevorderen. De volgende voorzieningen zijn opgenomen in het GBO:

• GOVCERT.nl, het Computer Emergency Response Team van de Nederlandse overheid. Dit team ondersteunt de overheid bij preventie en afhandeling van ICT-gerelateerde veiligheidsincidenten.

• PKI-overheid, de Public Key Infrastructure die ontworpen is voor betrouwbare elektronische communicatie binnen en met de Nederlandse overheid.

• OverheidsTransactiePoort (OTP), deze maakt onderdeel uit van de te realiseren gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsinfrastructuur. Verder geeft GBO invulling aan het programma van Eisen zoals dat is opgesteld in het kader van het GEIN project (Generieke Infrastructuur voor de uitwisseling van informatie tussen overheid en bedrijven). Het GEIN-project wordt onder regie van de minister van Economische Zaken uitgevoerd.

• DigiD; overheidsinstellingen kunnen met de DigiD de identiteit verifiëren van de klanten die gebruik maken van haar elektronische diensten.

• Overheids Open standaarden, wat het gebruik van zo veel mogelijk (open) standaarden voor de gegevensuitwisseling tussen overheden, burgers en bedrijven bevorderd waardoor gegevens door meerdere partijen kunnen worden gebruikt.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 20052006
1. Overheid.nl77
2. Het kenniscentrum e-overheid77
3. GOVCERT.nl77
4. Policy Authority PKI77
Basiswaarde voor alle bovenstaande gegevens is 7 in 2004  

Voor de programma’s Overheid.nl, Kenniscentrum e-overheid, GOVCERT.nl en de Policy Authority PKI is een kwaliteitsindex ontwikkeld waarbij – onder andere – gebruik en klanttevredenheid worden gemeten. Het streven is voor elk van deze voorzieningen een constant kwaliteitsniveau te realiseren van tenminste 7 op een schaal van 10. Dit streven wordt als voldoende ambitieus beschouwd omdat de wensen en eisen van gebruikers en het aantal en de vorm van de te leveren diensten jaarlijks toenemen. Het realiseren van een 7 op een schaal van 10 geeft een kwaliteitsverbetering weer.

Operationele doelstelling 7.4

Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentketen en het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA.

Motivering

De reisdocumentenketen en het stelsel van de GBA hebben een belangrijke maatschappelijke functie. De reisdocumentenketen voorziet in paspoorten en identiteitskaarten voor identificatie in het maatschappelijk verkeer en bij grensoverschrijding. De GBA legt persoonsgegevens van ingezetenen vast en stelt deze beschikbaar aan gebruikers die deze nodig hebben voor het uitvoeren van hun wettelijke taak. De uitvoering hiervan ligt bij de baten- en lastendienst Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR). In 2007 ligt de nadruk op het implementeren en grotendeels afronden van twee grote projecten.

Instrumenten/activiteiten

• De modernisering van de GBA heeft als doel om beter aan te sluiten bij de wensen van gebruikers en de ontwikkeling van de GBA tot de basisregistratie voor authentieke persoonsgegevens1 In 2007 wordt gestart met de implementatie van de GBA als basisregistratie bij gemeenten in samenwerking met de I-teams. Rijk en gemeenten hebben een akkoord bereikt over de realisatie van een compleet burgerzakensysteem dat goed aansluit op de gemeentelijke gegevens- en applicatiehuishouding2 Op 1 juli 2007 is er een standaard GBA database beschikbaar inclusief de benodigde specificaties voor de overige onderdelen van het nieuwe burgerzakensysteem dat naar alle gemeenten kan worden uitgerold.

• Het reisdocumentenprogramma heeft als belangrijkste doel het invoeren van de elektronische reisdocumenten. In 2007 wordt de invoering van de vingerafdruk op de reisdocumenten voorbereid. Daarnaast wordt er een opzet uitgewerkt van een centrale reisdocumentenadministratie (CRA) met de aanpassing van de relevante wetgeving1

• Jaarlijks groeit het aantal vermiste en gestolen reisdocumenten (zie brief over productie-, aanvraag en uitgifteproces Nederlandse reisdocumenten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, kamerstukken 25 764). Een aanpak wordt ontwikkeld om misbruik van reisdocumenten waar mogelijk te voorkomen en aan te pakken. Deze aanpak moet leiden tot een aantal maatregelen. Als eerste wordt de circulaire inzake de weigeringsgronden voor een nieuw paspoort bij vermoeden van misbruik aangescherpt. Daarnaast wordt een pilot gestart om na te gaan hoe de ketenaanpak (gemeente – politie – justitie) bij veelvermissers kan worden versterkt. De bedoeling is dat na de pilot hierover afspraken op bestuurlijk niveau worden gemaakt. Verder worden de relevante informatiesystemen verbeterd.

• Er wordt een nieuwe systematiek voor de GBA-audit ontwikkeld. Met betrokkenheid van de gemeenten worden daarvoor kwaliteitscriteria opgesteld.

• Tot de reguliere activiteiten van BPR behoort het beheer van de GBA, de beheervoorziening voor het Burger Service Nummer (BSN) en de reisdocumentenketen bij een kostendekkende exploitatie. Het ministerie van BZK is de opdrachtgever van BPR voor deze taken.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 2005200620072008200920102011
1. Percentage van de gemeenten dat in één keer slaagt voor GBA-audit (Basiswaarde is 33% in 2004; streefwaarde is 65%).61%65%65%65%65%65%65%

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Stelsel van reisdocumenten en GBA7.420092009
    
Effectenonderzoek ex-post   
• Monitor elektronische dienstverlening7.220072008
• Monitor dienstverlening op basis van eenmalige gegevensverstrekking7.220072008
• Voortgang reductie administratieve lasten7.220072008
    
Overige evaluatieonderzoeken   
• E-overheid voortgangsrapportage7.220072007
• Kwaliteitsmeting beheerprogramma’s7.320072008
• Evaluatie prijsbevriezing NIK7.420072007

10. Arbeidszaken overheid

Algemene beleidsdoelstelling 10

Ervoor zorgen dat de inzet van arbeid in de publieke sector bijdraagt aan meer legitimiteit en betere prestaties van overheidsorganisaties

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het streven naar betere prestaties van overheidsorganisaties moet direct merkbaar zijn voor de burgers in de zin van voldoende handen aan het bed, voldoende gediplomeerde leraren/onderwijzers voor de klas en dergelijke. Aandacht voor en beleid ten aanzien van arbeidsvoorwaardenvorming en arbeidsmarkt draagt daaraan bij. Door gericht maatschappelijke verantwoordingsinformatie beschikbaar te stellen wordt beoogd de legitimiteit van het overheidshandelen te vergroten. De kwaliteit van de bedrijfsvoering van overheidsorganisaties draagt bij aan zowel betere publieke prestaties als aan het vergroten van de legitimiteit.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister is verantwoordelijk voor:

• het vaststellen van de arbeidsvoorwaardelijke ruimte;

• het formuleren van speerpunten bij de arbeidsvoorwaardenvorming;

• het onderhouden van het betreffende systeem/overlegstelsel binnen de openbare sector;

• voor het bevorderen van integriteit en transparantie binnen de openbare sector;

• het beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel tegen verantwoorde loonkosten.

Succesfactoren

Behalen van deze algemene doelstelling hangt af van:

• Loonontwikkeling in de markt

• Startkwalificaties werkzoekenden

• De mate waarin verantwoordings- en toezichtslast een negatieve invloed heeft op de ruimte voor professionals/uitvoering van de primaire taak

• Imago ontwikkeling als gevolg van politiek/media

• Commitment binnen de publieke sector om zich te verbeteren

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 10: Arbeidszaken overheid2005200620072008200920102011
Verplichtingen62 97865 938112 186100 01289 40755 07255 071
        
Totale uitgaven62 20265 695112 186100 01289 40755 07255 071
10.1 apparaat11 05911 0639 32310 43310 43110 43010 429
        
Programma-uitgaven  102 86389 57978 97644 64244 642
waarvan juridisch verplicht  100 00979 42068 54934 08934 089
        
10.5 uitkeringsregelingen40 28044 56494 38377 98567 36932 90932 909
waarvan juridisch verplicht  94 383    
        
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid10 86310 06800000
        
10.7vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever 06 1676 5626 5756 7016 701
waarvan juridisch verplicht  5 261    
        
10.8 verbeteren kwaliteitdienstverlening 07331 8571 8571 8571 857
waarvan juridisch verplicht  65    
        
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering 01 5803 1753 1753 1753 175
waarvan juridisch verplicht  300    
        
Ontvangsten1 5391 299619619619619619

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 10.5

Uitvoeren van pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen en het uitvoeren van een tijdelijke maatregel waarbij het koopkrachtverlies – dat ontstaan is door het afbouwen of afkopen van de tegemoetkoming in de ziektekosten van gepensioneerden van 65 jaar en ouder – geleidelijker en evenwichtiger wordt.

Motivering

De verantwoordelijkheid voor de pensioenen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen liggen van oudsher bij het ministerie van BZK. Het gaat hierbij om de verantwoordelijkheid voor het onderhoud en het beheer van de regelingen en het adequaat uitbetalen van de uitkeringen. Het uitkeren van de pensioenen zelf is uitbesteed aan de hiervoor opgerichte Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP).

Met de inwerkingtreding van de zorgverzekeringswet (Zvw) is het onderscheid tussen ziekenfonds en particulierverzekerden komen te vervallen. Daarmee verviel voor het kabinet en de sociale partners de ratio om gepensioneerde ambtenaren tegemoet te komen in de ziektekosten. De regelingen werden afgekocht of afgebouwd. De Tweede Kamer en het kabinet zijn van mening dat de afbouw geleidelijker en evenwichtiger vorm gegeven moet worden. Daartoe wordt een afbouwtraject vormgegeven dat tot doel heeft de inkomenseffecten geleidelijker en evenwichtiger te laten optreden1.

Instrumenten/activiteiten

• Inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning van de SAIP.

• Het beschikbaar stellen van voldoende middelen voor het kunnen uitvoeren van de betreffende werkzaamheden en voor het kunnen uitbetalen van de uitkeringen.

• Een tijdelijke compensatiemaatregel voor inkomenseffecten als gevolg van de afbouw of afkoop van de tegemoetkoming in de ziektekosten voor 65 plussers.

Operationele doelstelling 10.7

Het bevorderen dat de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever (arbeidsinhoud, primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, imago), de arbeidsproductiviteit en de arbeidsparticipatie worden vergroot om voldoende aanbod van goed gekwalificeerd overheidspersoneel te genereren. Dit alles met de nadrukkelijke in achtname van de noodzaak tot kostenbeheersing.

Motivering

De toenemende arbeidsmarktkrapte mede als gevolg van de vergrijzing zal mogelijk op vrij korte termijn leiden tot productieproblemen of beter gezegd een overheid die haar taken niet meer kan vervullen. De openbare sector is van oudsher zeer arbeidsintensief. Door de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige diensten en de nog steeds te beperkte productiviteitswinst door ICT e.d. is een gericht arbeidsmarktbeleid noodzakelijk om de dreigende problemen op te lossen. Samengevat dient er daarom beleid te worden ontwikkeld om de volgende problemen op te lossen.

1. Dreigende tekorten op de arbeidsmarkt.

2. Tekortkomingen in kwalitatieve zin van het personeel binnen de openbare sector.

Instrumenten/activiteiten

A) Bevorderen van de aanwezigheid van voldoende en gekwalificeerd personeel

• Specifieke knelpunten signaleren (arbeidsmarktbeleid)

• Sectoren stimuleren om arbeidsvoorwaardenpakket aantrekkelijk/prikkelend te maken

• Sectoren stimuleren om arbeidsuitval tegen te gaan

• Sectoren stimuleren om arbeidsproductiviteit te vergroten

B) Bevorderen van kostenbeheersing/beperking

• Bevorderen van een gematigde loonontwikkeling

• Bevorderen van de betaalbaarheid van pensioenen

• Beperking van arbeidsuitval door ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en vervroegde uittreding zoveel mogelijk te verminderen

• Bevorderen van de reductie van ondoelmatigheid (bijvoorbeeld reductie van overhead binnen de openbare sector).

Voor het onder A en B gestelde worden onder meer de volgende acties uitgevoerd:

• sturen op de toedeling van arbeidsvoorwaardenruimte;

• formuleren van speerpunten/prioriteiten;

• overreding vaak via bestuurlijk overleg;

• waarneming gedurende CAO-overleggen;

• bevorderen van afstemming tussen sectoren (o.a. door subsidiering Verbond Sectorwerkgevers Overheid (SVO));

• in stand houden van een adequaat overlegstelsel (o.a. door subsidiering SVO en CAOP);

• ontwikkelingen in de openbare sector inzichtelijk maken op sectoraal niveau (onder meer via de Trendnota Arbeidszaken Overheid);

• tevens daarbij signaleren van ondoelmatigheden.

Meetbare gegevens/kengetallen

Kengetallen
 2005200620072008200920102011
1. Percentage uitstroom naar inactiviteit in groep 50+ werknemers12776665
Bron: UWV, VUT-fonds, Kerngegevens Overheid       
Driejarig gemiddelde afwijking loonontwikkeling overheid ten opzichte van de markt in procenten;– 0.3– 0.4– 0.10000
Bron: CPB       
3. Verhouding actieven/inactieven. Indexcijfer ontwikkeling verhouding inactieven (arbeidsongeschikt, ziek, werkeloos)100959186817671
Bron: Kerngegevens, UWV       

Operationele doelstelling 10.8

Het bevorderen van klantoriëntatie, integriteit en transparantie van publieke diensten ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening door overheidsorganisaties

Motivering

De legitimiteit van de overheid is de afgelopen jaren zo sterk onder druk komen te staan dat naast impulsen ter versterking van de democratische legitimering ook de organisaties binnen de openbare sector zelf actief moeten meewerken aan het herstel van dit vertrouwen. Er dient daarom beleid te worden ontwikkeld om de volgende problemen op te lossen.

1. Niet integer handelen

2. Geringe transparantie en rekenschap in de bedrijfsvoering.

Instrumenten/activiteiten

C) Bevorderen van klantoriëntatie

• Bevorderen van het gebruik van kwaliteitshandvesten

• Bevorderen van het gebruik van klanttevredenheidsonderzoek (waaronder mystery guests)

D) Bevorderen van integriteit binnen de openbare sector

• Bevorderen van het gebruik van integriteitsprotocollen

• Bevorderen van het gebruik van integriteitsscans

E) Bevorderen van transparantie

• Bevorderen van het gebruik van kwaliteitshandvesten (zie ook onder bevorderen van klantoriëntatie)

• Bevorderen van het gebruik van integriteitsprotocollen (zie ook onder bevorderen integriteit)

• Bevorderen codificatie van organisaties binnen de openbare sector

• Bevorderen openbaarheid topinkomens

Voor het onder C, D en E gestelde worden onder meer de volgende meer concrete acties uitgevoerd.

• Beschikbaar stellen van diverse laagdrempelige analyse-instrumenten

• Beschikbaar stellen van voorbeelden (modellen/codes/protocollen, best practices e.d.)

• Kennis en informatieoverdracht (leergang governance, benchmarkgaming, diverse internetsite’s, leerplatforms)

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 200620072008200920102011
1. Percentage van het aantal organisaties in de publieke sector dat haar klanttevredenheid meet15%20%25%30%40%55%
2. Percentage van het aantal organisaties in de publieke sector dat kwaliteitshandvesten gebruikt1%6%11%16%26%41%
3. Percentage van het aantal organisaties in het openbaar bestuur + politie dat integriteitschendingen registreert5%15%25%35%45%55%
4. Percentage van het aantal organisaties in de publieke sector (cf WOPT) dat melding maakt over topinkomens50%70%75%80%85%85%

Operationele doelstelling 10.9

Het bevorderen van leiderschap en leervermogen ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van de bedrijfsvoering binnen overheidsorganisaties.

Motivering

De openbare sector heeft door het ontbreken van een marktmechanisme een aantal kenmerken, zoals beperkte omgevingsgerichtheid, risicomijding en een beperkt evaluatief en innovatief vermogen, die continue om aandacht vragen

Instrumenten/activiteiten

F) Bevorderen van de ontvankelijkheid voor leren

• Bevorderen van benchmarken

• Bevorderen van het gebruik van onder meer:

a. Klanttevredenheidsonderzoek

b. Medewerkerstevredenheidsonderzoek

c. Stakeholderstevredenheidsonderzoek

• Bevorderen van het gebruik van best-practices

G) Bevorderen van leiderschap

• Bevorderen van het gebruik van best-practices

Voor het onder F en G gestelde worden onder meer de volgende meer concrete acties uitgevoerd.

• Beschikbaar stellen van diverse laagdrempelige analyse-instrumenten

• Beschikbaar stellen van voorbeelden (modellen, best practices e.d)

• Kennis en informatieoverdracht (leergang governance, diverse internetsite’s, leerplatforms)

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 200620072008200920102011
1. Percentage van het aantal organisaties in de publieke sector dat benchmarkt5%7%9%11%15%21%
2. Percentage van het aantal organisaties in de publieke sector dat haar medewerkerstevredenheid meet10%15%20%25%35%50%

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Uitvoeren van pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.10.520072007
• Het bevorderen van klantoriëntatie, integriteit en transparantievan publieke diensten ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening door overheidsorganisaties10.820082008
    
Effectenonderzoek ex-postGeen NvtNvt
    
Overige evaluatieonderzoeken   
• Sectorenmodel10.720082008
• Wijziging van de Ambtenarenwet (integriteit)10.720082008
• Subsidie CAOP10.720082008

11. Kwaliteit Rijksdienst

Algemene beleidsdoelstelling 11

Het bevorderen van de kwaliteit van het personeel, het management en de organisatie van het Rijk en de informatievoorziening binnen het Rijk.

Het gaat om het zodanig verbeteren van de kwaliteit van de inrichting en werking van het Rijk, dat het door het kabinet gewenste presterend vermogen van het Rijk ten behoeve van de maatschappij wordt gerealiseerd.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De verbetering van de inrichting en werking van de Rijksoverheid is een belangrijk aandachtspunt van het kabinet, en vormt één van de pijlers van het programma Andere Overheid. Deze verbetering is geen doel op zich, maar moet te merken zijn in de prestaties van het Rijk voor burger en samenleving. Deze verbetering vergt onder meer maatregelen in de sfeer van personeelsbeleid, management development, organisatiebeleid en informatievoorziening. Algemene noemer voor de activiteiten op dit vlak is «Het Rijk als Concern». Door meer als één organisatie op te treden kan het Rijk zijn presterend vermogen vergroten, maar ook kosten besparen.

Onder de noemer «Concern Rijk» wordt in 2007 gewerkt aan onder meer de implementatie van de nieuwe geharmoniseerde arbeidsvoorwaardenregelgeving, aan de implementatie van de kaderwet ZBO’s, en aan de verdere uitbouw van interdepartementale samenwerking op het vlak van bedrijfsvoering, zoals de realisatie van Rijksweb en P-Direkt.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister van BZK is verantwoordelijk voor:

• Het Rijksbrede personeelsbeleid van de sector; de Minister is sectorwerkgever.

• Kaderstelling voor subwerkgevers binnen de sector inzake het personeelsbeleid.

• De primaire arbeidsvoorwaarden van de sector Rijk.

De minister voor BVK is verantwoordelijk voor:

• Het organisatie- en informatiebeleid van de rijksoverheid.

• Het stellen van kaders voor de (vak)ministers opdat zij hun eigen verantwoordelijkheid inzake de goede inrichting en werking van hun organisatie, inclusief de daaraan gelieerde inspecties, uitvoeringsorganisaties en adviescolleges, kunnen invullen.

• Het ontwikkelen en beheren van Rijksbrede voorzieningen op gebied van personeelszorg (bijvoorbeeld P-Direkt), organisatie en informatie (bijvoorbeeld Rijksweb)

Succesfactoren

Behalen van deze doelstellingen hangt af van:

• Het draagvlak bij het management en bij de medewerkers van de Rijksoverheid.

• De steun en instemming van de centrales van overheidspersoneel voor het personeelsbeleid.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 11: Kwaliteitrijksdienst2005200620072008200920102011
Verplichtingen113 438136 20957 18745 28645 30745 36145 520
* Garantieverplichtingen 801704635538460404
        
Uitgaven102 796134 85957 18745 28645 30745 36145 520
11.1 apparaat14 07513 54712 87110 14610 32010 31610 315
        
Programma-uitgaven  44 31635 14034 98735 04535 205
waarvan juridisch verplicht  24 46219 98219 66118 95518 805
        
11.2 professioneel topmanagement3 5265 20214 09213 92013 57713 57713 577
waarvan juridisch verplicht  12 187    
        
11.5 garantieregelingen0000000
        
11.6 goed functionerend personeel47 37883 48915 04013 14213 98914 04714 207
waarvan juridisch verplicht  3 878    
        
11.7 goed functionerende organisatie4213 3081 217992335335335
waarvan juridisch verplicht  65    
        
11.8 goed functionerende informatie voorziening en HRM-functie37 39629 31300000
* Bijdrage baten-lastendiensten P-Direkt (6 359)(4 926)(2 412)(–)(–)(–)
        
11.9 kwaliteit informatievoorzieningRijk 06 5676 5676 5676 5676 567
waarvan juridisch verplicht  6 032    
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie 07 400519519519519
waarvan juridisch verplicht  2 300    
        
Ontvangsten1 647767367367367367367

Toelichting: De garantieverplichtingen worden toegelicht onder operationele doelstelling 11.5, de uitvoering van de Garantieregelingen.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 11.2

Het bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk

Het Rijk beschikt nu en in de toekomst over kwalitatief topmanagement, dat vorm en inhoud geeft aan de invulling van de taken en opdrachten waar het rijk voor staat ten behoeve van het oplossen van de maatschappelijke vraagstukken.

Motivering

Voor de hedendaagse en toekomstige maatschappelijke vraagstukken dienen op goede en efficiënte wijze oplossingen worden aangedragen en uitgevoerd. Eén van de sleutels ligt in kwaliteit van het management, herkenbaar leiderschap en flexibele inzet van personeel. Het management schept kaders, heeft invloed op de werkwijze en resultaten en zijn in persoon belangrijke cultuurdragers. Het voeren van management development (MD) voor het concern Rijk is daarom van wezenlijk belang voor het slagen van de veranderwensen van de omgeving en het effectief functioneren van het Rijk ten behoeve van de maatschappij.

Door een intensieve rijksbrede samenwerking en goede taakverdeling komt MD binnen de rijksdienst tot wasdom. Dit creëert een situatie waarin het Rijk ook in de toekomst kan blijven beschikken over kwalitatief goed management dat uitvoering geeft aan het door het kabinet gewenste beleid. Professioneel MD investeert ook in 2007, vanuit de behoefte van de organisatie, in het concernbrede inzicht op talent en levert specifieke ontwikkeltrajecten voor managers waardoor de selectie voor en de opvolging op cruciale posities in het Rijk gewaarborgd is.

Instrumenten/activiteiten

• Realiseren van de ABD-schouw 2007 en daarmee, in het licht van organisatie ontwikkelingen, beter zicht krijgen op de behoefte aan managers in de rijksdienst en de kwaliteit en het ontwikkelpotentieel van managers waardoor strategische planning mogelijk wordt.

• Professionaliseren van MD-beleid op centraal en decentraal niveau en samenwerking met onder andere de Hoge Colleges van Staat, de gemeentes Den Haag, Amsterdam en Rotterdam, een aantal ZBO’s en internationale equivalenten van het Bureau Algemene Bestuurs Dienst (BABD).

• Invulling geven aan de rol van werkgever voor de topmanagementgroep ten aanzien van benoeming, beloning en ontslag.

• Adviseren in vacaturevervulling van ABD-functies, waarbij inzichten uit de ABD-schouw als belangrijk uitgangspunt dienen.

• Realiseren van ABD-Interim opdrachten door ABD-leden, wat bijdraagt aan flexibilisering, de terugdringing van externe inhuur en het behouden van kennis binnen de rijksdienst.

• Coördineren en bevorderen van de plaatsing van Nederlanders op (top)posities in de Europese Instellingen.

• Adviseren over en aanbieden van ontwikkelactiviteiten voor de ABD doelgroep, zoals loopbaanbegeleiding, opleiding, coaching, Intercollegiale Consultatie (ICC), ontwikkel-, thema- en netwerkbijeenkomsten.

• Uitvoering geven aan de strategische keuzes in het licht van de hervormingen van de Rijksoverheid.

• Uitvoeren van het diversiteits- en «verzilverings»beleid.

• Uitvoeren van het Kandidatenprogramma; waarmee managementtalent wordt ontwikkeld naar ABD-niveau.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicator
 Basiswaarde (2002)Streefwaarde (2007)
Herkomst benoemingen: verhouding ABD/overig rijk/markt.6 : 3 : 16 : 3 : 1

Operationele doelstelling 11.5

De uitvoering van de Garantieregelingen

Motivering

In 1974 heeft de toenmalige minister van Binnenlandse zaken de mogelijkheid geschapen om een hypotheekgarantie te verlenen. Voor het burgerlijk rijkspersoneel is deze met ingang van 8 december 1990 ingetrokken, zodat deze regeling in principe geen uitvoeringskosten meer met zich meebrengt. Wel is er sprake van een theoretisch risico op toegekende garanties. Daarom wordt de voortgang van de aflossingen van de hypotheken en het uitstaan nog gevolgd. Aangenomen wordt dat, indien niet aan een aflossingsverplichting wordt voldaan, de opbrengst van gedwongen verkoop voldoende is om de resterende schuld te voldoen. Daarom wordt € 0,7 miljoen als totaal theoretisch risico beschouwd per 1 januari 2007.

Operationele doelstelling 11.6

Het bevorderen van de kwaliteit van het personeel van het Rijk

Motivering

Voor zijn dienstverlening aan burger en politiek dient het Rijk steeds te beschikken over hoogwaardig en flexibel inzetbaar personeel. Daarvoor zijn moderne arbeidsvoorwaarden en een toekomstbestendig personeelsbeleid nodig. Daarbij is ook van belang dat het Rijk een beleid voert dat op onderdelen als integriteit, arbeidsongeschiktheid en diversiteit als voorbeeld kan dienen voor andere werkgevers.

Instrumenten/activiteiten

Moderne arbeidsvoorwaarden

• In 2007 rondt BZK het overleg af met de Centrales van Overheidspersoneel over een nieuwe Arbeidsvoorwaardenregeling Rijkspersoneel. Deze regeling is van belang om blokkades voor interdepartementale mobiliteit weg te nemen, concurrentie tussen ministeries te voorkomen en interne administratieve lastendruk te reduceren.

• In 2007 past BZK de bovenwettelijke uitkeringsregelingen aan de gewijzigde Werkloosheidswet.

• De sector Rijk zal zich voorbereiden op de verdere normalisering van de arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden.

