Verplichtingen
Onderstaande tabel geeft de opbouw aan van de verplichtingen van het provinciefonds vanaf de stand ontwerpbegroting 2011 naar de stand ontwerpbegroting 2012.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2011 | 1 142 512 | 1 085 960 | 1 090 028 | 1 071 806 | 926 773 | 926 773 |
Mutaties 1e suppletoire begroting 2011 | 35 354 | – 904 | – 1 003 | – 1 003 | 0 | 0 |
Stand 1e suppletoire begroting 2011 | 1 177 866 | 1 085 056 | 1 089 025 | 1 070 803 | 926 773 | 926 773 |
Nieuwe mutaties | 40 563 | 31 433 | 42 172 | 46 482 | 31 618 | 19 235 |
Stand ontwerpbegroting 2012 | 1 218 429 | 1 116 489 | 1 131 197 | 1 117 285 | 958 391 | 946 008 |
Waarvan verplichtingenbedrag kosten Financiële-verhoudingswet | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Waarvan verplichtingenbedrag algemene uitkering | 726 846 | 485 089 | 924 325 | 925 569 | 917 030 | 917 030 |
Waarvan verplichtingenbedrag integratie-uitkeringen | 42 202 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Waarvan verplichtingenbedrag decentralisatie-uitkeringen | 449 281 | 631 300 | 206 772 | 191 616 | 41 261 | 28 878 |
Uitgaven
Onderstaande tabel geeft de opbouw aan van de uitgaven van het provinciefonds vanaf de stand ontwerpbegroting 2011 naar de stand ontwerpbegroting 2012.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2011 | 1 142 512 | 1 085 960 | 1 090 028 | 1 071 806 | 926 773 | 926 773 |
Mutaties 1e suppletoire begroting 2011 | 35 144 | – 904 | – 1 003 | – 1 003 | 0 | 0 |
Stand 1e suppletoire begroting 2011 | 1 177 656 | 1 085 056 | 1 089 025 | 1 070 803 | 926 773 | 926 773 |
Mutaties nog niet eerder opgenomen in een begrotingsstuk: | ||||||
1) Verminderen politieke ambtsdragers | – 10 000 | – 10 000 | ||||
2) Bedrijventerreinen (decentralisatie-uitkering) | 4 310 | |||||
3) Regionale luchthavens (decentralisatie-uitkering) | 991 | 934 | 934 | 934 | ||
4a) Accres 2012 | – 6 745 | – 6 745 | – 6 745 | – 6 745 | – 6 745 | |
4b) Aanvullende algemene mutatie | 3 404 | 4 397 | 5 641 | 7 102 | 7 102 | |
5a) DU Ontwikkel/OEM variabel (decentralisatie-uitkering) | 428 243 | |||||
5b) DU Ontwikkel/OEM variabel (algemene uitkering) | – 428 243 | |||||
6) Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte en BIRK) (decentralisatie-uitkering) | 2 262 | 2 262 | 6 762 | 7 962 | 762 | |
7) Julianasluis (decentralisatie-uitkering) | 2 700 | |||||
8) Waddenfonds (decentralisatie-uitkering) | 33 000 | 28 878 | 36 824 | 38 690 | 40 499 | 28 878 |
Totaal nieuwe mutaties | 40 563 | 31 433 | 42 172 | 46 482 | 31 618 | 19 235 |
Stand ontwerpbegroting 2012 | 1 218 219 | 1 116 489 | 1 131 197 | 1 117 285 | 958 391 | 946 008 |
Waarvan uitgavenbedrag kosten Financiële-verhoudingswet | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Waarvan uitgavenbedrag algemene uitkering | 726 647 | 485 089 | 924 325 | 925 569 | 917 030 | 917 030 |
Waarvan uitgavenbedrag integratie-uitkeringen | 42 203 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Waarvan uitgavenbedrag decentralisatie-uitkeringen | 449 269 | 631 300 | 206 772 | 191 616 | 41 261 | 28 878 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
1) Verminderen politieke ambtsdragers
Dit betreft de financiële vertaling van de maatregel uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen voor gemeenten en provincies op het vlak van het verminderen van politieke ambtsdragers (A28 c). Het aantal bestuurders in colleges van burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten en het aantal volksvertegenwoordigers in gemeenteraden en provinciale staten wordt met 25% verminderd. Dit levert een besparing op de loonkosten en de kosten aan directe ondersteuning op van € 120 miljoen, € 110 miljoen voor gemeenten en € 10 miljoen voor provincies.
2) Bedrijventerreinen (decentralisatie-uitkering)
Betreft de decentralisatie aan provincies van de bedrijventerreinmiddelen voor 2011 voor projecten van nationaal belang die de economische structuur van Nederland versterken. Het gaat om de bedrijventerreinen Kennispark Twente, Railterminal Chemelot, Aviolanda Woensdrecht, De Run Veldhoven, Stadshavens Vlissingen, Port Valley Rotterdam, Drechtsteden en Novio Tech Campus.
3) Regionale luchthavens (decentralisatie-uitkering)
De Regelgeving Burger- en Militaire Luchthavens is per 1 november 2009 in werking getreden door opname hiervan in de Wet Luchtvaart. Hierdoor zijn de provincies bevoegd gezag geworden voor de gedecentraliseerde luchthavens. In 2006 zijn afspraken gemaakt over de rijksbijdrage ter dekking van de kosten van de provincies tussen het Rijk en het IPO. Recent zijn voor de gehele resterende looptijd afspraken gemaakt met het IPO. De rijksbijdrage voor 2011, 2012, 2013 en 2014 bedraagt € 934 000 per jaar. Dit bedrag is in 2011 vermeerderd met 10% implementatietoeslag en secretariaatskosten voor de resterende luchthavens die op dit moment nog geen omzettingsbesluit hebben. Voor 2011 resulteert dit in een totale bijdrage van € 991 000.
4a) Accres 2012
Het gemeente- en provinciefonds ontwikkelen zich sinds 1995 evenredig met de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (NGRU). Nemen de NGRU van jaar op jaar toe, dan neemt ook de algemene uitkering van de fondsen toe. Bij een afname van de NGRU geldt het omgekeerde. De groei of krimp van de fondsen als gevolg van deze normeringssystematiek wordt accres genoemd. In het voorjaar van 2009 is in verband met de financiële en economische crisis afgesproken om de normeringssystematiek gemeente- en provinciefonds buiten werking te stellen voor de jaren 2009 t/m 2011. Zoals beschreven in paragraaf 2.1 wordt de normeringssystematiek met ingang van 2012 weer in werking gesteld. Het accres provinciefonds voor de tranche 2012 is – € 6,745 miljoen.
4b) Aanvullende algemene mutatie
De aanvullende algemende mutatie vindt zijn oorsprong in maatregelen uit het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen op het gebied van de sociale zekerheid. Tegenover ombuigingen die relevant zijn voor de NGRU (Wajong, WSW, reïntegratie WWB) staan namelijk hogere uitgaven aan de WWB (I-deel) die niet relevant zijn voor de NGRU. De ombuigingen leiden dus tot lagere accressen, maar de hogere uitgaven aan het I-deel van de WWB leiden niet tot hogere accressen. Voor deze asymmetrie hebben de fondsbeheerders vorig najaar besloten ten voordele van de gemeenten en provincies te corrigeren. De aanvullende reeks vloeit niet voort uit de normeringssystematiek en kan niet achteraf waargenomen worden. Daarom is er voor gekozen om de aanvulling apart te houden en nu al vast te zetten. De aanvullende reeks is voor provincies in 2012 € 3,404 miljoen en loopt op tot € 7,102 miljoen structureel vanaf 2015.
5a en b) DU Ontwikkel/OEM variabel
Het in paragraaf 2.1 beschreven nieuwe verdeelmodeel voor het provinciefonds heeft onder andere geleid tot de introductie van een decentralisatie-uitkering op basis van de ontwikkeltaken enerzijds en het rendement op de inkomsten uit energiebedrijven anderzijds.
