Inleiding
De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen.
Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed.
De Rijksgebouwendienst ressorteert sinds de opheffing van het ministerie van VROM (KB d.d. 14-10-2010), onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hierbij is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijkshuisvesting en voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op het terrein van de rijkshuisvesting. De departementen zijn integraal verantwoordelijk voor hun eigen huisvestingsbeslissingen.
De Rijksgebouwendienst verzorgt voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken, de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst.
De Rijksgebouwendienst draagt bij aan de studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester voor advisering over architectuur(beleid), stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst.
De Rijksgebouwendienst is naast Rijkshuisvester, als Corporate Real Estate Manager, ook beheerder over het in de rijkshuisvesting geïnvesteerde vermogen en heeft een verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het culturele erfgoed. Het gaat hier om 220 monumenten (complexen) met circa 450 objecten. Als Corporate Real Estate Manager richt de Rijksgebouwendienst zich op het aankopen, plannen, beheren en afstoten van rijkshuisvesting met als doel een bijdrage te leveren aan het primaire proces en het algemene resultaat van de rijksoverheid.
Exploitatie
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | |||||||
Leveren producten /diensten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 23 088 | 19 086 | 20 011 | 21 119 | 20 487 | 21 475 | 20 451 |
Opbrengst departementen | 1 394 474 | 1 410 711 | 1 402 355 | 1 399 506 | 1 341 330 | 1 325 482 | 1 285 609 |
Opbrengst derden | 12 021 | 12 500 | 12 625 | 12 751 | 12 879 | 13 008 | 13 138 |
Bedrijfsvoering | |||||||
Rentebaten | 3 571 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige baten | 32 403 | 13 130 | 15 680 | 15 668 | 10 311 | 8 325 | 8 408 |
Totaal baten | 1 465 557 | 1 455 427 | 1 450 671 | 1 449 044 | 1 385 007 | 1 368 290 | 1 327 606 |
Lasten | |||||||
Product Huisvesting | |||||||
Apparaatskosten (netto) | 90 085 | 75 448 | 67 901 | 65 251 | 61 599 | 57 006 | 56 288 |
Huren | 307 079 | 286 856 | 288 051 | 275 619 | 262 910 | 265 539 | 252 418 |
Rentelasten | 283 915 | 295 596 | 310 152 | 312 328 | 305 010 | 300 110 | 288 357 |
Afschrijvingen | 326 763 | 349 073 | 353 644 | 372 822 | 345 084 | 337 016 | 335 083 |
Onderhoud | 145 526 | 136 925 | 132 191 | 127 811 | 129 216 | 133 917 | 130 252 |
Dotaties voorzieningen | 27 322 | 25 115 | 11 155 | 5 660 | 3 761 | 3 798 | 3 836 |
Belastingen en heffingen | 23 500 | 23 900 | 23 847 | 23 241 | 22 848 | 23 076 | 22 822 |
Investeringen buiten gebruiksvergoedingen | 133 358 | 98 071 | 95 012 | 92 633 | 87 873 | 83 802 | 79 009 |
Overige producten | |||||||
Services | 61 929 | 77 500 | 75 245 | 72 937 | 70 576 | 68 160 | 65 688 |
Adviezen | 8 318 | 8 800 | 8 888 | 8 977 | 9 067 | 9 157 | 9 249 |
Beleidsondersteuning | 7 735 | 7 127 | 6 981 | 6 289 | 6 144 | 6 837 | 6 144 |
PPS lasten | 19 363 | 37 500 | 42 900 | 56 200 | 56 200 | 56 200 | 56 200 |
Overige lasten | 28 330 | 32 661 | 32 850 | 28 419 | 23 190 | 21 332 | 21 546 |
Totaal lasten | 1 463 223 | 1 454 572 | 1 448 817 | 1 448 187 | 1 383 478 | 1 365 950 | 1 326 892 |
Saldo | 2 334 | 855 | 1 854 | 857 | 1 529 | 2 340 | 714 |
De kolom 2010 betreft de realisatie conform de Slotwet 2010. De omzet wordt in tabel 4 (overzicht doelmatigheid) uitgesplitst naar 3 productcategorieën. Een nadere onderbouwing (pxq) is niet mogelijk vanwege de diversiteit binnen de producten.
Toelichting bij de baten
Opbrengst departementen
De opbrengst departementen omvat alle opbrengsten voor geleverde producten en diensten. Het gaat daarbij om ontvangen gebruiksvergoedingen, egalisatie, bijdragen voor kleine projecten, services en adviezen.
Binnen het huur-verhuurstelsel worden interne verhuurcontracten afgesloten tussen de Rijksgebouwendienst en de departementen. Op basis van de «Huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst» brengt de Rijksgebouwendienst een gebruiksvergoeding in rekening. De gebruiksvergoeding bij eigendomspanden bestaat uit componenten voor rente en afschrijving en één component voor de kosten van onderhoud, leegstand, belastingen en het apparaat van de Rijksgebouwendienst. Bij huurpanden bestaat de gebruiksvergoeding ten minste uit componenten voor de markthuur en apparaatskosten. Daarnaast zijn hier de opbrengsten van PPS-contracten opgenomen.
In de raming van de gebruiksvergoeding is rekening gehouden met het afsluiten van nieuwe contracten en met de verwachte beëindiging van contracten als gevolg van voorziene krimp van de overheid.
Met ingang van 2010 betaalt Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar, analogie van het huur-verhuurstelsel, ook een gebruiksvergoeding voor de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken. Deze organisaties betalen zelf geen gebruiksvergoeding voor hun huisvesting.
De huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst heeft als uitgangspunt een (afgezien van de toegepaste indexering) constante huurprijs over de contractperiode. De jaarlijkse opbrengst is daarom een constante reeks, terwijl de kosten van rente en afschrijving per jaar variëren. Het verschil tussen de baten en lasten van rente en afschrijving wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd. In de balans is dit zichtbaar als een langlopende vordering op de gebruikers van de panden onder de post «egalisatierekening».
Bij opbrengst departementen gaat het daarnaast om investeringen buiten gebruiksvergoeding (kleine, à fonds perdu gefinancierde, huisvestingsprojecten) voor ministeries, die door de Rijksgebouwendienst worden uitgevoerd.
Opbrengst moederdepartement
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betaalt de kosten voor het onderhoud van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is tevens opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst voor het leveren van ondersteuning aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de rijkshuisvesting (zie artikel 9 van de begroting voor BZK).
Aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden de werkelijke kosten in rekening gebracht, inclusief de apparaatskosten die toegerekend worden aan deze (deel) producten.
Opbrengst derden
De Rijksgebouwendienst heeft ook de zorg voor de huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel bekostigd worden uit collectieve middelen. Indien organisaties die binnen deze definitie vallen daar om verzoeken, kan de Rijksgebouwendienst de zorg voor de huisvesting op zich nemen. Daarnaast exploiteert de Rijksgebouwendienst een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages en de grafelijke zalen.
Rentebaten
De Rijksgebouwendienst kent rentebaten als gevolg van positieve saldi op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (dagrente) en op de depositorekeningen Rijkshoofdboekhouding.
Overige baten
De overige baten betreffen de geraamde winsten uit verkopen van onroerend goed en de geraamde onttrekkingen aan de bestemmingsreserves brandveiligheid.
Toelichting bij de lasten
Apparaatskosten (netto)
De bruto apparaatskosten bestaan uit salarissen, opleidingen, externe inzet, huisvesting, ICT en overige materiële kosten. Een groot deel van de huisvesting en ICT wordt afgenomen van het moederdepartement.
Voor een deel van de apparaatskosten wordt dekking gegenereerd door toerekening aan de (deel-)producten «huisvestingsprojecten», «services», «adviezen» en «beleidsondersteuning» («verwerkt als productkosten»). De resterende (netto) apparaatkosten moeten worden gedekt vanuit de opslag in de gebruiksvergoeding.
Huren
Deze post betreft de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt.
Rentelasten
De rentelasten zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het ministerie van Financiën.
Afschrijvingen
Dit zijn de afschrijvingen op gebouwen en inbouwpakketten. De afschrijvingstermijn op deze componenten kan variëren van 15 jaar op inbouwpakketten tot 60 jaar op het casco.
Onderhoud
Deze post betreft het dagelijks en het planmatig onderhoud. Het dagelijks onderhoud bestaat uit regelmatig terugkerende vaste werkzaamheden (contractonderhoud en wettelijk verplichte keuringen) en storingsonderhoud. Het planmatig onderhoud betreft de vervanging van en het onderhoud aan de gebouwelementen voor rekening van de Rijksgebouwendienst, zodat het onroerend goed op het gewenste kwaliteitsniveau wordt gehouden.
Deze activiteiten worden ook uitgevoerd voor de objecten van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken en voor objecten buiten het huur-verhuurstelsel.
Belastingen en heffingen
Deze post betreft het eigenaardeel van de onroerendezaakbelasting over de voorraad onroerend goed.