Toekomstbestendig personeelsbeleid

• Met het oog op toekomstige arbeidsmarktkrapte zal het Rijk verder investeren in duurzame en flexibele inzetbaarheid van het zittende personeel. Het Rijk streeft daarbij onder meer naar inperking van de te vaak lange functieverblijfsduur (meer dan 15 jaar). In overleg met de Centrales van Overheidspersoneel werkt BZK hiervoor maatregelen uit. In 2007 geeft BZK uitvoering aan het in 2006 te sluiten Arbeidsmarktconvenant, met afspraken over het te voeren loopbaanbeleid als kernthema.

• Op het terrein van integriteit zal de nadruk vooral liggen op cultuuraspecten. Het in 2006 ontwikkelde instrument om integriteitsschendingen te registreren zal in 2007 in gebruik worden genomen.

• Op het terrein van Arbeidsomstandigheden implementeert het Rijk het met de Centrales van Overheidspersoneel gesloten «Arboplus-convenant».

• In interdepartementaal verband wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een geïntegreerd diversiteitbeleid, zodat doelstellingen voor de verschillende doelgroepen op elkaar afgestemd zijn en herkenbaar bijdragen aan de doelstellingen van de organisaties.

• Op basis van de beleidsevaluatie uit 2006 van het beleid gericht op terugdringing van externe inhuur zal BZK zonodig aanvullende maatregelen ontwikkelen.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 200520062007
1. Percentage allochtonen    
Basisjaar 2005    
Basiswaarde: 9,3%   
Meeteenheid: Percentage allochtone medewerkers9,3%11%13%
Bron: Sociaal Jaarverslag van het Rijk 2005, 2006, 2007   
2. Ziekteverzuim5,8%5,5%5,2%
Basisjaar 2005   
Basiswaarde 5,8%   
Meeteenheid: Percentage medewerkers dat ziek is geweest   
Bron: Sociaal Jaarverslag van het Rijk 2007   
3. Vrouwen in hogere functies   
Basisjaar: 2005   
• Meeteenheid: percentage vrouwen in schaal 11–1429%31%34%
• Meeteenheid: percentage vrouwen in schaal 15 en hoger17%19%21%
Bron: Tweejaarlijkse Monitor Personeels en mobiliteitsonderzoek   
4. Gehouden functioneringsgesprekken67,4%70%75%
Basisjaar: 2005   
Basiswaarde: 67,4%   
Meeteenheid: Percentage medewerkers dat een Functioneringsgesprek heeft gehad.    
Bron: Sociaal Jaarverslag van het Rijk 2005, 2006, 2007   
5. Baantevredenheid (kengetal)  80%
Basiswaarde nog onbekend.   
Basisjaar = 2006.   
Meeteenheid: Percentage medewerkers dat tevreden is met hun baan   
Bron: Tweejaarlijkse Monitor Personeels en mobiliteitsonderzoek   
6. Werkgeverstevredenheid  60%
Basiswaarde nog onbekend   
Basisjaar 2006   
Meeteenheid: percentage medewerkers dat tevreden is met hun werkgever.   
Bron: Tweejaarlijkse Monitor Personeels en mobiliteitsonderzoek   

De indicatoren geven aan of het Rijk een toekomstbestendig personeelsbeleid voert. Bovengenoemde streefwaarden zijn extrapolaties op basis van tijdreeksen. Met extra maatregelen en inspanningen zijn deze cijfers omhoog te krijgen (tevredenheid, aandeel allochtonen, vrouwen) of omlaag (ziekteverzuim).

In een aantal gevallen wordt 2006 het nieuwe basisjaar omdat de opzet van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek is verbeterd, waarbij de definities zijn aangepast en niet meer vergelijkbaar met het verleden.

Operationele doelstelling 11.7

Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie van het Rijk

Motivering

Het kabinet heeft zich als doel gesteld om de toezichtlast te verminderen en de dienstverlening aan burgers en bedrijven zo goed mogelijk te maken. Wat betreft het adviesstelsel zet het kabinet in op een grotere transparantie en flexibele inrichting om beter gebruik te maken van de kennis van de adviescolleges. Maatschappelijke sectoroverstijgende vraagstukken worden beter onderzocht. Daarnaast worden (departementale) topstructuren transparanter gemaakt. Tenslotte wordt een goede en kostenbewuste bedrijfsvoering bij het Rijk nagestreefd. De genoemde vraagstukken hebben alle te maken met een goede inrichting en werking van de rijksoverheid.

Instrumenten/activiteiten

BZK implementeert de actiepunten uit de Kaderstellende Visie op Toezicht en adviseert daartoe ministeries en hun toezichthouders bij de ontwikkeling van hun departementale toezichtvisie en bij de ontwikkeling van strakke en heldere toezichtarrangementen. Hierbij worden de zes principes van goed toezicht (selectief, slagvaardig, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel) geoperationaliseerd (actiepunt 1). Het kabinet wil een forse vermindering van de toezichtlast bij bedrijven en instellingen tot stand brengen door de samenwerking tussen rijksinspecties op een aantal beleidsterreinen te verbeteren (actiepunt 2). De motie Aptroot c.s.1 verwoordt de wens van de Kamer in dezen. BZK participeert in de activiteiten van het kabinet op dit terrein.

De bureaucratie in instellingen zoals ziekenhuizen en scholen wordt eveneens aangepakt. Het kabinet werkt aan de uitvoering van de motie Koopmans 2 over de vermindering van monitors en registratieverplichtingen bij instellingen. Doel is om onnodige monitor- en registratieverplichtingen te schrappen, zodat professionals meer tijd over houden voor hun eigenlijke werk.

De uitkomsten van de takenanalyse geven mede richting aan het programma van eisen voor het herontwerp van de rijksdienst. Hoe is de effectiviteit van de overheidsorganisatie zo te verbeteren dat zij zich maximaal op maatschappelijke problemen kan oriënteren? De samenleving moet ervan op aan kunnen dat de overheid maatschappelijke vraagstukken centraal stelt en niet de departementale kokers, de verschillende bestuurslagen, of regels en procedures. In september 2006 is een notitie met voorstellen aan de Tweede Kamer uitgereikt met verschillende modellen voor herontwerp van de rijksdienst. Deze kunnen leidend zijn bij de kabinetsformatie van 2007.

Op basis van het Kabinetstandpunt op het rapport Kohnstamm en de Kaderwet Zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) zijn de eisen aan de organisatorische en bestuurlijke inrichting van de publieke taken van ministeries en van de mate waarin en de wijze waarop deze taken verzelfstandigd kunnen worden aangescherpt. Hiermee moet worden bereikt dat er duidelijkheid wordt gecreëerd over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de (verzelfstandigde) publieke taken, alsmede dat voorzien is in voorwaarden voor een optimale publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven. BZK begeleidt de ministeries bij het onderbrengen van hun ZBO’s onder de Kaderwet ZBO’s en beheert het ZBO-register.

In 2006 heeft het kabinet afspraken gemaakt over een sober en doeltreffend adviesstelsel. BZK verwerkt deze afspraken in de Kaderwet Adviescolleges en toetst voorstellen van ministeries voor het instellen van adviescolleges.

Een goede organisatorische en bestuurlijke inrichting van de topstructuur van de ministeries en van de primaire (beleids)processen is de randvoorwaarde voor een goede uitoefening van de taken waarvoor een minister verantwoordelijkheid draagt. De ministeries worden hierin ondersteund door een door BZK ontwikkeld actueel beleidskader voor de inrichting van een ministerie en een visie op de organisatie van de rijksdienst als geheel. Jaarlijks toetst BZK de departementale topstructuren aan deze kaders en rapporteert daarover via het Sociaal Jaarverslag van het Rijk aan de Tweede Kamer.

Een zo efficiënt mogelijke interdepartementale bedrijfsvoering door bedrijfsvoeringstaken, daar waar mogelijk, te bundelen en rijksbreed uit te voeren. BZK doet voorstellen om de (strategische) sturing, governance op het terrein van interdepartementale samenwerking door de politieke en ambtelijke top te versterken. Voorts reikt BZK (innovatieve) producten en diensten ter verbetering van de (organisatie)inrichting van bedrijfsvoering aan. Daarnaast treft BZK een voorziening in het laten delen van (inter)departementale relevante kennis en ervaring.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 200620072008200920102011
1. Aantal toezichtdomeinen waarin de besluitvorming over de vorming van een front-office is afgerond.039   
Basiswaarde: 0 domeinen in 2006      
Bron: Gegevens aan te leveren door betrokken organisaties en de ministeries      
2. Het aantal strategische adviescolleges151515151515
Basiswaarde: 15 colleges in 2006       
Bron: Gegevens aan te leveren door betrokken organisaties en de ministeries      
3. Het aantal eenmalige en ad-hoc colleges101212121212
Basiswaarde: 10 colleges in 2006       
Bron: Gegevens aan te leveren door betrokken organisaties en de ministeries      
4. Aantal ministeries dat hun topstructuur met bijbehorende topformatie hebben vastgesteld in overeenstemming met BZK100%100%100%100%100%100%
Basiswaarde: 100% in 2006      
Bron: Gegevens aan te leveren door betrokken organisaties en de ministeries      

Operationele doelstelling 11.9

Het bevorderen van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen het Rijk

Motivering

Om efficiënt, doelmatig en kwalitatief hoogwaardig te kunnen werken en de burger tegemoet te kunnen treden als «één overheid» is het voor het Rijk steeds belangrijker dat op het vlak van de informatievoorziening departements- en onderdeelsoverstijgend wordt samengewerkt. Daarnaast is het van belang dat het Rijk dienstverlenend en op een transparante manier optreedt naar burgers en bedrijven. Om dat te bereiken zijn voor het begrotingsjaar 2007 de volgende beleidsprioriteiten gesteld:

• Het organiseren en faciliteren van rijksbrede sturing op IT-aangelegenheden.

• Het ontwikkelen van en sturen op een gemeenschappelijke set van afspraken voor informatiebeveiliging.

• Het verder opbouwen van een rijksoverheidsintranet en een netwerkinfrastructuur die de interdepartementale samenwerking en interdepartementale informatie-uitwisseling ondersteunen.

• Het bevorderen dat ministeries hun informatievoorziening op een transparante manier inrichten, gebruik makend van de reeds ontwikkelde bouwstenen in het kader van de elektronische overheid en van de digitalisering van werkprocessen.

• Het bevorderen dat ministeries op een goede manier alle vormen van burgercorrespondentie afhandelen.

• Het maken van afspraken en standaards zodat uitwisselbaarheid van informatie wordt gerealiseerd tussen ministeries.

Instrumenten/activiteiten

Het opzetten van een rijksoverheidsintranet en een netwerkinfrastructuur die het interdepartementale samenwerken en de interdepartementale informatie-uitwisseling ondersteunt.

• Rijksweb: in 2005 is een programmaorganisatie ingericht die optreedt als vraagbundelaar en makelaar, die al bestaande rijksbrede applicaties en infrastructuur beheert en die nieuwe producten ontwikkelt.

• Haagse Ring: in 2005 is één netwerk gerealiseerd onder de Haagse vestigingen van de ministeries. Een zo efficiënt mogelijke benutting van de bestaande overheidsnetwerken in het gehele land wordt bevorderd, onder meer door de mogelijke koppeling van netwerken.

• Het maken van afspraken en standaards zodat uitwisselbaarheid van informatie wordt gerealiseerd tussen ministeries.

• In 2007 wordt onderzocht waar en hoe het beheer van de standaards kan worden georganiseerd.

Het bevorderen dat ministeries hun informatievoorziening op een transparante manier inrichten, op basis van een samenhangende architectuur en gebruik makend van de reeds ontwikkelde basisvoorzieningen in het kader van de elektronische overheid (E-overheid) en van de digitalisering van werkprocessen.

• Een implementatieplan voor de rijksdienst voor de diverse instrumenten die in de rijksdienst zelf toepasbaar zijn, zoals DigiD, BSN, elektronische formulieren.

• Implementatieprojecten door de ministeries.

• Kenniscentrum digitalisering

Het bevorderen dat ministeries op een goede manier alle vormen van burgercorrespondentie afhandelen.

• Interdepartementale platforms gericht op samenwerking en uitwisseling van best practices op dit terrein, o.a. via een intranetsite.

• Tracking- en tracingsysteem, generiek inzetbaar en gebaseerd op zo veel mogelijk hergebruik van reeds ontwikkelde instrumenten.

Het organiseren en faciliteren van rijksbrede sturing op IT-aangelegenheden.

• Overlegfora van plaatsvervangende secretarissen-generaal, directeuren Informatievoorziening en hun medewerkers.

• Onderzoek naar de governance van grote IT-projecten.

• Pilot gericht op het opzetten van een standaard-reviewmethodiek voor bedrijfsvoeringsprojecten (w.o. IT), de zgn. gatewayreviews.

• Aangepast Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR), een daarop gebaseerde interdepartementale baseline en acties gericht op een cultuurverandering op dit punt.

Operationele doelstelling 11.10

Het bevorderen van de kwaliteit van de Human Rersources Management (HRM)-functie van het Rijk

Motivering

In 2006 zijn de voorbereidingen gestart om alsnog, na de breuk in de contractrelatie met IBM, P-Direkt als shared service center (SSC) voor de Personeelsregistratie & Salarisadministratie te realiseren, welke heeft geleid tot een besluit van de Ministerraad over een nieuw scenario.

Instrumenten/activiteiten

• In 2007 zal een verdere versterking plaatsvinden van de Rijksbrede ontwikkel- en expertisetaken inzake HRM.

• De activiteiten ter versterking van de HRM-functie van de Ministeries gericht op de strategische kwaliteit van de HRM-adviseur zullen worden gecontinueerd.

• In vervolg op het herontwerp van het werkproces van de personeelsregistratie en salarisadministratie zal in 2007 de administratieve procesinrichting van het HRM domein interdepartementaal verder worden vereenvoudigd en geüniformeerd.

• In 2007 zal het HR – portaal met zelfbedieningsfunctionaliteiten verder ontwikkeld worden. De basis hiervan is de rijksbrede vereenvoudigde en geüniformeerde procesinrichting. De implementatie bij de ministeries van dit HR-portal (P-Direkt startpagina), de zogenoemde click-faciliteit, via een webpagina specifiek voor HR zal verder voortgang krijgen. Hiervoor zal een technische koppeling met de locale HR systemen worden gerealiseerd.

• In 2007 zal de decentrale Record Management Applicatie (RMA) voor de digitale personeelsdossiers bij een aantal ministeries verder zijn vervangen door de rijksbrede centrale RMA.

• In aanloop naar één rijksbrede salarisverwerking zal in 2007 de ministeries van Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door middel van een technische koppeling worden aangesloten op het centrale salarissysteem.

• De ontwikkeling naar één SSC zal verder worden ondersteund door de mogelijke samenwerking van diverse departementale salarisbureaus en de verdere uniformering van de locale HR-systemen.

Meetbare gegevens/kengetallen

Prestatie-indicatoren
 20052006200720082009
1. Vereenvoudigde en geüniformeerde P&S processen0012  
Basiswaarde: 2005, 0     
2. SAP Portal/Zelfbediening001  
Basiswaarde: 2005, 0     
3. CRMA001  
Basiswaarde: 2005, 0     
4. Aansluiting SAP Payroll (FSC)445pm12
Basiswaarde: 2005, 4 ministeries     
Bron: Gegevens aan te leveren door de deelnemende ministeries     
5 Tevredenheid Managers met HRM-ondersteuning  60%  
Basiswaarde: 50% (2004)     
Bron: Tweejaarlijkse Monitor Personeels en Mobiliteitsonderzoek     

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

OnderwerpDoelstellingStartAfgerond
Beleidsdoorlichting   
• Onderzoek naar redenen voor verloop onder allochtonen11.620062007
• Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie van het Rijk.11.720092009
• Het bevorderen van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen het Rijk. 11.920102010 
• Het bevorderen van de kwaliteit van de HRM-functie van het Rijk.11.1020102010
    
Effectenonderzoek ex-post   
• Onderzoek naar effecten Europeanisering op het werk bij het Rijk.10.620072007
• Tracking Campagne Werken bij het Rijk ter evaluatie/effectmeeting campagne.10.620062007
• Enquête Sociaal Jaarverslag10.6jaarlijksjaarlijks
• Evalueren van principes van toezicht in visie en arrangementen van ministeries en hun toezichthouders10.720062007
    
Overige evaluatieonderzoeken   
GeennvtnvtNvt

B.2.3. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

12. Algemeen

Algemene beleidsdoelstelling 12

Op dit artikel worden díe uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de ondersteuning van het BZK-beleid. Met ondersteuning worden alle beheersmatige taken binnen BZK bedoeld. In de ondersteuning wordt voorzien door de staf.

Tevens wordt op dit artikel de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis verantwoord. Aan dit begrotingsartikel zijn geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 12: Algemeen2005200620072008200920102011
Verplichtingen95 57186 31990 427114 93190 52990 53090 582
        
Uitgaven91 83686 31990 427114 93190 52990 53090 582
12.1 apparaat79 63476 06580 448105 05380 65180 65280 703
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis12 20210 2549 9799 8789 8789 8789 879
        
Ontvangsten2 2161 357983983983983983

De uitgaven zijn volledig juridisch verplicht.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 12.1

De staf wil op professionele wijze diensten verlenen aan haar klanten, i.c. de bewindspersonen en de organisatie. Deze dienstverlening kenmerkt zich door in een integrale, grotendeels vraaggerichte aanpak waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staan. Enkele van de stafdiensten richten zich deels op de beleidsaspecten en nemen zodoende een bijzondere positie in. Auditdienst (AD) en Financieel-Economische Zaken (FEZ) zijn hier, mede door hun wettelijke vastgelegde positie, voorbeelden van.

De staf heeft naast haar dagelijkse dienstverlening een aantal speerpunten voor 2007, die een bijdrage leveren aan bovenstaande doelstelling. De belangrijkste speerpunten zijn:

• Evaluatie van het in 2004 gerealiseerde BZK-brede verbetertraject Leeuwensprong, waarin de verbetering van de bedrijfsvoering centraal stond.

• Uitvoeren van het traject Radar om de media-alertheid en politiek-bestuurlijke sensitiviteit van BZK-medewerkers verder te ontwikkelen.

• Professionalisering van de communicatiefunctie, zowel ten aanzien van de interne communicatie als de externe communicatie.

Operationele doelstelling 12.2

Op grond van de Wet van 10 december 1970, Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, komen een aantal uitgaven van het Koninklijk Huis ten laste van de begroting van BZK. Het betreft een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis en een subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.

13. Nominaal en Onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 13: Nominaal en onvoorzien2005200620072008200920102011
Verplichtingen02 017 25910 408319– 260– 1 139– 1 930
        
Uitgaven017 25910 408319– 260– 1 139– 1 930
13.1 loonbijstelling0000000
13.2 prijsbijstelling0000000
13.3 onvoorzien017 25910 408319– 260– 1 139– 1 930

17. VUT-Fonds

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
Artikel 17: Vutfonds2005200620072008200920102011
Verplichtingen0000000
        
Uitgaven00800 000300 000900 00000
17.1 Vutfonds00800 000300 000900 00000
        
Ontvangsten   27 68038 24072 02271 434

De uitgaven zijn volledig juridisch verplicht.

Motivering

De onderhandelingen tussen de sociale partners bij de overheid over Vut/prepensioen/levensloop (VPL) zijn in het najaar 2005 afgerond. Vanwege de dubbele lasten van enerzijds de omslaggefinancierde regeling voor 56-plussers en anderzijds de structurele kosten van de kapitaalgedekte nieuwe regeling ontstaat in de periode 2007–2012 een tekort ten opzichte van een stabiel premiepad. Dit tekort wordt in de periode 2013–2016 geheel ingelopen.

Het Vut-fonds heeft in de eerste periode een financieringsbehoefte van € 2 miljard, waarin zal worden voorzien door een rentedragende lening die in de periode 2007–2009 in drie tranches wordt verstrekt en die in de periode 2014–2016 zal worden afgelost (met de mogelijkheid van vervroegde aflossing). De exacte omvang van de verschillende tranches is in de leenovereenkomst vastgelegd. Deze lening is daarmee een cruciaal onderdeel van het VPL-akkoord. De uitgaven die hiermee samenhangen, worden in de begrotingen voor 2007–2009 opgenomen. In de ontwerpbegrotingswet 2007 is de eerste tranche van de hoofdsom van de lening opgenomen (€ 800 mln.). Daarnaast worden in de meerjarencijfers (2007 t/m 2011) de geraamde uitgaven (inclusief de tweede en derde tranche) en ontvangsten (rente) gemeld. De autorisatie voor de verplichting voor het aangaan van de lening door de Staat is voorgelegd aan de Staten-Generaal bij suppletore begroting BZK 2006.

Vanwege de rol van de minister van BZK als coördinerend bewindspersoon voor het overheidspersoneelsbeleid, is in overleg met de minister van Financiën ervoor gekozen om de lening via een artikel op de begroting van BZK te laten lopen. Tussen de ministers van BZK en Financiën is afgesproken dat wanneer het Vut-fonds onverhoopt in gebreke blijft bij de aflossing van de lening en/of de rentebetaling, dit tekort zal worden afgeroomd van de jaarlijkse arbeidsvoorwaardenbijdrage aan de sectoren.

De tussen de Staat en het VUT-Fonds overeengekomen afspraken rond de lening zijn in het eerste kwartaal van 2006 door de respectieve partijen en hun juridisch adviseurs vertaald naar de leenovereenkomst, die eind april 2006 door beide partijen is ondertekend.

Op 18 april 2006 is door de minister van BZK een brief naar de Tweede Kamer1 gestuurd, waarin de Kamer op de hoogte wordt gebracht van de uitvoering van het VPL-akkoord en over de budgettaire gevolgen hiervan voor de begroting van BZK in 2007 en volgende jaren.

B.3. DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

1. Management control systeem

Management control binnen BZK is mede door de rijksbrede ontwikkelingen steeds meer van de manager zelf. Waar de bedrijfsvoering in het verleden zich beperkte tot de financiële administratie en het beheer, behelst management control nu zowel het sturen als beheersen van de hele organisatie.

In het Audit Committee worden de opzet en de werking van het management control systeem (MCS) periodiek besproken met het doel meer samenhang te brengen tussen enerzijds de instrumenten van het MCS en de werkzaamheden van de financiële kolom en anderzijds het management. Het gaat daarbij om het op hoofdlijnen borgen van de kwaliteit van de departementale bedrijfsvoeringprocessen.

Ook in 2007 besteedt BZK aandacht aan de werking en het verder ontwikkelen van het management control systeem (MCS). Een goed werkend MCS is immers noodzakelijk om de efficiënte en effectieve uitvoering van de beleidsprioriteiten die in de begroting zijn neergelegd te volgen en zo nodig bij te sturen.

Kwaliteitstraject financiële kolom

In 2006 is een aantal stappen gezet om de kwaliteit en de werking van de financiële kolom binnen BZK te verbeteren. In 2007 wordt het verbetertraject voortgezet. Het gaat ondermeer om een kwalitatieve en kwantitatieve uitbreiding van de directie Financieel – Economische Zaken (FEZ), versterking van de regiefunctie van FEZ en bevordering van de samenwerking tussen verschillende actoren in de financiële kolom, in het bijzonder tussen FEZ als concerncontroller en de controllers van de directoraten-generaal. Een sterkere regiefunctie van FEZ leidt ertoe dat de informatie over de bedrijfsvoering en het gevoerde beleid beter kan worden getoetst.

Werkafspraken

De werkafspraken sluiten aan bij de beleidsprioriteiten in de begroting. De werkafspraken zijn onderwerp van een periodieke dialoog tussen (top)ambtenaren over wat men van elkaar mag verwachten en hoe het staat met de realisatie van de beleidsprioriteiten. Het maken en onderhouden van werkafspraken is daarmee essentieel voor een resultaatgericht optreden van het departement. Uit evaluatie van de werkafspraken blijkt dat het risicomanagement een steeds prominentere rol begint te spelen aan het begin van de managementcyclus. Het beschikken over juiste risico-informatie en sturingsinformatie is immers cruciaal voor de interne sturing en beheersing en de (externe) verantwoording. In 2007 zal BZK de risico’s en beheersingsmaatregelen een prominentere rol geven binnen de werkafspraken. Dit sluit ook goed aan bij de introductie van het management statement waarin de manager dient aan te geven in hoeverre hij of zij «in control» is.

Invoering management statement

Onderdeel van de rijksbrede implementatie van het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) Regeldruk en Controletoren is de rijksbrede invoering van het zogenoemde management statement. In het management statement doet de manager een uitspraak over de mate van interne beheersing c.q. het «in control» zijn van zijn dienstonderdeel. Anders gezegd, met het management statement legt de ambtelijke departementsleiding verantwoording af over de gemaakte keuzes in relatie tot de prestaties, de risico’s, de doelmatigheid en rechtmatigheid van de uitgaven. Begin 2007 wordt binnen elk departement voor het eerst een intern management statement afgegeven over het verslagjaar 2006.

Beheerrapportage

De beheerrapportage biedt de manager ieder kwartaal een overzicht van de feitelijke stand van zaken op de beheergebieden (PIOFACH). De beheerrapportage is daarmee een belangrijke informatiebron voor de manager. In 2007 zal worden gekeken op welke wijze de beheerrapportage verder kan worden uitgebouwd tot controlinstrument, door bijvoorbeeld kritische vragen te stellen over de feitelijke informatie.

Bovenstaande activiteiten komen eveneens tegemoet aan de – in het rechtmatigheidonderzoek bij het jaarverslag 2005 – door de algemene rekenkamer geconstateerde onvolkomenheid ten aanzien van de werking van het MCS. Dit betrof de positie van FEZ als concerncontroller, de samenwerking en taakverdeling tussen de actoren in de financiële kolom, en de verdere ontwikkeling van de instrumenten van het MCS zodat zij de control van het departement als geheel afdekken.

2. Toezicht

In het kader van het kwaliteitstraject binnen de financiële kolom (zie hiervoor) is in 2006 een centrale eenheid Toezicht opgericht. Deze eenheid is ondergebracht bij de directie FEZ en versterkt haar kaderstellende en toetsende rol op dit terrein. In 2007 zal deze nieuwe eenheid volwaardig haar taak uitvoeren. De eenheid stelt de kaders voor de wijze waarop de aansturing van de agentschappen van BZK plaatsvindt en de kaders op het gebied van toezicht op ZBO’s, RWT’s en stichtingen. Daarnaast toetst deze eenheid of de aansturing van agentschappen en het toezicht op ZBO’s, RWT’s en stichtingen in opzet voldoet aan de gestelde rijksbrede en BZK-kaders. Op termijn zal de toezichteenheid gaan fungeren als adviesorgaan en kenniscentrum binnen BZK op het gebied van (oprichting van) agentschappen en het toezicht op zelfstandige organisaties.