In het nieuwe verdeelmodel wordt onderscheid gemaakt tussen beheer- en ontwikkeltaken, omdat beide andere verdeelcriteria vragen. Het beheerdeel omvat de vaste jaarlijks terugkerende kosten, bijvoorbeeld het betalen van de salarissen, onderhoud provinciehuis, wegen, groen, etc. Het ontwikkeldeel van het provinciefonds betreft taken zoals aanleg van nieuwe wegen, integrale gebiedsontwikkeling in het landelijk gebied, natuur en bodemsanering, maar ook taken met betrekking tot buitengewone groei en krimp. Het kan zowel gaan om eindige taken als om continue taken. Door rekening te houden met ontwikkeltaken wordt aangesloten bij het provinciale profiel waarin de provincies zich toeleggen op de kerntaken ruimte, economie en natuur, zoals ook het Regeerakkoord dat aangeeft. Om verdeeltechnische redenen is er voor gekozen om een deel van het bedrag dat gemoeid is met de ontwikkeltaken via een decentralisatie-uitkering (DU Ontwikkel/OEM variabel) uit te betalen aan de provincies. In deze uitkering zijn enkele ontwikkeltaken opgenomen die in afwachting van de uitwerking van decentralisaties uit de bestuursafspraken 2011–2015 nog niet in maatstaven zijn uitgedrukt.
In het verdeelmodel wordt er ook rekening mee gehouden dat provincies in staat zijn een deel van de hun taken (ijkpunten) te financieren met eigen inkomsten uit de zogenaamde «overige eigen middelen» (OEM). De OEM in het nieuwe verdeelmodel wordt samengesteld uit twee onderdelen. Er is een vast deel van 5,48% dat wordt verondersteld voor alle provincies. Dit vaste deel is op voorhand in mindering gebracht op alle maatstaven en op de nieuwe decentralisatie-uitkering. Voor het variabele deel is gekozen om 35% van de inkomsten uit energiebedrijven (situatie in 2016) mee te nemen met een fictief rendement van 3%. Dit deel wordt in mindering gebracht op de bovenstaand beschreven bedragen van de decentralisatie-uitkering.
De op deze manier ontstane «DU Ontwikkel/OEM variabel» bedraagt in 2012 € 428,243 miljoen.
6) Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte en BIRK) (decentralisatie-uitkering)
De lopende nationale gebiedsontwikkelingen, projecten in het kader van het subsidiebesluit Investering Ruimtelijke Kwaliteit (BlRK) en Nota Ruimte, kunnen in aanmerking komen voor overdracht aan provincies en gemeenten. Per project wordt bepaald of het wenselijk is om het betreffende project en de bijbehorende middelen te decentraliseren. De volgende nationale gebiedsontwikkelingsprojecten worden via een decentralisatie-uitkering uit het provinciefonds uitgekeerd: Noord Holland Naardermeer (€ 0,48 miljoen vanaf 2011), Utrecht Fort Vechten (€ 0,282 miljoen vanaf 2011) en Zeeland Waterduinen (€ 1,5 miljoen vanaf 2011).
7) Julianasluis (decentralisatie-uitkering)
Het Rijk draagt op verzoek van de provincie Zuid-Holland € 2,7 miljoen bij aan de aanleg van de Tweede Kolk van de Julianasluis op basis van de verkenning en vanuit het belang dat het Rijk hecht bij een bereikbare mainport Rotterdam en een goed ontsloten Greenport (A4 over water). Deze bijdrage zal in 2012 voor dit doel ter beschikking worden gesteld aan de provincie Zuid-Holland door middel van een decentralisatie-uitkering.
8) Waddenfonds (decentralisatie-uitkering)
Het kabinet Rutte-Verhagen heeft besloten om het Waddenfonds in 2012 te decentraliseren. Dat betekent dat de Waddenprovincies de bevoegdheid krijgen om de middelen te besteden, waarbij vastgehouden wordt aan de doelen van het Waddenfonds (i.c. het vergroten en versterken van natuur- en landschapwaarden van het waddengebied, het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee, een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied). Hiervoor worden vanaf 2012 alle middelen in het huidige Waddenfonds via een decentralisatie-uitkering uit het provinciefonds uitgekeerd. Vooruitlopend op de decentralisatie van de middelen in 2012 worden ook de middelen voor 2011 al ter beschikking gesteld aan de provincies via de decentralisatie-uitkering.