Algemeen voortgezet onderwijs (avo)
Het avo omvat mavo (vaak opgegaan in vmbo) en havo. Mavo duurt 4 jaar en is voor leerlingen van 12–16 jaar. Havo duurt 5 jaar en is voor leerlingen van 12–17 jaar.
Apparaatskosten
Het totaal van de personele en materiële uitgaven (voor huisvesting, energie, apparatuur, schoonmaken etc.) van het ministerie.
Artikel
Eenheid voor het boeken van uitgaven of ontvangsten op de begroting. Begrotingsartikelen hebben een uniek nummer op de begroting en zijn veelal op te splitsen in meerdere artikelonderdelen.
Artikelonderdeel
Onderdeel van een begrotingsartikel. De uitsplitsing naar artikelonderdelen wordt opgenomen in de verdiepingsbijlage (samenvattend deel) bij de begroting. Artikelonderdelen maken geen deel uit van de begrotingsstaat.
Aspasia
Stimuleringsprogramma dat beoogt een initiërende bijdrage te leveren aan de vergroting van de doorstroom van vrouwen van universitair docent naar universitair hoofddocent.
Assistentopleiding
De assistentopleiding duurt een half tot één jaar en leidt op tot niveau één van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, niveau één is het laagste niveau, eenvoudig uitvoerende werkzaamheden in het vmbo. Er zijn geen vooropleidingseisen. Leerlingen zijn meestal vanaf circa 16 jaar oud.
Basisberoepsopleiding
De basisberoepsopleiding duurt twee tot drie jaar en leidt op tot niveau twee van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, het vierde niveau is het hoogste niveau. Er zijn geen vooropleidingseisen. Leerlingen die naar een basisberoepsopleiding gaan zijn ca. 16 jaar oud.
Basisonderwijs
Basisonderwijs wordt gegeven aan scholen voor (speciaal) basisonderwijs en is bestemd voor leerlingen van 4 tot 12 (maximaal 14) jaar. Het onderwijs omvat in principe acht aaneensluitende jaren.
Basisvorming
Vmbo, mavo, havo en vwo beginnen met een periode van basisvorming van drie jaar. Het doel is een brede vorming te geven aan leerlingen tussen 12 en 15 jaar. Er is geen strikte scheiding tussen algemene en technische vakken. Basisvorming is geen schooltype, maar een inhoudelijke vernieuwing die geldt voor alle schooltypen binnen het voortgezet onderwijs die aanvangen na het basisonderwijs.
Baten-lastendiensten
Een baten-lastendienst is één van de modellen voor verzelfstandiging, namelijk een interne verzelfstandiging met een beheersmatig karakter. De ministeriële verantwoordelijkheid en het budgetrecht van de Kamer worden door deze verzelfstandiging niet ingeperkt. Een baten-lastendienst past een baten-lastenstelsel toe, heeft een afzonderlijke plaats in de begroting en voert een administratie los van de begrotingsadministratie van het moederministerie.
Baten-lastenstelsel
In een baten-lastenstelsel worden de uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de integrale kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie en leidt daarmee tot een doelmatiger beheer.
Bedrijfsvoering
Het geheel van activiteiten inzake de aanwending van financiële, materiële en informatiemiddelen in het kader van de beleids- en begrotingsprocessen waarvoor de minister verantwoordelijkheid draagt.
Begrotingswet
Wet waarbij de financiële vastlegging van het te voeren beleid met betrekking tot een begrotingsjaar is geautoriseerd. De wet bevat ramingen van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten.
Beleidsevaluatie
Onderzoek naar de effectiviteit en doelmatigheid van het te voeren (ex ante) en/of gevoerde (ex post) beleid.
Beleidsintensivering
Verhoging van uitgaven en/of verlaging van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt.
Beleidsmatig verplichte uitgaven
De uitgaven op basis van meerjarige beleidsprogramma’s (zoals een subsidieregeling of een investeringsprogramma) waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd. Het gaat dan om uitgaven in bijvoorbeeld nota’s van het kabinet, waarvan is verondersteld dat de uitgaven binnen de geëxtrapoleerde meerjarencijfers zijn gedekt. Ook afspraken met andere overheden behoren hiertoe.
Beleidsterrein
Het beleidsterrein is de afbakening van een aandachtsgebied binnen de taakopdracht van het departement. Per begroting worden de begrotingsartikelen zodanig afgebakend en gegroepeerd dat deze gezamenlijk een helder beeld geven van de onderwerpen van beleid.