3. Projectbeheersing

Binnen BZK worden steeds meer programma’s of projecten uitgevoerd, zowel op het gebied van beleid als op het gebied van de bedrijfsvoering. In 2007 wordt extra aandacht besteed aan de voorwaarden voor een goede sturing en beheersing van programma’s en projecten. Bijvoorbeeld waar het gaat om de invulling van het opdrachtgeverschap, het zo concreet mogelijk maken van de doelen, en een goede risicoanalyse vooraf.

B.4. DE BATEN-LASTENDIENSTEN

B.4.1. BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS EN REISDOCUMENTEN

1. Inleiding

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) is de spil in de identiteitsinfrastructuur voor het vastleggen, beheren, verstrekken en gebruiken van persoonsgegevens voor burgers en organisaties met een publieke taak. Belangrijkste taak is het in stand houden en ontwikkelen van het GBA-stelsel (Gemeentelijke Basisadministratie) en de reisdocumentenketen zoals neergelegd in de wet GBA en de Paspoortwet. De belangrijkste producten van BPR zijn het beheer van de GBA, de beheervoorziening voor het Burger Service Nummer (BSN) en de reisdocumenten.

BPR voert onder andere de volgende taken uit:

• Het beheer van het GBA-netwerk en de reisdocumentenketen.

• Het beheer van de beheervoorziening BSN.

• Het bijhouden van een basisregister en signaleringsregister voor reisdocumenten.

• De ontwikkeling en uitvoering van kwaliteitsbeleid voor GBA en reisdocumenten.

• De voorbereiding van het beleid en de wet- en regelgeving voor GBA en reisdocumenten.

• Het autoriseren van afnemers voor gegevens uit de GBA.

• Het geven van voorlichting en ondersteuning aan burgers en overheden over GBA en reisdocumenten.

Daarnaast worden bij BPR twee vernieuwingsprojecten uitgevoerd:

• De modernisering van de GBA naar aanleiding van het rapport van de Commissie Snellen.

• De invoering van de generatie elektronische reisdocumenten en vervanging van de infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten.

De kosten voor het beheren van de GBA worden doorberekend aan de gebruikers (gemeenten en afnemers) in de vorm van een kostendekkend tarief. BSN wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van BZK. De kosten komen voor rekening van de begroting van BZK. De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen en de kosten van de productie en distributie van de reisdocumenten worden gedekt uit het tarief dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties. De leges zijn per 26 augustus 2006 verhoogd als gevolg van de invoering van de elektronische reisdocumenten met chip en gezichtsopname. De taken van BPR voor beleidsontwikkeling en wet- en regelgeving worden door de opdrachtgever bekostigd. De kosten van beide projecten worden door de opdrachtgever betaald uit de rijksbegroting en gefinancierd uit een lening bij het ministerie van Financiën. De rente en aflossing van die lening worden doorberekend in de prijs van de reisdocumenten en het tarief van de GBA.

2. Vermogensontwikkeling

Het eigen vermogen van BPR blijft in absolute termen in de komende jaren gelijk doordat er wordt uitgegaan van een sluitende exploitatie. Ten opzichte van de gemaximeerde omvang daalt het eigen vermogen omdat de gemiddelde jaaromzet toeneemt. De activiteiten voor BSN en de invoering van biometrie op de reisdocumenten leidt tot een hogere jaaromzet en lasten. Materiële activa worden niet met leningen gefinancierd en BPR heeft geen voorzieningen op de balans opgenomen.

Weerstandsvermogen 2007 e.v.Baten-lastendienst BPR
 2005200620072008200920102011
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)347%69%60%55%62%64%64%
Materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)nvtnvtnvtnvtnvtnvtnvt
Verloop voorzieningen (x € 1 000)nvtnvtnvtnvtnvtnvtnvt

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF /boekwaarde MVA] * 100

3. Investeringen

De investeringen vinden vooral in 2006 plaats (€ 39,8 mln.) en in beperkte mate in 2007 (€ 8,7 mln.). In 2006 wordt er voor het reisdocumentenprogramma geïnvesteerd in de vervanging van de infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten (RAAS) en het uitwerken van de opzet centrale reisdocumentenadministratie (CRA). Voor de modernisering van de GBA wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van onder andere de voorziening voor de centrale gegevensverstrekking GBA en de bouw van een database als onderdeel van het complete systeem voor burgerzaken. De investeringen voor de modernisering van de GBA lopen door tot en met 2009. Voor beide investeringen wordt een lening opgenomen bij het ministerie van Financiën. De aflossing van de leningen vindt plaats vanaf 2006.

Daarnaast wordt er voor de eigen organisatie geïnvesteerd in kantoorautomatisering. Dit leidt tot het volgende kasstroomoverzicht voor de periode 2005 tot en met 2011.

Kasstroomoverzicht 2007 (x € 1 000)Baten-lastendienst BPR
 2005200620072008200920102011
1. Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)10 64319 81819 81819 81819 81819 81819 818
        
2. Totaal operationele kasstroom10 51910 15810 16310 16310 16310 1638 492
        
3a. -/- totaal investeringen– 1 633– 39 800– 6 400– 400– 400– 400– 400
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen0000000
3. Totaal investeringskasstroom– 1 633– 39 800– 6 400– 400– 400– 400– 400
        
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederministerie– 1 353000000
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie0000000
4c. –/– aflossingen op leningen0– 9 758– 9 763– 9 763– 9 763– 9 763– 8 092
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit1 64239 4006 0000000
4. Totaal financieringskasstroom28929 642– 3 763– 9 763– 9 763– 9 763– 8 092
        
5. Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln)19 81819 81819 81819 81819 81819 81819 818

4. Exploitatie

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van BPR is een kostendekkende exploitatie. Er is in de komende jaren een forse stijging in zowel de baten als de lasten. De baten en lasten nemen toe als gevolg van de invoering van biometrie. De lasten worden doorberekend in het tarief van het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart. De kosten van de prijsbevriezing van de identiteitskaart op het niveau van 2005 en de verstrekking van een gratis identiteitskaart aan 14-jarigen worden vergoed door het moederdepartement. De prijsbevriezing van de identiteitskaart geldt voor 2006 en 2007. In 2008 is er geen bijdrage meer van het moederdepartement en stijgt de prijs van de identiteitskaart. Aan de lastenkant is ook zichtbaar de rente en de afschrijving van de investeringen die zijn gedaan voor het reisdocumentenprogramma en de modernisering van de GBA.

Met ingang van 2006 heeft BPR de beheervoorziening BSN in beheer genomen. Dit leidt tot hogere personele en materiële kosten die worden vergoed door de opdrachtgever, het ministerie van BZK. Verder wordt vanaf medio 2006 de centrale gegevensverstrekking van de GBA uitgerold bij BPR als onderdeel van de modernisering van de GBA. De extra beheerlasten worden met ingang van 2007 doorberekend aan de gebruiker.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2007 (x € 1 000)Baten-lastendienst BPR
 2005200620072008200920102011
Baten       
Opbrengst moederministerie6 99357 78734 12213 96413 96413 96413 964
Opbrengst overige ministeries1 764000000
Opbrengst derden59 01376 02170 36082 08482 08482 08482 084
Rentebaten1910200200200200200
Buitengewone baten0000000
Exploitatiebijdrage0000000
Totaal baten67 961133 808104 68296 24896 24896 24896 248
        
Lasten       
Personele kosten6 4436 9597 0987 2407 3857 5337 683
Materiële kosten53 130115 11486 12478 23977 87178 01679 830
Rentelasten61 5771 297606829536243
Afschrijvingskosten37910 15810 16310 16310 16310 1638 492
* materieel379400400400400400400
* immaterieel09 7589 7639 7639 7639 7638 092
Dotaties voorzieningen0000000
Buitengewone lasten0000000
Totaal lasten59 958133 808104 68296 24896 24896 24896 248
        
Saldo van baten en lasten8 003000000

Toelichting bij de baten

De opbrengst van het moederdepartement bestaat uit de vergoeding voor de prijsbevriezing van de identiteitskaart (€ 22 mln. in 2007), de gratis verstrekking van een identiteitskaart aan 14-jarigen (€ 6 mln. in 2007) en het beheren van de beheervoorziening BSN (€ 2,0 mln. in 2007). Het CBS participeert als enige afnemer van de GBA niet in het financieringsmodel. Voor het berichtenverkeer voor het CBS wordt een bijdrage van BZK ontvangen van € 0,6 mln. Daarnaast draagt BZK bij in de kosten van de beleidstaken op het gebied van wet- en regelgeving (€ 0,4 mln.) De opbrengst van derden betreft:

1. de opbrengst van de gebruikers van de GBA. Vanaf 2007 is er sprake van de centrale gegevensverstrekking GBA als onderdeel van de modernisering. Er wordt voor het totale beheer van de GBA een opbrengst van ca. € 14 mln. geraamd. Daarnaast worden de rente en aflossing van de lening, die is afgesloten voor de investering in de modernisering van de GBA, vanaf 2007 betaald uit een opslag in de berichtprijs van de GBA.

2. de opbrengst van de tarieven voor de reisdocumenten die BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties. Er wordt in 2007 uitgegaan van 1,8 miljoen paspoorten en 1,2 miljoen identiteitskaarten (waarvan 0,2 mln. voor 14-jarigen) en de tarieven van de reisdocumenten per 26 augustus 2006 (na invoering van de gezichtsopname).

Toelichting bij de lasten

De lasten bestaan uit personele en materiële lasten. De personele lasten zijn gebaseerd op een formatie van 96 FTE en de gemiddelde kostprijs per FTE. Ook de kosten voor opleiding en werving en de inhuur van tijdelijk personeel bij vervanging voor ziekte en dergelijke worden hier verantwoord. De personeelslasten worden volgens een vaste verdeelsleutel toegedeeld aan de producten en projecten van BPR. Het materiële budget omvat o.a. de huisvestingskosten, de kosten van kantoorautomatisering en kantoorbenodigdheden. De raming van de kosten van het materiële budget is gebaseerd op de ervaring in voorgaande jaren. Voor huisvesting wordt in 2007 expliciet rekening gehouden met de uitbreiding van de personele capaciteit voor BSN. Ook de materiële kosten worden met een vaste verdeelsleutel doorberekend in de producten en projecten.

De materiële lasten omvatten ook de operationele kosten die direct nodig zijn ten behoeve van een product van BPR, zoals bijvoorbeeld de netwerkkosten ten behoeve van de GBA en de productiekosten van de reisdocumenten. Deze directe kosten worden toegerekend aan het betreffende product.

In 2006 en 2007 wordt een beroep gedaan op de leenfaciliteit voor de vervanging van de RAAS, het uitwerken van de opzet CRA en de modernisering van de GBA. De rente en afschrijving worden doorberekend in de prijs van het reisdocument en het tarief GBA. Voor kantoorautomatisering geldt een afschrijvingstermijn van 3 jaar en voor kantoorinventaris 5 jaar. De afschrijvingskosten worden net als de materiële kosten doorberekend in de producten.

B.4.2. CENTRALE ARCHIEF SELECTIEDIENST

1. Inleiding

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) waardeert, verrijkt en beheert overheidsinformatie en draagt eraan bij, dat de overheid voldoet aan archiefwettelijke verplichtingen. De CAS is hiermee de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers, zijnde alle ministeries en Hoge Colleges van Staat, «werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking» (KB CAS 12 december 1996).

2. Vermogensontwikkeling

Het te hoge eigen vermogen 2005 zal worden afgeroomd middels een terugstorting ad € 142 402,– aan het moederdepartement.

Weerstandsvermogen 2007 e.v.Baten-lastendienst CAS
 2005200620072008200920102011
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)181%100%100%100%100%100%100%
Materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)22%21%10%3%0%0%0%
Verloop voorzieningen (x € 1 000)n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

3. Investeringen

De investeringen van de CAS zijn gericht op de continuïteit van de bedrijfsvoering. Zij richten zich vooral op inventaris- en automatiseringbehoefte.

Kasstroomoverzicht 2007 (x € 1 000)Baten-lastendienst CAS
 2005200620072008200920102011
1. Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)1 0991 4031 0174304– 330
        
2. Totaal operationele kasstroom65326175242314305316
        
3a. –/– totaal investeringen– 349– 295– 569– 618– 328– 272– 272
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen       
3. Totaal investeringskasstroom– 349– 295– 569– 618– 328– 272– 272
        
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederministerie  – 142    
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie       
4c. –/– aflossingen op leningen – 117– 51– 50– 23  
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit       
4. Totaal financieringskasstroom0– 117– 193– 50– 2300
        
5. Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln.)1 4031 0174304– 33044

Voor investeringen wordt geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit, enerzijds omdat de financiële middelen bij de CAS voorradig zijn, anderzijds omdat het totaalbedrag aan in aanmerking komende investeringen het minimum van € 500 000 per jaar niet haalt.

4. Exploitatie

De CAS werkt met een kostendekkende exploitatie. Financiering van de exploitatie vindt voor ca. 70 % plaats door het moederministerie. De zorgdragers hebben trekkingsrecht op het door het moederministerie beschikbaar gestelde budget. Hieraan wordt invulling gegeven door middel van het stelsel van Raamconvenanten. Naast de reeds lopende, meerjarige projecten wordt de beschikbare capaciteit, in overleg met het moederministerie en de zorgdragers, nader ingevuld. De definitieve invulling voor 2007 wordt rond oktober 2006 verwacht. Het resterende deel van de exploitatie genereert de CAS door middel van activiteiten die niet onder het convenantenstelsel vallen. Deze activiteiten richten zich hoofdzakelijk op opslag- en beheer van archiefbescheiden van alle departementen en het verrichten van archiefbewerkingactiviteiten die buiten het convenantenstelsel om worden aangenomen. Voor 2007 zullen laatstgenoemde activiteiten in het teken van het wegwerken van de achterstanden in archiefbewerking t/m 1975 staan.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2007 (x € 1 000)Baten-lastendienst CAS
 2005200620072008200920102011
Baten       
Opbrengst moederministerie4 6754 7784 4074 6554 6554 6554 655
Opbrengst overige ministeries2 3202 3643 0593 3683 6183 5653 550
Opbrengst derden       
Rentebaten10      
Buitengewone baten436      
Exploitatiebijdrage233248248    
Totaal baten7 6747 3907 7148 0238 2738 2208 205
        
Lasten       
Personele kosten4 8624 8865 0745 0745 0745 0745 074
Materiële kosten2 0992 0272 1242 3392 5502 5382 525
Rentelasten129632251812
Afschrijvingskosten387468510578624590594
* materieel387468510578624590594
* immaterieel       
Dotaties voorzieningen       
Buitengewone lasten       
Totaal lasten7 3607 3907 7148 0238 2738 2208 205
        
Saldo van baten en lasten314000000

5. Productiecapaciteit en tarifering

De capaciteit bij de CAS is door BZK vastgesteld op 110 fte. Hiervan wordt 87,11 fte direct productief ingezet. De gemiddelde productiviteit wordt begroot op 1 400 uur per direct productieve formatieplaats. De CAS hanteert vanaf 2007 drie verschillende tarieven voor haar te verrichten bedrijfsactiviteiten, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden.

Productiecapaciteit en tarifering voor het jaar 2007Baten-lastendienst CAS
6,00formatieplaatsen à 1 500 uur per jaar9 000
76,05formatieplaatsen à 1 400 uur per jaar106 050
5,06formatieplaatsen à 1 000 uur per jaar5 060
 totaal 87,11 fte productiepersoneel120 110
 inhuurkrachten3 500
 totale productiecapaciteit123 610
 tariefgroep specialisten€ 85,00
 tariefgroep archiefbewerking€ 52,00
 tariefgroep uitlening€ 45,50

Toelichting: van de groep formatieplaatsen a 1 400 uur maken 2 medewerkers gebruik van de Regeling Arbeidsparticipatie Senioren (PAS-regeling), vandaar minder dan 76,05 x 1 400 uur bij deze groep.

Budget in relatie tot productiecapaciteit voor het jaar 2007

Het convenanten-stelsel impliceert een relatie tussen het budget van de CAS en de beschikbare productiecapaciteit ten behoeve van het moederministerie. Voor het jaar 2007 is een budget beschikbaar ter hoogte van € 4,4 mln. Afgezet tegen de verschillende tariefgroepen, op basis van de verwachte complexiteit van de aan te leveren archieven, vertaalt dit zich in een beschikbaar productievolume van in totaal ruim 77 000 uur.

Budget in relatie tot productiecapaciteit voor het jaar 2007Baten-lastendienst CAS
Opbrengst moederministerie € 4 407 000
Verantwoord als exploitatiebijdrage € 248 000
Totaal te besteden € 4 159 000
   
Besteding:  
Tariefgroep specialisten€ 85,004 552 uur
Tariefgroep archiefbewerking€ 52,0072 540 uur
Totaal 77 092 uur

B.4.3. KORPS LANDELIJKE POLITIEDIENSTEN (KLPD)

1. Inleiding

Het Korps landelijke politiediensten (KLPD) is onderdeel van de Nederlandse politie. Sinds 1998 heeft het KLPD de status van agentschap. Binnen het korps zijn op hoofdlijnen drie soorten taken te onderkennen:

• De zelfstandige taak omvat taken die om redenen van efficiency en (inter)nationale belangen aan het KLPD zijn opgedragen.

• De ondersteunende taak heeft betrekking op specifieke deskundigheid of taken die vanwege efficiënte allocatie van middelen aan het korps zijn opgedragen.

• De coördinerende taak waarbij het korps de samenwerking binnen de Nederlandse politie en andere handhavingdiensten faciliteert.

In de begroting 2007 en de meerjarencijfers tot en met 2011 zijn de volgende ontwikkelingen opgenomen:

Sterkte afspraak

Conform de sterkte-afspraak moet het KLPD een sterkte realiseren in 2007 ter grootte van 4715 fte’s oplopend tot 4814 fte’s ultimo 2010. Deze aantallen zijn gebaseerd op de gemaakte afspraak per 31 december 2005.

Luchtvloot

In 2005 is het contract met de contractant van de helikopters ontbonden. De verwachting is dat de juridische afwikkeling eind 2006/begin 2007 is afgerond. Een nieuwe Europese aanbesteding is inmiddels gestart. In de onderhavige begroting is ervan uitgegaan dat de helikopters vanaf het jaar 2008 worden geleverd. De commissie Van Maanen zal voor het van eind 2006 een aanbeveling doen over welk type helikopter voor de inzet en de training van de Dienst Speciale Interventies geëigend is.

Nieuwe taken:

Dienst Speciale Interventies

  Het stelsel van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dat een repressief antwoord moet geven op ernstige vormen van geweld en/of terrorisme bestaat uit eenheden van politie en defensie. Mede op grond van het rapport «De herinrichting van het stelsel van speciale eenheden» van 25 mei 2004 is besloten tot herstructurering van het totale stelsel van speciale eenheden. De herstructurering heeft tot doel de samenhang in het huidige stelsel aan te brengen en wordt daartoe in één hand ondergebracht. Hiertoe is een nieuwe overkoepelende dienst ingericht, te weten de Dienst Speciale Interventies. Deze dienst moet alle voorkomende vormen van ernstig geweld c.q. terrorisme over het gehele geweldsspectrum het hoofd kunnen bieden. Beheersmatig wordt de dienst ondergebracht bij het Korps landelijke politiediensten. Per 1 juli 2006 is de Dienst Specialistische Interventies formeel opgericht. Beheersmatig wordt de dienst ondergebracht bij het Korps landelijke politiediensten. Per 1 juli 2006 is de DSI formeel opgericht.

NCIPS

  Per 6 april 2000 hebben de ministers van Justitie en BZK alsook het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie het Nederlands Centrum voor Internationale Politie Samenwerking (NCIPS) opgericht. Het NCIPS werd destijds ondergebracht bij het Nederlands Politie Instituut.

  Op grond van evaluaties zijn conclusies en aanbevelingen geformuleerd die er toe leiden dat per 1 juli 2006 het NCIPS wordt ondergebracht bij het KLPD. Het NCIPS zal tezamen met de Dienst Internationale Netwerken worden omgevormd tot de Dienst Internationale Politiesamenwerking.

Ter Beschikkinggestelden van de Staat (TBS)

  In het Kamerdebat van 16 juni 2005 is verzocht om maatregelen die de risico’s voor de samenleving, die inherent aan het TBS-systeem zijn verbonden, te verkleinen. Eén van de maatregelen is om de opsporing geheel centraal te beleggen. Hiertoe is per 1 januari 2006 een Landelijk Meldpunt Onttrekkingen bij het Landelijk Parket ingericht. Binnen het KLPD wordt zowel de informatiecoördinatie als de operationele opsporing uitgevoerd. Dit brengt naast een uitbreiding van de huidige al belegde informatie-coördinatietaak ook mee dat er een opsporingsteam binnen het KLPD wordt opgericht.

Unit Landelijke Interceptie

  Per 1 september 2005 is de Landelijke Interceptie Organisatie overgedragen van Coöperatieve Informatiemanagement Politie (CIP) naar het KLPD. De taak is ondergebracht in de Unit Landelijke Interceptie. Doelstelling van deze overdracht is tweeledig: enerzijds het samenbrengen van alle landelijke interceptiefaciliteiten op het gebied van telefonie, internet en satelliet en anderzijds het hierdoor beter kunnen inspelen op nieuwe en bestaande technologische ontwikkelingen. Van deze faciliteiten wordt naast de reguliere politiekorpsen gebruik gemaakt door de AIVD en de bijzondere opsporingsdiensten. De financiering vindt budgetneutraal plaats door doorberekening van de lasten aan de gebruikers per afgenomen faciliteit.

2. Vermogensontwikkeling

Gegeven het geprognosticeerde saldo van baten en lasten zoals is opgenomen in de meerjarenbegroting wordt het eigen vermogen eind 2007 geraamd op ongeveer € 11,0 mln.

Weerstandsvermogen 2006 e.v.Baten-lastendienst KLPD
 2005200620072008200920102011
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)43%46%46%44%43%43%43%
Materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)51%37%34%46%55%56%57%
Verloop voorzieningen (x € 1 000)12 3425 8424 3422 7762 7761 0001 000

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Bij de berekening van het percentage vaste activa dat wordt gefinancierd met leningen is uitgegaan van de boekwaarde van de activa bij gerealiseerde vervanging.

Het verloop van de voorzieningen geeft het saldo ultimo het jaar aan na de onttrekking aan de voorzieningen.

Het verloop heeft met name betrekking op de voorzieningen voor de reorganisatie Nationale Recherche, het aandeel voor het eigen risico bij arbeidsongeschiktheid, de schade/verplichtingen en de vervanging van motoren voor vleugelvliegtuigen.

3. Investeringen

Kasstroomoverzicht 2006 (x € 1 000)Baten-lastendienst KLPD
 2005200620072008200920102011
1. Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)37 04486 70245 28734 26324 21721 56224 608
        
2. Totaal operationele kasstroom69 33319 41929 48532 52540 39044 10446 370
        
3a. –/– totaal investeringen– 17 840– 59 000– 38 000– 68 000– 66 000– 36 000– 36 000
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen1 923200020002000200020002000
3. Totaal investeringskasstroom– 15 917– 57 000– 36 000– 66 000– 64 000– 34 000– 34 000
        
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederministerie0000000
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie0000000
4c. –/– aflossingen op leningen– 3 758– 15 582– 10 652– 10 481– 13 045– 11 058– 11 183
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit011 7486 14333 91034 0004 0004 000
4. Totaal financieringskasstroom– 3 758– 3 834– 4 50923 42920 955– 7 058– 7 183
        
5. Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln.)86 70245 28734 26324 21721 56224 60829 795

Het investeringspatroon wijzigt vanaf 2006 door aanschaffingen van vaartuigen en helikopters. Het KLPD gaat uit van de aanwending van de leenfaciliteit voor de kapitaalintensieve aanschaffingen, zoals helikopters, grote vaartuigen en politiespecifieke automatiseringsystemen. Nog geen rekening is gehouden met het eventueel wijzigende investeringsritme van activa op het gebied van automatisering van verbindingen in het kader van de vorming van de politiebrede ICT-organisaties ISC en CIP en investeringen in vaste activa in verband met nieuwe taken.

4. Exploitatie

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2006 (x € 1 000)Baten-lastendienst KLPD
 2005200620072008200920102 011
Baten       
Opbrengst moederministerie415 018455 480472 597478 270478 291478 410478 410
Opbrengst overige ministeries13 45317 29318 90311 61114 25814 25814 156
Opbrengst derden12 30116 91418 46618 46618 46618 46618 466
Rentebaten1 076500500400300200100
Buitengewone baten2 559000000
Totaal baten444 407490 187510 466508 747511 315511 334511 132
        
Lasten       
Personele kosten298 706303 524314 166308 776302 264302 122301 773
Materiële kosten103 895149 839154 561154 432155 816155 930155 930
Rentelasten2 5661 9702 0642 8144 6354 1823 829
Afschrijvingskosten       
* materieel28 43633 72139 10042 72548 60049 10049 600
* immaterieel       
Dotaties voorzieningen6 127      
Buitengewone lasten3 222      
Totaal lasten442 952489 054509 891508 747511 315511 334511 132
Saldo van baten en lasten1 4551 1335750000

Bij de opstelling van de meerjarenbegroting is als uitgangspunt genomen om een sluitende meerjarenbegroting te presenteren. Wel zijn met name in 2009 en volgende jaren een aantal financiële problemen te overwinnen, zoals extra afschrijvingen i.v.m. duurdere activa (o.a. vaartuigen) en hogere ICT-kosten. In de meerjarenbegroting zijn deze hogere kosten verwerkt. De hogere kosten leggen in de toekomst een druk op de totale bedrijfsvoering bij het KLPD. In de komende periode zal overleg dienen plaats te vinden op welke wijze dit kan worden opgelost.

In de meerjarenraming is rekening gehouden met de gemaakte sterkteafspraak, de gemaakte afspraken omtrent aspiranten, het gewijzigde beleid omtrent de Tor-voorziening, de gevolgen uit de intensivering terrorismebestrijding, de ontwikkelingen in het contract helikopters en de overdracht van activiteiten op het gebied van automatisering en verbindingen aan het ISC en CIP. Verder zijn ook de baten en lasten van de hiervoor genoemde nieuwe taken in de begroting opgenomen.

B.4.4. LANDELIJKE FACILITEIT RAMPENBESTRIJDING

1. Algemeen

Taken en diensten

De aanvraag voor de status baten-/lastendienst per 1 januari 2007 voor het agentschap Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) is ultimo juni 2006 aan de Tweede Kamer verzonden. Bij het verkrijgen van de status zal het agentschap onderdeel blijven van het directoraat generaal Veiligheid . LFR verleent diensten op het gebied van verwerven en beheren van materieel en bijstandteams ten behoeve van de brandweer, politie, geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR) en andere hulpverleningsorganisaties. Vooruitlopend op de formele instemming van de Tweede Kamer is de begroting voor het jaar 2007 opgesteld.