Investeringen buiten de gebruiksvergoedingen
Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor ministeries en investeringen voor klanten buiten het huur-verhuurstelsel.
Services
Services zijn basistaken op het gebied van onderhoud, die door de klanten zijn overgedragen aan de Rijksgebouwendienst. Een deel van de kosten bestaat uit de opbouw van een vervangingsverplichting die de Rijksgebouwendienst heeft jegens een aantal klanten voor de vervanging van de gebruikersinstallaties.
Adviezen
Onder deze post zijn de integrale kosten van niet-projectgebonden adviezen opgenomen.
Beleidsondersteuning
Onder deze post zijn de kosten opgenomen voor het product «beleidsondersteuning».
Dit product wordt door het moederdepartement gefinancierd.
PPS-lasten
Onder deze post is de totale vergoeding die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van geïntegreerde PPS-contracten verschuldigd is aan een opdrachtnemer voor onderhoud, dienstverlening en rente.
Overige lasten
Onder de overige lasten worden onder andere niet projectgebonden kosten voor de uitvoering van het programma brandveiligheid voorzien.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik (is/of) zal worden gemaakt van deze middelen.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Begin RHB 1 januari | 570 494 | 436 781 | 367 000 | 339 442 | 356 828 | 321 548 | 330 110 |
2. Operationele kasstroom | 290 589 | 341 234 | 364 452 | 394 324 | 336 706 | 346 197 | 356 281 |
3a. investeringen | – 873 988 | – 674 000 | – 521 000 | – 425 000 | – 425 000 | – 425 000 | – 425 000 |
3b. desinvesteringen | 4 506 | 50 395 | 91 627 | 125 948 | 55 005 | 50 000 | 50 000 |
3. Investeringskasstroom | – 869 482 | – 623 605 | – 429 373 | – 299 052 | – 369 995 | – 375 000 | – 375 000 |
4a. afdracht | – 17 788 | 0 | – 855 | – 1 854 | – 857 | – 1 529 | – 2 340 |
4b. eenmalige storting door moederdepartement | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4c. aflossing | – 410 449 | – 459 076 | – 482 782 | – 501 032 | – 426 134 | – 386 106 | – 382 045 |
4d beroep leenfaciliteit | 873 417 | 674 000 | 521 000 | 425 000 | 425 000 | 425 000 | 425 000 |
4. Financieringskasstroom | 445 180 | 212 590 | 37 363 | – 77 886 | – 1 991 | 37 365 | 40 615 |
Eind RHB 31 december | 436 781 | 367 000 | 339 442 | 356 828 | 321 548 | 330 110 | 352 006 |
Toelichting:
Ad 3a, 4d.
De investeringen in rijkshuisvesting en het beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op al afgesloten leningen, waarin alle projecten zijn opgenomen waarvoor reeds een opdracht is verstrekt aan de Rijksgebouwendienst, aangevuld met een raming van nieuwe investeringsprojecten op basis van nieuwe huisvestingswensen van ministeries. De Rijksgebouwendienst investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. In deze investeringen worden ook brandveiligheidinvesteringen meegenomen.
Ad 4c.
De raming van aflossingen (en rentebetalingen) is gebaseerd op de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het ministerie van Financiën.
Doelmatigheid
Met de producten «huisvesting», «services» en «adviezen» bestrijkt de Rijksgebouwendienst de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw) en het beheer. De Rijksgebouwendienst is vraaggestuurd. Dit betekent dat in principe de jaarlijkse omzet voor een groot deel bepalend is voor de benodigde omvang van het personeelsbestand. Vanwege de afslanking van de rijksoverheid zal er op termijn minder huisvestingsvraag zijn. De Rijksgebouwendienst zal daardoor minder m2 huisvesting en kleine investeringen buiten de gebruiksvergoeding leveren.
In 2010 en 2011 is het rijkshuisvestingsstelsel opnieuw geëvalueerd. In deze evaluatie wordt ook de doelmatige werking en uitvoering van het rijkshuisvestingsstelsel geëvalueerd. In afwachting van de resultaten wordt daarom thans volstaan met onderstaande kengetallen.
De Rijksgebouwendienst zal de generieke taakstellingen uit de Augustusbrief en het Regeerakkoord invullen door het m2-tarief (ter dekking van het apparaat) jaarlijks zodanig te verlagen, dat het in totaliteit leidt tot besparingen overeenkomstig de reeks die bij de ministeries is ingeboekt. De verlaging van het tarief wordt jaarlijks toegepast bij de doorvoering van de indexering van de gebruiksvergoedingen om de administratieve belasting tot een minimum te beperken. Dit betekent dat vóór het uitvoeringsjaar het tarief bekend is.
Als gevolg van de dalende vraag en de krimpende omvang van de Rijksoverheid, zal ook de Rijksgebouwendienst in omvang afnemen, dit is in de apparaatskostenbegroting zichtbaar in een dalende reeks voor inzet van externen en een verder krimpende ambtelijke organisatie.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Levering producten/diensten: | |||||||
Personele kosten | 107 543 | 95 701 | 88 231 | 84 640 | 80 333 | 75 667 | 75 490 |
waarvan eigen personeel | 73 103 | 69 885 | 66 738 | 66 229 | 66 222 | 66 329 | 66 514 |
waarvan externe inhuur | 34 440 | 25 816 | 21 493 | 18 411 | 14 111 | 9 338 | 8 976 |
Materiële kosten | 36 922 | 43 084 | 40 876 | 39 854 | 38 499 | 38 625 | 38 656 |
waarvan ICT | 15 605 | 19 700 | 18 500 | 18 500 | 17 500 | 17 500 | 17 500 |
Totaal bruto apparaatskosten | 144 465 | 138 785 | 129 107 | 124 493 | 118 832 | 114 291 | 114 146 |
Verwerkt als productkosten | 54 380 | 63 337 | 61 206 | 59 242 | 57 233 | 57 285 | 57 858 |
Apparaatskosten (netto) | 90 085 | 75 448 | 67 901 | 65 251 | 61 599 | 57 006 | 56 288 |
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Producten en diensten | |||||||
omzet product huisvesting | 1 322 863 | 1 324 411 | 1 318 222 | 1 317 592 | 1 261 687 | 1 248 165 | 1 210 672 |
omzet product adviezen | 8 293 | 8 800 | 8 888 | 8 977 | 9 067 | 9 157 | 9 249 |
omzet product services | 63 318 | 77 500 | 75 245 | 72 937 | 70 576 | 68 160 | 65 688 |
saldo baten en lasten | 2 334 | 855 | 1 854 | 857 | 1 529 | 2 340 | 714 |
in % | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Huisvestingsvoorraad in mln m2 BVO | 7,144 | 7,081 | 6,888 | 6,655 | 6,500 | 6,500 | 6,300 |
Percentage leegstand voor rekening Rgd | 3,8% | 4,5% | 6,4% | 8,1% | 9,1% | 9,4% | 10,2% |
Indicator technische kwaliteit | 2,1–2,6 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 |
Bedrijfsvoering | |||||||
Bezetting fte's | 906 | 875 | 862 | 849 | 836 | 823 | 823 |
Apparaat-omzetindicator | 9,9% | 9,5% | 8,9% | 8,6% | 8,6% | 8,4% | 8,6% |
Toelichting
Huisvestingsvoorraad in mln m2 BVO
De huisvestingsvoorraad zal de komende jaren door enerzijds het kabinetsbeleid en anderzijds adequate sturing door de Rijksgebouwendienst afnemen. Bij de gepresenteerde afname is rekening gehouden met de gevolgen voor de departementen in Den Haag van besluiten door de Ministerraad over het masterplan huisvesting Den Haag.
Percentage leegstand
Dit betreft leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst in relatie tot de totale voorraad. De totale huisvestingsbehoefte zal minder worden door de afslanking bij de rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties toenemen. Hierdoor zal het percentage leegstand (tijdelijk) oplopen. De leegstand zal naar verwachting na de meerjarenperiode weer dalen wanneer objecten verkocht kunnen worden, dan wel wanneer wordt besloten tot sloop
Indicator technische kwaliteit (ITK)
Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad is een lagere waardering mogelijk waarbij nog altijd voldoende en daarmee economisch betere afwegingen gemaakt kunnen worden.
Bezetting fte’s
Het gemiddeld aantal ambtelijk personeel zal als gevolg van fte-taakstellingen afnemen tot 823 fte.
Apparaat-omzetindicator
Dit betreft de procentuele verhouding van de apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst tot de omzet (totale baten) van de dienst. Een daling van de waarde van de indicator geeft aan dat de verhouding tussen de omzet en het ingezette apparaat verbetert.
Daarnaast beoogt de Rijksgebouwendienst in 2012 de volgende prestaties te realiseren:
Duurzaamheid
Eind 2012 zijn in 900 000m2 van de voorraad de FCIB-maatregelen toegepast.