Base description which applies to whole site

46 Inkomensbescherming met activering

Artikel

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen financiële risico’s bij inkomensverlies

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om personen te beschermen tegen de financiële risico’s als gevolg van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid en hen te prikkelen om zo spoedig mogelijk weer aan de slag te gaan. Daarbij wordt hen een inspanningsverplichting opgelegd om betaalde arbeid te verkrijgen, dan wel maatschappelijk te participeren. Aan werkgevers, andere private partijen of gemeenten worden prikkels gegeven die aan preventie en activering bijdragen.

SZW creëert de voorwaarden voor het verlenen van uitkeringen en zorgt voor de uitvoering door het verstrekken van uitkeringen of het laten verstrekken ervan door UWV, SVB, gemeenten of private partijen. Daarnaast richt SZW het regelgevend kader in zodat private arrangementen mogelijk en rechtszeker zijn.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

  • een adequate bescherming van personen tegen inkomensverlies;

  • de vormgeving en werking van het wettelijke stelsel;

  • de coördinatie van het rijksbeleid op het terrein van armoede en sociale uitsluiting;

  • de bepaling van de hoogte van het sociale minimum en de algemene bijstandsniveaus;

  • de bepaling van de op te leggen verplichtingen aan de uitkeringsgerechtigden;

  • de sturing en het toezicht op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN);

  • de monitoring van uitvoering door private partijen;

  • het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de bijstandswetten door gemeenten.

Externe factoren

De conjunctuur is een belangrijke factor in de volumeontwikkeling en daarmee het budgettaire beslag van een aantal wetten binnen deze algemene doelstelling. Daar waar dat van toepassing is, wordt daar bij de operationele doelstelling op ingegaan.

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van:

  • de economische omstandigheden die van invloed zijn op de situatie op de arbeidsmarkt;

  • een effectieve uitvoering van de wetten door UWV, SVB, gemeenten en private partijen;

  • de mate van naleving van de verplichtingen uit wet- en regelgeving door de uitkeringsgerechtigden, werkgevers en betrokken private partijen;

  • de inspanning gericht op het verkrijgen van betaald werk, maatschappelijke participatie of het volgen van een opleiding van de uitkeringsgerechtigden.

Indicatoren

Voor de algemene doelstelling zijn geen aparte prestatie-indicatoren geformuleerd, omdat op dit aggregatieniveau onvoldoende concrete doelstellingen gedefinieerd kunnen worden. Verwezen wordt naar de indicatoren en kengetallen bij de operationele doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 46.1 Begrotingsuitgaven Artikel 46 (x € 1 000)

artikelonderdeel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

7 139 531

7 606 015

6 935 504

7 297 423

7 179 615

7 333 189

7 438 184

Uitgaven

7 066 636

7 609 611

6 936 031

7 298 055

7 179 567

7 333 189

7 438 184

               

Programma-uitgaven

7 057 515

7 602 825

6 936 031

7 298 055

7 179 567

7 333 189

7 438 184

waarvan juridisch verplicht

   

100%

0%

0%

0%

0%

               

Operationele Doelstelling 1

             

IOW Uitkeringslasten

1 741

6 047

6 042

4 840

3 026

1 511

604

IOW Uitvoeringskosten

1 566

459

250

200

125

0

0

               

Operationele Doelstelling 3

             

Wajong Uitkeringslasten

2 642 160

3 180 564

2 158 249

2 645 760

2 518 632

2 543 672

2 566 639

Wajong Uitvoeringskosten

125 194

97 669

137 837

131 832

78 539

70 240

70 087

               

Operationele Doelstelling 41

             

BIA Uitkeringslasten

3 597

3 325

0

0

0

0

0

BIA Uitvoeringskosten

287

101

0

0

0

0

0

Tri Uitkeringslasten

693

0

0

0

0

0

0

Tri Uitvoeringskosten

212

0

0

0

0

0

0

               

Operationele Doelstelling 5

             

Bundeling Uitkeringen

             

Inkomensvoorzieningen

             

Gemeenten (BUIG)

4 056 157

4 041 114

4 379 535

4 389 581

4 453 653

4 592 262

4 673 783

IOAW

4 845

2 208

0

0

0

0

0

IOAZ

2 730

350

0

0

0

0

0

Bijstand Buitenland

2 500

2 965

2 600

2 588

2 569

2 558

2 558

Bijstand Zelfstandigen

118 077

145 187

113 338

103 610

103 390

103 374

103 370

WWIK Uitkeringslasten

3 590

0

0

0

0

0

0

WWIK Uitvoeringskosten

2 678

3 599

0

0

0

0

0

Vazalo

70

4 000

0

0

0

0

0

Handhaving

7 334

6 370

6 033

5 946

5 859

5 772

5 772

Bijstand overig

83 275

104 781

128 381

9 896

9 896

9 896

11 396

Overig

809

1 198

862

776

776

776

776

               

Operationele Doelstelling 6

             