Missie

De missie van de LFR luidt:

«De LFR is een landelijke faciliteit ten behoeve van de partners in de veiligheid met als centrale rol de multidisciplinaire ondersteuning, waaronder bijstand en operationele logistiek.»

De missie is bewust ruim geformuleerd om het agentschap de gelegenheid te bieden haar takenpakket in een bredere klantenkring tot nut te brengen. De missie betekent namelijk dat de taken niet alleen ten behoeve van het departement in het kader van de zorg voor de kwaliteit van het landelijk materieel en bijstandteams worden verricht, maar dat ook andere partners in de veiligheid, zoals brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening, lagere overheden en derden, een beroep op het agentschap kunnen doen.

Doelstellingen

De LFR heeft de volgende algemene doelstellingen:

• Het vertalen van het directiebeleid op het gebied van rampenbeheersing (in het bijzonder de discipline brandweer) naar benodigd materieel, communicatie- en informatiesystemen (CIS), geneeskundige uitrustingen, logistiek, voorzieningen voor de waarschuwing van de bevolking en eisen ten aanzien van arbeidsveiligheid, voor zover dit aan het agentschap is opgedragen.

• Het verwerven, beheren, registreren en distribueren van materieel en materialen ten behoeve van het grootschalige optreden bij de rampenbestrijding of ten behoeve van de fysieke veiligheid.

• Het ontwikkelen, ondersteunen en faciliteren van bovenregionale activiteiten ter bevordering van de kwaliteit van bijstandteams.

• Het vormgeven aan shared-services voor operationele diensten.

De LFR vervult hiertoe niet alleen taken op het gebied van uitvoering en beheer, maar formuleert ook operationele richtlijnen en standaards. Het agentschap is er voor de brandweer, de GHOR-regio’s, de politie en andere partners in de veiligheid en draagt dit in de communicatie met deze operationele partners uit, mede door een klantgerichte instelling van zijn medewerkers.

Uitgangspunten

Bij het verkrijgen van de status agentschap zal de LFR op termijn een meer klant- en resultaatgerichte organisatie worden. Mede door de verzelfstandiging beoogt de LFR in de komende jaren slagvaardiger te worden door ondermeer verbetering van de dienstverlening, de bedrijfsvoering, het inspelen op nieuwe ontwikkelingen en verdere professionalisering. Bij de opstelling van de begroting is uitgegaan van de aanname dat de omvang van de opdrachtenportefeuille vooralsnog niet substantieel zal wijzigen.

2. Begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten over de periode 2007 tot en met 2011 is in onderstaand overzicht weergegeven.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2007 (x € 1 000)Baten-lastendienst Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding
 20072008200920102011
Baten     
Opbrengst moederministerie10 50410 79210 90410 86310 659
Opbrengst overige ministeries9393939393
Opbrengst derden366471366374381
Rentebaten    2
Buitengewone baten     
Exploitatiebijdrage     
Totaal baten10 96311 35611 36311 33011 135
      
Lasten     
Personele kosten2 7042 7042 7042 7042 704
Materiële kosten8 0888 5168 5108 4648 275
Rentelasten711610
Afschrijvingskosten126138138138138
* materieel126138138138138
* immaterieel     
Dotaties voorzieningen     
Buitengewone lasten     
Totaal lasten10 92511 36811 35811 30711 117
      
Saldo van baten en lasten38– 1252318

De omzetbepaling is gebaseerd op transacties die voor eigen rekening en risico van de LFR zijn.

De fluctuatie in het meerjarige saldo van baten en lasten is marginaal te noemen. Grotere verschillen zullen naar verwachting ook niet ontstaan daar de LFR zoveel mogelijk op basis van marktconforme tarieven de dienstverlening zal uitoefenen.

3. Overzicht vermogensontwikkeling

De ontwikkeling van het eigen vermogen over 2007 tot en met 2011 is in onderstaand overzicht opgenomen. Hierbij gaat de LFR uit van een start per 1 januari 2007 met een eigen vermogen van € 0.

Weerstandsvermogen 2007 e.v.Baten-lastendienst Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding
 20072008200920102011
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)7%5%6%10%13%
Materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)
Verloop voorzieningen (x € 1 000)

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

4. Kasstroomoverzicht

Het gemiddelde investeringsbedrag zal rond de € 0,035 mln. liggen en het betreft met name vervangingsinvesteringen. Incidenteel zal er stijging te zien zijn, zoals dat zich in 2010 voordoet. De stijging heeft te maken met de vervangingsinvestering in de kantoorautomatisering. Gelet op de beperking in de regelgeving met betrekking tot het minimale leenbedrag (€ 0,5 mln.), zal geen gebruik worden gemaakt van de regeling leen- en depositofaciliteit. Hiermee rekening houdend komt het kasstroomoverzicht als volgt uit:

Kasstroomoverzicht 2007 (x € 1 000)Baten-lastendienst Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding
 20072008200920102011
1. Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)0132224334424
      
2. Totaal operationele kasstroom165125143161157
      
3a. –/– totaal investeringen3333337133
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
3. Totaal investeringskasstroom– 33– 33– 33– 71– 33
      
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederministerie
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie
4c. –/– aflossingen op leningen
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit
4. Totaal financieringskasstroom
      
5. Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln.)132224334424548

5. Indicatieve Openingsbalans

Indicatieve Openingsbalans voor het jaar 2007 (in € 1 000)Baten-lastendienst Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding
 1–1–2007
Activa 
Immateriële activa 
Materiële activa500
* grond en gebouwen100
* installaties en inventarissen300
* overige materiële vaste activa100
Voorraden0
Debiteuren0
Nog te ontvangen300
Liquide middelen0
Totaal activa800
  
Passiva 
Eigen Vermogen0
* exploitatiereserve0
* verplichte reserves0
* onverdeeld resultaat0
Leningen bij het MvF0
Voorzieningen0
Crediteuren400
Nog te betalen400
Totaal passiva800

Toelichting op de indicatieve openingsbalans LFR:

• De materiële activa bestaan uit grond en gebouwen, de inventaris en installaties, de inrichting voor de bedrijfsvoering waaronder meubilair en kantoorautomatisering en auto’s.

• De post «Nog te ontvangen» betreft vorderingen op in het handelsverkeer.

• De post «Crediteuren» betreft crediteuren uit het handelsverkeer en opgebouwde rechten vakantiegeld.

• De post »Nog te betalen» betreft het saldo van een vooralsnog aan het moederministerie verschuldigde vergoeding voor het in gebruik hebben van bepaalde activa.

B.4.5. P-DIREKT

1. Inleiding

P-Direkt ondersteunt als professioneel dienstverlener de departementen op het gebied van personeelsregistratie en salarisadministratie. De organisatievorm «baten-lastendienst» is daarbij de aangewezen vorm om deze kwaliteitsverbetering en efficiencyvergroting te bevorderen. De resultaatgerichte sturing, ondersteund door een baten-lastenadministratie, bevordert de transparantie door de toerekening van kosten aan geïdentificeerde producten waardoor sturing op kwantiteit, kostprijs en kwaliteit beter mogelijk is.

De beëindiging van de samenwerking met IBM op 13 oktober 2005 is voor het Rijk reden geweest een Alternatieve Aanpak P-Direkt te ontwikkelen. Deze aanpak wordt gekenmerkt door een gefaseerde opbouw en ingebruikname van de dienstverlening (aanbod en vraag), een gefaseerde opbouw van de P-Direkt organisatie en een gefaseerde aansluiting van de departementen. Om de dienstverleningsconcept van P-Direkt conform de Aanpak P-Direkt te realiseren, wordt onder verantwoordelijkheid van P-Direkt een centraal systeem voor P-dossiers en een portaal voor zelfbediening ontwikkeld. Na ontwikkeling zullen deze door P-Direkt worden beheerd. Eveneens worden voor deze systemen relevante HR-processen rijksbreed geharmoniseerd en waar mogelijk vereenvoudigd. Ook deze worden daarna door P-Direkt beheerd. Daarnaast wordt onder regie van P-Direkt de departementen die nog niet zijn aangesloten op het salarissysteem van FSC door FSC van het Ministerie van Financiën aangesloten. Als deze aansluiting volledig is gerealiseerd wordt het FSC aan P-Direkt toegevoegd. Over de verdere dienstverleningsontwikkeling van P-Direkt wordt in de komende periode nader besloten.

P-Direkt is in 2006 gestart met specifieke dienstverlening omdat in de tijdelijke baten-lastendienst reeds nu werkende elementen zijn ondergebracht te weten,

• een werkende salarisverwerking voor clusters van ministeries (IPA)

• de bestaande decentrale oplossing voor digitale personeelsdossiers (DRMA) en

• geautomatiseerde ondersteuning van zelfbediening (Emplaza).

Deze werkende elementen worden straks vervangen door de nieuwe dienstverlening.

2. Vermogensontwikkeling

Om eventuele risico’s uit de normale bedrijfsuitoefening op te kunnen vangen wordt weerstandsvermogen opgebouwd.

Vanaf 2008, wanneer de nieuwe dienstverlening grotendeels is ontwikkeld en vanaf wanneer departementen gefaseerd gaan afnemen, wordt een opslag op de tarieven gedaan om de exploitatiebuffer op te bouwen tot de toegestane maximale omvang te bereiken in 2011.

Weerstandsvermogen 2007 e.v.Baten-lastendienst P-Direkt
 20072008200920102011
Weerstandsvermogen tov gemaximeerde omvang (%)0255075100
Materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)100100100100100
Verloop voorzieningen (x € 1 000)00000

Weerstandsvermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

3. Investeringen

P-Direkt investeert in het kader van de Alternatieve Aanpak in een aantal dienstverleningscomponenten die de basis vormen van de integrale dienstverlening.

In 2007 en 2008 wordt voor de opbouw van de organisatie investeringen gedaan in vaste activa voor inventaris en verbouwing van huisvesting.

De investeringen worden gefinancierd door gebruik te maken van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

Kasstroomoverzicht 2007 (x € 1 000)Baten lastendienst P-Direkt
 200620072008200920102011
1. Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)5 27300164402830
       
2. Totaal operationele kasstroom– 11 632– 3 191675 3595 5495 701
       
3a. -/- totaal investeringen– 7 945– 15 380– 10 535000
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen000000
3. Totaal investeringskasstroom– 7 945– 15 380– 10 535000
       
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie000000
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie6 3594 9262 412000
4c. -/- aflossingen op leningen – 1 735– 2 315– 5 121– 5 121– 5 121
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit7 94515 38010 535000
4. Totaal financieringskasstroom14 30418 57110 632– 5 121– 5 121– 5 121
       
5. Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln.)001644028301 410

Het beginsaldo op de rekening courant bestaat uit de liquide middelen van de projectorganisatie P-Direkt die tot 31-12-2005 beheerd werden door IVOP. De tijdelijke baten-lastendienst P-Direkt neemt vanaf 1-1-2006 het beheer hiervan over. Het saldo bestaat voor circa € 1,7 mln. uit nog te betalen bedragen voor 2005 en voor € 3,6 mln. uit gereserveerde budgetten van projecten, die later zullen worden uitgevoerd.

4. Exploitatie

In 2006 is gestart met de dienstverlening van het decentrale systeem voor digitale personeelsdossiers, de zelfbedieningsportal Emplaza en het operationeel opdrachtgeverschap IPA aan een aantal departementen.

Voor de ontwikkeling van de nieuwe dienstverlening naar een door de departementen af te nemen dienstenpakket is naar schatting een periode van 1,5 jaar benodigd. Voor sommige producten is de doorlooptijd van de realisatie korter (bijvoorbeeld bij de beschikbaarheid van de centrale RMA voor de opslag van de personeelsdossiers). Voor deze producten geldt dat de ministeries daarvan dan ook eerder gebruik kunnen maken.

Simultaan hieraan zal ook de organisatie van P-Direkt in de komende jaren in omvang worden opgebouwd waardoor de apparaatslasten evenredig met de dienstverlening oplopen.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2007 (x € 1000)Baten lastendienst P-Direkt
 200620072008200920102011
Baten      
Opbrengst moederdepartement000000
Opbrengst dienstverlening2 9806 63913 86221 66827 99634 736
Rentebaten000000
Exploitatiebijdrage BZK2 60400000
Buitengewone baten7 3644 9262 412000
Totaal baten12 94711 56516 27421 66827 99634 736
       
Lasten      
Onderhoud en Beheer ICT2 0582 8494 7595 0006 7509 000
Totaal Onderhoud en Beheer ICT2 0582 8494 7595 0006 7509 000
       
Apparaatslasten      
* personeel1 7599843 7637 52511 28815 050
* materieel1 0984011 0861 9642 7873 559
Totale apparaatslasten2 8561 3854 8489 48914 07418 609
       
Afschrijvingslasten01 7352 3155 1215 1215 121
* Materieel00580760760760
* Immaterieel01 7352 3155 1215 1215 121
Dotaties voorzieningen000000
Rentelasten6706701 7761 8201 6231 425
Buitengewone lasten7 3644 9262 412000
Totaal lasten12 94711 56516 11021 43127 56834 155
       
Saldo van baten en lasten00164238428580

Baten en lasten van de dienstverlening

De baten uit de dienstverlening bestaan uit de baten van het beheer van de digitale personeelsdossiers, het zelfbedieningsportal, het beheer van de rijksbreed geharmoniseerde en vereenvoudigde HR-processen en de salarisverwerking en -betaling. Naar mate het volume van de dienstverlening de komende jaren toeneemt stijgen tevens de lasten voor het onderhoud en beheer voor de ICT infrastructuur van de dienstverlening.

Exploitatiebijdrage BZK

Doordat de baten van de dienstverlening achterblijven bij de sneller oplopende apparaatslasten ontstaat in 2006 een exploitatietekort. Vanaf 2007 worden de lasten voor onderhoud en beheer van de ICT en de apparaatslasten volledig doorbelast aan de afnemers van de dienstverlening.

Buitengewone baten

Vanwege het beëindigen van de projectorganisatie P-Direkt per 1 juli 2006 valt een deel van het gereserveerde projectbudget vrij. Een deel van dit vrijgevallen projectbudget wordt toegepast ter financiering van de buitengewone lasten.

Apparaatslasten

De personele en materiele lasten nemen de komende jaren in omvang toe door opbouw van de P-Direktorganisatie

Afschrijvingslasten

Dit betreffen de afschrijvingslasten uit hoofde van de investering in de licenties, de applicatie- en configuratiedocumentatie en de dienstverleningscomponenten. In 2008 worden de laatste componenten geactiveerd.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financieringslasten voor de bij het ministerie van Financiën aangegane leningen.

Buitengewone lasten

De buitengewone lasten bestaan uit vier afzonderlijke posten. Ten eerste de huisvestingsverplichting ten aanzien van de locaties te Den Haag en Amersfoort. Het uitgangspunt is dat deze kosten na 2008 niet meer op de begroting van de tijdelijke baten-lastendienst P-Direkt drukken. Ten tweede de onderhoudsvergoeding voor de aangeschafte licenties. Pas vanaf 2008 wanneer de dienstverlening (deels) is ontwikkeld maken de onderhoudskosten onderdeel uit van de tarieven. Ten derde de rentelasten van de leningen voor het ontwikkelcluster. Deze rentelasten worden vanaf 2008 in de tarieven van de dienstverlening opgenomen. Ten vierde de nog resterende personele en materiële lasten van de projectorganisatie over het eerste halfjaar van 2006. Per 1 juli 2006 wordt de projectorganisatie beëindigd.

B.5. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

1. Grondwet en democratie

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
1. Grondweten democratie200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:11 8789 1894 8916 5847 7367 416
1.1 apparaat11 8789 1894 8916 5847 7367 416
1e suppletore begroting 2006:2 6542 533113113113113
1.1 apparaat2 6542 533113113113113
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk2281427098117110
1.1 Apparaat228– 7 986– 1 624– 2 905– 4 059– 4 066
a. Splitsing programmabudget – 6 838– 1 265– 2 550– 3 702– 3 702
b. Kiesraadsplitsing – 1 235– 415– 415– 415– 415
c. Loon en Prijsbijstelling24112285939385
d. Bijdrage interdepartementale projecten– 13– 14– 8– 12– 14– 13
e. Beheerskosten Digidoc – 21– 21– 21– 21– 21
1.2 Programma 6 8931 2792 5883 7613 761
a. Splitsing programmabudget 6 8381 2652 5503 7023 702
b. Loon en Prijsbijstelling 5514385959
1.3 Kiesraad 1 235415415415415
a. Kiesraadsplitsing 1 235415415415415
Stand ontwerpbegroting 2007:14 76011 8645 0746 7957 9667 639
1.1 apparaat14 7603 7363 3803 7923 7903 463
1.2 programma 6 8931 2792 5883 7613 761
1.3 kiesraad 1 235415415415415

1.1.a., b. & 1.2.a. & 1.3.a. Splitsing programmabudget en Kiesraad

Om de verzelfstandiging van de Kiesraad te benadrukken, worden de middelen ondergebracht in een apart artikelonderdeel.

2. Politie

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
2. Politie200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:4 248 5814 334 0194 378 6304 411 6604 443 3604 243 184
2.1 apparaat11 20411 11111 11111 11311 11311 113
2.2 politie op regionaal niveau3 271 8223 315 3643 336 4713 355 7043 374 9043 394 307
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau489 375508 533507 521508 964510 564512 154
2.4 prestatievermogen van de politie70 39470 71670 81670 81670 81670 816
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel199 025210 343224 742237 094247 994254 794
2.6 geneeskundige verzorging politie206 761217 952227 969227 969227 969 
1e suppletore begroting 2006:43 00250 49482 48784 30984 80990 709
2.1 apparaat– 340– 460– 60– 60– 60– 60
2.2 politie op regionaal niveau34 86242 30975 86777 68978 18984 089
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau8 4008 5656 5006 5006 5006 500
2.4 prestatievermogen van de politie000000
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel8080180180180180
2.6 geneeskundige verzorging politie000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:– 117 881– 111 572– 129 671– 127 032– 127 66986 680
2.1 apparaat147– 2016181818
a. personele kosten projecten– 100– 35    
b. Loon en Prijsbijstelling247220221223223223
c. werkgeverschap top management groep – 172– 172– 172– 172– 172
d. Beheerskosten digidoc – 33– 33– 33– 33– 33
2.2 politie op regionaal niveau55 324110 462101 291111 170114 207104 624
a. budgetverdeelsysteem politie 24 00014 00020 00022 00012 000
b. Loon en Prijsbijstelling48 36751 69548 59752 47653 51353 930
c. CAO politie5 4465 4465 4465 4465 4465 446
d. Asiel Politie2296 263196196196196
e. Exploitatiekosten C2000 – 8 600    
f. Landelijke Telefonie Politie 1 3001 3001 3001 3001 300
g. Tolkendiensten TVCN1 2821 2581 2521 2521 2521 252
h. Opsporingsgerelateerde deel gerechtskosten 25 50025 50025 50025 50025 500
i. Capaciteitsuitbreiding Zeehavenpolitie 3 6005 0005 0005 0005 000
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau20 49212 46316 50413 87713 31313 313
a. personele kosten projecten10035    
b. Loon en Prijsbijstelling20 0388 62812 70410 0779 5139 513
c. TerrorismebestrijdingDSI1 0003 8003 8003 8003 8003 800
d. Bijdrage BIBOB– 646     
2.4 prestatievermogen van de politie01 082982982982982
b. Loon en Prijsbijstelling 1 082982982982982
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel– 9 083– 17 607– 20 495– 25 110– 28 220– 32 257
a. Bijdrage interdepartementale projecten– 3 637– 5 361– 5 249– 5 864– 5 974– 6 011
b. Afbouw ziektekostenregeling post-actieven – 4 000– 7 000– 11 000– 14 000– 18 000
c. CAO politie– 5 446– 5 446– 5 446– 5 446– 5 446– 5 446
d. TerrorismebestrijdingDSI – 2 800– 2 800– 2 800– 2 800– 2 800
2.6 geneeskundige verzorging politie– 184 761– 217 952– 227 969– 227 969– 227 969 
Stand ontwerpbegroting 2007:4 173 7024 272 9414 331 4464 368 9374 400 5004 420 573
2.1 apparaat11 01110 63111 06711 07111 07111 071
2.2 politie op regionaal niveau3 362 0083 468 1353 513 6293 544 5633 567 3003 583 020
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau518 267529 561530 525529 341530 377531 967
2.4 prestatievermogen van de politie70 39471 79871 79871 79871 79871 798
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel190 022192 816204 427212 164219 954222 717
2.6 geneeskundige verzorging politie2200000000
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
2. Politie200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:209 976221 167231 184231 184231 184231 184
1e suppletore begroting 2006:00    
Nog niet opgenomen in begrotingsstuk:– 184 761– 217 952– 227 969– 227 969– 227 969– 227 969
Stand ontwerpbegroting25 2153 2153 2153 2153 2153 215

2.2.a Budgetverdeelsysteem politie (BVS)

Zie toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties.

2.2.c & 2.5. CAO politie

De resterende middelen gereserveerd op artikel 2.5 voor de in het najaar van 2005 gesloten CAO voor de politie worden toegevoegd aan artikel 2.2.

2.2.d Asiel Politie

Zie toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties.

2.2.e. Exploitatiekosten C2000

Zie artikel 4.

2.2.f. Landelijke telefonie politie

Zie artikel 4.

2.2.g. Tolkendiensten

Van het ministerie van Justitie wordt een bijdrage ontvangen voor politie- en vreemdelingendiensten. Voor de Politie worden deze tolkendiensten sinds 1 januari 2006 uitgevoerd door TVCN.

2.2.h. Opsporingsgerelateerde deel gerechtskosten

Het beheer van opsporingskosten (bijvoorbeeld tapkosten en kosten voor tolken en vertalers) en het hierbij behorende budget worden overgeheveld van het ministerie van Justitie naar het ministerie van BZK ten gunste van de politie.

2.2.i Capaciteitsuitbreiding Zeehavenpolitie

Zie toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties.

2.3.c. & 2.5.d. Terrorismebestrijding: dienst speciale interventies (DSI)

Op landelijk niveau wordt de Dienst Speciale Interventies (DSI) opgericht. Aangezien het KLPD het beheer voert over de DSI is het KLPD-budget bij Voorjaarsnota 2006 hiervoor opgehoogd. De resterende benodigde middelen voor de DSI worden nu vanuit artikel 2.3. en middels een bijdrage van Justitie toegevoegd.

2.5.a. Bijdrage interdepartementale projecten

Zie artikel 13.3.e.

2.5.b. Afbouw ziektekostenregeling post-actieven

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector Politie (2005–2007) is overeengekomen dat de ouderdomsgepensioneerden vanwege het nieuwe zorgstelsel met ingang van 1 januari 2006 geen bijdrage in hun ziektekosten meer ontvangen. Als tijdelijke compensatie ontvangen de ouderdomsgepensioneerden nog enkele jaren een aflopende toeslag. De hoogte van de toelage is tot stand gekomen met behulp van berekeningen door het CPB en is afhankelijk van de hoogte van het pensioen en de gezinssituatie (voorheen wel of niet een meeverzekerde partner) van het gepensioneerd politiepersoneel.

2.6. Dienst Geneeskundige Verzorging Politie (DGVP; uitgaven en ontvangsten)

Het nieuwe zorgstelsel heeft als gevolg dat de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie ophoudt te bestaan. Dit betekent dat de hierbij gepaarde geldstromen na 2007 verdampt zullen zijn. De meerjarenramingen voor de uitgaven en ontvangsten worden overeenkomstig hieraan aangepast.

4. Partners in Veiligheid

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
4. Partners in veiligheid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:70 99862 30757 31057 31657 31657 316
4.1 apparaat8 6328 6228 6228 6238 6238 623
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau4 2344 1773 1713 1723 1723 172
4.3 ICT-infrastructuur51 13842 73438 74238 74638 74638 746
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau6 9946 7746 7756 7756 7756 775
mutatie NvW 200660000000
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau600     
1e suppletore begroting 2006:41 94528 608– 1 431– 1 544– 1 742– 1 742
4.1 apparaat825488715602404404
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau– 359– 360– 26– 26– 26– 26
4.3 ICT-infrastructuur41 53328 534– 2 066– 2 066– 2 066– 2 066
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau– 54– 54– 54– 54– 54– 54
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:1 48020 599– 482– 485– 486– 487
4.1 apparaat184143144145145144
a. Loon en Prijsbijstelling184168169170170169
b. Beheerskosten Digidoc – 25– 25– 25– 25– 25
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau9111 456674670669669
a. Loon en Prijsbijstelling973845753755755755
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 62– 89– 79– 85– 86– 86
c. Veiligheidsbewustzijn 700    
4.3 ICT-infrastructuur38519 000– 1 300– 1 300– 1 300– 1 300
a. C2000– 2157 300    
b. Exploitatiekosten C2000 8 600    
c. Landelijke Telefonie Politie – 1 300– 1 300– 1 300– 1 300– 1 300
d. FES Vitaal6004 400    
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau      
Stand ontwerpbegroting 2007:115 023111 51455 39755 28755 08855 087
4.1 apparaat9 6419 2539 4819 3709 1729 171
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau5 3865 2733 8193 8163 8153 815
4.3 ICT-infrastructuur93 05690 26835 37635 38035 38035 380
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau6 9406 7206 7216 7216 7216 721
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
4. Partners in veiligheid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:0     
1e suppletore begroting 2006:000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:6004 400    
FES Vitaal6004 400    
Stand ontwerpbegroting 2007:6004 4000000

4.3.a. & 4.3.b. Exploitatiekosten C2000

Steeds verdergaande eisen aan een goede communicatie van de OOV-diensten hebben geleid tot strikte eisen van de gebruikers aan het C2000-netwerk. De voorzieningen die hiervoor getroffen zijn leiden tot een stijging van de exploitatielasten. Deze exploitatielasten zijn besproken in de multidisciplinaire gebruikersraad van C2000, het RAMIV. Na goedkeuring van de begroting en de verdeling van de extra lasten worden conform de afspraken middelen overgeheveld uit het gemeentefonds en het beleidsartikel 2 politie naar artikel 4.

4.3.c. Landelijke telefonie politie

De jaarlijkse bijdrage van het ministerie van Binnenlandse Zaken in het exploitatietekort in het landelijke telefoonnummer Politie. Met de Raad van Hoofdcommissarissen is afgesproken dat deze bijdrage wordt toegevoegd aan de middelen voor de korpsen. Daartoe wordt € 1,3 mln. overgeheveld van artikel 4 naar artikel 2.

