Algemene doelstelling
In Nederland worden circa 4 miljoen runderen, 12 miljoen varkens, 1 miljoen schapen, 374 duizend geiten en 97 miljoen kippen om commerciële redenen gehouden (bron: CBS-LEI land- en tuinbouwcijfers 2010). De zorg voor de gezondheid van deze dieren is primair de verantwoordelijkheid van de veehouder zelf. Het grootste deel van de gezondheidsproblemen kan de veehouder, al dan niet met behulp van een dierenarts, oplossen. Voor het effectief vermijden, opsporen en bestrijden van een besmettelijke, aangifteplichtige dierziekte zijn de mogelijkheden voor een individuele houder in veel gevallen niet toereikend en is ondersteuning en inzet van het georganiseerde bedrijfsleven en de overheid noodzakelijk. De overheid ondersteunt en pleegt inzet bij de preventie en bewaking van dierziekten, bij verdenkingen en bestrijding van dierziekten en bij welzijnsmaatregelen voor dieren bij een uitbraak. Het Diergezondheidsfonds (DGF) is het financiële instrument voor de bewaking en bestrijding van dierziekten die door, of in opdracht van, de overheid worden uitgevoerd op grond van de daartoe in nationale wet- en regelgeving opgenomen verplichtingen.
Dierziekten, maar in het bijzonder uitbraken van besmettelijke dierziekten, hebben niet alleen grote economische en financiële gevolgen voor de getroffen bedrijven, maar de uitbraak en of de bestrijding daarvan hebben veelal ook grote gevolgen voor de omliggende agrarische bedrijven alsmede voor de bedrijven in de vee- en vleessector en bedrijven in andere sectoren, zoals recreatie en toerisme. Ook particulieren in het betreffende gebied kunnen worden geconfronteerd met ingrijpende bestrijdingsmaatregelen. Afgezien van het inperken van de gevolgen van een uitbraak, dienen buurlanden en handelspartners verschoond te blijven van de export van een besmetting.
Het diergezondheidsbeleid is in de loop van de jaren geëvalueerd van een sector aangelegenheid naar een maatschappelijke aangelegenheid. De Nationale Agenda Diergezondheid 2007–2015 die op basis van een brede oriëntatie en consultatie tot stand is gekomen en op 12 oktober 2007 aan de Tweede Kamer is gezonden (TK, 28 286, nr. 76), is daar de exponent van. Ook worden we de laatste jaren steeds vaker geconfronteerd met nieuwe, opkomende dierziekten die ook risico’s met zich mee kunnen brengen voor de volksgezondheid. Het beleid, dat aan de basis ligt van de inzet van DGF, is weergegeven in het beleidsartikel 16 van de begroting van het Ministerie van EL&I.
Van groot belang is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden ervan voor het inperken van verdergaande besmettingen en de gevolgen van de besmetting. Het signaleren van (mogelijke) ziekteverschijnselen vindt plaats door houders van dieren of de dierenarts. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk te worden gemeld. Naast de meldplicht worden bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.
De bestrijding van de besmettelijke dierziekten vergt een organisatie die direct in staat is de noodzakelijke maatregelen te treffen. Deze organisatie voert het onderzoek uit bij meldingen van (vee)houders van mogelijke besmettingen. De kosten van het aanhouden van de crisisorganisatie bij EL&I, worden verantwoord in de begroting van EL&I op artikel 16 «Concurerende, duurzame, veilige agro-, visserij-, en voedselketen». De kosten van de voorzieningen en/of faciliteiten die door bedrijven beschikbaar worden gehouden voor onmiddellijk gebruik door, of in opdracht van EL&I, worden ten laste van het DGF gebracht.
De middelen ter financiering van de uitgaven van het DGF zijn afkomstig van de EU, het Rijk en van het bedrijfsleven vertegenwoordigd door het Productschap Zuivel (PZ), Productschap Vee en Vlees (PVV) en Productschap Pluimvee en Eieren (PPE). De bijdrage van het Rijk wordt geraamd en verantwoord op het uitgavenartikel 16.3 «Plant- en diergezondheid» van de EL&I-begroting. De bijdrage van het bedrijfsleven aan het DGF wordt verkregen op basis van het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» en heeft betrekking op de kosten van monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten. De kosten voor de bestrijding, tot een per diersoort afgesproken plafond, worden voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren. Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in de betreffende convenantperiode. De kosten van de bestrijding bij particulieren en hobbydierhouders worden gedragen door het Rijk.
