Hieronder volgen de majeure wijzigingen ten opzichte van de stand van de begroting 2010 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken na de eerste suppletoire wetswijziging, gevolgd door een toelichting per mutatie. Alleen de beleidsrelevante mutaties zijn toegelicht.
Artikel | Mutatie | |
---|---|---|
2 | Regionale stabiliteit en crisisbeheersing | – 15,4 |
3 | Nederlandse afdracht aan de EU | – 651,8 |
4 | Ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden | – 59,3 |
5 | Onderwijs | – 16,9 |
5 | Reproductieve gezondheidszorg | – 10,5 |
6 | Milieu en water | 11,6 |
8 | Draagvlak Nederlands buitenlands beleid | – 10,4 |
Artikel 2: Regionale stabiliteit en crisisbeheersing (–EUR 15,4 mln)
De verlaging op dit artikel hangt samen met een verlaging van het centrale wederopbouwbudget voor Soedan met EUR 5 mln in verband met het geen doorgang vinden van een geplande activiteit. Daarnaast hebben verlagingen plaatsgevonden op de decentrale wederopbouwbudgetten van Burundi, Palestijnse autoriteiten en Zimbabwe, met name in verband met vertragingen bij geplande activiteiten.
Artikel 3: Nederlandse afdracht aan de EU (–EUR 651,8 mln)
De belangrijkste reden voor de lagere Nederlandse afdrachten in 2010 is het afgenomen Nederlandse BNI-aandeel; doordat het Nederlandse BNI relatief minder is gegroeid dan het totale BNI van alle lidstaten tezamen, zijn de Nederlandse BNI-afdrachten lager uitgevallen. Daarnaast
is de verlaging het gevolg van een neerwaartse correctie van de BTW en BNI afdrachten over eerdere jaren en leiden hogere overige ontvangsten van de EU-begroting (zoals boetes) en een neerwaarts bijgestelde omvang van de begroting ook tot lagere afdrachten.
Artikel 4: Ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden (–EUR 59,3 mln)
De verlaging op dit subartikel betreft een saldo en wordt voornamelijk veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van het budget ten behoeve van ORET. Als gevolg van vertragingen en projectuitval valt deze raming EUR 45,5 mln lager uit. Ook de budgetten voor het thema ondernemingsklimaat; financiële sector-programma’s en PSOM zijn neerwaarts bijgesteld met resp. EUR 5 mln, EUR 5,4 mln en EUR 4 mln als gevolg van vertragingen en lagere afroepen dan verwacht. Betalingen zijn de derhalve doorgeschoven naar later jaren. Anderzijds is onder meer sprake van verhogingen op de thema’s plattelandsontwikkeling (EUR 3,6 mln) en marktontwikkeling (EUR 2,7 mln).
Artikel 5: Onderwijs (– EUR 16,9 mln)
De verlaging op dit artikel is het gevolg van verlagingen van de onderwijsbudgetten in diverse landenprogramma’s waaronder Oeganda (EUR 2 mln als gevolg van een ander betaalritme); Zambia (EUR 2,3 mln doordat bij vaststelling van de bijdrage aan het onderwijsprogramma bleek dat een lager bedrag benodigd is); Pakistan (een overheveling van EUR 2,5 mln naar noodhulp vanwege de watersnood) en Mali (EUR 3,5 mln). Tijdens de begrotingsbehandeling 2010 is toegezegd geen kortingen op het onderwijsprogramma in Mali door te voeren, maar omdat de beleidsnota’s van de Malinese overheid niet de juiste kwaliteit hadden, kan in 2010 geen sectorale begrotingssteun worden verstrekt. Voorts is het budget voor het partnerschapprogramma ILO in 2010 met EUR 4 mln verlaagd vanwege vertraging bij het opstarten van de nieuwe fase van dit programma.
Artikel 5: Reproductieve gezondheidszorg (– EUR 10,5 mln)
De mutatie op dit subartikel betreft een saldo. Als gevolg van vertragingen en achterblijvende prestaties van partners zijn de kasbudgetten van verschillende bilaterale landenprogramma’s verlaagd waaronder in Zambia (EUR 5 mln door onvoldoende voortgang op het Government Action Plan), Mali (EUR 4 mln als gevolg van ernstige vertragingen in het MDG-5 programma) en Jemen (EUR 1,7 mln omdat gestopt is met de ondersteuning van het ministerie van gezondheid vanwege achterblijvende prestaties van de regering en betrokken consultant). Anderzijds heeft een technische overheveling van EUR 1 mln plaatsgevonden vanuit subartikel 4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingslanden omdat de onderliggende activiteiten op het gebied van publieksvoorlichting, themabijeenkomsten en internationale evenementen beleidsmatig beter bij de subartikelen 5.4 en 5.5 kunnen worden ondergebracht.
Artikel 6: Milieu en water (EUR 11,6 mln)
Op diverse landenprogramma’s (bijvoorbeeld Bolivia, Colombia, Mali en Pakistan) vindt een versnelling van de uitgaven op bestaande programma’s plaats.
Artikel 8: Draagvlak Nederlands buitenlands beleid (– EUR 10,4 mln)
Van de totale verlaging van circa EUR 10,5 mln is EUR 7,7 mln ODA. De verlaging bij ODA wordt grotendeels (EUR 7 mln) veroorzaakt door de afbouw van het NCDO programma «oude stijl» op het budget van voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Deze uitgaven schuiven door naar 2011. Daarnaast zijn er minder communicatie activiteiten geïnitieerd tijdens de demissionaire status van het vorige kabinet. De resterende verlaging wordt voor het grootste deel (EUR 1,8 mln) veroorzaakt door onderuitputting.