4.3.d. Fonds Economische Structuurversterking (FES) Vitaal (uitgaven en ontvangsten)

Dit project voorziet in de oprichting van een centraal rekencentrum in Nederland waarin de technische voorzieningen van vitale meldkamerfuncties worden ondergebracht. Bij uitval van de regionale meldkamer kunnen vervolgens op centraal niveau technische faciliteiten worden geboden. Met de voorbereiding van de Europese aanbesteding en het uitvoeren van een aantal pilots is een aanvang gemaakt. De verwachting is dat dit jaar € 0,6 mln. zal worden uitgegeven en de resterende € 4,4 mln. in 2007.

5. Nationale Veiligheid

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
5. Nationale veiligheid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:126 080170 932146 895150 918150 963150 963
5.1 apparaat122 937167 789143 752147 774147 774147 774
5.2 geheime uitgaven3 1433 1433 1433 1443 1893 189
1e suppletore begroting 2006:4 40000000
5.1 apparaat3 400– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
5.2 geheime uitgaven1 0001 0001 0001 0001 0001 000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk2 6095 6092 6522 4132 4092 409
5.1 apparaat2 5965 6772 6722 4482 4442 444
a. Loon en Prijsbijstelling2 4803 0912 6922 7832 7812 781
b. Werkgeverschap Top Management Groep – 172– 172– 172– 172– 172
c. Bijdrage interdepartementale projecten– 84– 142– 148– 163– 165– 165
d. FES Vitaal2001 000300   
e. FES kennis 1 900    
5.2 geheime uitgaven13– 68– 20– 35– 35– 35
a. Loon en Prijsbijstelling646464646565
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 51– 132– 84– 99– 100– 100
Stand ontwerpbegroting 2007:133 089176 541149 547153 331153 372153 372
5.1 apparaat128 933172 466145 424149 222149 218149 218
5.2 geheime uitgaven4 1564 0754 1234 1094 1544 154
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
5. Nationale veiligheid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:9191919191 
1e suppletore begroting 2006:000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:2002 90030000 
a. FES Vitaal2001 000300   
b. FES kennis 1 900    
Stand ontwerpbegroting 2007:2912 991391919191

5.1.d. Fonds Economische Structuurversterking (FES) Vitaal (uitgaven en ontvangsten)

Om de Nederlandse (semi-)overheid en de vitale infrastructuren optimaal te beschermen tegen de dreigingen van (geavanceerde) elektronische aanvallen, worden oorsprong, omvang, gebruikte technieken en schade van dergelijke aanvallen in kaart gebracht en worden innovatieve technische beschermingsmechanismen ontwikkeld waarmee aanvallen weggeleid kunnen worden naar een infrastructuur die forensisch onderzoek en een adequate reactie mogelijk maakt. Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) wordt hiervoor een bijdrage van€ 1,5 mln. ontvangen.

5.1.e. Fonds Economische Structuurversterking (FES) kennis (uitgaven en ontvangsten)

«Verbetering Information Awareness (VIA)». Om de Contra Terrorisme (CT) -infobox in staat te stellen om naast het bevragen van gegevensbronnen ook analyses op te stellen en beleidsmaatregelen voor te stellen die kunnen bijdragen aan de bestrijding van terrorisme en radicalisme, wordt een informatiesysteem ontwikkeld waarmee de efficiency (het vergaren, opslaan en verwerken) en de actualiteit (het signaleren van wijzigingen of aanvullingen) van het informatieproces worden verbeterd en capaciteit vrijkomt voor de genoemde taken. Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) wordt hiervoor een bijdrage van € 1,9 mln. ontvangen.

6. Functioneren Openbaar Bestuur

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
6. Functioneren Openbaar Bestuur200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:39 29937 77237 91138 99839 59839 598
6.1 apparaat8 2928 2198 2198 2198 2198 219
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur7 2365 1655 3046 3916 9916 991
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers8 7499 3879 3879 3879 3879 387
6.4 faciliteren politieke partijen15 02215 00115 00115 00115 00115 001
1e suppletore begroting 2006:5 959411– 39– 39– 39– 39
6.1 apparaat– 792– 1 276– 1 276– 1 276– 1 276– 1 276
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur6 0511 387937937937937
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers000000
6.4 faciliteren politieke partijen700300300300300300
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:790714705– 2 025– 2 611– 1 616
6.1 apparaat504276273848684
a. correctie CIB naar verheveling naar naar concernstaven 55555
b. Werkgeverschap Top Management Groep – 172– 172– 172– 172– 172
c. Loon en Prijsbijstelling– 10– 13– 13– 14– 15– 14
d. Bijdrage interdepartementale projecten514495492304307304
e. Beheerskosten Digidico – 39– 39– 39– 39– 39
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur– 1 619– 40744– 2 534– 3 124– 2 124
a. gekozen burgemeester   – 2 600– 3 200– 2 200
b. professionaliseringsfonds– 450– 450    
c. Loon en Prijsbijstelling844849738484
d. Bijdrage interdepartementale projecten– 5– 5– 5– 7– 8– 8
e. Schadeloosstellingen en wachtgelden– 1 017     
f. Operatie Jong (bijdrage aan VWS)– 231     
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers1 663631177195196194
a. professionaliseringsfonds450450    
b. Loon en Prijsbijstelling207199195215216214
c. Bijdrage interdepartementale projecten– 11– 18– 18– 20– 20– 20
d. Schadeloosstellingen en wachtgelden1 017     
6.4 faciliteren politieke partijen242214211230231230
a. Loon en Prijsbijstelling256237232253255254
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 14– 23– 21– 23– 24– 24
Stand ontwerpbegroting 2007:46 04838 89738 57736 93436 94837 943
6.1 apparaat8 0047 2197 2167 0277 0297 027
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur11 6686 1456 2854 7944 8045 804
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers10 41210 0189 5649 5829 5839 581
6.4 faciliteren politieke partijen15 96415 51515 51215 53115 53215 531
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
6. Functioneren Openbaar Bestuur200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:159155155155155155
1e suppletore begroting 2006:000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:      
Stand ontwerpbegroting 2007:159155155155155155

6.2.a. Gekozen Burgemeester

De gereserveerde middelen voor de invoering van de gekozen burgemeester worden doorgeschoven naar de periode 2011–2014.

6.2.e. & 6.3.d. Schadeloosstellingen en wachtgelden

Dit betreft een overheveling van middelen van artikelonderdeel 6.2 naar 6.3. Bij gelegenheid van de 1e suppletore begroting 2006 zijn deze middelen per abuis op artikelonderdeel 6.2 geboekt.

7. Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
7. Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:170 146155 493140 128141 628137 463137 463
7.1 apparaat4 3614 1973 1653 1653 1653 165
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen19 47123 26121 80322 80324 30324 303
7.3 instandhouden en optimaliseren      
ICT-voorzieningen28 32722 73723 23723 73723 73123 731
7.4 reisdocumenten en GBA stelsel117 987105 29891 92391 92386 26486 264
1e suppletore begroting 2006:– 6 19311 21413 7845 1845 184– 1 316
7.1 apparaat      
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen9 02115 60914 8006 2006 200– 300
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen– 2 805– 16– 16– 16– 16– 16
7.4 reisdocumenten en GBA stelsel– 12 409– 4 379– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:12 343– 59 902– 71 147– 65 752– 62 776– 60 580
7.1 apparaat907759595858
a. Loon en Prijsbijstelling– 6– 7– 5– 5– 5– 5
b. Bijdrage interdepartementale projecten968464646363
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen10 8337 5237 80813 18110 49712 697
a. transparante overheid   7 7987 7987 798
b. Burger Service Nummer3 5003 5003 5003 5003 5003 500
c. Loon en Prijsbijstelling352421394413440440
d. Bijdrage interdepartementale projecten– 19– 37– 33– 38– 41– 41
e. EGEM 2 (bijdrage van GF)  2 0002 0002 000 
f. Herverdeling programmagelden  1 0001 0001 0001 000
g. Actal – 361– 553– 192  
h. E-overheid (I teams) 4 0001 500– 1 300– 4 200 
i. basisinfrastructuur gegevensuitwisseling bedrijven7 000     
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen497383– 609– 604– 603– 606
a. Loon en Prijsbijstelling525419427436437434
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 28– 36– 36– 40– 40– 40
c. Herverdeling programmagelden  – 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
7.4 reisdocumenten en GBA stelsel923– 67 885– 78 405– 78 388– 72 728– 72 729
a. Loon en Prijsbijstelling979615217236237236
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 56– 59– 20– 22– 22– 22
c. Paspoortopbrengsten – 68 441– 78 602– 78 602– 72 943– 72 943
Stand ontwerpbegroting 2007:176 296106 80582 76581 06079 87175 567
7.1 apparaat4 4514 2743 2243 2243 2233 223
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen39 32546 39344 41142 18441 00036 700
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen26 01923 10422 61223 11723 11223 109
7.4 reisdocumenten en GBA stelsel106 50133 03412 51812 53512 53612 535
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
7. Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:60 21268 44178 60278 60272 94372 943
1e suppletore begroting 2006:000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:0– 68 441– 78 602– 78 602– 72 943– 72 943
a. Paspoortopbrengsten – 68 441– 78 602– 78 602– 72 943– 72 943
Stand ontwerpbegroting 2007:60 21200000

7.2.a. Transparante overheid

Het project «transparante overheid» leidt ertoe dat overheidsinformatie eenvoudiger kan worden geraadpleegd en gebruikt door burgers en bedrijven. De transparantieprojecten resulteren in besparingen vanaf 2009. Via een intertemporele compensatie wordt een deel van de besparingen in de periode 2006–2008 voor investeringen ingezet. Vanaf 2009 worden de kosten van het beheer van databanken en zoekdienst en van de elektronische publicaties hieruit gedekt.

7.2.b. Burger Service Nummer (BSN)

Het betreft de kosten die nodig zijn voor het exploiteren van de beheervoorziening BSN die de aanmaak en distributie van de nummers verzorgt en het mogelijk maakt om verificatievragen te stellen aan de achterliggende persoons- en documentregistraties. Verder worden de middelen ingezet voor de Landkaart met informatie over gegevensverwerkingen met het BSN, het toetsingskader voor de gebruikers van het BSN, de functionaris voor de gegevensbescherming.

7.2.e. EGEM 2

Bijdrage vanuit het Gemeentefonds voor het verlengen van de looptijd van de bestaande gezamenlijke ondersteuningsorganisatie EGEM, die gemeenten helpt bij de implementatie van de basisvoorzieningen en het elektronisch maken van hun dienstverlening. Deze bijdrage uit het gemeentefonds is onderdeel van de afspraken uit de in 7.2.a. genoemde Verklaring.

7.2.g. & 7.3.c. Herverdeling programmagelden

Het betreft herverdeling van de programmagelden, waarbij ruimte die bij ontwikkelactiviteiten ontstaan en nu wordt ingezet voor o.a. het bevorderen van het gebruik van ontwikkelde instrumenten.

7.2.h. E-overheid (I teams)

De belangstelling van de gemeenten voor ondersteuning door de i-teams overstijgt de verwachting, daardoor komt het zwaartepunt van het programma in 2007 te liggen. Door de intertemporele compensatie kan aan vraag van de gemeente worden voldaan.

7.2.i. Basisinfrastructuur gegevensuitwisseling bedrijven

Zie toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties. (B.2.1.5).

7.4.c. Paspoortopbrengsten (uitgaven en ontvangsten)

De raming van de paspoortuitgaven en -ontvangsten op artikel 7.4 komt te vervallen. Deze worden nu dubbel verantwoord. De uitgaven en ontvangsten voor de paspoorten worden met ingang van de begroting 2007 voortaan enkel nog op de begroting van de baten-lastendienst BPR geraamd en verantwoord.

9. Grotestedenbeleid

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
9. Grotestedenbeleid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:351 171353 098346 248340 735125 919101 474
9.1 apparaat3 1473 1473 1473 1473 1473 147
9.2 faciliteren grotestedenbeleid20081 9631 9631 9631 9631 963
9.3 stimuleren grotestedenbeleid346 016347 988341 138335 625120 80996 364
1e suppletore begroting 2006:54 651– 6 469– 20 569– 20 569– 28 322– 30 793
9.1 apparaat6000000
9.2 faciliteren grotestedenbeleid000000
9.3 stimuleren grotestedenbeleid54 591– 6 469– 20 569– 20 569– 28 322–  30 793
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:138 10677 91811 0508 5815 4874 923
9.1 apparaat595251565656
a. Loon en Prijsbijstelling625756616161
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 3– 5– 5– 5– 5– 5
9.2 faciliteren grotestedenbeleid3152 9133 0133 0153 6313 431
a. Loon en Prijsbijstelling333232343434
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 2– 3– 3– 3– 3– 3
c. Subsidie KCGS284284284284  
d. FES: NICIS 2 6002 7002 7003 6003 400
9.3 stimuleren grotestedenbeleid137 73274 9537 9865 5101 8001 436
a. Loon en Prijsbijstelling1 7051 5321 4041 4521 9881 586
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 98– 145– 132– 136– 188– 150
c. Heroinebeleid (bijdrage aan VWS)– 1 000– 1 000    
d. Sittard Geleen (bijdrage aan diverse dept.)– 320– 320– 320– 320  
e. Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg1 9941 9941 9941 994  
f. Meedoen allochtone jongeren met sport2 0702 0705 0402 520  
g. Inburgering82 793     
h. Voor- en vroegschoolse educatie50 58870 822    
Stand ontwerpbegroting 2007:543 928424 547336 729328 747103 08475 604
9.1 apparaat3 2663 1993 1983 2033 2033 203
9.2 faciliteren grotestedenbeleid2 3234 8764 9764 9785 5945 394
9.3 stimuleren grotestedenbeleid538 339416 472328 555320 56694 28767 007
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
9. Grotestedenbeleid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:214 516214 516214 516214 51600
1e suppletore begroting 2006:71 0406 8537 7537 75300
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:137 72977 77010 0187 4983 6003 400
a. Subsidie KCGS284284284284  
b. Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg1 9941 9941 9941 994  
c. Meedoen allochtone jongeren met sport2 0702 0705 0402 520  
d. Inburgering82 793     
e. Voor- en vroegschoolse educatie50 58870 822    
f. FES: NICIS 2 6002 7002 7003 6003 400
Stand ontwerpbegroting 2007:423 285299 139232 287229 7673 6003 400

9.2.d. FES: NICIS

Vanuit het FES-fonds wordt een bijdrage geleverd aan de oprichting van het Netherlands Institute for City Innovation Studies.

9.3.c. Heroïnebeleid

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt in het kader van het Grotestedenbeleid bij aan een aantal experimenten op het gebied van heroïnebeleid. Hiertoe wordt voor de jaren 2006 en 2007 jaarlijks € 1 miljoen overgeboekt naar het ministerie van VWS.

9.3.e .& 9.3.f. Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg en Meedoen allochtone jongeren met sport

Vanuit VWS worden deze middelen toegevoegd aan de BDU SIV. Deze middelen worden verwerkt d.m.v. een verhoging van de ontvangsten- en uitgavenramingen in de BZK begroting.

9.3.g. & 9.3.h. Inburgering en Voor- en vroegschoolse educatie

Vanuit Justitie worden deze middelen toegevoegd aan de BDU SIV. Deze middelen worden verwerkt d.m.v. een verhoging van de ontvangsten- en uitgavenramingen in de BZK begroting.

10. Arbeidszaken Overheid

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
10. Arbeidszaken overheid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:60 45154 98259 48457 02155 10455 104
10.1 apparaat10 0639 35210 44310 44210 44210 442
10.5 uitkeringsregelingen40 79336 71036 60934 14732 23032 230
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid9 5958 92012 43212 43212 43212 432
1e suppletore begroting 2006:4 9215454545454
10.1 apparaat7885454545454
10.5 uitkeringsregelingen2 78300000
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid1 35000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:32357 15040 47432 332– 86– 87
10.1 apparaat212– 83– 64– 65– 66– 67
a. Werkgeverschap Top Management Groep – 172– 172– 172– 172172
b. Loon en Prijsbijstelling224186206206207205
c. Bijdrage interdepartementale projecten– 12– 16– 17– 18– 20– 19
d. Beheerskosten Digidoc – 81– 81– 81– 81– 81
10.5 uitkeringsregelingen98857 67341 37633 222679679
a. Loon en Prijsbijstelling1 044847846795749749
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 56– 74– 70– 73– 70– 70
c. compensatie postactieve ambtenaren 56 90040 60032 500  
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid– 877– 8 920– 12 432– 12 432– 12 432– 12 432
a. Loon en Prijsbijstelling176156220221221221
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 9– 14– 19– 20– 20– 20
c. Herschikking programmagelden – 9 062– 12 633– 12 633– 12 633– 12 633
d. Hoogambtelijk werkgroep EU benoemingen (bijdrage aan BUZA)– 880     
e. Subsidieregeling CAOP– 164     
10.7 vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever06 1676 5626 5756 7016 701
a. Herschikking programmagelden 6 7497 6017 6017 6017 601
b. Hoogambtelijk werkgroep EU benoemingen (bijdrage aan BUZA) – 440– 900– 900– 900– 900
c. Subsidieregeling CAOP – 142– 139– 126  
10.8 verbeteren kwaliteitdienstverlening07331 8571 8571 8571 857
a. Herschikking programmagelden 7331 8571 8571 8571 857
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering01 5803 1753 1753 1753 175
a. Herschikking programmagelden 1 5803 1753 1753 1753 175
Stand ontwerpbegroting 2007:65 695112 186100 01289 40755 07255 071
10.1 apparaat11 0639 32310 43310 43110 43010 429
10.5 uitkeringsregelingen44 56494 38377 98567 36932 90932 909
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid10 06800000
10.7 vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever06 1676 5626 5756 7016 701
10.8 verbeteren kwaliteitdienstverlening07331 8571 8571 8571 857
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering01 5803 1753 1753 1753 175
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
10. Arbeidszaken overheid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:619619619619619619
1e suppletore begroting 2006:68000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:000000
Stand ontwerpbegroting 2007:1 299619619619619619

10.5.c. Compensatie postactieve ambtenaren

Zie toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties. (B.2.1.5).

10.6.c. & 10.7.a. & 10.8.a. & 10.9.a. Herschikking programmagelden

Ten behoeve van het bevorderen van transparantie en om ontwikkelingen beter zichtbaar te maken vindt een herschikking van de programmagelden plaats. De programmagelden van Artikel 10.6 worden verdeeld over de Artikelen 10.7, 10.8 en 10.9.

11. Kwaliteit Rijksdienst

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
11. KwaliteitRijksdienst200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:108 92489 72979 11579 11679 11679 116
11.1 apparaat12 62212 0849 4039 4039 4039 403
11.2 professioneel topmanagement4 9754 9224 9224 9234 9234 923
11.6 goed functionerend personeel68 65964 32862 79862 79862 79862 798
11.7 goede functionerende organisatie563563330330330330
11.8 goede functionerende organisatie voorziening en HRM-functie22 1057 8321 6621 6621 6621 662
1e suppletore begroting 2006:52 216– 24 898– 19 598– 12 298– 5 598402
11.1 apparaat529511511511511511
11.2 professioneel topmanagement273– 109– 109– 109– 109– 109
11.6 goed functionerend personeel43 308– 25 300– 20 000– 12 700– 6 000 
11.7 goede functionerende organisatie1 17700000
11.8 goede functionerende organisatie voorziening en HRM-functie6 92900000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:– 26 281– 7 644– 14 231– 21 511– 28 157– 33 998
11.1 apparaat396276232406402401
a. correctie verdeling taakstelling BABD76112112112112112
b. Werkgeverschap Top Management Groep – 344– 344– 172– 172– 172
c. Loon en Prijsbijstelling339301252256252251
d. Bijdrage interdepartementale projecten– 19– 28– 23– 25– 25– 25
e. Overhead werkgeverschap 238238238238238
f. Beheerskosten digidoc – 3– 3– 3– 3– 3
11.2 professioneel topmanagement– 469 2799 1078 7638 7638 763
a. correctie verdeling taakstelling BABD– 76– 112– 112– 112– 112– 112
b. werkgeverschap TMG-leden (van diverse departementen) 9 6999 5279 1839 1839 183
c. Loon en Prijsbijstelling302626262626
d. Overhead werkgeverschap – 323– 323– 323– 323– 323
e. Beheerskosten digidoc – 11– 11– 11– 11– 11
11.6 goed functionerend personeel– 28 478– 23 988– 29 656– 36 109– 42 751– 48 591
a. arbeidscommunicatie (van diverse departementen) 4 0024 0024 0024 0024 002
b. arbo – 645– 657   
c. Loon en Prijsbijstelling1 3101 1961 1711 1751 1751 173
d. Bijdrage interdepartementale projecten– 69– 104– 98– 108– 110– 108
e. Afroming postactieven – 6 000– 13 000– 19 000– 26 000– 32 000
f. CAO rijk (bijdrage aan diverse departementen)– 29 855– 22 579– 21 213– 22 304– 21 818– 21 658
e. Subsidieregeling CAOP164142139126  
e. Rijkstraineeprogramma– 28     
11.7 goede functionerende organisatie1 568654662555
a. formatiemanagement (van diverse departementen)504     
b. ontwikkelcentrum van diverse departementen)207     
c. arbeidsjuridisch (van diverse departementen)490     
d. rijksadvies (van V&W)250     
e. arbo 645657   
f. Loopbaan en mobiliteit108     
g. Loon en Prijsbijstelling10106666
h. Bijdrage interdepartementale projecten– 1– 1– 1– 1– 1– 1
11.8 goede functionerende organisatie voorziening en HRM-functie279– 7 832– 1 662– 1 662– 1 662– 1 662
a. Rijksweb (van diverse departementen) 6 0055 3975 3975 3975 397
b. Bijdrage onderzoek naar burgersbrieven (aan HvC)– 100     
c. Loon en Prijsbijstelling40014230303030
d. Bijdrage interdepartementale projecten– 21– 12– 3– 3– 3– 3
e. Herverdeling programmagelden – 13 967– 7 086– 7 086– 7 086– 7 086
11.9 kwaliteit informatievoorzieningRijk06 5676 5676 5676 5676 567
a. Herverdeling programmagelden 6 5676 5676 5676 5676 567
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie07 400519519519519
a. Herverdeling programmagelden 7 400519519519519
Stand ontwerpbegroting 2007:134 85957 18745 28645 30745 36145 520
11.1 apparaat13 54712 87110 14610 32010 31610 315
11.2 professioneel topmanagement5 20214 09213 92013 57713 57713 577
11.6 goed functionerend personeel83 48915 04013 14213 98914 04714 207
11.7 goede functionerende organisatie3 3081 217992335335335
11.8 goede functionerende organisatie voorziening en HRM-functie29 31300000
11.9 kwaliteit informatievoorzieningRijk06 5676 5676 5676 5676 567
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie07 400519519519519
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
11. KwaliteitRijksdienst200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:000000
1e suppletore begroting 2006:767367367367367367
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:000000
Stand ontwerpbegroting 2007:767367367367367367

11.2.b. Werkgeverschap Top Management Groep (TMG)-leden

In verband met de overheveling van het werkgeverschap voor de Top Management Groep (TMG) per 1 april 2006 van de afzonderlijke departementen naar de minister van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties, worden de bijbehorende loonkostenbudgetten nu overgeheveld naar BZK.

11.6.a. Arbeidsmarktcommunicatie

Binnen dit begrotingsartikel wordt uitvoering gegeven aan de Rijksbrede Arbeidsmarktcommunicatie. Hiertoe zijn er bedragen overgeboekt van andere departementen naar de begroting van BZK.

11.6.e. afbouw ziektekostenregeling post-actieven

Met de invoering van de Zorgverzekeringswet (ZVW, 1/1/2006) heeft de Ministerraad besloten dat het ZVR-budget binnen vijf jaar moeten worden afgebouwd, te beginnen in 2007. In de CAO-Rijk is afgesproken de ZVR af te schaffen met ingang van 1/1/2006. In 2006 is nog budget beschikbaar voor de afbouw van de regeling.

11.6.f. CAO rijk

Het betreft gelden voor het CAO akkoord 2005–2006.

11.8.a. Rijksweb (van diverse departementen)

Tussen de departement is het budget Rijksweb vastgesteld en bij Voorjaarsnota 2006 verrekend. Aan de hand van de jaarlijks geactualiseerde begroting van Rijksweb zal het budget worden herijkt.

11.8.e. & 11.9.a. & 11.10.a. Herverdeling programmagelden

Ten behoeve van het bevorderen van transparantie en om ontwikkelingen beter zichtbaar te maken vindt een herschikking van de programmagelden plaats. De programmagelden van Artikel 11.8 worden verdeeld over de Artikelen 11.9 en 11.10.

12. Algemeen

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
12. Algemeen200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:87 75691 042112 88388 74688 74688 746
12.1 apparaat76 91880 204102 04577 90877 90877 908
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis10 83810 83810 83810 83810 83810 838
mutatie NvW 2006– 60000000
12.1 apparaat– 600     
1e suppletore begroting 2006:– 2 666– 2 163300406435493
12.1 apparaat– 2 666– 2 163300406435493
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk1 8291 5481 7481 3771 3491 343
12.1 apparaat2 4132 4072 7082 3372 3092 302
a. Vermiste kunst (aan OCW)– 66     
b. Overheveling 1,5 fte Nationaal Archief (aan OCW)– 60– 60– 60– 60– 60– 60
c. correctie CIB overheveling concernstaven – 5– 5– 5– 5– 5
d. Loon en Prijsbijstelling1 5881 5541 9611 5221 5201 516
e. Bijdrage interdepartementale projecten– 84– 135– 165– 140– 141– 141
f. Werkgeverschap top management groep – 179– 179– 179– 179– 179
g. Overhead werkgeverschap 8585858585
h. CAO Rijk (zie art. 11.6.f.)1 147884808851826823
i. Beheerskosten Digidoc 263263263263263
j. Digitale nieuwsvoorziening– 112     
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis– 584– 859– 960– 960– 960– 959
a. Loon en Prijsbijstelling228209207209208209
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 12– 18– 17– 19– 18– 18
c. Overheveling bewaking– 800– 1 050– 1 150– 1 150– 1 150– 1 150
Stand ontwerpbegroting 2007:86 31990 427114 93190 52990 53090 582
12.1 apparaat76 06580 448105 05380 65180 65280 703
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis10 2549 9799 8789 8789 8789 879
       
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
12. Algemeen200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:983983983983983983
1e suppletore begroting 2006:37400000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:      
Stand ontwerpbegroting 2007:1 357983983983983983

12.2.c. Overheveling bewaking

Het betreft een overname van het bewakingsbudget van de declarabele functionele kosten voor het Koninklijk Huis door VROM.

13. Nominaal en Onvoorzien

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
13. Nominaal en onvoorzien200620072008200920102011
       
Stand ontwerpbegroting 2006:14 0317 094– 2 175– 2 854– 3 902– 4 712
13.1 loonbijstelling      
13.2 prijsbijstelling      
13.3 onvoorzien14 0317 094– 2 175– 2 854– 3 902– 4 712
1e suppletore begroting 2006:85 49167 64756 44347 35338 35728 371
13.1 loonbijstelling61 70243 29233 85324 96215 7805 694
13.2 prijsbijstelling24 70324 66723 97823 75823 93324 033
13.3 onvoorzien– 914– 312– 1 388– 1 367– 1 356– 1 356
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:– 82 263– 64 333– 53 949– 44 759– 35 594– 25 589
13.1 loonbijstelling– 61 702– 43 292– 33 853– 24 962– 15 780– 5 694
a. afbouw ziektekostenregeling post-actieven 10 00020 00030 00040 00050 000
b. loonbijstelling 2006– 61 702– 53 292– 53 853– 54 962– 55 780– 55 694
13.2 prijsbijstelling– 24 703– 24 667– 23 978– 23 758– 23 933– 24 033
a. prijsbijstelling 2006– 24 703– 24 667– 23 978– 23 758– 23 933– 24 033
13.3 onvoorzien4 1423 6263 8823 9614 1194 138
a. Depot Nationaal Archief (aan OCW) – 821– 185– 185– 185– 185
b. PIA organisatie– 63– 126– 126– 126– 126– 126
c. Overheidscommunicatie (aan AZ) – 1 219– 1 219– 1 219– 1 219– 1 219
d. Arbeidsmarktcommunicatie – 130– 130– 130– 130– 130
e. Bijdrage voor versleuteling4 6296 8696 6317 3337 5187 507
f. Loon en Prijsbijstelling27662– 111– 118– 145– 115
g. Rijksweb – 309– 278– 278– 278– 278
h. Transparante overheid   – 616– 616– 616
i. BurgerServiceNummer– 700– 700– 700– 700– 700– 700
Stand ontwerpbegroting 2007:17 25910 408319– 260– 1 139– 1 930
13.1 loonbijstelling000000
13.2 prijsbijstelling000000
13.3 onvoorzien17 25910 408319– 260– 1 139– 1 930

13.1.a. afbouw ziektekostenregeling post-actieven

Zie artikel 11.6.e.

13.1.b. & 13.2.a. loonbijstelling & prijsbijstelling 2006

Ter compensatie van loon- en prijsstijgingen zijn extra middelen aan de begroting toegevoegd. Deze worden nu verdeeld over de verschillende (niet-)beleidsartikelen.

13.3.c. Overheidscommunicatie

Bijdrage aan AZ voor overheidscommunicatie.

13.3.d. Arbeidsmarktcommunicatie

Zie artikel 11.6.a.

13.3.e. Bijdrage interdepartementale projecten

BZK draagt bij aan de interdepartementale projecten transparante overheid, Depots Nationaal Archief: fysiek, Depots Nationaal Archief: digitaal, Overheidscommunicatie, Investeringen Rijksweb, Arbeidsmarktcommunicatie, Burgerservicenummer, PIA organisatie, Instituut Collectie Nederland en Moties ABP.

14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:12 87212 80913 20913 20913 20913 209
14.1 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid3 9083 8463 8463 8463 8463 846
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid8 9648 9639 3639 3639 3639 363
1e suppletore begroting 2006:8531 0361 0081 015986928
14.1 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid453636608615586528
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid400400400400400400
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk259216223225224222
14.1 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid815757595856
a. Loon en Prijsbijstelling857575777674
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 4– 7– 7– 7– 7– 7
c. Beheerskosten Digidoc – 11– 11– 11– 11– 11
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid178159166166166166
a. Loon en Prijsbijstelling188173180182182182
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 10– 14– 14– 16– 16– 16
Stand ontwerpbegroting 2007:13 98414 06114 44014 44914 41914 359
14.1 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid4 4424 5394 5114 5204 4904 430
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid9 5429 5229 9299 9299 9299 929

15. Crisisbeheersing

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
15. Crisis- en rampenbeheersing200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:35 07935 17335 16935 17235 17235 172
15.1 apparaat6 5316 5056 5056 5056 5056 505
15.2 proactie/preventie4 8204 2974 2984 2994 2994 299
15.3 preparatie18 83719 48119 47619 47819 47819 478
15.4 respons4 8914 8904 8904 8904 8904 890
1e suppletore begroting 2006:7 397– 1 136– 922– 922– 922– 922
15.1 apparaat9458621 1361 1361 1361 136
15.2 proactie/preventie– 14000000
15.3 preparatie– 3 912– 820– 880– 880– 880– 880
15.4 respons10 504– 1 178– 1 178– 1 178– 1 178– 1 178
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:9341 8602 5621 259557557
15.1 apparaat634560562559557557
a. Loon en Prijsbijstelling670641642643642642
b. Bijdrage interdepartementale projecten– 36– 56– 55– 59– 60– 60
c. Beheerskosten Digidoc – 25– 25– 25– 25– 25
15.2 programma uitgaven– 2 2007031 402101– 599– 599
a. Verbetering responsfase0– 597– 598– 599– 599– 599
b. ICMS Netcentrische proeftuin– 2 500     
c. FES Vitaal30020002000700  
d. Veiligheidsbewustzijn – 700    
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie0– 6 391– 6 326– 6 328– 6 328–6 328
a. Verbetering responsfase – 6 391– 6 326– 6 328– 6 328– 6 328
15.4 aansturen crisisbeheersing2 5005 1885 1245 1275 1275 127
a. Verbetering responsfase05 1885 1245 1275 1275 127
b. ICMS Netcentrische proeftuin2 500     
15.5 crisiscommunicatie01 8001 8001 8001 8001 800
a. Crisiscommunicatie 1 8001 8001 8001 8001 800
Stand ontwerpbegroting 2007:43 41035 89736 80935 50934 80734 807
15.1 apparaat8 1107 9278 2038 2008 1988 198
15.2 programma uitgaven2 4805 0005 7004 4003 7003 700
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie14 92512 27012 27012 27012 27012 270
15.4 aansturen crisisbeheersing17 8958 9008 8368 8398 8398 839
15.5 crisiscommunicatie01 8001 8001 8001 8001 800
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
15. Crisis- en rampenbeheersing200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:000000
1e suppletore begroting 2006:000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:3002 0002 00070000
a. FES Vitaal3002 0002 000700  
Stand ontwerpbegroting 2007:3002 0002 00070000

15.2.c & 15.4 b. Intensivering Civiel/Militaire Samenwerking (ICMS)

Als onderdeel van ICMS wordt een netcentrische proeftuin ingericht met TNO en drie veiligheidsregio’s. Daarin wordt onderzocht of een multidisciplinaire aansturing van civiele crisisbeheersing kan worden ondersteund met militaire ICT-systemen.

15.2.a. & 15.3.a. & 15.4.a. & 15.5.a. Verbetering responsfase en crisiscommunicatie

In 2006 heeft het verandertraject NCC plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot een NCC dat ten tijde van (dreiging van) crises slagvaardiger kan optreden (responsfase). Dit brengt hogere kosten met zich mee met name waar het gaat om exploitatie en beheer.

Daarnaast wordt gewerkt aan een verbetering van de informatiepositie bij crisisbeheersing van met name het NCC. Dit komt voort uit de aanbevelingen ACIR.

15.2.c. Fonds Economische Structuurversterking (FES) Vitaal (uitgaven en ontvangsten)

Bescherming tegen moedwillige verstoring van vitale productie- en dienstverleningsprocessen staat sterk in de belangstelling (zie ook TK 26 643, nr. 75). Na goedkeuring door de MR in het najaar van 2006, zal het jaar 2007 zich kenmerken als opbouwjaar voor het zogenoemde Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur Infrastructuren (NAVI). Met het NAVI wordt enerzijds beoogd bij te dragen aan versnelde (door)ontwikkeling van het securitybeleid voor vitale infrastructuren. Anderzijds wordt beoogd de uitvoeringpraktijk (zowel publiek als privaat) direct en op praktische wijze te ondersteunen. Hoofdtaken van het NAVI liggen op gebied van kennis- en informatie-uitwisseling.

16. Brandweer en GHOR

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
16. Brandweer en GHOR200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:140 104139 996140 004140 009140 009140 009
16.1 apparaat5 6385 6365 6365 6365 6365 636
16.2 bestuurlijke organisatie104 022103 983103 985103 986103 986103 986
16.3 taken3 8733 8623 8633 8643 8643 864
16.4 kwaliteit26 57126 51526 52026 52326 52326 523
1e suppletore begroting 2006:14 068– 178– 23– 23– 23– 23
16.1 apparaat– 132– 178– 23– 23– 23– 23
16.2 bestuurlijke organisatie11 300– 400– 400– 400– 400– 400
16.3 taken200200200200200200
16.4 kwaliteit2 700200200200200200
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:2 3018 56113 57313 56313 56213 559
16.1 apparaat106108109109109108
a. Loon en Prijsbijstelling106108109109109108
16.2 bestuurlijke organisatie1 6627 93812 94312 95312 95212 952
a. brandweer Haarlemmermeer 6 50011 50011 50011 50011 500
b. Loon en Prijsbijstelling1 7911 6441 6471 6591 6581 658
c. Bijdrage interdepartementale projecten– 129– 192– 190– 192– 192– 192
d. Beheerskosten Digidoc – 14– 14– 14– 14– 14
16.3 taken706066464544
a. Loon en Prijsbijstelling706566656565
b. Bijdrage interdepartementale projecten0– 50– 19– 20– 21
16.4 kwaliteit463455455455456455
a. Loon en Prijsbijstelling463455455455456455
Stand ontwerpbegroting 2007:156 473148 379153 554153 549153 548153 545
16.1 apparaat5 6125 5665 7225 7225 7225 721
16.2 bestuurlijke organisatie116 984111 521116 528116 539116 538116 538
16.3 taken4 1434 1224 1294 1104 1094 108
16.4 kwaliteit29 73427 17027 17527 17827 17927 178
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
16. Brandweer en GHOR200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:250250250250250250
1e suppletore begroting 2006:000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:      
Stand ontwerpbegroting 2007:250250250250250250

16.2.a. Brandweer Haarlemmermeer

Zie toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties.

17. VUT-Fonds

Opbouw uitgaven
17 VUT-fonds200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:      
1e suppletore begroting 2006:      
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:      
17.1 VUT-fonds 800 000300 000900 000  
Stand ontwerpbegroting 2007:0800 000300 000900 00000
Opbouw ontvangsten
17 VUT-fonds200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006:      
1e suppletore begroting 2006:000000
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:  27 68038 24072 02271 434
VUT-fonds rente  27 68038 24072 02271 434
Stand ontwerpbegroting 2007:0027 68038 24072 02271 434

17.1. VUT-Fonds

Zie toelichting op de overzichtstabel belangrijkste uitgavenmutaties.

B.6.1. BIJLAGE INZAKE MOTIES EN TOEZEGGINGEN (PER 1 JULI 2006)

Veiligheid

In behandeling zijnde moties
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
Motie Van der Ham/Van der Laan over preventie als belangrijk onderdeel van de prestatiecontracten.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 18)Er is een onderhandelaarsakkoord afgesloten over het Landelijk Kader Politie 2007, waarin preventie een onderdeel vormt. BZK en JUS starten met het vertalen van dit Landelijk Kader naar regionale convenanten.
   
Motie Sterk over het beschikbaar stellen van gelden aan 100 000+ en GSB-gemeenten voor het aanpakken van overlast door jongeren.15-02-06 Overlast en criminaliteit in steden (kamerstukken 28 684, nr. 74)Deze motie zal worden betrokken bij de brief over sociale herovering. Deze brief zal in het najaar 2006 aan de Kamer worden gezonden.
   
Motie Van Schijndel over het creëren van een bevoegdheid voor de burgemeester om een bijzondere gedragsaanwijzing te geven.15-02-06 Overlast en criminaliteit in steden (kamerstukken 28 684, nr. 76)Over de uitvoering is de Kamer op 8 juni jl. per brief geïnformeerd (kamerstukken 28 684, nr. 86). De motie wordt op dit moment verder uitgewerkt.
   
Motie Van Heteren verzoekt de regering de compensatieregeling voor zowel de brandweerfuncties, de GHOR- als de aanpalende GGD-functies voor Amsterdam-Amstelland naar de aard van het risicoprofiel te verhogen, en niet slechts de structurele, maar ook de incidentele kosten reëel mee te wegen.31-05-06 veiligheidsregio’s Haarlemmermeer (kamerstukken 29 517, nr. 16)De minister heeft overleg gehad met betrokken bestuurders. Daarbij zijn afspraken gemaakt die erop gericht zijn dat de minister in het najaar van 2006 een inhoudelijke rapportage naar de Kamer zendt. Daarin wordt deze motie meegenomen.
   
Motie Van Heteren verzoekt de regering de Kamer op korte termijn een historisch overzicht te sturen van de accidentenafhandeling in de laatste vijf jaar met als extrapolatie een prognose van hoe vaak men percentueel denkt de veiligheidsregio als bestuurlijke eenheid de komende tijd nodig te hebben, tegenover lokale afhandeling of doorschaling naar het landelijke niveau.31-05-06 veiligheidsregio’s Haarlemmermeer (kamerstukken 29 517, nr. 17)De minister heeft overleg gehad met betrokken bestuurders. Daarbij zijn afspraken gemaakt die erop gericht zijn dat de minister in het najaar van 2006 een inhoudelijke rapportage naar de Kamer zal zenden. Daarin zal deze motie worden meegenomen.
   
Motie Van Haersma Buma/Van der Staaij over uitbreiding van de handhaving van snelheidslimieten in woongebieden.14-06-06 Wet bestuurlijke boete overlast in openbare ruimte (30 101) en boete fout parkeren en andere lichte overtredingen (30 098)In behandeling bij BZK en JUS.
   
Motie Weekers over bestrijding van illegale cannabisteelt, met name vanuit woningen.22-06-06 Drugs (kamerstukken 24 077, nr. 188)In behandeling bij BZK en JUS.
Afgedane moties
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
Motie Van der Ham: scenario’s onderzoeken voor het oplossen van de achterdeurproblematiek.27-04-05 Spoeddebat experimenten softdrugsbeleid (kamerstukken 24 077, nr. 151)De Kamer is bij brief d.d. 27 oktober 2005 (24 077, nr. 170) geïnformeerd.
   
Motie Cornielje: de huidige aanwijzingsbevoegdheid van de commissaris van de Koningin en de verantwoordelijkheidsverdeling zoals deze is vastgelegd in de Wet rampen en zware ongevallen te handhaven.21-06-05 Veiligheidsregio’s (29 517/28 668, nr. 4)De motie is meegenomen bij uitvoering kabinetsstandpunt inzake commissie Leemhuis. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State.
   
Motie Slob: ruimte voor gemotiveerde afwijking van de regel dat een nog nader te bepalen deel van het lokale brandweerpersoneel in regionale dienst wordt genomen.21-06-05 Veiligheidsregio’s (29 517/28 668, nr. 4)Begin juli 2006 is het concept wetsvoorstelVeiligheidsregio’s voor consultatie voorgelegd. In dit concept is ook rekening gehouden met de motie Slob.
   
Motie Van der Ham/Van der Laan over democratische controle in het politiebestel.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 18)De motie is meegenomen bij uitvoering kabinetsstandpunt inzake commissie Leemhuis. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State.
   
Motie Eerdmans c.s. over het gebruik van internet bij het opsporen van verdachten.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 31)Het voortouw ligt bij JUS.
   
Motie Sterk over voorstellen voor een verplichte vorm van opvoedingsondersteuning.15-02-06 Overlast en criminaliteit in steden (kamerstukken 28 684, nr. 73)De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 23 juni 06 (28 684, nr. 89).
   
Motie Dittrich: dataretentie. Nederland dient in de JBZ-raad te eisen dat de inhoudelijke discussie wordt geopend en niet in te stemmen met de richtlijn.16-02-06 agenda JBZ-raad 20 en 21 februari 2006 (23 490)Min JUS heeft bij de stemming melding gemaakt van de wens van de Kamer om het debat over de inhoud van de richtlijn te heropenen. Aangezien hiertoe geen mogelijkheid meer bestaat werd door Nederland ingestemd. Verwezen wordt naar de brief over dit onderwerp van min JUS aan de Kamer d.d. 28 februari jl.
   
Motie Van der Staaij: wenst vóór 15 juni informatie te ontvangen over onder andere mogelijke aanscherpingen van de geldende weten regelgeving.12-04-06 Voetbalvandalisme (kamerstukken 25 323, nr. 50)Min BZK heeft deze motie afgewezen. De kamer is hierover geïnformeerd bij brief d.d. 1 juni 2006 (25 323 nr. 52).
In behandeling zijnde toezeggingen
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: in geval van uitbreiding van bevoegdheden van de AIVD, mogelijk in het kader van protective intelligence, dan zal ook wijziging van overige wetgeving worden bezien in het licht van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Europese regelgeving.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) (28 374 nr. 13)In behandeling bij BZK.
   
De Kamer informeren over definitieve toekenning, besteding FES-gelden in het aandachtsgebied Mobiliteit, Ruimte en Monumenten, onderdeel bescherming vitale infrastructuur.05-10-05 Jaarverslagen 2004 AIVD (29 876), commissie van toezicht Commissie IVD (30 122)De besluitvorming over de FES-gelden is nog niet afgerond.
   
Minister BZK zegt toe dat in de eerstvolgende brief over Veiligheidsregio’s Defensie en nationale veiligheid (CMBA) hier integraal deel van uitmaakt.10-11-05 Beleidsnota «Defensie en nationale veiligheid» (29 800 X)In behandeling bij BZK en DEF. In oktober 2006 wordt de Kamer geïnformeerd via de voortgangrapportage veiligheidsregio’s.
   
De Kamer informeren over de uitkomsten van het interne onderzoek.26-01-06 Lekken van geheime AIVD-informatie naar het criminele circuitIn behandeling bij BZK.
   
Gezamenlijke brief van min BZK en min JUS over waar, bij welke overheidsinstantie, de aandacht voor het onderwerp integriteitsaantastingen wordt belegd.26-01-06 Lekken van geheime AIVD-informatie naar het criminele circuitDe Kamer wordt waarschijnlijk in het najaar 2006 geïnformeerd.
   
De minister van BZK zal in juli 2006 een voortgangsrapportage Veiligheidsregio naar de TK zenden.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregiouitvoering (29 517), kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijding SchipholIn oktober 2006 wordt de Kamer geïnformeerd via de voortgangrapportage veiligheidsregio’s.
   
Twee maal per jaar de Kamer een voortgangsrapportage over Vitale Infrastructuur te zenden.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio(29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijding SchipholDe voortgangsbrief Vitale Infrastructuur wordt in het najaar 2006 naar de Kamer gezonden.
   
De Kamer informeren over de uitkomsten van de pilots Cellbroadcasting.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio (29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijding SchipholIn behandeling bij BZK.
   
Het nieuwe Nationaal handboek Crisisbesluitvorming aan de Kamer zenden.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio (29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijding SchipholIn behandeling bij BZK.
   
De Kamer ontvangt een overzicht van de beoogde gefaseerde wijzingen in de WIV en de Wvo.16-03-06 Jaarplan 2006 AIVD en ontwikkelprogramma AIVDEen overzicht is in voorbereiding.
   
Min BZK en min DEF zullen de Kamer bij een volgende gelegenheid rapporteren over de samenwerking tussen AIVD en MIVD op de werkvloer.16-03-06 Jaarplan 2006 AIVD en ontwikkelprogramma AIVDIn behandeling bij BZK.
   
Implementatie van (de maatregelen uit) het programma «versterking opsporing en vervolging» wordt opgenomen in de prestatiecontracten met de politiekorpsen voor de jaren 2007 en 2008.11-04-06 Programma versterking opsporing en vervolging (30 300 VI), Schiedammer parkmoordIn behandeling bij BZK en JUS.
   
Als onderdeel van het integriteitstraject bij de politie is de Minister van BZK bereid alle korpsen opmerkzaam te maken op het punt dat er geen processen-verbaal onder ambtseed kunnen worden opgemaakt die onvolledig en suggestief zijn.11-04-06 Programma versterking opsporing en vervolging (30 300 VI), Schiedammer parkmoordIn behandeling bij BZK.
   
De ministers van BZK en Justitie informeren de Kamer eenmaal per jaar over de voortgang van het programma «versterking opsporing en vervolging». Nog voor de behandeling van de begrotingen van BZK en Justitie najaar 2006 zal de Kamer een eerste rapportage ontvangen.11-04-06 Programma versterking opsporing en vervolging (30 300 VI), Schiedammer parkmoordIn behandeling bij BZK.
   
Kamer informeren indien in de ministeriële regeling cf. art. 6a Wrzo verdere beperkingen worden aangebracht.20-04-06 Wijziging Wet Rampen en zware ongevallen: beperken toegankelijkheid provinciale kaartenIn behandeling bij BZK.
   
Naar aanleiding van de ingetrokken motie Van Bochove: Zoeken naar een betere balans tussen openbaarheid en het belang van openbare veiligheid, in het licht van de toegankelijkheid van overheidsinformatie.20-04-06 Wijziging Wet Rampen en zware ongevallen: beperken toegankelijkheid provinciale kaartenMinister BZK informeert de Kamer hierover vóór het eind van het jaar.
   
Min BZK zal de TK dit najaar een rapportage sturen met een nadere financiële onderbouwing. Hij streeft naar bestuurlijke overeenstemming, zowel met Kennemerland als met Amsterdam-Amstelland.18-05-06 Brief dhr Vos inzake brandweerzorg Schiphol, territoriale congruentie gemeente Haarlemmermeer (29 517)De rapportage wordt in het najaar van 2006 naar de Kamer gezonden.
   
Aan de Kamer zal extra informatie worden verstrekt over de verschillen tussen de korpsen in de omvang van de korpsleiding.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550 VII)In behandeling bij BZK.
   
De Kamer wordt geïnformeerd over de oorzaken van het achterblijven van het aantal verdachten dat door de politie wordt aangedragen bij het Openbaar Ministerie. 14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550 VII)In behandeling bij BZK.
   
De kamer wordt geïnformeerd over hoeveel politiecapaciteit en geld nodig zijn voor de aanpak van de hennepteelt. Hetzelfde geldt voor de ontwikkelingen van het blowverbod.22-06-06 Drugs (kamerstukken 24 077, nr. 188)In behandeling bij BZK.
Afgedane toezeggingen
OmschrijvingVindplaatsStand van Zaken
Min BZK: taak en organisatie van de regiokorpsen inzake bewaking en beveiliging worden geëxpliciteerd in het Besluit beheer regionale politiekorpsen.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) (kamerstukken 28 374, nr. 13).De toezegging is meegenomen bij uitvoering kabinetsstandpunt inzake commissie Leemhuis. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State.
   
Min BZK: in het Besluit beheer regionale politiekorpsen zal worden vastgelegd tot welke werkzaamheden de taak van deze eenheden zich uitstrekt.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) (kamerstukken 28 374, nr. 13).Deze toezegging is opgenomen in de evaluatie van het stelsel bewaken en beveiligen. Deze is in het najaar van 2005 aan de Kamer gezonden.
   
Min BZK: bezien zal worden of het Project landelijke informatiehuishouding een plaats dient te krijgen in de Politiewet 1993 of lagere regelgeving. De relatie tussen KLPD en de regio’s komt daarbij aan de orde.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) (28 374 nr. 13).Wijziging wetgeving is in voorbereiding voor inrichting regionale informatieknooppunten en nationaal informatieknooppunt.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt het actieplan politiële samenwerking met België en Duitsland.19-06-03 Jaarverslag 2002 (kamerstukken 28 880, nr. 104)Actieplannen met België en Duitsland zijn nog niet gereed. Een belangrijk deel van deze plannen heeft betrekking op de implementatie van de verdragen die met deze landen op het terrein van politiële samenwerking zullen worden gesloten. Deze verdragen zijn nog gesloten. Dit laat onverlet dat op ad hoc basis wel samenwerkingsverbanden zoals oefeningen en uitwisselingen worden gerealiseerd.
   
Min BZK: begin 2004 verschijnt een nieuwe beroepscode voor de politie met daarin aandacht voor verruiming van het antecedentenonderzoek.03-09-03 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie(kamerstukken 28 844, nr. 3)Afgedaan.
   
Min BZK: in 2005 vindt een evaluatie van het bestel plaats.03-10-03 Politie(kamerstukken 29 200VII, nr. 104)Het kabinetsstandpunt is in het najaar 2005 aan de Kamer gezonden.
   
Het rapport Brinkman toezenden aan Kamer voor begrotingsbehandeling JUS.21-09-05 Algemene Politieke BeschouwingenAfgedaan.
   
De minister van BZK zal éénmaal per halfjaar de voortgang van de activiteiten van (de Task Force) ACIR aan de TK rapporteren. De eerste maal zal voor het einde van 2005 zijn.14-09-05 Advies Coördinatie ICT Rampenbestrijding«De Vrijblijvendheid Voorbij» (26 956)De voortgangsbrief ACIR is op 7 juli jl. aan de Kamer aangeboden.
   
De Task Force ACIR zal een financiële onderbouwing opstellen van de quick wins. De onderbouwing zal worden opgenomen in de voortgangsrapportage die voor het kerstreces naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.14-09-05 Advies Coördinatie ICT Rampenbestrijding «De Vrijblijvendheid Voorbij» (26 956)Raad MIV heeft een aantal quick wins benoemd. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 7 juli jl.
   
De minister BZK zendt nog dit jaar een oefenkalender naar de TK met een overzicht van de (inter-)departementale oefeningen in de periode tot en met 2007.14-09-05 Evaluatie oefening Bonfire (29 668)De oefenkalender is naar de Kamer gestuurd als bijlage bij de eerste voortgangsrapportage van het Beleidsplan Crisisbeheersing2004–2007 (kamerstukken 29 668, nr. 8).
   
Zo snel als mogelijk wordt de Tweede Kamer apart geïnformeerd over de definitieve landingsplaats van de beheerorganisatie C2000.09-11-05 Reguliere voortgangsrapportage project C2000 (25 124)De Kamer is hierover geïnformeerd in de voortgangsbrief over de VtS en in de laatste voortgangsbrief C2000 in juni 2006.
   
Minister BZK zegt toe na het Kerstreces een vervolgbrief over het CMBA aan de Kamer te zenden.10-11-05 Beleidsnota «Defensie en nationale veiligheid» (29 800 X)Deze brief is op 24 mei 2006 naar de Kamer gestuurd (30 300 X, nr. 106)
   
De commissie IVD en vaste commissie BZK uitnodigen voor bezoek aan de AIVD om kennis te laten nemen van het beveiligingsregime van de dienst.26-01-06 Lekken van geheime AIVD-informatie naar het criminele circuitDe commissie IVD is op 20 april 2006 op bezoek geweest. Een afspraak met de vaste commissie BZK wordt momenteel gemaakt.
   