Beroepskolom
De doorstroom van vmbo, via mbo, naar hbo.
Beroepsonderwijs
Beroepsonderwijs sluit aan op het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en het algemeen voortgezet onderwijs (avo), en is voor leerlingen vanaf ca. 16 jaar. Vanaf augustus 1997 omvat het beroepsonderwijs vier opleidingsniveaus: de assistent opleiding, de basisberoepsopleiding, de vakopleiding en de middenkader- of specialistenopleiding. Alle opleidingen bevatten een beroepsopleidende leerweg (beroepspraktijkvorming 20–60%) en een beroepsbegeleidende leerweg (meer dan 60% beroepspraktijkvorming).
Beroepspraktijkvorming
Het onderricht in de praktijk van het beroep.
Breed maatschappelijk functioneren
Opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren maken deel uit van de educatie en zijn gericht op het eindniveau van de eerste fase van het vo (basisvorming). De opleidingen zijn bedoeld als voorbereiding op een voortgezette opleiding, bijvoorbeeld in het beroepsonderwijs. De opleidingen zijn uitsluitend gericht op volwassen. Zie ook educatie.
Budgettair neutraal
Zonder effect op het saldo van uitgaven en ontvangsten van de begroting.
Centraal examen
Het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Het maakt samen met het schoolexamen deel uit van het eindexamen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs. Zie eindexamen.
Certificaat
Voor een met succes afgerond vak of deelkwalificatie kan een certificaat worden verkregen. Meerdere certificaten kunnen leiden tot een diploma, ter afsluiting van een volledige opleiding. Certificaten zijn te behalen in het algemeen vormend onderwijs, het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs, educatie en beroepsonderwijs (vanaf 1-8-97) en de Open Universiteit. Bij voldoende afsluiten van de opleiding schoolleiders primair onderwijs wordt ook een certificaat behaald.
Deelkwalificatie
Het mbo kent eindtermen die aangeven wat de leerlingen aan kennis en vaardigheden moeten leren. Het examenprogramma wordt vastgesteld op basis van de eindtermen en ingedeeld in onderdelen die overeenstemmen met deelkwalificaties. Deelkwalificaties hebben elk een betekenis in het kader van de beroepsuitoefening of doorstroming naar het vervolgonderwijs.
Diploma
Bij het met succes afronden van bepaalde opleiding wordt een diploma verkregen. Dit geldt voor het algemeen vormend onderwijs (avo), het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), educatie en beroepsonderwijs (na 1-8-97) en voor de deeltijd opleiding tot leraar speciaal onderwijs.
Doelmatigheidskengetal
Een doelmatigheidskengetal geeft de kostprijs per activiteit of prestatie aan.
Doeltreffendheidskengetal
Een doeltreffendheidskengetal geeft de mate aan waarin zich beoogde en niet beoogde effecten van beleid voordoen.
Educatie
Educatie is gericht op het leren functioneren in de samenleving. Het omvat opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren, opleidingen Nederlands als tweede taal en opleidingen gericht op sociale redzaamheid. Educatie is uitsluitend voor volwassenen.
Eindejaarsmarge
De eindejaarsmarge is het bedrag dat moet worden gecompenseerd in, respectievelijk mag worden meegenomen naar het volgende begrotingsjaar. Het gaat daarbij om een tekort of overschot (als saldo van de uitgaven en ontvangsten) in het betreffende begrotingsjaar. De eindejaarsmarge bedraagt maximaal 1% van het begrotingstotaal. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.
Eindexamen
Het eindexamen van het vwo, havo, mavo en de algemene vakken in het vbo bestaat uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen. Het schoolexamen wordt door de school georganiseerd en afgenomen; het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Zie ook centraal examen, schoolexamen.
Eindtermen
Definitie van de kennis, vaardigheden en competenties die van deelnemers op elk van de kwalificatieniveaus worden verwacht.