Op 1 januari 2010 is de derde convenantperiode ingegaan, voor de periode tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2015. Met ingang van die datum is het convenant op onderdelen aangepast. Zo zijn de maximale bijdragen per sector vastgesteld op € 19,5 mln voor runderen, € 68 mln voor varkens, waarvan € 42 mln uitsluitend bedoeld voor de bewaking en bestrijding van Afrikaanse Varkenspest (AVP) en Swine Vesicular Disease (SVD), € 26 mln voor pluimvee, waarvan € 2 mln voor de bestrijding van New Castle Disease (NCD), € 4,52 mln voor schapen en geiten, waarvan € 1,35 mln voor de bestrijding van scrapie. Ook zijn nieuwe kostenposten toegevoegd. Nieuw in het convenant zijn de kosten van de crisiscapaciteit van Rendac en vectormonitoring door het Centrum Monitoring Vectoren. Beide kostensoorten worden op 50/50 basis door EL&I en de veehouderijsector gedragen.
Sinds 10 oktober 2010 is Nederland verantwoordelijk voor de veterinaire gezondheidszorg in Caribisch Nederland (Bonaire, St Eustatius en Saba). Het DGF heeft vooralsnog geen betrekking op de veehouders in dit gebied.
In onderstaande tabel zijn de maximale betalingsverplichtingen (plafondbedragen) voor de productschappen voor de periode 2010 tot en met 2014 weergegeven.
Sector | Uitgangsmaxima 2010/2014 1 | |
---|---|---|
Rundveehouderij | 19 500 | |
Varkenshouderij | 68 000 | |
– AVP en SVD | 42 000 | |
– Overige dierziekten | 26 000 | |
Schapen-/geitenhouderij | 4 520 | |
– Scrapie | 1 350 | |
– Overige dierziekten | 3 170 | |
Pluimveehouderij | 26 000 | |
– NCD | 2 000 | |
– Overige dierziekten | 24 000 | |
Totaal | 118 020 |
De uitgangsmaxima worden met ingang van het kalenderjaar 2011 aangepast aan de hand van:
a. de omvang van de betrokken veestapel zoals gepubliceerd in de CBS-LEI uitgave over de land- en tuinbouwcijfers van het lopende kalenderjaar, waarbij de landbouwtelling 2009 als referentiepunt geldt, en
b. het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens over januari van het lopende kalenderjaar zoals laatstelijk gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het consumentenindexcijfer alle huishoudens over januari 2009 als referentiepunt geldt.
In het jaarverslag 2012 zullen de voor 2012 geïndexeerde bijdragen vermeld worden.
Budgettaire gevolgen van beleid
01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
VERPLICHTINGEN | 55 266 | 22 004 | 9 700 | 9 700 | 9 700 | 9 700 | 9 700 |
UITGAVEN | 55 266 | 22 004 | 9 700 | 9 666 | 9 700 | 9 700 | 9 700 |
Beginsaldo | 8 172 | 12 904 | |||||
Programma-uitgaven | 55 266 | ||||||
U0111 Bewaking van dierziekten | 3 207 | 3 400 | 4 250 | 4 250 | 4 250 | 4 250 | 4 250 |
U0112 Bestrijding van dierziekten | 44 216 | 18 604 | 5 450 | 5 416 | 5 450 | 5 450 | 5 450 |
U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen | 0 | ||||||
U0114 Overig | 7 843 | ||||||
ONTVANGSTEN | 59 998 | 9 100 | 9 700 | 9 700 | 9 700 | 9 700 | 9 700 |
Eindsaldo | 12 904 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Toelichting:
Het lagere uitgaven bedrag in 2012 ten opzichte van 2011 houdt verband met hogere uitgaven in 2011 als gevolg van de doorwerking van de kosten van bestrijdingsmaatregelen van Q-koorts in 2010. Een deel van deze kosten is in 2010 gemaakt, maar zal in 2011 betaald worden.