Er is toegezegd dat rondom de problematiek van Marokkaanse jeugd een brief zal worden verzonden.15-02-06 Overlast en criminaliteit in steden (28 684)Op 28 juni 2006 is het kabinetsstandpunt hierover naar de Kamer verzonden.
   
Samen met het wetsvoorstel wordt het projectplan voor een nieuw politiebestel aan de Kamer gezonden. Daar wordt een raming van kosten en baten aan toegevoegd.21-02-06 Kabinetsstandpunt rapport Stuurgroep Evaluatie politieorganisatie, rapport «Politie in Ontwikkeling», notitie kerntaken politie (29 628), reactie rapport Bevindingen Ambtelijke Commissie Toezicht II (27 831)De toezegging is meegenomen bij uitvoering kabinetsstandpunt inzake commissie Leemhuis. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State.
   
Oefening 17 mei: minister zal uitzoeken wat de consequenties zijn van de samenloop van de oefening met gehaktdag.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio (29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijding SchipholAfgedaan.
   
De Kamer informeren over de samenwerking tussen BZK en DEF inzake ICMS.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio (29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijding SchipholEen brief over ICMS is op 24 mei 2006 aan Kamer gezonden (30 300 X, nr. 106).
   
De minister van BZK stuurt een reactie binnen 1 maand naar de TK over de Onderzoeksraad m.b.t. Schiphol.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio (29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijdingSchipholDe brief is naar de Kamer gezonden.
   
De minister van BZK zal een brief over het besluit t.a.v. Schiphol binnen een maand naar de Kamer sturen.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio (29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijding SchipholDe brief is naar de TK gezonden.

Bestuur en Democratie

In behandeling zijnde moties
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
Motie Albayrak/Algra over structurele financiering voor het instandhouden van opvangvoorzieningen en ZMOK-plus in Rotterdam.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 23)In najaar 2006 zal kabinetsreactie naar Kamer worden gezonden. Hierin zal worden verwezen naar de motie.
   
Motie Boelhouwer/Knops over wijziging van de circulaire procedureregels bij burgemeestersbenoeming.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 25)Toegezegd is om dit met de commissarissen der Koningin in algemene zin te bespreken en de Kamer over de uitkomsten daarvan informeren. Na het zomerreces wordt de Kamer nader geïnformeerd.
   
Motie Van der Staaij c.s. over onafhankelijk onderzoek naar vestiging en functioneren van instellingen/woongroepen voor bijzondere doelgroepen.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 33)In behandeling bij BZK.
   
Motie Engels verzoekt de regering om in deze kabinetsperiode maatregelen voor te bereiden tot herstel van het gemeentelijke belastinggebied in uitvoering.20-12-05 Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen (nr. E.)Deze motie loopt mee in discussie over eigen inkomstengebied van gemeenten. De eindrapportage is voor volgend kabinet. Het streven is eind 2006.
   
Na vaststelling in de MR de AMvB Si/Sa ter kennisneming aan de Kamer zenden.20-04-06 Eerste voortgangsrapportage invoering kabinetsstandpunt rapport Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd» (30 300, B) en slappe bodemproblematiekDe Kamer wordt na het zomerreces geïnformeerd.
Afgedane moties
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
Motie Marijnissen: sollicitatieplicht voor Kamerleden. 17 en 18-09-03 Algemeen Politieke Beschouwingen, 2003–2004 (kamerstukken 29 200, nr. 13)De uitvoering van de motie is opgenomen in de wetgeving inzake Dijkstal I die in behandeling is bij de Tweede Kamer.
   
Motie De Pater: wettelijke maatregelen te treffen van precario op ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven onmogelijk maakt.29-11-04 Begroting 2005 GF/PF,kamerstukken 29 800B, nr. 9 (v/h 7)Het kabinetsstandpunt op het rapport «Lokale belastingen: meer beheerst!» is op 26 augustus 2005 (kamerstukken 26 213, nr. 17) aan de Kamer aangeboden.
   
Motie Van Beek: met een aantal overwegingen rekening houden met het zoeken naar een vervangend belastinggebied voor gemeenten.01-12-04 Begroting 2005 (kamerstukken 29 800VII, nr. 25)Het kabinetsstandpunt op het rapport «Lokale belastingen: meer beheerst!» is op 26 augustus 2005 (26 213, nr. 17) aan de Kamer aangeboden.
   
Motie Slob: in het komende begrotingsjaar de regelgeving zo aan te passen dat beperkingen voor WAO-uitkeringsgerechtigden om raads- en statenlid te zijn of blijven worden weggenomen en dat het gemeente- en provinciebesturen mogelijk wordt gemaakt raads- en statenvergoeding aan te passen.01-12-04 Begroting 2005 (kamerstukken 29 800VII, nr. 21)De rechtspositiebesluiten raadsleden en statenleden zijn dienovereenkomstig aangepast en in werking getreden (stb. 2006, nr. 8).
   
Motie De Vries: permanente inspanning om kennis en begrip van onze grondrechten te verbreiden en levend te houden.22-02-05 Nota GPS (kamerstukken 29 614, nr. 5)Deze motie is meegenomen in de democratische vernieuwingsagenda, die op 8 juli 2005 (kamerstukken 30 184, nr. 1) aan de Kamer is gezonden. Een nationale conventie maakt deel uit van deze agenda. Onderzoek naar al bestaande activiteiten loopt.
   
Motie Dubbelboer: op welke wijze steun van de rijksoverheid voor landelijke koepels van plaatselijke politieke groeperingen geregeld kan worden.17-03-05 Wet subsidiëring politieke partijen(kamerstukken 29 869, nr. 14)De Kamer is bij brief d.d. 23 augustus 2005 (kamerstukken 29 869, nr. 16) geïnformeerd.
   
Motie Adelmund en Smeets over mogelijkheden onderzoeken een investeringspremieregeling (zoals de gemeente Rotterdam doet) beschikking te stellen voor overige gemeenten met achterstandswijken.15-09-05 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (kamerstukken 30 091, nr. 28)De Kamer is geïnformeerd over de uitvoering van de motie bij brief d.d. 17 maart 2006 (kamerstukken 30 091, nr. 43).
   
Motie Van Aartsen inzake versnelde invoering aanbevelingen taskforce Kraaijeveld plus afschaffing leges.21-09-05 Algemene Politieke Beschouwingen (kamerstukken 30 300, nr. 9)Het onderzoek leges is afgerond. Er is een kabinetsstandpunt ingenomen op basis van de meibrief (project vereenvoudiging vergunningen). Er wordt door BZK een richtlijn opgesteld m.b.t. kostendragers.
   
Motie Balemans/Koser Kaya Huisvestingswet – om een experiment te beginnen waarbij de grote steden de mogelijkheid krijgen om het instrument van de bestuurlijke boete te gebruiken in de aanpak van de malafide infrastructuur en in het bijzonder de huisjesmelkers.15-09-05 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (kamerstukken 30 091, nr. 27)Het voortouw ligt bij VROM.
   
Motie Verhagen over het uitbetalen van 50 euro per geboren kind aan gemeenten voor preventief jeugdbeleid voor een bedrag van totaal 10 miljoen euro.21-09-05 Algemene Politieke Beschouwingen (kamerstukken 30 300, nr. 10)Deze motie is per 2006 opgenomen in de tijdelijke specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg.
   
Motie Van Beek verzoekt de regering om de financiële compensatie voor gemeenten na 2006 aanvaardbaar te maken.28-09-05 Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen (26 213)De Kamer is geïnformeerd per brief d.d. 15 februari 2006 (kamerstukken 26 213, nr. 19).
   
Motie De Pater verzoekt de regering om gemeenten volledig te compenseren op basis van de feitelijke ramingen.28-09-05 Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen (kamerstukken 30 096, nr. 20)De financiële verwerking van motie De Pater heeft plaatsgevonden bij meicirculaire 2006.
   
Motie Bakker over normering van salarisniveaus in de semi-publieke sector.05-10-05 Algemene Financiële Beschouwingen (kamerstukken 30 300, nr. 43)Bij brief van 22 december 2005 is de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze motie.
   
Motie Van As over het bezien van alle rijkstaken op nut en noodzaak en het opnieuw benoemen van kerntaken.05-10-05 Algemene Financiële Beschouwingen (kamerstukken 30 300, nr. 46)Dit is mondeling afgedaan door minister FIN tijdens het debat. Voorts heeft min BZK op 8 november 2005 de Kamer geïnformeerd over de in gang gezette verbeteringen wat betreft de taken van de rijksoverheid.
   
Motie De Neree tot Babberich c.s. over jaarlijkse controle op grote toezichthouders.05-10-05 Algemene Financiële Beschouwingen (kamerstukken 30 300, nr. 39)Min Fin heeft deze motie uitgevoerd middels beantwoording van een Kamervraag over financiële markttoezichthouders. Financiën brengt elk jaar een overzicht uit.
   
Motie Van Beek/Knops over het voorkomen van onwenselijk geachte precarioheffing.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 15)Deze discussie houdt verband met discussie over eigen inkomstengebied lokale overheden. Het kabinetsstandpunt op het rapport «Lokale belastingen: meer beheerst!» is op 26 augustus 2005 (26 213, nr. 17) aan de Kamer aangeboden.
   
Motie Boelhouwer over de zelfstandige positie van de waterschappen in de discussie over de bestuurlijke inrichting van Nederland.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 24)Deze motie wordt betrokken bij notitie middenbestuur.
   
Motie Van Beek c.s. over het formuleren van eigen bevindingen en aanbevelingen door de zogenoemde Holland Acht.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 29)Op 7 december 2005 is de Kamer geïnformeerd over de gemaakte afspraken tussen het kabinet en de Holland Acht (BZK 0 500 705).
   
Motie Van der Ham c.s. over het beschikbaar komen van bestuursbeurzen voor politieke jongeren organisaties.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (kamerstukken 30 300VII, nr. 30)OCW heeft aangegeven rond het zomerreces de Kamer over deze motie te informeren.
   
Motie Knops, voor zomerreces een voorstel tot wijziging Wet op de Lijkbezorging bij de Kamer in te dienen.06-04-06 Wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de Lijkbezorging (kamerstukken 30 300VII, nr. 57)In de geest van de motie is spoedadvies Raad van State gevraagd. In een algemeen overleg op 13 juni 2006 over de wetgevingsplanning heeft de minister aangegeven dat de inspanningen gericht zijn op indiening vóór het einde van het zomerreces. De Kamer is over het tijdstip van aanbieden van dit wetsvoorstel geïnformeerd bij brief d.d. 27 juni 2006.
In behandeling zijnde toezeggingen
OmschrijvingVindplaatsStand van Zaken
Zal in de loop van 2006 met een notitie komen over het (grond-)wettelijk stelsel in verband met gemeentelijke herindeling, met aandacht voor rolverdeling tussen gemeenten, provincie en rijk.13-09-05 Gemeentelijke herindeling Warmond, Sassenheim en Voorhout en Utrechtse HeuvelrugIn het najaar zal de Kamer nader worden geïnformeerd.
   
Min BVK heeft toegezegd in het evaluatieonderzoek te laten uitzoeken of het systeem van de Awgb het toelaat dat een verplichting in een wet wordt opgenomen voor een overheidsorgaan om de Cgb te verzoeken een onderzoek in te stellen. Daarnaast heeft de minister voor BVK toegezegd dat er een eerste beeld van de resultaten van de wet gegeven wordt bij de midterm review GSBIII in 2007.15-09-05 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (30 091)De midterm review heeft betrekking op GSB III die medio 2007 wordt afgerond zoals ook is afgesproken in de convenanten met de G31 steden.
   
In het najaar zal een nota aan de Kamer worden gezonden over het middenbestuur.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550)In behandeling bij BZK.
   
De minister zal een brief opstellen over de financiële situatie bij de provincies vóór de begrotingsbehandeling 2007 in het najaar.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550)In behandeling bij BZK.
   
De minister zal bij de begrotingsbehandeling nader ingaan op de voortgang BTW-compensatiefonds en de algehele financiële situatie bij de gemeenten en provincies.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550)In behandeling bij BZK.
   
Voor de begroting 2007 zal de minister op de resultaten van beleid (in termen van prestatie-indicatoren) in relatie tot het budgettaire beslag nader ingaan.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550)In behandeling bij BZK.
   
Na eerstvolgende verkiezingenvindt eerste evaluatie plaats.28-06-06 Wijziging Kieswet: verlaging voorkeursdrempel (30 418)Een evaluatie vindt plaats na de komende Tweede Kamerverkiezingen.
   
Onderzoek naar de reden waarom kiezers op de lijsttrekker stemmen.28-06-06 Wijziging Kieswet: verlaging voorkeursdrempel (30 418)Dit punt wordt opgenomen in het nationaal verkiezingsonderzoek.
Afgedane toezeggingen
OmschrijvingVindplaatsStand van Zaken
Min BVK: aan de Kamer zal een notitie over de aanpassing van de procedure van grondwetsherziening worden gezonden.17-03-04 Herziening Grondwet, nader rapport adviesaanvraag inzake tweede lezing herziening Grondwet(kamerstukken 29 200VII, nr. 36)Dit onderwerp maakt deel uit van de conventie, zie de democratische vernieuwingsagenda. De Kamer is geïnformeerd over de samenstelling van de conventie bij brief d.d. 27 februari 2006 (nr. 7). Naar verwachting zal de conventie vóór oktober 2006 de resultaten aan het kabinet presenteren.
   
Min BZK: na het zomerreces zal de Kamer worden geïnformeerd over de compensatie van gemeenten, vooral terzake 2005.27-05-04 Hoofdlijnenbrief afschaffing OZB gebruikersheffing woningen en maximering van tarieven, 4e voortgangsrapportage plan van aanpak transparantie.De Kamer is bij meerdere brieven geïnformeerd over de compensatie, o.a. op 26 september 2005 (kamerstukken 30 096, nr. 11) en op 15 februari 2006 (kamerstukken 26 213, nr. 19).
   
Min BZK zegt toe in gesprek te zullen gaan met de Raad van State over doorlooptijden, nevenzittingsplaatsen en uiteenzetten van de benoemingsprocedure van staatsraden.11-10-05 Begrotingsbehandeling H II B Hoge colleges van Staat (30 300 II B)De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 2 maart 2006 (kamerstukken 30 300IIB, nr. 7).

Publieke Dienstverlening en Openbare Sector

In behandeling zijnde moties
OmschrijvingVindplaatsStand van Zaken
Motie Szabo: introductie van een uniforme elektronische identiteitskaart voor alle overheidsdiensten waarvoor authentificatie is vereist. Invoering niet later dan 1 januari 2007.04-02-04 Modernisering van de overheid (kamerstukken 29 362, nr. 9)De Kamer is in de voortgangsrapportage Elektronische overheid(kamerstukken 29 362, nr. 91) d.d. 12 mei 2006 geïnformeerd over de stand van zaken inzake de eNIK.
   
Motie Van der Ham/Szabo: alg. verbindende afspraken op diverse terreinen waaronder elektronische identificatie (eNIK) en communicatieprotocol en burgerservicenummer(BSN).04-02-04 Modernisering van de overheid (kamerstukken 29 362, nr. 4)– eNIK: zie stand van zaken bij Motie Szabo.– BSN: de nota n.a.v. verslag en nota van wijziging zijn op 27 april 2006 aan de Kamer gezonden.– De plenaire behandeling van het wetsvoorstel BSNstaat gepland voor de eerste week na het zomerreces.
   
Motie Koopmans over halvering van monitors en registratieverplichtingen.17-01-06 Andere Overheid (kamerstukken 29 362, nr. 73)De Kamer is bij brief d.d. 15 mei 2006 (nr. 89) geïnformeerd over de uitvoering van deze motie. Met Financiën en de vakdepartementen wordt een quickscan uitgevoerd die waarschijnlijk in de zomer van 2006 gereed zal zijn.
   
Motie Aptroot: één inspectie- en controledienst voor het bedrijfsleven uiterlijk per 1 januari 2009. Eerste grote stap per 1 januari 2007. Plan van aanpak uiterlijk juni 2006.21-02-06 Motie Aptroot c.s. over de realisatie van één inspectie- en controledienst (kamerstukken 29 362, nr. 77)Het project Eenduidig Toezicht heeft als doel het realiseren van een frontoffice in groot aantal domeinen. De planning is na het zomerreces een plan van aanpak aan de Kamer te zenden.
   
Motie Dittrich inzake publiek inzichtelijk maken van aan overheidsorganen opgelegde dwangsommen.18-05-06 Initiatief wetsvoorstel Wolfsen/Luchtenveld Wet Dwangsom bij niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan (kamerstukken 29 934, nr. 17)In behandeling bij BZK.
Afgedane moties
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
Motie Halsema: terughoudendheid bij het instellen van eenmalige ad hoc commissies.24-06-04 Functioneren politieke commissies (kamerstukken 29 508, nr. 3)De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 12 mei 2006 (kamerstukken 29 362, nr. 39).
   
Motie Halsema: het openbaar maken van de hoofd- en nevenfuncties van leden van ad hoc commissies.24-06-04 Functioneren politieke commissies (kamerstukken 29 508, nr. 4)De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 12 mei 2006 (kamerstukken 29 362, nr. 39).
   
Motie Koopmans: inzichtelijk maken van belemmeringen in ARAR en CAO’s en ontwikkelen van voorstellen tot vergroten politie-inzet, leraren en zorg.26-01-05 Kabinetsplan aanpak administratieve lasten(kamerstukken 29 515, nr. 53)Na de zomer 2005 ontvangt de Tweede Kamer een brief met antwoorden op de in de motie gestelde vragen.
   
Motie Fierens/Szabo over het spoedig reageren op klachten van burgers.21-11-05 Begrotingsbehandeling 2006 VII (kamerstukken 30 300VII, nr. 10)De Kamer is geïnformeerd over de uitvoering van deze motie bij brief d.d. 13 maart 2006 (kamerstukken 29 362, nr. 80. 80).
   
Motie Eerdmans c.s. over een plan van aanpak om beleidsmakers bij de rijksoverheid meer in aanraking te brengen met de uitvoering van beleid.21-11-05 Begrotingsbehandeling 2006 VII (kamerstukken 30 300VII, nr. 10)Afgedaan.
   
Motie Van Hijum: regering wordt verzocht de rekenkamer te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van het mislukken van de aanbesteding van P-Direkt en de resultaten daarvan uiterlijk 1 maart 2006 aan de Kamer aan te bieden.20-12-05 VAO P-Direkt (kamerstukken 30 146, nr. 8)De Algemene rekenkamer heeft op 23 februari 2006 een afschrift van de brief aan min BVK gezonden waarin het onderzoek wordt aangekondigd. In de brief van 23 juni 06 geeft min BZK aan dat de Algemene Rekenkamer pas na de zomer het rapport kan uitbrengen. Daarna zal de minister de Kamer informeren over de verdere aanpak van P-Direkt.
   
Motie Fierens: binnen één jaar beoordelen welke huidige ZBO’s onder de Kaderwet dienen te vallen. In het daarop volgende jaar moeten alleen die ZBO’s worden doorgelicht die de regering niet onder de Kaderwet wil brengen.16-11-05 Kabinetsstandpunt rapport IBO-werkgroep «Een herkenbare staat: investeren in de overheid» (kamerstukken 25 268, nr. 20)De minister BVK heeft de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie bij brief d.d. 16 juni 2006 (kamerstukken 25 268, nr. 40).
   
Motie Aasted-Madsen van Stiphout inzake richtlijnen voor rijksoverheidwebsites.26-04-06 VAO Toegankelijkheid website kiesbeter.nl en de toegankelijkheid van overheidswebsites (kamerstukken 29 362, nr. 88)De Kamer is geïnformeerd over de aanpak inclusief top 10 bij brief van 6 juli 2006.
In behandeling zijnde toezeggingen
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
De Kamer ontvangt informatie over het onderzoek door de Auditdienst van BZK naar de contractrelatie met IBM. De Kamer ontvangt informatie over de gemaakte kosten en de aangegane verplichtingen De Kamer ontvangt informatie over de relatie SAP-Financiën en de aanschaf van licenties voor P-Direkt. De Kamer ontvangt in februari informatie over het nieuwe scenario.16-11-05 Het instellen van P-Direkt als baten-lastendienst (30 146)De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 23 juni 2006. Het rapport van de joint audit is nog niet beschikbaar. In het najaar zal de Kamer worden geïnformeerd over een volledige alternatieve aanpak voor P-Direkt.
   
Bij de evaluatie van de WOPT (in 2009) zal worden bezien of een uitbreiding van de werkingssfeer naar bijvoorbeeld privaatrechtelijke rechtspersonen (zoals energiebedrijven) toch niet geboden is. Criteria bij de evaluatie zijn afhankelijk van de situatie ten tijde van de evaluatie.07-02-06 Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (30 189)In behandeling bij BZK.
   
n het Sociaal Jaarverslag over 2006 zal worden ingegaan op de behaalde resultaten op het gebied van het aantal werkzame arbeidsgehandicapten bij het Rijk.22-03-06 Het vergroten van het aantal arbeidsgehandicapten bij het Rijk (30 301)In behandeling bij BZK.
   
Het versturen van een brief naar de Kamer in het najaar voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van BZK – over: de voortgang: – van het overleg met CEDRIS over het aantal plaatsen voor SW-ers bij het Rijk en decentrale rijksonderdelen; – ten aanzien van mantelcontracten met afspraken over plaatsen voor SW-ers; – ten aanzien van de gezamenlijke projectmatige aanpak Rijk en BOREA voor het herplaatsen van herkeurde WAO-ers, inclusief de WAO-ers, voor wie het Rijk geen passend werk heeft.22-03-06 Het vergroten van het aantal arbeidsgehandicapten bij het Rijk (30 301)In behandeling bij BZK.
Afgedane toezeggingen
OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
Min BVK: de vragen van lid Bemelmans nadrukkelijk meenemen bij de ontwikkeling van het nieuwe toezichtskader (horizontale toezichtsvormen per sector).17-02-04 Begrotingsbehandeling hoofdstuk VII (kamerstukken 29 200VII, nr. )Deze aandachtspunten zijn meegenomen in de nieuwe visie op toezicht die bij brief d.d. 12 oktober 2005 naar de Tweede Kamer is gezonden (kamerstukken 27 831, nr. 15).
   
Min BZK: bij de evaluatie van de wet in het bijzonder aandacht besteden aan 1) wenselijkheid sterke arm bevoegdheid voor lokale ombudsinstanties, 2) vormgeving benoemingsprocedures lokale ombudslieden door gemeenten en 3) eventuele knelpunten bij voorzien in ambtelijke ondersteuning in kleine gemeenten.30-06-04 Extern Klachtrecht (28 747)Dit zal plaatsvinden bij de evaluatie in 2009.
   
Min BVK zegt toe de Kamer vóór 5 december 2005 een brief te sturen met: – de plannen voor een nieuw experiment internet- en telefoonstemmen (ITS) voor Nederlandse kiezers in het buitenland bij de TK-verkiezingen in 2007 – een nadere uitleg over de procedures rond de stempas en het negatieve register en over de geplande uitrol van de elektronische Nederlandse identiteitskaart (eNIK) en een mogelijke relatie met de stempas.02-11-05 Voortgang project Kiezen op Afstand (29 800 VII)De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 5 december 2005 (kamerstukken 30 300, nr. 45)
   
Toezegging om namens het kabinet een uiteenzetting te geven van de stand van zaken rond de invoering van het kabinetsstandpunt op het rapport «Je gaat erover of niet» van de i.h.k.v. PAO ingestelde Gemengde Commissie Bestuurlijke Coördinatie onder leiding van Frank de Grave.01-02-06 Kabinetsreactie rapport «Je gaat erover of niet» (29 362), uitkomsten departementale takenanalyse ministerie BZK, administratieve lasten burgers (29 515)De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 31 mei 2006 (kamerstukken 29 362, nr. 95).

B.6.2 ZBO’S EN RWT’S

In deze bijlage is een overzicht opgenomen met de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) waarop BZK toezicht houdt. In geval een ZBO of RWT gefinancierd wordt vanuit de BZK-Begroting, wordt het betreffende beleidsartikel aangegeven en het bijbehorende geraamde budgettaire bedrag voor 2007 (x € 1 mln.).

(bedragen x € 1 miljoen)
ZBO/RWTBeleidsartikelRaming 2007Toelichting
Kiesraad1. Grondweten Democratie1,235 
    
Commissie beheer DGVP2. Politie0,0Bij de Commissie beheer DGVP zijn de premieontvangsten en premie-uitgaven gelijk; budgettair neutraal derhalve nul
    
Raad voor het KLPD2. PolitieNiet meer van toepassing. Raad voor het KLPD is opgeheven m.i.v. 1-1-2006.
    
Politie regio’s2. Politie3 492,8 
    
Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie(Politieacademie)2. Politie120,1 
    
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen10. Arbeidszaken overheid36,71 
    
Onderzoeksraad voor veiligheid14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid9,5 
    
Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding16. Brandweer en GHOR6,7 
    
Nederlands Bureau Brandweerexamens16. Brandweer en GHORnvtwordt gefinancierd uit examengelden
    
Stichting VUT-fonds17. VUT-fonds800 

B.6.3. EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID

Het is nog steeds mogelijk dat de budgetten van de BDU’s fluctueren, vanwege eventuele uitkering van loon- en prijsbijstellingen en het algemeen budgettair voorbehoud. De budgetten in categorie «B» betreffen ramingen.

bedragen x € 1 000
     2005200620072008200920102011Toelichting
Categorie A: gebundelde geldstromen t.b.v. de onvenantafspraken        
             
TOTAAL BREDE DOELUITKERINGEN GSB (BDU ECONOMIE + SOCIAAL INTEGRATIE EN VEILIGHEID + FYSIEK)626 222740 813732 720786 725816 223432 236417 485Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en) De derde convenantsperiode Grotestedenbeleid beslaat de periode 2005–2009 (zie kader). De afzonderlijke regelingen die opgenomen zijn in de brede doeluitkeringen, kennen een langere looptijd. Het betreft veelal structureel geld.
             
I BDU ECONOMIE totaal BDU G3129 02132 10917 54140 34534 346 
EZart. 3.10 Stadseconomietotaal beleidsterrein29 02132 10917 54140 34534 346Bedragen G30 excl. een bedrag gereserveerd voor onvoorziene kansen en bedreigingen (zie cat B).
    G3129 02132 10917 54140 34534 346 
II BDU SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEIDtotaal BDU G31413 958530 730536 617518 487510 967414 717414 717Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en)
VWSart. 44 Maatschappelijke opvang, Vrouwenopvang en Verslavingszorgtotaal beleidsterrein228 100230 600230 600230 600230 600230 600230 600De verdeelsleutel van de RFV wordt jaarlijks geactualiseerd
    G31190 088192 082192 082192 082192 082192 082192 082Bedragen voor 2006 zijn voorlopige bedragen. Dit geldt ook voor de bedragen 2007 t/m 2009.
             
VWSart. 41 Gezond in de stadtotaal beleidsterrein5 0005 0235 0235 0235 0235 0235 023Eén van de doelstellingen van de tweede convenantperiode van het Beleidskader grotestedenbeleid
    G315 0005 0235 0235 0235 0235 0235 0232005–2009 is het inlopen van de gezondheidsachterstanden bij mensen met een lage opleiding en een laag inkomen (€ 5,0 miljoen). Hierin krijgt de bestrijding van overgewicht extra aandacht. Van dit bedrag staat jaarlijks € 23 000 op de begroting van BZK voor Sittard-Geleen.
             
OCWart. 4.3 Voortijdig schoolverlatentotaal beleidsterrein21 78022 15722 15722 15722 15722 15722 157Van dit bedrag staat jaarlijks € 377 000 op de begroting van BZK voor Sittard-Geleen.
    G3121 78022 15722 15722 15722 15722 15722 157 
             
OCWart. 1.1 Voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassentotaal beleidsterrein67 285174 936174 936174 936174 936174 936De middelen GOA zullen per 1 augustus 2006 opgenomen worden in de BDU. Tot 1/8/2006
   (uit GOA-budget)G3150 588121 755121 755121 755121 755121 755geldt het landelijk beleidskader GOA 2002–2006. Het aandeel van de G31 bedraagt ca. 70% van het totale bedrag aan GOA. De uiteindelijke verdeling van de middelen per augustus 2006 wordt gebaseerd op de definitieve telgegevens van 1 oktober 2004.
             
OCWart. 4.2 Rijksbijdrage Volwasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterrein245 083245 148245 149245 148245 148De middelen Volwasseneneducatie zullen naar verwachting per 1 januari 2007 uit het WEB-budget
    G3173 70073 70073 70073 70073 700worden gehaald, en in de BDU opgenomenIn de reeks «totaal beleidsterrein is een bedrag van € 57,3 mln opgenomen dat nog naar VenI moet worden overgeheveld.
             
BZKart. 9.3 Veiligheid, Sociale integratie en Leefbaarheidtotaal beleidsterrein78 73597 330100 33093 33088 33088 04763 647 
    G3178 73597 330100 33093 33088 330p.m.p.m. 
             
BZKart. 9.3 Sociale heroveringtotaal beleidsterrein10 00015 000 
    G3110 00015 000 
             
JUSart. 16.1.1 Inburgering Oudkomers en Nieuwkomerstotaal beleidsterrein201 477296 645304 241261 968262 321262 320262 321 
    G31118 355127 980p.m.p.m.p.m.p.m.p.m. 
             
JUSart. p.m. Aanvullende middelen inburgering allochtone vrouwentotaal beleidsterrein27 000Het precieze deel voor de G31 zal bepaald worden aan de hand van de hoogte van de ambities
    G3119 000van deze gemeenten.
             
JUSart. p.m. Middelen voor het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Marokkaanse jongeren in de criminaliteitscijferstotaal beleidsterrein4 5004 5005 4005 400Deze middelen zijn bestemd voor de G4
    G314 5004 5005 4005 400 
             
VWSart. 46 Programma meedoen allochtone jongeren (sport) 2 0702 0705 0402 520 
     2 0702 0705 0402 520 
III BDU FYSIEKtotaal BDU G31183 243177 974178 562227 893270 91017 5192 768Het ISV kent een uitfinanciering in 2010
VROMart. 4 ISV IItotaal beleidsterrein259 102253 155253 995320 257378 391290 336p.m.ISV II betreft het gehele budget, incl. Groen en Cultuur, zoals in de VROM-administratie is opgenomen plus
    G31183 243177 974178 562227 893270 91014 751p.m.begroting/verantwoording.– de extrapolatie 2010 bevat een technisch deel en de kleine VINAC middelen 2010.– de middelen van LNV en OCW zijn naar de VROM begroting overgeboekt.
LNVart. U01142005Grootschalig Groentotaal beleidsterreinHet betreft hier voor de G30 een bijdrage van LNV aan VROM ten behoeve van ISV II. De middelen van LNV zijn
 art. U24132006 G31overgeboekt naar de VROM-begroting.
             
OCWart. 14.04 Cultuurimpulstotaal beleidsterrein4 0004 0004 0004 0004 0004 0004 000Het betreft hier voor de G30 een bijdrage van OCW aan VROM ten behoeve van ISV II. De middelen van OCW zijn
    G312 6042 6042 6042 6042 6042 7682 768overgeboekt naar de VROM-begroting.
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB
I ECONOMIE
EZ03.10.100 Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen (TOPPER)totaal beleidsterrein17 58525 40022 90022 90022 900Dit is het totaal TOPPER-budget (verplichtingen). 33 van de 50 projecten vallen binnen G30, klein
    G3112 43017 00015 00015 00015 000deel budget (2 mln.) is getemporiseerd. 0,6 mln overgeheveld naar reg. Innovatie.
             
EZ03.10 210 Kansenzone (Doorzettingsmacht Rotterdam)totaal beleidsterrein24 000Betreft verplichtingenbedrag.
    Kas1 0008 0008 0007 000Betreft kasraming; afhankelijk van tempo uitvoering door Rotterdam.
             
EZ03.10 510 Reservering voor onvoorziene kansen en bedreigingen BDU Economietotaal beleidsterrein2 0002 0002 0002 000Het betreft hier een knelpuntenbudget dat jaarlijks in het kader van de BDU Economie verdeeld zal worden over
    G312 0002 0002 0002 000de steden. In 2005 en 2006 is 1mln hiervan overgeheveld naar Kansenzone Rotterdam.
             
V&Wart. 19.02 Voorstel tot Wet Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoertotaal beleidsterrein1 468 6771 469 3531 626 4761 646 5251 683 4211 796 5081 731 103Samenvoeging van de budgetten uit de artikelen 05.01, 06.01, 07.01 en IF01.03 t.b.v. exploitatie
   Kenniscentrum  161161161161161161openbaar vervoer en regionaal spoorvervoer, sociale veiligheid, GDU+, duurzaam veilig, het
   Fietsberaad  453453453453453453kenniscentrum verkeer en vervoer en vervoersmanagement.
   Kaartautomaat  796     Gelden worden uitgekeerd aan de provincies en kaderwetgebieden, splitsing naar de G30 is niet mogelijk.
   Chipcard  2 193      
   Decentralisatie spoorlijnen  8 74021 02720 32320 32320 32320 323 
   Project Mediapark Hilversum   25 000     
   Fietsenstallingen   681     
   Afrekening GDU   – 6 600     
   Loonbijstelling  5 71712 00112 23412 67613 52813 528 
   Prijsbijstelling  9 07310 04310 16710 39511 09311 093 
   Decentraliseren Lijnen   10 5109 9129 9129 9129 912 
   Toegankelijkheid haltes Stad en Streek   1200025 00025 00025 000  
   Kasschuif BDU   7 000     
   Voorfinanciering chipkaart   69 000     
   Overheveling BTW OV   25 90026 90026 90027 90027 900 
   Chipkaartmiddelen naar BDU   71 95821 214    
             
SZWart. 2 Wet Werk en Bijstand (FWI/Flexibel reïntegratiebudget)totaal beleidsterrein1 612 2951 629 2701 629 2701 629 2701 629 2701 629 2701 629 270 
    G311 078 1451 083 837p.m.p.m.p.m.p.m.p.m. 
II SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEID
DIVERSE MINISTERIESVeiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving»        Uitgaande van de in het GSB-beleidskader opgenomen outputdoelstellingen veiligheid en de onder «overige inzet Rijk» opgenomen maatregelen, ontstaat het volgende overzicht, waarbij in passende gevallen ook de inzet van andere departementen betrokken is Bron: Nota Krachtige stad: Aanhangsel 1
JUSart. 14.1.4 Overig (nog niet bestemde middelen Jeugd Terecht) 7 0007 000v.a. 2007 taakstellend € 5 miljoen per jaar afgeroomd
 art. 14.2.2 RvdK taakstraffen 21 72029 21735 30533 12933 34733 73733 737Begunstigde: RvdK (NB: is dus exclusief overige strafzaken (basisen vervolgonderzoeken) op 14.2.2
 art. 14.2.3 Halt 12 04012 00012 13012 43912 51412 51412 514Begunstigde: Bureaus HALT
 art. 14.2.4 Jeugdreclassering 37 15350 11653 59852 38850 25850 08849 908Begunstigde: Bureaus Jeugdzorg
 art. 13.4.3 Reclassering/MSTtotaal beleidsterrein118 354138 118153 189156 504156 455156 455156 457Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
 art. 13.4.4 Taakstraffentotaal beleidsterrein33 81241 10542 64644 07144 07644 07644 076Begunstigde: Reclassering
             
 art. 13.4.1.  Capaciteitsuitbreiding DJI-GWtotaal beleidsterrein1 041 5981 061 3361 130 4751 112 7641 115 1131 114 8301 114 644Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
 art. 13.4.2 Capaciteitsuitbreiding DJI-TBStotaal beleidsterrein103 421128 123370 111395 855395 908395 882395 867Begunstigde: Justitiële inrichtingen
             
 art. 14.1.4 Huiselijk geweldtotaal beleidsterrein1 4422 3003 3003 3003 3003 3003 300Een gedeelte hiervan gaat naar de VNG, maar er worden ook middelen ingezet voor de Rechtsbijstand,de Rechterlijke organisatie etc.
             
 art. 13.3.1 Justitie in de Buurttotaal beleidsterrein5 5464 4232 0711 568468468468Begunstigde: OMVoorheen stonden deze budgetten op art. 3.3.3.Met ingang van 2005 is de begrotingsstructuur van Justitie aangepast (3.3.3. bestaat derhalve niet meer).
             
 art. 13.1.2 Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein10 3418 2117 8817 8839 5339 5339 535De gezamenlijke subsidie aan het CCV (JUS en BZK) bedraagt jaarlijks maximaal € 5 mln. Daarnaast
             
BZKart. 4.2 Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein1 5532 0902 0331 0001 0001 0001 000subsidieert Justitie keurmerken (bv Keurmerk Veilig Ondernemen). Vanaf 2007 neemt BZK de subsidiëringvan het Keurmerk Veilig Ondernemen over van Justitie.
             
OCWart. 4.2 Rijksbijdrage Volwasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterrein258 700244 616Naar verwachting wordt vanaf 2006 dit deel van de Educatiemiddelen ingezet in de BDU
    G3173 70073 700Sociaal Integratie en Veiligheid. Bij het budget voor «totaal beleidsterrein is een bedrag van € 57,3 mln. opgenomen dat nog naar VenI moet worden overgeheveld.
             
VWSart. 46 BOS-regeling (buurt, onderwijs en sport)Totaal beleidsterrein4 49418 58418 58411 56413 08412 1042 084 
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB
III FYSIEK
LNVart. p.m. Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)/Groen in en om de stadtotaal beleidsterrein62 34951 14249 78850 03943 697Het Rijk zal in het kader van de midterm review GSB III in 2007 extra middelen voor de
    provincies met G3162 34951 14249 78850 03943 697prioriteit «Groen in de stad» beschikbaar stellen, indien de financiële ruimte daarvoor mogelijkheid biedt.(conform Nota Samenwerken aan de Krachtige stad)
             
VROM art. 4 Impulsbudgettotaal beleidsterrein22 75042 2504 52314 22726 250Impuls (€ 110 mln.) ter versnelling van proces stedelijke vernieuwing en om knelpunten te
    G3122 75013 000p.m.p.m.p.m.kunnen opheffen tijdens GSB III; trekkingsrecht G4 € 70 mln., G26 € 20 mln. niet-G30 € 10 mln. Resterende € 10 mln. voor Rijk ten behoeve van gerichte stimulerende maatregelen.Afhankelijk van de verdere uitwerking van de inpulsregeling kan het kasritme nog wijzigen.Over de hoogte van het budget in 2010 heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden.
             
VROM FES Beleidsregeling Subsidies Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteittotaal beleidsterrein70 086103 07731 99057 7578 7219 18720 654 
   (BIRK)G3165 74210 69850 0002 8005 5605 500 
             
VROM art. 7 Bodemsanering (WBB)totaal beleidsterrein152 114155 806135 764141 371142 297167 078194 173Bedragen opgenomen op basis van realisatiecijfers (excl. ISV)
    G3157 44133 14533 14533 14533 145p.m.p.m.Alle subsidies bodemsanering Wbb (excl. ISV); 2010 nog pm i.v.m. nieuwe periode MJP Wbb (2010–2014)
    provincies met G31142 443112 902105 468105 468105 468p.m.p.m.Alle subsidies bodemsanering Wbb (excl. ISV); 2010 nog pm i.v.m. nieuwe periode MJP Wbb (2010–2014)Het jaar 2011 is geëxtrapoleerd, maar er bestaan onzekerheden door ontwikkelingen rondom ILG en Wbb (Wet bodenbescherming). Bovendien zijn de VINAC-middelen die in het ISV II budget (28 127 mln) waren opgenomen, vanwege de afloop van de ISV II periode omwille van de zuiverheid weer bij de bodemsaneringsmiddelen geplaatst. De beslissing omtrent de aanwending van deze middelen moet nog genomen worden. Ook kan het budget in 2011 nog veranderen omdat de afloop van de investeringsimpuls enige invloed heeft op het beschikbare bodemsaneringsbudget.
             
VROM art. 4 Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS)/Woningbouwafsprakentotaal beleidsterrein72 088122 262130 277124 826121 53087 246116 946Begunstigden: provincies/kaderwetgebiedenHet kasritme is aangepast uitgaande van een jaarlijkse bevoorschotting van 65% en een nabetaling van 35% als de afgesproken aantallen woningen zijn gerealiseerd. De budgetten voor bodemsanering Vinac (€ 28 mln.) per jaar zijn overgeboekt naar ISV (2 BDU FYSIEK)

B.6.4. CONVERSIETABEL

WAS:WORDT:
UitgavenartikelUitgavenartikel
1. Grondweten Democratie1. Grondwet en Democratie
  
Operationele doelstelling(en)Operationele doelstelling(en)
1. Apparaatskosten1. Apparaatskosten2. Programma3. Kiesraad
10. Arbeidszaken overheid10. Arbeidszaken overheid
  
Operationele doelstelling(en)Operationele doelstelling(en)
1. Apparaat1. Apparaat
5. Uitkeringsregelingen5. Uitkeringsregelingen
6. Randvoorwaarden sectoren/overheid6. Randvoorwaarden sectoren/overheid7. Vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever8. Verbeteren kwaliteitdienstverlening9. Verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering
11. Kwaliteit Rijksdienst11. Kwaliteit Rijksdienst
  
Operationele doelstelling(en)Operationele doelstelling(en)
1. Apparaat1. Apparaat
2. Professioneel topmanagement2. Professioneel topmanagement
5. Garantieregelingen5. Garantieregelingen
6. Goed functionerend personeel6. Professionele en goede medewerkers
7. Goed functionerende organisatie7. Goed functionerende organisatie
8. Goed functionerende informatie voorziening en HRM-functieVervalt.
 9. Kwaliteitinformatievoorziening Rijk
 10. Bevorderen kwaliteit HRM-functie
15. Crisis- en Rampenbeheersing15. Crisis- en Rampenbeheersing
  
Operationele doelstelling(en)Operationele doelstelling(en)
1. Apparaat1. Apparaat
2. Proactie/preventie2. Programma uitgaven
3. preparatie3. Functioneren crisisbeheersingsorganisatie
4. response4. Aansturen Crisisbeheersing
 5. Crisiscommunicatie
NIEUW NIET-BELEIDSARTIKEL
Uitgavenartikel17. VUT-fonds
  
Operationele doelstelling(en)1. VUT-fonds
  
Ontvangstenartikel17. VUT-fonds

B.6.5. LIJST VAN AFKORTINGE

ABDAlgemene Bestuurs Dienst
ACIRAdviescommissie ICT Rampenbestrijding
ADAuditdienst
AIVDDe Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst
BABDBureau Algemene Bestuurs Dienst
BDUBrede Doeluitkering
BDURBesluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen
BFRPBesluit Financiën Regionale Politiekorpsen
BPRBasisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
BRTBovenregionale Teams
BSNBurger Service Nummer
BVSBudget Verdeel Systeem
BZKBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CAOPCentrum Arbeidsverhoudingen OverheidsPersoneel
CCVCentrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
CRACentrale reisdocumentenadministratie
CRIBCrisisregistratie en informatiebureau
DigiDDigitale identificatie
DKDBDienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging
ECDEconomische Controledienst
EGEMProgramma Elektronische Gemeenten
eNIKElektronische Nederlandse identiteitskaart
e-overheidProgramma elektronische overheid
e-ProvinciesProgramma Elektronische Provincies
ERCExpertisecentrum voor Risico en Crisiscommunicatie
EUKNEuropean Urban Knowledge Network
FDOForum voor Democratische Ontwikkeling
FEZFinancieel Economische Zaken
FIODFiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst
G3131 grote steden uit het GSB
GBAGemeentelijke Basisadministratie
GBKNBasisregistratie Grootschalige Basiskaart Nederland
GBOGemeenschappelijke Beheerorganisatie
GBOGrootschalig en Bijzonder Optreden
GEINProject Generieke Infrastructuur voor uitwisseling informatie tussen overheid en bedrijven
GHORGeneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMSGeïntegreerd Meldkamer Systeem
GOVCERTComputer Emergency Response Team Waterschappen
GSBGrotestedenbeleid
GVPGeneeskundige Verzorging Politie
HRMHuman Resources Management
ICCInternational Criminal Court
ICTInformatie- en communicatietechnologie
IFTInterregionale Fraude Teams
INDImmigratie- en Naturalisatiedienst
IPOInterprovinciaal Overleg
IPPInstituut voor Publiek en Politiek
i-teamsImplementatie team elektronische overheid
KCGSKenniscentrum Grote Steden
KLPDKorps Landelijke Politie Diensten
KMarKoninklijke Marechaussee
LBCBLandelijk Beraad Crisisbeheersing
LECDLandelijk Expertise Centrum Diversiteit
LFRLandelijke Faciliteit Rampenbestrijding
LOCCLandelijk Operationeel Coördinatiecentrum
LSOPLandelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie
LTPLandelijk Telefoonnummer Politie
MDManagement Development
MIVDMilitaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
NAVINationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuren
NCCNationaal coördinatiecentrum
NGBNederlands Genootschap van Burgemeesters
NIBRANederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding
NICISNetherlands Institute for City Innovation Studies
NIKNationaal Informatieknooppunt
NRNationale Recherche
OMOpenbaar Ministerie
OTPOverheidsTransactiePoort
OvVOnderzoeksraad voor Veiligheid
PAPolitieacademie
PIPPersoonlijke Internet Pagina
PKI-overheidPublic Key Infrastructure-Overheid
PMBPolitie Monitor bevolking
RAASInfrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten
RBVRijksbegrotingsvoorschriften
RIDRegionale Inlichtingendiensten
RIKRegionale Informatieknooppunt
RMARecord Management Applicatie
RNIBasisregistratie Niet-ingezetenen
SAIPStichting Administratie Indonesische Pensioenen
SIVSociaal, Integratie en Veiligheid
SSCShared Service Center
SSCBShared Service Crisisbeheersing
UCTAUnit Contra Terrorisme en Activisme
UvWUnie van Waterschappen
VIAInformation Awareness
VIRVoorschrift InformatiebeveiligingRijksdienst
VNGVereniging van Nederlands Gemeenten
VorampVoorlichting Rampen
VPLVut/Prepensioen/Levensloop
VSOVerbond Sectorwerkgevers Overheid
WFPPWet Financiering Politieke Partijen
WIVWet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
WOZWet Onroerende Zaken
WTSWet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen
WVOWet Veiligheidsonderzoeken
ZBOZelfstandig bestuursorgaan

B.6.6. TREFWOORDENREGISTER

Aantal verdachten naar OM 20

Administratieve lasten 6, 11, 12, 13, 16, 51, 62, 67, 68, 69, 72, 73, 75, 76, 78, 88, 164, 166

Adviescolleges 85, 89, 90, 91

Arbeidsmarkt 34, 79, 81, 88, 141, 145, 146

Arbeidsvoorwaardenbeleid 25, 26, 59, 131

Arbeidsvoorwaarden 19, 25, 79, 81, 85, 88, 98, 125

Asielbekostiging 22

Authentieke persoonsgegevens 77

Basisregister 102

Basisregistraties 13, 74, 77

Basisvoorzieningen 72, 73, 74, 75, 92, 134

Beheervoorziening BSN 102, 104, 105, 134

Bestuurlijke drukte 11, 61

Biometrie 103, 104

Bovenregionaal 21, 23, 26, 49, 124

BPR 2, 5, 73, 77, 78, 102, 103, 104, 105, 106, 135

BSN 13, 74, 78, 92, 102, 106, 134, 163

Budgetverdeelsysteem politie 16, 124, 125

Burgemeestersreferendum 60

Burgercorrespondentie 92

Burgerforum 12, 51, 52, 53, 54

Burgerservicenummer 74, 146, 163

Commissie Bovens 60

Commissie Dijkstal II 63

Commissie Snellen 102

Concern Rijk 85

Constitutioneel bestel 51, 52, 53, 55

CRA 51, 78, 103, 106

Criminaliteitsbestrijding 24

Crisisbeheersing 9, 10, 30, 31, 35, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 46, 47, 49, 148, 149, 156, 179, 181

Crisiscommunicatie 39, 42, 148, 149, 179

Democratische rechtsstaat 11, 51, 52, 53, 55

Democratische vernieuwing 52, 58, 159, 162

Dienst speciale interventies 125

Dienstenrichtlijn 12, 62

Digitale samenleving 53

Diversiteitbeleid 88

DNA 24

Dualisering 12, 60

Elektronische overheid 6, 14, 16, 72, 73, 92, 163

Elektronische reisdocumenten 77, 102

Financiële verhoudingswet 62

GBA-netwerk 102

GBA-stelsel 73, 102

Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens 74, 77

Gemeentelijke gegevens- en applicatiehuishouding 77

Gemeentewet 10, 60

Generatie elektronische reisdocumenten 102

Grondrechten 51, 53, 159

Grondwet 4, 12, 51, 52, 60, 123, 162, 167, 179

Grondwetswijziging 53

Grotestedenbeleid 1, 5, 8, 65, 66, 67, 68, 69, 136, 137, 168, 169

Haags programma 31

Herindeling 61, 161

Hulpdiensten 41, 42

Informatiebeveiliging 91, 92

Informatiehuishouding 27, 29, 30, 156

Informatievoorziening 5, 24, 29, 30, 38, 40, 41, 48, 85, 86, 91, 92, 94, 141, 179

Innovatie 4

Integraal veiligheidsplan 29

Integriteit 14, 25, 54, 79, 82, 83, 84, 88, 154, 155, 156

Interbestuurlijk toezicht 11, 62

Internationale samenwerking 10, 30, 44, 49

Internationale veiligheidsrelaties 30, 31

Internet 14, 42, 54, 56, 57, 74, 75, 76, 83, 112, 153, 166

I-teams 77

Kiesraad 5, 52, 54, 56, 57, 64, 123, 167, 179

Kiesstelsel 11, 12, 51, 52, 53, 54

Kieswet 54, 55, 161

Kiezen op Afstand 54, 56, 166

Klanttevredenheidsonderzoek 82, 83

Kwaliteit 4, 5, 6, 7, 8, 9, 15, 18, 24, 30, 32, 35, 36, 38, 40, 42, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 55, 60, 63, 65, 72, 77, 78, 79, 80, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 91, 93, 94, 100, 101, 102, 115, 119, 138, 140, 141, 150, 176, 179

Kwaliteitseisen 40, 41, 49

Leenfaciliteit 104, 106, 108, 113, 117, 120

Levensloop 17, 98

Mensenrechten 53

Middenbestuur 11, 60, 160, 161

Nationale Conventie 12, 51, 52, 53

Nationale conventie 159

Nederlandse identiteitskaart 14, 104, 166

Overhedenoverleg 61, 62

Overheidspersoneelsbeleid 98

Overlast 6, 8, 9, 18, 24, 29, 152, 153, 157

Paspoort 14, 77, 78, 104, 105, 133, 134, 135

Paspoortwet 15, 77, 102

Pensioenen 80, 81, 167

Personeelsbeleid 85, 88, 89

Politiebestel 19, 25, 153, 157

Politieke ambtsdragers 12, 55, 58, 59, 63, 64, 131

Politieke partijen 54, 55, 56, 58, 59, 63, 64, 131, 159

Politieonderwijs 25, 26

Politie 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 41, 44, 45, 51, 52, 53, 54, 55, 63, 64, 78, 79, 80, 83, 88, 91, 95, 111, 112, 113, 115, 124, 125, 126, 127, 128, 152, 155, 156, 157, 158, 159, 160, 164, 167

Politiesterkte 22, 23, 25

Politiewet 7, 18, 22, 35, 156

Prestatievermogen 21, 24, 26, 124

Programma Andere Overheid 73, 75

Programma versterking opsporing en vervolging 155

Raadsverkiezingen 54

RAAS 103, 106

Radicalisering 6, 9, 10, 29, 33

Rampenbestrijding 2, 5, 16, 30, 35, 36, 40, 41, 44, 46, 47, 49, 50, 115, 116, 117, 118, 154, 156, 157, 167

Reisdocumentenketen 77, 78, 102

Reisdocumenten 2, 5, 14, 15, 73, 77, 78, 102, 103, 104, 105, 106, 133

Signaleringsregister 102

Sociale herovering 8, 70, 152, 170

Specifieke uitkeringen 12, 17, 62, 63, 67, 69

Staatsveiligheid 33

Statuut 51, 53, 95

Sterkteafspraak 114

Structuurfondsen 69

Territoriale congruentie 47, 155

Terrorismebestrijding 9, 10, 15, 16, 22, 24, 33, 40, 114, 124, 125

Topinkomens 14, 82, 83, 165

Transparantie 11, 14, 72, 74, 79, 82, 84, 89, 119, 134, 139, 142, 162

Van crisisbeheersing 40

Veiligheid 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 15, 17, 18, 19, 22, 24, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 55, 65, 66, 70, 76, 115, 127, 129, 147, 148, 152, 154, 155, 157, 167, 170, 172, 174, 175

Veiligheidsmonitor 20, 29

Veiligheidsonderzoeken 32, 33, 34, 181

Veiligheidsregio 7, 10, 38, 41, 42, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 149, 152, 153, 154, 157

Verkiezingen 51, 53, 54, 55, 56, 57, 161, 166

Verloedering 8, 29

Vitale infrastructuur 39, 154

Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland 5, 23, 30

VUT 4, 17, 82, 98, 151, 167, 179

Wet GBA 77, 102

Wetsvoorstel 2, 5, 7, 10, 12, 13, 14, 15, 18, 44, 47, 54, 56, 60, 63, 64, 74, 153, 156, 157, 160, 163

WFPP 54, 56, 64

Licence