Ervaringscertificaat (EVC)
In een ervaringscertificaat worden competenties van een individu zichtbaar gemaakt die de persoon heeft ontwikkeld buiten het formeel erkende onderwijs. Het kan gaan om competenties die de persoon ontwikkeld heeft door werkervaring (betaald / vrijwillig), privé-activiteiten en niet formeel erkende cursussen en trainingen. De competenties die in een EVC-procedure worden gemeten zijn gerelateerd aan een formeel erkende kwalificatie. Dat kan bijv. een MBO- of HBO-opleiding of een brancheopleiding zijn. In het Ervaringscertificaat wordt vermeld welke kwalificatiestandaard is gehanteerd, welke competenties daarvan het individu heeft aangetoond en wat het niveau van die competenties is. Het Ervaringscertificaat geeft inzicht in de kwaliteiten van een individu, maakt mensen beter inzetbaar op de arbeidsmarkt en kan worden gebruikt om tot efficiënte, verkorte opleidingstrajecten op maat te komen. Het Ervaringscertificaat biedt niet alleen kansen voor de werkende, maar ook voor werkzoekenden en met werkloosheid bedreigden.
Examen
Een examen is een afsluiting van een opleiding of een deel van een opleiding. Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) zijn voltooid na het examen. De meeste opleidingen in beroepsonderwijs en educatie kunnen worden afgesloten met een examen of een staatsexamen. In het hoger onderwijs kan er aan het eind van het eerste studiejaar een propedeutisch examen zijn. Na vier jaar is er een afsluitend examen. Zie ook centraal examen.
Experimenten overgang vmbo-mbo (VM2)
In het VM2 experiment volgen de leerling één programmatisch geïntegreerd traject van de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo tot en met een opleiding mbo 2, op één school en met één pedagogosch-didctische aanpak.
In 2008 is gestart met een eerste cohort van circa 30 projecten. In augustus 2009 volgde een tweede cohort. De ontwikkelingen van deze experimenten worden van 2009 tot en met 2013 gevolgd via een monitor.
Genomics
Het door grootschalige DNA sequentieanalyse in kaart brengen van mensen, dieren, planten en micro-organismen en het grootschalig onderzoek naar de functie van genen en de manier waarop erfelijke eigenschappen zoals vastgelegd in de genen, worden vertaald naar het functioneren van een cel en uiteindelijk het gehele organisme. Ook «high throughput» technologieën zoals proteomics en metabolomics en de bioinformatica, die informatieverwerking en analyse van de zeer grote hoeveelheden complexe data mogelijk maken, vallen onder genomics.
Getuigschrift
De afgestudeerden van een opleiding aan hbo of wo ontvangen een getuigschrift. Hierop staat vermeld de studierichting en het vak. Indien een lerarenopleiding is gedaan wordt ook de bevoegdheidsgraad vermeld. Bij het hbo worden ook vermeld: voltijd- of deeltijdopleiding, de duur van de opleiding en de titel.
Good governance
Een systeem van sturen, beheersen, toezicht houden en verantwoorden, waarmee organisaties hun doelstellingen kunnen bereiken.
In deze gangbare definitie heeft governance betrekking op de wijze waarop instellingen zelf in hun eigen organisatie vorm geven aan zo’n systeem. OCW betrekt de governanceprincipes ook nadrukkelijk op de bestuurlijke relatie tussen OCW en de instellingen die het departement bekostigt of subsidieert.
Grote technologische instituten (gti’s)
Hieronder vallen de volgende instellingen: Stichting Waterloopkundig Laboratorium, Stichting Grondmechanica Delft, Stichting Nationaal Lucht – en Ruimtevaartlaboratorium, Stichting Maritiem Research Instituut Nederland en Energiecentrum Nederland (het ECN ontvangt sinds 1983 geen bijdrage meer van OCW).
Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo)
Havo is één van de drie typen voortgezet onderwijs: Havo duurt vijf jaar en is voor leerlingen van 12–17 jaar. Het bereidt leerlingen hoofdzakelijk voor op het hbo.
Hoger beroepsonderwijs (hbo)
De bacheloropleidingen van het hbo duren vier jaar, en zijn bestemd voor studenten vanaf 17 jaar. De hbo-masteropleidingen duren 1 jaar en zijn merendeels niet bekostigd. Het hbo geeft een theoretische en praktische basis voor het uitoefenen van een beroep. Het hbo bestaat uit zeven sectoren: Hoger Pedagogisch, Agrarisch, Gezondheidszorg, Economisch, Technisch, Sociaalagogisch en Kunstonderwijs. Het maakt samen met het wo deel uit van het ho.
Hoger onderwijs (ho)
Het ho is voor studenten vanaf ongeveer 18 jaar en omvat het hbo en het wo.
Inburgering
Inburgering houdt in dat nieuw- en oudkomers de noodzakelijke kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving verwerven en het inburgeringsexamen halen. Wanneer het inburgeringsexamen is gehaald, is aan een eerste voorwaarde voor een succesvolle integratie voldaan.
Individueel voorbereidend beroepsonderwijs (ivbo)
Het ivbo maakt deel uit van het vbo en is bedoeld voor leerlingen die veel hulp en individuele aandacht nodig hebben. Het ivbo is onderwijs in de eerste fase van het vo en duurt vier jaar, voor leerlingen van 12–16 jaar. Met ingang van 1 augustus 1998 is het ivbo veranderd in afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs. Zie ook leerwegondersteunend onderwijs.
Individuele leerrekening
Spaarrekening bestemd voor scholing en opleiding.
Innovatiearrangement
Een innovatiearrangement is een gezamenlijk project van onderwijsinstellingen en (regionale) bedrijven, waarmee het innovatief vermogen van het beroepsonderwijs wordt versterkt. Het innovatiearrangement is naar zijn aard vernieuwend en betreft activiteiten die binnen de onderwijssector niet eerder zijn voorgekomen en is daarmee additioneel ten opzichte van de vernieuwings- en innovatie-activiteiten die de onderwijsinstellingen binnen het kader van de lumpsum-bekostiging en de Impulsmiddelen uitvoeren. Tegelijkertijd hebben innovatiearrangementen te allen tijde mede betrekking op versterking van de relatie tussen onderwijs en het (georganiseerde) bedrijfsleven; thema’s voor innovatie worden door de partijen jaarlijks nader afgesproken. De deelnemende partijen in het samenwerkingsverband zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de cofinanciering van tenminste 60% van de projectkosten.
Intensivering
Zie beleidsintensivering.
Juridisch verplichte uitgaven
De verplichtingen die in de departementale registraties administratief zijn vastgelegd.
Juridisch niet verplichte uitgaven
De juridisch niet verplichte uitgaven vormen een indicatie voor de mate van flexibiliteit die op het beleidsartikel aanwezig is. Op de ongebondenheid van juridisch niet verplichte uitgaven is evenwel het nodige af te dingen.
Kengetal
Een kengetal is een getal dat inzicht geeft in de situatie en/of de ontwikkeling van een beleids- of productieproces.
Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven
De Kenniscentra zijn de landelijke organen beroepsonderwijs van weleer. Ze worden bekostigd op basis van het aantal kwalificaties dat ze hebben ontwikkeld, het aantal leerbedrijven dat ze hebben erkend en het aantal beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv-plaatsen) bij leerbedrijven dat daadwerkelijk door deelnemers is bezet.
Kwalificatiewinst
Toename van het aantal gediplomeerden in de beroepskolom (vo, mbo, hbo) als gevolg van vermindering van de ongediplomeerde uitval en verbetering van de doorstroom naar de hogere opleidingsniveaus in het beroepsonderwijs.
Lectoraten/kenniskringen
Lectoraten zijn leerstoelen van één of meer instellingen waar een lector wordt benoemd en is ingebed in een context van vernieuwing, toegepast onderzoek en publicaties.
Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)
Afdeling binnen het vbo voor leerlingen die moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, en meer individuele begeleiding nodig hebben dan in het gewone vbo (gericht op het verwerven van een diploma). Het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die jonge kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs.
Liquiditeit (current ratio)
Liquiditeit is een maatstaf voor de mate waarin de instelling op korte termijn aan zijn schulden kan voldoen, en wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal als resultaat van de verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden. Voor de beoordeling van de liquiditeitspositie van een instelling worden de volgende normering en kwalificatie gehanteerd: een liquiditeitsratio van meer dan 1,2 is goed, tussen 0,6 en/of gelijk aan 1,2 is matig/voldoende en 0,6 of lager is slecht.
Loonbijstelling
Middelen die nodig zijn om de extra uitgaven van het ministerie ten gevolge van loonstijgingen te financieren.
Meevaller
Lagere begrotingsuitgaven of hogere begrotingsontvangsten dan geraamd zonder dat het onderliggende beleid is gewijzigd.
Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
Mbo behoort tot de tweede fase van het vo. Onderwijs in het mbo duurt vier jaar en is voor leerlingen van 16–20 jaar. Er worden zowel algemene als beroepsgerichte vakken gegeven. In het mbo stromen leerlingen door naar een baan of naar het hbo. In augustus 1997 is het mbo opgegaan in de opleidingsniveaus van het nieuwe beroepsonderwijs.
Middenkader- of specialistenopleiding
De middenkaderopleiding duurt drie tot vier jaar en leidt op tot niveau vier van de beroepsopleidingen, het hoogste niveau. Als toelatingseis geldt een diploma vbo, mavo of drie jaar havo of vwo. Leerlingen zijn dan circa vijftien of zestien jaar oud.
De specialistenopleiding duurt één tot twee jaar en leidt tot niveau vier van de beroepsopleidingen, het hoogste niveau. Om een specialistenopleiding te kunnen volgen is een diploma vakopleiding voor eenzelfde beroep op beroepencategorie vereist.
Moeilijk lerende kinderen (mlk)
Onderwijs voor mlk is een vorm van speciaal basisonderwijs: het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Speciaal basisonderwijs wordt gegeven aan aparte scholen.
Nederlands als tweede taal (NT2)
Opleidingen NT2 maken deel uit van de educatie en zijn bedoeld voor niet-Nederlanders om hun taalvaardigheid op een aanvaardbaar niveau te brengen. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.
Niet-relevant
Niet relevant voor het EMU-saldo.
Nota van wijziging
Een door het ministerie ingediende verandering op een wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer in behandeling is.
Ombuiging
Beleidsmatige verlaging van de begroting.
Onderwijs op maat
De school past aan de verschillen tussen leerlingen het onderwijsaanbod aan.
Ontwerpbegroting
Begrotingswetsvoorstel dat (ter autorisatie) bij de Staten-Generaal wordt ingediend op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.
Open Universiteit (OU)
De OU is een instelling voor afstandsonderwijs, die opleidingen biedt op het niveau van het wetenschappelijk onderwijs, voor personen van 18 jaar en ouder. De OU is vooral gericht op personen die geen studie op de gebruikelijke manier kunnen of willen volgen.
Overboeking
Een verschuiving van begrotingsuitgaven tussen de artikelen van het ministerie of een verschuiving van begrotingsuitgaven naar of van een ander departement.
Platform Beroepsonderwijs (HPBO)
Een samenwerkingsverband tussen de HBO-raad, BVE-raad, VVO/VSWO en Colo, met betrokkenheid van AOC-raad en Paepon.
Praktijkonderwijs (pro)
Afdeling binnen het vbo voor leerlingen die veel moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, extra individuele begeleiding nodig hebben, maar niet in staat worden geacht een diploma voor vervolgonderwijs te behalen.
Primair onderwijs (po)
Dit is de overkoepelende term voor (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Deze term wordt gebruikt sinds de invoering van de Wet op het primair onderwijs in augustus 1998. Zie ook basisonderwijs.
Prijsbijstelling
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van het ministerie ten gevolge van de prijsstijgingen.
Realisatie
Resultaten van de begrotingsuitvoering in termen van uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. Ook de prestatiegegevens die in een bepaald begrotingsjaar zijn geleverd, worden aangeduid als realisaties.
Regionale meld- en coördinatiefunctie (rmc-functie)
Organiseren van regionale melding, registratie en doorverwijzing van voortijdig schoolverlaters.
Relevant
Relevant voor het EMU-saldo.
Rentabiliteit
Rentabiliteit geeft de mate van winstgevendheid aan, en wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal door het resultaat te delen op baten uit gewone bedrijfsvoering. Het bedrijfsresultaat is lastiger te normeren. Idealiter en gemeten over een lange periode zou dit nul moeten zijn. Het is immers niet direct de bedoeling dat instellingen structureel winst of verlies boeken. Voor de beoordeling van dit kengetal worden de volgende normering en kwalificatie gehanteerd: een ratio van meer dan 1% is goed, tussen –1% en/of gelijk aan 1% is matig/voldoende en –1% of lager is slecht.
Samenwerkingsverbanden
Scholen werken op veel gebieden samen. Een school kan, afhankelijk van het doel van de samenwerking, deelnemen aan verschillende samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband waaraan een school deelneemt in verband met «weer samen naar school» kan uit andere scholen bestaan dan het samenwerkingsverband waaraan diezelfde school deelneemt in het kader van de «bestuurlijke krachtenbundeling».
Schoolbudget
Een samenvoeging van budgetten die voor 1 augustus 2001 afzonderlijk aan de scholen voor primair onderwijs werden toegekend.
Startkwalificatie
Een startkwalificatie is ten minste een diploma niveau 2 van havo, vwo of mbo.
Technocentra
Er zijn 15 technocentra. Dit zijn intermediaire organisaties die op regionale schaal een makel- en schakelfunctie vervullen: hun kerntaak is het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven, (technisch) beroepsonderwijs en regionale en lokale overheden, gericht op een aantal doelstellingen.
Tegenvaller
Hogere begrotingsuitgaven of lagere begrotingsontvangsten dan geraamd zonder dat het onderliggende beleid is gewijzigd.
Vakopleiding
De vakopleiding duurt twee tot vier jaar en leidt op tot niveau drie van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, het vierde niveau is het hoogste niveau. Als toelatingseis gelden een diploma voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) of drie jaar hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo) of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Leerlingen zijn dan vijftien à zestien jaar oud.
Vernieuwingsimpuls
Impuls binnen het onderzoek en wetenschapsbeleid, die erop gericht is creatieve en kwalitatief goede jonge onderzoekers ruimte te bieden en daarmee voor een carrière in de wetenschap te behouden.
Volwasseneneducatie
De volwasseneneducatie richt zich op het opleiden van cursisten voor een zelfstandige positie in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Tot de volwasseneneducatie worden gerekend: het vormings- en ontwikkelingswerk, de basiseducatie, het onderwijs aan de erkende onderwijsinstellingen en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).
Voorbereidend beroepsonderwijs (vbo)
Vbo heeft het lager beroepsonderwijs (lbo, ook ambachtsschool genaamd) vervangen. Het duurt vier jaar en biedt algemene en op het beroep gerichte vakken, voor de eerste fase van het voortgezet onderwijs en is voor leerlingen van twaalf tot zestien jaar. De hogere leerjaren van het vbo vormen samen met de hogere leerjaren van het mavo en sommige vormen van voortgezet speciaal onderwijs (vso) sinds 1 augustus 1999 het vmbo.
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)
Het vmbo is op 1 augustus 1999 ingevoerd, en bestaat uit de schoolsoorten vbo en mavo met vier leerwegen.
Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)
Vwo is één van de drie typen voortgezet onderwijs, naast het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). De opleiding duurt zes jaar, voor leerlingen van 12–18 jaar, en bereidt leerlingen voor op de universiteit.
Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo)
Vavo is één vorm van voortgezet onderwijs voor volwassenen. Het wordt gegeven aan avondscholen of dag-/avondscholen. Dag-/avondscholen is onderwijs dat volgens de wet avondonderwijs is, maar dat overdag gegeven wordt. In augustus 1997 is het vavo opgegaan in de opleidingsniveaus van het nieuwe beroepsonderwijs.
Voortgezet onderwijs (vo)
Vo omvat onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en het speciaal onderwijs, voor leerlingen vanaf 12 jaar. Het bestaat uit het vwo, het havo, het mavo en het vbo. Vbo en mavo duren vier jaar, havo vijf jaar en vwo zes jaar.
Voortijdig schoolverlater
Jongeren tot 23 jaar die geen onderwijs volgen en die geen startkwalificatie hebben. Een startkwalificatie is ten minste het diploma niveau 2 van het mbo of het diploma havo.
Wetenschappelijk onderwijs (wo)
De bacheloropleidingen in het wo duren drie jaar. De meeste masteropleidingen zijn 1 jaar maar er bestaan ook 2-jarige onderzoekmasters en de studie geneeskunde heeft een 3-jarige master. Het wo is bestemd voor studenten vanaf ongeveer 18 jaar, en wordt gegeven aan 13 universiteiten. Het wo omvat zowel diepgaande theoretische studies als specialistische training voor beroepen. Toelating tot het wo is mogelijk na het vwo en het hbo. Het hbo en het wo vormen samen het ho.
Zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk)
Onderwijs voor zmlk is een vorm van speciaal onderwijs. Het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs.
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok)
Onderwijs voor zmok is een vorm van speciaal onderwijs. Het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs.
Zorg Advies Teams (zat’s)
(Een aantal) zat’s in het po, vo en bve ontvangen middelen voor casemanagement en deskundigheidsbevordering zodat problemen van kinderen worden gesignaleerd door professionals en snel een passend sluitend hulpaanbod wordt georganiseerd.