Het betreft onder andere de kosten van de afgesproken nadeelcompensatie, uitvoering van (her)taxaties en andere bestrijdingskosten.
01.11 Bewaking van dierziekten
Het bewaken van de diergezondheidsstatus is vooral een activiteit van de houder van dieren. De houder gaat in het algemeen dagelijks met de dieren om en is door zijn aanwezigheid in staat de eerste signalen op te merken die kunnen duiden op een dierziekte.
Indien de verschijnselen duiden op een aangifteplichtige dierziekte moet dit onmiddellijk gemeld worden. Naast de meldplicht voor de veehouder, worden monitoring- en bewakingprogramma’s uitgevoerd. Deze programma’s hebben ten doel de diergezondheidstatus te bewaken en te monitoren en anderzijds te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De bewakingsprogramma’s dienen ook ter ondersteuning van de melding van dierziekten voor zover deze niet worden opgemerkt.
De EU en de OIE (Office Internationale des Epizoöties) verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en – voor bepaalde dierziekten – door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s.
Streefwaarden
-
• Behoud van de huidige, officieel door de EU en OIE verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.
-
• Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting.
Beleidsinstrumenten
Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen te behouden wordt een aantal bewakingsprogramma’s bij varkens, runderen, pluimvee, schapen en geiten uitgevoerd. Door bijvoorbeeld onderzoek naar de afwezigheid van Klassieke Varkenspest (KVP) bij sectiemateriaal, early warning en monitoring op Aviaire Influenza (AI) bij pluimvee, onderzoek naar BSE bij runderen en scrapie bij schapen wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Het niet opmerken van een dierziekte kan bij bepaalde dierziekten tot grote gevolgen leiden. Ook wordt het monitoringsprogramma naar Blauwtong (BT) bij vee en het onderzoek naar de blauwtongvector in 2012 voortgezet.
Voor zover de kosten van de bewakingsonderzoeken door of in opdracht van EL&I niet rechtstreeks in rekening kunnen worden gebracht bij de betrokken veehouders, komen deze voor rekening van het DGF.
Prestatiegegevens
Bewakingsprogramma | Bedrijven | Dieren | Uitgaven |
---|---|---|---|
Brucella (schaap, geit) | 1 500 | 14 000 | 500 |
Blauwtong (rund, schaap, geit) | |||
– Serologie | 100 | ||
– Vector | Nvt | 50 | |
BSE rund, bij destructor en bij noodslachting 2 | 46 000 | 1 850 | |
TSE schaap/geit, bij destructor en slacht | 20 700 | 400 | |
KVP (varkens) | |||
– Veehouderij (tonsillen) | 1 250 | 4 000 | 100 |
– Wilde zwijnen | 450 | 100 | |
AI | |||
Bedrijfsmatig pluimvee; early warning | |||
– Insturen monsters (swabs) | 1 400 | 50 | |
– Melding (afw.) verschijnselen (bij GD) | 5 800 | ||
– Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen | 2 700 | 170 000 | |
Wilde vogels | |||
– Monitoring levende wilde vogels | 14 000 | ||
– Monitoring dode vogels | 1 000 | ||
Q-koorts (melkmonsters) | 430 | 8 400 | 1 100 |
Totaal | 4 250 |
Bron: Dienst Regelingen (BSE en TSE), Erasmus Universiteit Rotterdam (onderzoek levende wilde vogels), Centraal Veterinair Instituut (onderzoek dode wilde vogels) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig)
Toelichting
Vanaf 1 oktober 2009 geldt voor houders van meer dan 50 melkschapen of melkgeiten een verplichting om deel te nemen aan Q-koorts tankmelkmonitoring. De kosten van de monitoring vallen met ingang van 2011 conform de aanpak bij andere dierziekten onder de afspraken in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» en worden daarmee deels doorbelast aan de sector. In 2012 wordt de monitoring naar Q-koorts bij melkschapen en melkgeiten voortgezet.
01.12 Bestrijding van dierziekten
Onder de bestrijding van dierziekten vallen:
-
• Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;
-
• Onderzoek van verdachte dieren;
-
• Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;
-
• Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellose en leukose;
-
• Bestrijding van zeer besmettelijk dierziekten zoals AI, Mond- en Klauwzeer (MKZ) en KVP.
Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de nVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt door de nVWA structureel onderzoek gedaan op het betreffende bedrijf. In het geval een onderzoek leidt tot de bevinding dat sprake is van een besmetting of moet worden uitgegaan van een besmetting, wordt tot bestrijding overgegaan en worden de daartoe beschikbare voorzieningen benut.
De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.
Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Om vertraging bij de aanvang van de bestrijding te vermijden zijn afspraken gemaakt en contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces.
Een belangrijke beleidswijziging ten aanzien van de aanpak van de bestrijding is de mogelijkheid tot inzet van noodvaccinatie. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Deze aanpak is mogelijk bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, zoals MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.
Streefwaarden
-
• Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.
Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een team ter plaatse een onderzoek instellen.
Beleidsinstrumenten
Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:
-
• Wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;
-
• Klinische inspectie door een team van dierenartsen op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;
-
• Monsternames door een team;
-
• Diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;
-
• Instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;
-
• Vaccineren van dieren;
-
• Onderzoek van dieren op buurtbedrijven en andere relevante bedrijven;
-
• Tracering van een besmetting (van en naar);
-
• Doden van besmette dieren;
-
• Doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;
-
• Destructie van (besmette) dieren;
-
• Reinigen en ontsmetten van bedrijven;
-
• Schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.
De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:
-
• EU-richtlijnen en EU-verordeningen;
-
• Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren;
-
• Draaiboeken;
-
• Crisisorganisatie en voorzieningen.
Prestatiegegevens
Bedrijven | Dieren 1 | Uitgaven | |
---|---|---|---|
Verdenkingen | |||
– Brucellose (verwerpersonderzoek) | 12 000 | 1 000 | |
– KVP | 15 | 100 | |
– MKZ (rund, schaap, geit) | 5 | 15 | |
– AI (HPAI & LPAI) | 5 | 15 | |
– BSE (rund) | 5 | 15 | |
– TSE (schaap, geit) | 5 | 15 | |
– Diagnostiek verdenkingen 3 | 700 | ||
Bestrijding | |||
– BSE | 1 | 70 | |
– TSE (schaap/geit) | 5 | 180 | |
Voorzieningen | |||
– AUV | 300 | ||
– Calamiteitenreserve destructie 4 | 1 500 | ||
– Waakvlamcontracten | 650 | ||
– Voorziening MKZ / KVP – Overige voorzieningen | 890 0 | ||
Totaal | 5 450 |
Bron: nVWA, GD
Toelichting
De in het overzicht Prestatiegegevens opgenomen verdenkings- en bestrijdingsactiviteiten geven inzicht in de begrote reguliere activiteiten zoals weergegeven onder Budgettaire gevolgen van beleid. Hieronder wordt de post Voorzieningen nader toegelicht.
Voorzieningen
Als naast het bewaken ook het bestrijden van dierziekten aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid van deze voorzieningen worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet er een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft die nodig zijn bij een bestrijding.
01.13 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Ter vermindering van de meest urgente welzijnsproblemen kan worden besloten om dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.
Streefwaarden
-
• Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.
Beleidsinstrumenten
Opkoopregeling:
Een opkoopregeling wordt toegepast als sprake is van een situatie van overvolle stallen als direct gevolg van de bestrijdingsmaatregelen. Bij het instellen van een opkoopregeling kunnen veehouders in een afgebakend gebied hun dieren op vrijwillige basis aan de overheid aanbieden. Hier staat een financiële bijdrage tegenover waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld.
Er worden geen uitgaven geraamd aangezien er geen indicatie is dat de regeling in 2012 zal worden toegepast.
01.14 Overig
Dit artikel is voor de financiering van overige uitgaven, zoals de eventuele terugstorting van de voorfinanciering naar de begroting van EL&I en uitgaven die onder andere betrekking hebben op de voedselveiligheid en daarmee samenhangend de diergezondheid. Omdat het karakter van dergelijke uitgaven op voorhand niet is te voorspellen, kunnen geen streefwaarden worden opgenomen.
Evaluatie
Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.
Verantwoordelijkheid EL&I
EL&I is direct verantwoordelijk voor het bestrijden van de wettelijk te bestrijden dierziekten. EL&I is indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten.