Base description which applies to whole site

5.8 Baten-lastendienst Rijksgebouwendienst (RGD)

Inleiding

De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen.

Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed.

De Rijksgebouwendienst ressorteert sinds de opheffing van het ministerie van VROM (KB d.d. 14-10-2010), onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hierbij is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijkshuisvesting en voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op het terrein van de rijkshuisvesting. De departementen zijn integraal verantwoordelijk voor hun eigen huisvestingsbeslissingen.

De Rijksgebouwendienst verzorgt voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken, de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst.

De Rijksgebouwendienst draagt bij aan de studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester voor advisering over architectuur(beleid), stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst.

De Rijksgebouwendienst is naast Rijkshuisvester, als Corporate Real Estate Manager, ook beheerder over het in de rijkshuisvesting geïnvesteerde vermogen en heeft een verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het culturele erfgoed. Het gaat hier om 220 monumenten (complexen) met circa 450 objecten. Als Corporate Real Estate Manager richt de Rijksgebouwendienst zich op het aankopen, plannen, beheren en afstoten van rijkshuisvesting met als doel een bijdrage te leveren aan het primaire proces en het algemene resultaat van de rijksoverheid.

Exploitatie

Tabel 1: Rijksgebouwendienst – begroting van baten en lasten (bedragen in € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Baten

             

Leveren producten /diensten

             

Opbrengst moederdepartement

23 088

19 086

20 011

21 119

20 487

21 475

20 451

Opbrengst departementen

1 394 474

1 410 711

1 402 355

1 399 506

1 341 330

1 325 482

1 285 609

Opbrengst derden

12 021

12 500

12 625

12 751

12 879

13 008

13 138

               

Bedrijfsvoering

             

Rentebaten

3 571

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Overige baten

32 403

13 130

15 680

15 668

10 311

8 325

8 408

Totaal baten

1 465 557

1 455 427

1 450 671

1 449 044

1 385 007

1 368 290

1 327 606

Lasten

             

Product Huisvesting

             

Apparaatskosten (netto)

90 085

75 448

67 901

65 251

61 599

57 006

56 288

Huren

307 079

286 856

288 051

275 619

262 910

265 539

252 418

Rentelasten

283 915

295 596

310 152

312 328

305 010

300 110

288 357

Afschrijvingen

326 763

349 073

353 644

372 822

345 084

337 016

335 083

Onderhoud

145 526

136 925

132 191

127 811

129 216

133 917

130 252

Dotaties voorzieningen

27 322

25 115

11 155

5 660

3 761

3 798

3 836

Belastingen en heffingen

23 500

23 900

23 847

23 241

22 848

23 076

22 822

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

133 358

98 071

95 012

92 633

87 873

83 802

79 009

Overige producten

             

Services

61 929

77 500

75 245

72 937

70 576

68 160

65 688

Adviezen

8 318

8 800

8 888

8 977

9 067

9 157

9 249

Beleidsondersteuning

7 735

7 127

6 981

6 289

6 144

6 837

6 144

PPS lasten

19 363

37 500

42 900

56 200

56 200

56 200

56 200

Overige lasten

28 330

32 661

32 850

28 419

23 190

21 332

21 546

Totaal lasten

1 463 223

1 454 572

1 448 817

1 448 187

1 383 478

1 365 950

1 326 892

Saldo

2 334

855

1 854

857

1 529

2 340

714

De kolom 2010 betreft de realisatie conform de Slotwet 2010. De omzet wordt in tabel 4 (overzicht doelmatigheid) uitgesplitst naar 3 productcategorieën. Een nadere onderbouwing (pxq) is niet mogelijk vanwege de diversiteit binnen de producten.

Toelichting bij de baten

Opbrengst departementen

De opbrengst departementen omvat alle opbrengsten voor geleverde producten en diensten. Het gaat daarbij om ontvangen gebruiksvergoedingen, egalisatie, bijdragen voor kleine projecten, services en adviezen.

Binnen het huur-verhuurstelsel worden interne verhuurcontracten afgesloten tussen de Rijksgebouwendienst en de departementen. Op basis van de «Huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst» brengt de Rijksgebouwendienst een gebruiksvergoeding in rekening. De gebruiksvergoeding bij eigendomspanden bestaat uit componenten voor rente en afschrijving en één component voor de kosten van onderhoud, leegstand, belastingen en het apparaat van de Rijksgebouwendienst. Bij huurpanden bestaat de gebruiksvergoeding ten minste uit componenten voor de markthuur en apparaatskosten. Daarnaast zijn hier de opbrengsten van PPS-contracten opgenomen.

In de raming van de gebruiksvergoeding is rekening gehouden met het afsluiten van nieuwe contracten en met de verwachte beëindiging van contracten als gevolg van voorziene krimp van de overheid.

Met ingang van 2010 betaalt Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar, analogie van het huur-verhuurstelsel, ook een gebruiksvergoeding voor de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken. Deze organisaties betalen zelf geen gebruiksvergoeding voor hun huisvesting.

De huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst heeft als uitgangspunt een (afgezien van de toegepaste indexering) constante huurprijs over de contractperiode. De jaarlijkse opbrengst is daarom een constante reeks, terwijl de kosten van rente en afschrijving per jaar variëren. Het verschil tussen de baten en lasten van rente en afschrijving wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd. In de balans is dit zichtbaar als een langlopende vordering op de gebruikers van de panden onder de post «egalisatierekening».

Bij opbrengst departementen gaat het daarnaast om investeringen buiten gebruiksvergoeding (kleine, à fonds perdu gefinancierde, huisvestingsprojecten) voor ministeries, die door de Rijksgebouwendienst worden uitgevoerd.

Opbrengst moederdepartement

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betaalt de kosten voor het onderhoud van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is tevens opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst voor het leveren van ondersteuning aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de rijkshuisvesting (zie artikel 9 van de begroting voor BZK).

Aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden de werkelijke kosten in rekening gebracht, inclusief de apparaatskosten die toegerekend worden aan deze (deel) producten.

Opbrengst derden

De Rijksgebouwendienst heeft ook de zorg voor de huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel bekostigd worden uit collectieve middelen. Indien organisaties die binnen deze definitie vallen daar om verzoeken, kan de Rijksgebouwendienst de zorg voor de huisvesting op zich nemen. Daarnaast exploiteert de Rijksgebouwendienst een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages en de grafelijke zalen.

Rentebaten

De Rijksgebouwendienst kent rentebaten als gevolg van positieve saldi op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (dagrente) en op de depositorekeningen Rijkshoofdboekhouding.

Overige baten

De overige baten betreffen de geraamde winsten uit verkopen van onroerend goed en de geraamde onttrekkingen aan de bestemmingsreserves brandveiligheid.

Toelichting bij de lasten

Apparaatskosten (netto)

De bruto apparaatskosten bestaan uit salarissen, opleidingen, externe inzet, huisvesting, ICT en overige materiële kosten. Een groot deel van de huisvesting en ICT wordt afgenomen van het moederdepartement.

Voor een deel van de apparaatskosten wordt dekking gegenereerd door toerekening aan de (deel-)producten «huisvestingsprojecten», «services», «adviezen» en «beleidsondersteuning» («verwerkt als productkosten»). De resterende (netto) apparaatkosten moeten worden gedekt vanuit de opslag in de gebruiksvergoeding.

Huren

Deze post betreft de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt.

Rentelasten

De rentelasten zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het ministerie van Financiën.

Afschrijvingen

Dit zijn de afschrijvingen op gebouwen en inbouwpakketten. De afschrijvingstermijn op deze componenten kan variëren van 15 jaar op inbouwpakketten tot 60 jaar op het casco.

Onderhoud

Deze post betreft het dagelijks en het planmatig onderhoud. Het dagelijks onderhoud bestaat uit regelmatig terugkerende vaste werkzaamheden (contractonderhoud en wettelijk verplichte keuringen) en storingsonderhoud. Het planmatig onderhoud betreft de vervanging van en het onderhoud aan de gebouwelementen voor rekening van de Rijksgebouwendienst, zodat het onroerend goed op het gewenste kwaliteitsniveau wordt gehouden.

Deze activiteiten worden ook uitgevoerd voor de objecten van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken en voor objecten buiten het huur-verhuurstelsel.

Belastingen en heffingen

Deze post betreft het eigenaardeel van de onroerendezaakbelasting over de voorraad onroerend goed.

Investeringen buiten de gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor ministeries en investeringen voor klanten buiten het huur-verhuurstelsel.

Services

Services zijn basistaken op het gebied van onderhoud, die door de klanten zijn overgedragen aan de Rijksgebouwendienst. Een deel van de kosten bestaat uit de opbouw van een vervangingsverplichting die de Rijksgebouwendienst heeft jegens een aantal klanten voor de vervanging van de gebruikersinstallaties.

Adviezen

Onder deze post zijn de integrale kosten van niet-projectgebonden adviezen opgenomen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn de kosten opgenomen voor het product «beleidsondersteuning».

Dit product wordt door het moederdepartement gefinancierd.

PPS-lasten

Onder deze post is de totale vergoeding die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van geïntegreerde PPS-contracten verschuldigd is aan een opdrachtnemer voor onderhoud, dienstverlening en rente.

Overige lasten

Onder de overige lasten worden onder andere niet projectgebonden kosten voor de uitvoering van het programma brandveiligheid voorzien.

Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik (is/of) zal worden gemaakt van deze middelen.

Tabel 2: Kasstroomoverzicht (bedragen in € x 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1. Begin RHB 1 januari

570 494

436 781

367 000

339 442

356 828

321 548

330 110

               

2. Operationele kasstroom

290 589

341 234

364 452

394 324

336 706

346 197

356 281

               

3a. investeringen

– 873 988

– 674 000

– 521 000

– 425 000

– 425 000

– 425 000

– 425 000

3b. desinvesteringen

4 506

50 395

91 627

125 948

55 005

50 000

50 000

3. Investeringskasstroom

– 869 482

– 623 605

– 429 373

– 299 052

– 369 995

– 375 000

– 375 000

               

4a. afdracht

– 17 788

0

– 855

– 1 854

– 857

– 1 529

– 2 340

4b. eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4c. aflossing

– 410 449

– 459 076

– 482 782

– 501 032

– 426 134

– 386 106

– 382 045

4d beroep leenfaciliteit

873 417

674 000

521 000

425 000

425 000

425 000

425 000

4. Financieringskasstroom

445 180

212 590

37 363

– 77 886

– 1 991

37 365

40 615

               

Eind RHB 31 december

436 781

367 000

339 442

356 828

321 548

330 110

352 006

Toelichting:

Ad 3a, 4d.

De investeringen in rijkshuisvesting en het beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op al afgesloten leningen, waarin alle projecten zijn opgenomen waarvoor reeds een opdracht is verstrekt aan de Rijksgebouwendienst, aangevuld met een raming van nieuwe investeringsprojecten op basis van nieuwe huisvestingswensen van ministeries. De Rijksgebouwendienst investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. In deze investeringen worden ook brandveiligheidinvesteringen meegenomen.

Ad 4c.

De raming van aflossingen (en rentebetalingen) is gebaseerd op de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het ministerie van Financiën.

Doelmatigheid

Met de producten «huisvesting», «services» en «adviezen» bestrijkt de Rijksgebouwendienst de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw) en het beheer. De Rijksgebouwendienst is vraaggestuurd. Dit betekent dat in principe de jaarlijkse omzet voor een groot deel bepalend is voor de benodigde omvang van het personeelsbestand. Vanwege de afslanking van de rijksoverheid zal er op termijn minder huisvestingsvraag zijn. De Rijksgebouwendienst zal daardoor minder m2 huisvesting en kleine investeringen buiten de gebruiksvergoeding leveren.

In 2010 en 2011 is het rijkshuisvestingsstelsel opnieuw geëvalueerd. In deze evaluatie wordt ook de doelmatige werking en uitvoering van het rijkshuisvestingsstelsel geëvalueerd. In afwachting van de resultaten wordt daarom thans volstaan met onderstaande kengetallen.

De Rijksgebouwendienst zal de generieke taakstellingen uit de Augustusbrief en het Regeerakkoord invullen door het m2-tarief (ter dekking van het apparaat) jaarlijks zodanig te verlagen, dat het in totaliteit leidt tot besparingen overeenkomstig de reeks die bij de ministeries is ingeboekt. De verlaging van het tarief wordt jaarlijks toegepast bij de doorvoering van de indexering van de gebruiksvergoedingen om de administratieve belasting tot een minimum te beperken. Dit betekent dat vóór het uitvoeringsjaar het tarief bekend is.

Als gevolg van de dalende vraag en de krimpende omvang van de Rijksoverheid, zal ook de Rijksgebouwendienst in omvang afnemen, dit is in de apparaatskostenbegroting zichtbaar in een dalende reeks voor inzet van externen en een verder krimpende ambtelijke organisatie.

Tabel 3: Apparaatskosten (bedragen in € x 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Levering producten/diensten:

             

Personele kosten

107 543

95 701

88 231

84 640

80 333

75 667

75 490

waarvan eigen personeel

73 103

69 885

66 738

66 229

66 222

66 329

66 514

waarvan externe inhuur

34 440

25 816

21 493

18 411

14 111

9 338

8 976

Materiële kosten

36 922

43 084

40 876

39 854

38 499

38 625

38 656

waarvan ICT

15 605

19 700

18 500

18 500

17 500

17 500

17 500

Totaal bruto apparaatskosten

144 465

138 785

129 107

124 493

118 832

114 291

114 146

Verwerkt als productkosten

54 380

63 337

61 206

59 242

57 233

57 285

57 858

Apparaatskosten (netto)

90 085

75 448

67 901

65 251

61 599

57 006

56 288

Tabel 4: Overzicht doelmatigheid (bedragen in € x 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Producten en diensten

             

omzet product huisvesting

1 322 863

1 324 411

1 318 222

1 317 592

1 261 687

1 248 165

1 210 672

omzet product adviezen

8 293

8 800

8 888

8 977

9 067

9 157

9 249

omzet product services

63 318

77 500

75 245

72 937

70 576

68 160

65 688

               

saldo baten en lasten

2 334

855

1 854

857

1 529

2 340

714

in %

0

0

0

0

0

0

0

               

Huisvestingsvoorraad in mln m2 BVO

7,144

7,081

6,888

6,655

6,500

6,500

6,300

Percentage leegstand voor rekening Rgd

3,8%

4,5%

6,4%

8,1%

9,1%

9,4%

10,2%

Indicator technische kwaliteit

2,1–2,6

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

               

Bedrijfsvoering

             

Bezetting fte's

906

875

862

849

836

823

823

Apparaat-omzetindicator

9,9%

9,5%

8,9%

8,6%

8,6%

8,4%

8,6%

Toelichting

Huisvestingsvoorraad in mln m2 BVO

De huisvestingsvoorraad zal de komende jaren door enerzijds het kabinetsbeleid en anderzijds adequate sturing door de Rijksgebouwendienst afnemen. Bij de gepresenteerde afname is rekening gehouden met de gevolgen voor de departementen in Den Haag van besluiten door de Ministerraad over het masterplan huisvesting Den Haag.

Percentage leegstand

Dit betreft leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst in relatie tot de totale voorraad. De totale huisvestingsbehoefte zal minder worden door de afslanking bij de rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties toenemen. Hierdoor zal het percentage leegstand (tijdelijk) oplopen. De leegstand zal naar verwachting na de meerjarenperiode weer dalen wanneer objecten verkocht kunnen worden, dan wel wanneer wordt besloten tot sloop

Indicator technische kwaliteit (ITK)

Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad is een lagere waardering mogelijk waarbij nog altijd voldoende en daarmee economisch betere afwegingen gemaakt kunnen worden.

Bezetting fte’s

Het gemiddeld aantal ambtelijk personeel zal als gevolg van fte-taakstellingen afnemen tot 823 fte.

Apparaat-omzetindicator

Dit betreft de procentuele verhouding van de apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst tot de omzet (totale baten) van de dienst. Een daling van de waarde van de indicator geeft aan dat de verhouding tussen de omzet en het ingezette apparaat verbetert.

Daarnaast beoogt de Rijksgebouwendienst in 2012 de volgende prestaties te realiseren:

Duurzaamheid

Eind 2012 zijn in 900 000m2 van de voorraad de FCIB-maatregelen toegepast.

Licence