Uitkeringen Caribisch Nederland

0

2 888

2 904

3 026

3 102

3 128

3 199

               

Apparaatsuitgaven

9 121

6 786

0

0

0

0

0

Personeel en materieel

9 121

6 786

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

48 236

15 404

0

0

0

0

0

1

Operationele doelstelling 4 is met ingang van de begroting 2012 vervallen

Uitvoeringskosten UWV

Toelichting

Bij zowel de begrotings- als premiegefinancierde regelingen heeft een budgetneutrale herschikking van de uitvoeringskosten UWV plaatsgevonden. Deze vloeit voort uit een herijking van het model waarmee deze kosten berekend en aan de verschillende wetten toebedeeld worden. Om deze reden kunnen de uitvoeringskosten van een wet in 2012 verschillen ten opzichte van 2011, of tussen beide jaren een ander verloop vertonen dan de uitkeringslasten. Daarnaast zijn vanaf 2013 de regeerakkoordtaakstellingen technisch in de uitvoeringskosten UWV verwerkt. Het verloop van de uitvoeringskosten kan hierdoor afwijken van dat van de uitkeringslasten.

IOW (Inkomensvoorziening oudere werklozen)

Werknemers van zestig jaar of ouder die tussen 1 oktober 2006 en 1 juli 2011 werkloos zijn geworden en langer dan 3 maanden recht hebben op een WW-uitkering, komen na afloop van de WW-uitkering in aanmerking voor een IOW-uitkering. Bij recht op een IOW-uitkering behouden oudere werklozen dat recht totdat ze 65 jaar worden. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikte ouderen hebben na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als het recht op de loongerelateerde WGA-uitkering tussen 31 december 2007 en 1 juli 2011 is ontstaan en de loongerelateerde WGA is toegekend na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.

De eerste werklozen zijn per 1 december 2009 ingestroomd in de IOW. De laatste IOW-uitkeringen eindigen in 2016. Omdat instroom in de IOW pas in 2010 voor het eerst een heel kalenderjaar betreft, zullen de uitkeringslasten – als gevolg van de opbouw van het bestand – in 2011 toenemen. In 2012 blijft het volume IOW naar verwachting op hetzelfde niveau als in 2011. Vanwege de tijdelijkheid van de regeling neemt het volume vanaf 2013 af.

Wet Wajong (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten)

De Wet Wajong vormt de inkomensvoorziening voor jonggehandicapten. Het belangrijkste doel van de nieuwe Wet Wajong, die op 1 januari 2010 in werking is getreden, is om jongeren met een beperking te ondersteunen bij het vinden en behouden van een baan bij een reguliere werkgever. Dit ter bevordering van hun emancipatie en integratie in de samenleving.

De uitkeringslasten Wajong dalen in 2012 sterk ten opzichte van 2011. Deze daling kent twee technische achtergronden. Ten eerste is dat het voornemen van het kabinet om per 2012 de anticumulatiebaten van Wajong-, WAO- en WAZ-gerechtigden met een Wsw-dienstbetrekking af te schaffen (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 464). De anticumulatiebaten betreffen de verrekening van deze uitkeringen met de betreffende Wsw-salarissen. Tot en met 2011 werden de anticumulatiebaten geboekt als uitgaven bij de genoemde regelingen én als ontvangsten bij de Wsw. Het afschaffen van deze baten leidt tot een daling van de uitkeringslasten Wajong met € 390 mln en een even grote daling bij de ontvangsten Wsw; per saldo zijn er dus geen budgettaire gevolgen voor het Rijk (zie ook de toelichting bij de ontvangsten in tabel 48.2). De tweede technische oorzaak van de daling is een eenmalige kasschuif van € 414 mln aan uitkeringsuitgaven van 2012 naar 2011.

Onderliggend kent het bestand – en dus de uitgaven – nog een natuurlijke oploop in 2012, doordat een wettelijke regeling voor jonggehandicapten pas sinds 1976 bestaat. De uitstroom als gevolg van pensionering is hierdoor nog relatief laag, waardoor het bestand nog groeit. Ook is de instroom de laatste jaren aanzienlijk hoger dan in eerdere jaren. De nieuwe Wet Wajong, die per 2010 is ingevoerd, leidt wel tot minder aanvragen en daarmee tot minder instroom dan in de laatste jaren in de oude Wajong.

Het voornemen is tevens om met de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) de instroom in de Wajong vanaf 2013 te beperken tot mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 544, nr. 297; zie ook de beleidsagenda). Hierdoor dalen de uitgaven. Personen die in 2012 instromen, maar wel arbeidsmogelijkheden hebben, vallen per 2014 niet meer onder de Wajong. Zij vallen dan eventueel onder de WWNV (evenals de mensen die vanaf 2013 niet meer in de Wajong stromen). Hierdoor neemt de uitstroom uit de Wajong tijdelijk extra toe en dalen de uitkeringslasten in 2014. Omdat de verwachte instroom en uitstroom ongeveer gelijk zijn in de jaren 2015 en 2016 wijzigen de verwachte uitgaven in die jaren niet sterk.

BIA (Beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria)

Deze in 1996 in werking getreden tijdelijke wet tracht de inkomensgevolgen van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen te beperken. Om voor deze regeling in aanmerking te komen, diende men toentertijd voor 1 januari 1952 geboren te zijn. Omdat er dus – op herleving na – geen nieuwe gevallen meer bijkomen, zullen het volume, de uitkeringslasten en de uitvoeringskosten blijven dalen. De BIA vervalt met ingang van 1 december 2016.

In het kader van de vereenvoudiging van de administratieve uitvoering gaat de BIA met ingang van de begroting 2012 op in de TW (artikel 49). Operationele doelstelling 4 komt hierdoor te vervallen.

Tri (Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten)

De Tri is per 1 januari 2011 vervallen. De financiële afwikkeling van de Tri is overgeheveld naar artikel 97 (Aflopende regelingen).

Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG)

Met de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten zijn vanaf 2010 de gemeentelijke middelen voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) voor zover dat betrekking heeft op algemene bijstand aan startende ondernemers, de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) (tot en met 2011) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) gebundeld met het WWB-inkomensdeel. Met de invoering van deze gebundelde uitkering krijgen gemeenten één budget voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de genoemde wetten. De gebundelde uitkering wordt op basis van het verdeelmodel WWB over gemeenten verdeeld. De meerjarige ontwikkeling van het budget BUIG kan worden afgeleid uit de hieronder kort toegelichte deelbudgetten. Het deelbudget WWB is daarop het meest van invloed, omdat dit verreweg het grootste deelbudget betreft.

Tabel 46.2 Extra comptabel overzicht Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG) ( x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

BUIG

4 056 157

4 041 114

4 379 535

4 389 581

4 453 653

4 592 262

4 673 783

WWB-i

3 796 300

3 811 060

4 197 721

4 205 500

4 255 788

4 386 154

4 467 431

IOAW

166 811

143 440

129 778

132 046

145 829

154 072

154 317

IOAZ

24 331

23 119

22 662

22 662

22 662

22 662

22 662

Bbz-BUIG1

42 658

29 373

29 373

29 373

29 373

29 373

29 373

WWIK

26 057

34 122

0

0

0

0

0

1

Betreft alleen de middelen voor levensonderhoud ten behoeve van startende ondernemers

WWB (Wet werk en bijstand)

Toelichting

Ingezetenen die niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien, kunnen onder bepaalde voorwaarden en totdat zij werk hebben gevonden een bijstandsuitkering van de gemeente krijgen. De uitgaven hiervoor hebben betrekking op het inkomensdeel van de WWB. De uitgaven in het kader van het werkdeel van de WWB (de middelen voor re-integratie) staan op beleidsartikel 47 (Re-integratie) en maken onderdeel uit van het participatiebudget. Voor de uitvoeringskosten bijstand ontvangen gemeenten een tegemoetkoming uit het Gemeentefonds.

De stijging van het macrobudget van de WWB van 2011 op 2012 hangt samen met het aflopen van het Bestuursakkoord SZW-VNG 2007–2011. Voor de raming vanaf 2012 wordt uitgegaan van de ramingssystematiek van voor 2007. Dit houdt in dat uitvoeringsrealisaties 2011 en verwachte conjuncturele effecten voor 2012 volledig worden verwerkt in de voor 2012 en verder geraamde macrobudgetten.

Het WWB-budget 2012 is om de volgende redenen bijgesteld:

  • Het kabinet heeft het voornemen om de WWB te wijzigen. Dit leidt in 2012 naar verwachting tot een besparing van € 32 mln (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 815, nr. 3). Belangrijkste wijziging daarbij is de aanscherping van de gezinsbijstand en de huishoudinkomenstoets (zie ook de beleidsagenda).

  • Het kabinet is voornemens om vanaf 2012 de overdraagbaarheid van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon geleidelijk af te bouwen, wat leidt tot lagere bijstandsuitkeringen (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 777, nr. 3). In 2012 bedraagt de neerwaartse bijstelling als gevolg hiervan € 52 mln.

  • Een korting van € 400 mln op het ontschotte participatiebudget leidt tot € 100 mln extra uitkeringslasten WWB (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 XV, nr. 16).

  • Het kabinet heeft het voornemen om vanaf 2012 het regime voor jongeren onder de 27 jaar in de WWB onder te brengen (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 815, nr. 3). Hierdoor worden de verwachte uitgaven aan bijstandsuitkeringen aan personen jonger dan 27 jaar niet meer afzonderlijk opgenomen in de budgettaire tabellen. Deze maatregel is budgettair neutraal.

  • De stevigere aanpak van fraude leidt naar verwachting tot een besparing op de WWB-uitgaven van € 12 mln in 2012, oplopend naar € 52 mln vanaf 2013.

Daarnaast is er het voornemen tot invoering in 2013 van de WWNV. Als gevolg hiervan zal een deel van de doelgroep die voorheen de Wajong instroomde, vanaf dat moment tot de WWNV-populatie gaan behoren. Vanaf 2014 neemt het inkomensdeel WWB toe door de door het CPB in de middellange termijnraming verwachte toename van de werkloosheid.

IOAW (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers)

De IOAW is een inkomensvoorziening op het niveau van het sociaal minimum voor oudere langdurige werklozen. De geraamde uitgaven in 2012 zijn lager dan die van 2011. In de jaren vanaf 2014 neemt de IOAW-raming toe als gevolg van de verwachte oploop van de werkloosheid. De niet-gebundelde uitgaven ten behoeve van de IOAW in 2010 en 2011 betreffen nabetalingen over eerdere jaren.

IOAZ (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen)

De IOAZ is een inkomensvoorziening op het niveau van het sociaal minimum voor oudere zelfstandigen die wegens omstandigheden hun bedrijf hebben moeten beëindigen. Bij de IOAZ worden geen relevante ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten verwacht.

De niet-gebundelde uitgaven ten behoeve van de IOAZ in 2010 en 2011 betreffen nabetalingen over eerdere jaren.

Bbz (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële bijstand een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Sinds 2010 zijn de kosten van levensonderhoud voor startende ondernemers onderdeel van de gebundelde uitkering BUIG. Deze uitgaven bedragen circa € 29 mln structureel.

Voor de kosten van levensonderhoud voor gevestigde zelfstandigen en de verstrekking van bedrijfskapitaal ontvangen gemeenten een aparte specifieke uitkering Bbz. De hiermee gemoeide middelen zijn gebaseerd op de meest actuele gerealiseerde volumes en prijzen. Deze wijzen voor 2011 en verder op een benodigd budget van € 103 mln. Aan de budgetten 2011 en 2012 zijn middelen toegevoegd ten behoeve van nabetalingen en eenmalige uitkeringen over eerdere jaren. Het betreft € 41 mln voor 2011 en € 9 mln voor 2012.

WWIK (Wet werk en inkomen kunstenaars)

De WWIK geeft kunstenaars recht op een aanvulling van hun inkomen als zij met hun werk te weinig verdienen om in hun levensonderhoud te voorzien. Het voornemen van het kabinet is om de WWIK per 1 januari 2012 in te trekken (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 777, nr. 3). Daarom zijn de verwachte uitkeringslasten en uitvoeringskosten vanaf 2012 € 0.

Bijstand Buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 worden geen nieuwe gevallen meer toegelaten. Er zijn weinig ontwikkelingen ten aanzien van volume en daarmee van de uitgaven te verwachten. Momenteel worden de mogelijkheden bezien tot afkoop of vereenvoudiging van de regeling (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 XV, nr. 75).

Vazalo (experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders/Wet voorziening arbeid en zorg alleenstaande ouders)

De Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (Vazalo) is op 28 augustus 2007 gepubliceerd in het Staatsblad. De wet zou in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het kabinet is voornemens de Wet Vazalo in te trekken. Recent is hiervoor een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 815, nr. 3).

Handhaving

Bij het stellen van voorwaarden behoort tevens de controle op de handhaving daarvan, alsook de inzet van middelen hiervoor. De WWB biedt aan gemeenten een financiële prikkel die bevordert dat zij zich inspannen voor handhaving. Daarnaast stimuleert en ondersteunt SZW de handhaving door gemeenten. Uit dit begrotingsartikel worden voornamelijk de uitvoeringskosten van het Inlichtingenbureau voor gemeenten bekostigd. Vanaf 2012 staan de middelen voor het Handhavingsprogramma 2011–2014 op artikel 98.

Bijstand overig

De overige bijstandsuitgaven hebben betrekking op de incidentele en meerjarige aanvullende uitkeringen voor gemeenten die tekort komen op hun budget Inkomensdeel WWB, de uitgaven van de Toetsingscommissie WWB, het onderhoud en de doorontwikkeling van de WWB, en enkele kleine voorzieningen. In de jaren 2009–2011 bevatte de dit budget ook de tijdelijke extra middelen behorende bij het Actieplan Schuldhulpverlening. Omdat vanaf 2012 hiervoor nagenoeg geen budget meer beschikbaar is, is het budget vanaf 2012 substantieel kleiner dan in de jaren daarvoor.

Uitkeringen Caribisch Nederland

De regelingen van SZW voor Caribisch Nederland (Bonaire, St. Eustatius en Saba) op het terrein van inkomensbescherming betreffen een drietal werknemersverzekeringen (de Cessantiawet, de Ongevallenverzekering en de Ziekteverzekering) en de Onderstand. De hieruit voortvloeiende uitkeringslasten bedragen vanaf 2011 € 3 mln.

Tabel 46.3 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 46 (x € 1 000)

Artikelonderdeel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Uitgaven

17 021 276

16 816 280

16 513 747

16 839 556

17 475 312

17 954 815

18 607 164

               

Programma-uitgaven

17 021 276

16 816 280

16 161 882

15 980 610

16 102 387

16 109 295

16 253 108

Operationele doelstelling 1

             

WW uitkeringslasten

4 996 618

4 740 259

4 470 963

4 599 408

5 003 432

5 144 614

5 396 027

WW uitvoeringskosten

400 665

508 229

525 464

547 462

572 711

619 213

625 143

Operationele doelstelling 2

             

WAO uitkeringslasten

7 465 814

6 915 891

6 111 406

5 495 508

4 961 979

4 490 107

4 059 539

WAO uitvoeringskosten

202 225

197 108

116 630

102 228

88 138

79 714

75 070

IVA uitkeringslasten

474 202

680 278

898 434

1 119 203

1 350 254

1 592 828

1 846 424

IVA uitvoeringskosten

49 596

53 745

54 849

55 538

56 480

57 402

57 402

WGA uitkeringslasten

1 124 932

1 481 312

1 727 078

1 946 952

2 125 664

2 249 176

2 323 890

WGA uitvoeringskosten

173 789

129 139

160 349

153 230

137 005

139 696

146 823

ZW uitkeringslasten

1 511 604

1 547 315

1 541 373

1 478 049

1 377 798

1 342 354

1 340 454

ZW uitvoeringskosten

285 825

249 235

292 400

256 391

232 992

225 577

225 316

WAZ uitkeringslasten

323 006

289 690

253 596

218 618

189 167

162 611

151 266

WAZ uitvoeringskosten

13 000

24 079

9 340

8 023

6 767

6 003

5 754

               

Nominaal

0

0

351 865

858 946

1 372 925

1 845 520

2 354 056

               

Ontvangsten

203 000

256 000

287 163

318 466

410 475

493 588

508 761

WW (Werkloosheidswet)

Toelichting

Werknemers die geheel of gedeeltelijk werkloos worden, kunnen voor een bepaalde periode het verlies aan inkomen opvangen met een WW-uitkering. Na een oploop van het aantal WW-uitkeringen in 2009 en 2010 als gevolg van de economische crisis zal het aantal WW-uitkeringen in 2011 weer afnemen. De dalende trend van WW-uitkeringen zet zich door in 2012, maar zwakt wel af door de sombere economische vooruitzichten. De onzekerheid over de economische ontwikkeling is groot, waardoor ook de raming van de WW-uitgaven met veel onzekerheid omgeven is.

De stevigere aanpak van fraude leidt naar verwachting tot een besparing op de WW-uitgaven van € 10 mln in 2012, oplopend tot € 42 mln vanaf 2013.

WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)

Werknemers die vóór 1 januari 2004 ziek en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt zijn geworden, hebben recht op een WAO-uitkering. De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Hierdoor worden er nog slechts nieuwe WAO-uitkeringen verstrekt bij herleving op basis van oud recht. Omdat er meer uitkeringen worden beëindigd dan dat er nieuw worden toegekend, laten de WAO-uitgaven een daling zien.

Daarnaast heeft het afschaffen van de anticumulatiebaten Wsw vanaf 2012 een daling van ongeveer € 150 mln op de uitgaven tot gevolg. Deze wijziging is puur technisch van aard, omdat deze afschaffing tevens leidt tot een daling van de Wsw-ontvangsten met € 150 mln (zie ook de toelichting bij de ontvangsten in tabel 48.2).

WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)IVA (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten)WGA (Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten)

Werknemers die ná 1 januari 2004 ziek en als gevolg daarvan, na twee jaar wachttijd, meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard, hebben recht op een WIA-uitkering. In de WIA staat werk voorop, ligt het accent op wat mensen wel kunnen en is er tegelijkertijd inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer aan de slag kunnen.

De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De Regeling inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) verzorgt een loonvervangende uitkering voor werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) verzorgt een aanvulling op het met arbeid verdiende inkomen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, of een minimumuitkering als zij niet of niet in voldoende mate (minder dan 50% van hun resterende verdiencapaciteit) werken.

Met een brief van 25 maart jl. heeft het kabinet de evaluatie van de Wet WIA en een kabinetsstandpunt aan het parlement gezonden (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 716, nr. 1). In het kabinetsstandpunt is onder meer aangegeven dat het totaal aan maatregelen van het afgelopen decennium – de Wet verbetering Poortwachter, de verlenging van de loondoorbetalingsperiode bij ziekte naar 2 jaar, de aanscherping van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en de Wet WIA – heeft geleid tot een activerend arbeidsongeschiktheidsstelsel. Als gevolg daarvan is het langdurig ziekteverzuim drastisch gedaald. De jaarlijkse instroom in de Wet WIA bedraagt nog maar 1/3 van de WAO-instroom in de jaren 2000/2001.

Binnen dit beeld vormen de positie van vangnetters en de recent stijgende WIA-instroom aandachtspunten (zie ook de beleidsagenda).

Zieke uitzendkrachten, werknemers die ziek zijn geworden in een tijdelijk dienstverband van wie het contract is afgelopen, zieke werklozen, vrouwen die ziek zijn als gevolg van zwangerschap, orgaandonoren en werknemers met een no-riskpolis doen bij ziekte een beroep op het vangnet van de Ziektewet (zij worden daarom ook wel vangnetters genoemd). Inmiddels bestaat de helft van de WGA-instroom uit vangnetters, terwijl zij een aanzienlijk beperkter deel van de verzekerde doelgroep uitmaken. Ook presteert deze groep veel slechter ten aanzien van (gedeeltelijke) werkhervatting. Van de gedeeltelijk WGA-gerechtigden afkomstig uit een vast dienstverband werkt in 2009 63%. Van de gedeeltelijk WGA-gerechtigden afkomstig uit het vangnet-ZW werkt in 2009 27%. Vastgesteld kan worden dat het gevoerde beleid met betrekking tot arbeidsongeschiktheid onvoldoende effect heeft gehad voor vangnetters.

In de Voorjaarsnota is reeds gemeld dat de instroom in de WIA sneller oploopt dan ten tijde van de Begroting 2011 werd verwacht. Deels is de stijging van de instroom te verklaren door ingroei-effecten van de Wet WIA en demografie. De instroom in de WIA stijgt echter harder dan op grond van deze oorzaken te verklaren is. Dat wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de mensen die voorafgaand aanspraak hadden op een ZW-uitkering. Dat komt niet zozeer doordat ze vaker ziek zijn, maar wel doordat hun gemiddelde verblijfsduur in de Ziektewet toeneemt. Om die reden worden ook meerjarig hogere instroomniveaus verwacht. Naar verwachting zal er in 2012 zo’n € 120 mln extra worden uitgegeven aan de WIA. Dit loopt op naar ongeveer € 270 mln in 2015.

Daarom is ten aanzien van de vangnetters een pakket aan maatregelen in voorbereiding. Dit pakket stimuleert de vangnetters, de (ex-)werkgevers en de uitvoerders meer om langdurig verzuim en instroom in de WIA te voorkomen. De beoogde invoeringsdatum van dit pakket aan maatregelen is 1 januari 2013. Het voornemen is om per 1 januari 2014 differentiatie in de financiering van het vangnet ZW en de WGA in te voeren. Dit bespaart in 2015 € 10 mln op de WGA-uitkeringslasten, in 2016 € 35 mln en dit loopt op tot een structureel niveau van € 80 mln.

Ten aanzien van de WGA-vervolguitkering is het voornemen om met ingang van 1 juli 2012 het woonlandbeginsel van toepassing te laten zijn. De budgettaire gevolgen hiervan zijn nihil.

Vanwege de bij nieuwe regelingen gebruikelijke opbouw van het bestand worden er meer uitkeringen toegekend dan dat er worden beëindigd. De uitkeringslasten IVA en WGA stijgen hierdoor.

ZW (Ziektewet)

De Ziektewet (ZW) verzekert het ziekterisico voor werknemers die geen werkgever met een loondoorbetalingsplicht meer hebben, zoals WW-ers, uitzendkrachten en tijdelijke werknemers na het einde van het dienstverband. Daarnaast geldt de ZW voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst is van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn tot het verrichten van hun arbeid (als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie) en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis.

In 2011 stijgen de uitgaven ZW voornamelijk door een toename van de groepen zieke werklozen en flexwerkers. Deze stijging gaat gepaard met extra instroom in de WIA. In 2012 zijn de verwachte uitgaven nagenoeg gelijk aan die van 2011.

Per 1 januari 2013 wil de regering de loongerelateerde periode in de ZW beperken conform de arbeidsverledeneis zoals deze ook geldt voor de loongerelateerde WGA-uitkering. Na deze periode wordt de ZW-uitkering verlaagd naar 70% van het minimumloon. Dit bespaart ongeveer € 10 mln per jaar op de uitkeringslasten. Bovendien is het voornemen om vanaf 2013 de keuring op algemeen geaccepteerde arbeid, die momenteel bij de WIA-poort plaatsvindt, te vervroegen. De hieraan gekoppelde besparing bedraagt in 2013 circa € 15 mln en bereikt in 2015 inclusief uitvoeringskosten het structurele niveau van € 110 mln.

Voorts bestaat het voornemen om per 1 januari 2013 voor uitzendbureaus bij ziekte van een uitzendkracht een loondoorbetalingsperiode van 2 weken in te voeren.

Daarnaast bestaat het voornemen om per 1 januari 2014 differentiatie in de financiering voor het vangnet ZW en de vangnetlasten-WGA in te voeren. Als gevolg van het aankondigingseffect leidt dit al in 2013 tot een besparing van € 8 mln op de uitkeringslasten. De besparing loopt op tot een structureel niveau van € 40 mln in 2014.

WAZ (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)

Via de WAZ waren ondernemers verzekerd tegen de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De toegang voor zelfstandigen tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. De uitgaven WAZ vertonen daarom een dalende trend.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2012

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2012

Toelichting

De budgetten voor OD1, OD2, OD3 en OD6 zijn volledig juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen. De budgetten voor OD5 zijn vrijwel volledig juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen.

1 Zorgdragen dat werknemers bij werkloosheid een tijdelijk loonvervangend inkomen ontvangen én tot werkhervatting worden gestimuleerd

Operationele doelstelling

Motivering

Om de tijdelijke inkomensbescherming van werknemers bij werkloosheid te waarborgen en hen te activeren tot werkhervatting.

  • Werkloosheidswet (WW);

  • Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW);

  • Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Instrumenten

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • In stand houden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke verzekering tegen werkloosheid;

  • Toezien op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wetsuitvoering door UWV;

  • Voorlichting.

Activiteiten van UWV:

  • Uitvoering van de wettelijke verzekering;

  • Handhaving.

  • Verzekerden (werknemers);

  • WW-gerechtigden;

  • IOW-gerechtigden;

  • Premiebetalers (werkgevers).

Doelgroepen

Indicatoren

De onderstaande indicatoren bieden inzicht in de activerende werking van de WW:

Instroomkans WW 55+

De indicator geeft de verhouding weer van de instroomkans in de WW van mensen van 55 jaar en ouder ten opzichte van de gemiddelde instroomkans voor de totale populatie. Het streven is de instroomkans van mensen van 55 jaar en ouder niet hoger te laten oplopen dan de gemiddelde instroomkans in de WW.

Werkhervatting binnen 12 maandenWerkhervatting binnen 12 maanden 55+

De werkhervattingsindicatoren bieden een aanwijzing voor de activerende werking van de WW. Beide indicatoren geven weer hoeveel WW-gerechtigden, en hoeveel WW-gerechtigden die bij instroom in de WW 55 jaar of ouder waren, binnen een jaar na aanvang van hun uitkering vanwege werkhervatting zijn uitgestroomd. Aan de streefwaarden ten aanzien van werkhervatting ligt een meerjarige doelstelling ten grondslag om de werkhervattingskansen jaarlijks met 1-procentpunt te doen stijgen.

Nalevingniveau van opgave inkomen uit arbeid

In 2010 werd de verplichting van opgave inkomen uit arbeid in 90% van de gevallen nageleefd. Het streven is deze naleving de komende jaren verder te verhogen, tot in eerste instantie minimaal 91% in 2012. Streefwaarden voor latere jaren zullen in de volgende begroting worden opgenomen, wanneer ook meer bekend is over de exacte vormgeving van de voorgenomen plannen ten aanzien van de aanscherping van de fraude-aanpak. In de beleidsagenda wordt nader ingegaan op deze aanscherping van de fraude-aanpak.

Tabel 46.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 

Realisatie

2010

Streven

2011

Streven

2012

Streven

2016

Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 55 en ouder t.o.v. de gemiddelde instroomkans1

0,86

≤0,86

≤0,86

≤0,86

Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden (%)2

45

47

48

52

Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden die bij instroom 55 jaar of ouder waren (%)2

31

31

32

36

Nalevingniveau van opgave inkomen uit arbeid3

90

-

91

n.t.b.

1

Bron: UWV, Jaarverslag

2

Bron: UWV, Administratie

3

Bron: SZW-berekeningen op basis van UWV- en CBS-informatie

WW

Kengetallen

Door de crisis is het volume van de ontslagwerkloosheid in 2010 (234 dzd uitkeringsjaren) gestegen ten opzichte van 2009 (197 dzd uitkeringsjaren). Het aantal WW-uitkeringen is echter vanaf begin 2010 gedaald; deze dalende trend van het aantal WW-uitkeringen zet zich naar verwachting door in 2011 en 2012, maar zwakt wel af door de sombere economische vooruitzichten. Voor deze jaren is het aantal WW-uitkeringsjaren geraamd op respectievelijk 222 dzd en 218 dzd. De onzekerheid over de economische ontwikkeling is groot, waardoor ook de raming van het WW-volume met veel onzekerheid omgeven is.

Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van het WW-volume in de periode 2008–2011.

Grafiek WW-volume (x 1 000 uitkeringen)

Grafiek WW-volume (x 1 000 uitkeringen)

IOW

De eerste oudere werklozen zijn op 1 december 2009 ingestroomd in de IOW. Het aantal lopende uitkeringen was in 2010 400 dzd. Vanwege de natuurlijke opbouw van het IOW-bestand loopt dit volume licht op in 2011 en 2012.

Handhaving

  • De toename in 2009 en 2010 van het aantal fraudeconstateringen en het daarmee gemoeide totale fraudebedrag houdt verband met de groei van het aantal WW-ers in dat jaar.

  • In bijna alle gevallen vindt er afdoening plaats.

Tabel 46.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 

Realisatie

2010

Raming

2011

Raming

2012

Volume ontslagwerkloosheid (x 1 000 uitkeringsjaren)

234

222

218

Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1 000)

415

360

316

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1 000)

421

385

345

Aantal lopende uitkeringen (volume) IOW (x 1 000)

0,4

<0,5

<0,5

Bron: UWV, Jaarverslag

Tabel 46.6 Kengetallen operationele doelstelling 1
 

Realisatie

2008

Realisatie

2009

Realisatie

2010

Handhaving

     

Kennis van de verplichtingen (%)

91

92

1

Aantal overtredingen WW (x 1 000)

14

18

22

Totaal fraudebedrag (x € 1 mln)

18,4

26,1

29,7

Percentage afdoening (%)

99

99

100

Bron: UWV, Jaarverslag

1

Realisatie over 2010 niet beschikbaar

2 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening en werkhervatting voor arbeidsongeschikte en zieke werknemers

Operationele doelstelling

Motivering

Werknemers te verzekeren tegen het risico van inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid of ziekte.

  • Loondoorbetaling bij ziekte (BW);

  • Ziektewet (ZW);

  • Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), bestaande uit:

    • Regeling Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA);

    • Regeling Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).

  • Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

  • Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen (WAZ);

  • De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA);

  • Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Instrumenten

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • In stand houden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende inkomensverzekering tegen het risico van arbeidsongeschiktheid;

  • Financiële prikkels voor arbeidsongeschikte werknemers om aan het werk te blijven of het werk te hervatten;

  • Financiële prikkels voor werkgevers om zieke of arbeidsongeschikte werknemers in dienst te houden of te nemen;

  • Toezien op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wetsuitvoering door UWV;

  • Voorlichting.

Activiteiten van UWV:

  • Uitvoering van de wettelijke verzekering;

  • Handhaving.

  • Werknemers;

  • Zelfstandigen die voor 1 augustus 2005 arbeidsongeschikt zijn geworden;

  • Uitkeringsgerechtigden;

  • Premiebetalers (werkgevers).

Doelgroepen

Aandeel werkende WGA’ers

Indicatoren

  • Het streven is dat van de WGA-gerechtigden met een resterende verdiencapaciteit (ongeveer 23 000 personen in 2010) minstens de helft betaalde arbeid verricht.

  • WGA-ers starten met een loongerelateerde uitkering. Als er verdiencapaciteit resteert, ontvangt een WGA-er vervolgens –  afhankelijk van de mate waarin die resterende verdiencapaciteit wordt benut –  een loonaanvullingsuitkering of een (lagere) vervolguitkering. Het streven is dat van de gedeeltelijke WGA-gerechtigden in de vervolgfase minimaal de helft in voldoende mate werkt.

Nalevingniveau van opgave inkomen uit arbeid

In 2010 werd de verplichting van opgave inkomen uit arbeid in 96% van de gevallen nageleefd. Het streven is dit nalevingspercentage te handhaven op minimaal 96% in 2012. Streefwaarden voor latere jaren zullen in de volgende begroting worden opgenomen, wanneer ook meer bekend is over de exacte vormgeving van de voorgenomen plannen ten aanzien van de aanscherping van de fraude-aanpak. In de beleidsagenda wordt nader ingegaan op deze aanscherping van de fraude-aanpak.

De streefwaarde bij het nalevingniveau is gelijk aan de realisatie. Achterliggende reden is dat witte fraude bij de AO-regelingen veel minder voorkomt dan bij de WW (witte fraude betreft via bestandskoppeling achterhaalde niet-naleving). De komende jaren zal door het fraudebeleid met name de witte fraude teruggebracht worden.

Tabel 46.7 Indicator operationele doelstelling 2
 

Realisatie

2010

Streven

2011

Streven

2012

Streven

2016

Aandeel werkende WGA’ers met resterende verdiencapaciteit1

50%

≥ 50%

≥ 50%

≥ 50%

Aandeel WGA’ers met resterende verdiencapaciteit in de vervolgfase dat in voldoende mate werkt1

52%

≥ 50%

≥ 50%

≥ 50%

Nalevingniveau van opgave inkomen uit arbeid2

96

-

96

n.t.b.

1

Bron: UWV, Jaarverslag;

2

Bron: SZW-berekeningen op basis van UWV- en CBS-informatie

WAO, IVA en WGA

Kengetallen

Het totale aantal arbeidsongeschikte werknemers zal naar verwachting in 2012 dalen. Dat komt doordat de afname van het aantal WAO-gerechtigden groter is dan de toename van het aantal WIA-gerechtigden. Het totaal aantal uitkeringen in 2012 van WIA en WAO is geraamd op ongeveer respectievelijk 168 dzd en 404 dzd personen.

De WAO kent nog een geringe instroom door zogenaamde herlevingen (personen die eerder al een WAO-uitkering hebben gehad). Aandachtspunt vormt de stijgende WIA-instroom. In 2009 en 2010 is de instroom aanzienlijk toegenomen. Deels is dit te verklaren door ingroei-effecten en demografie. Daarnaast is zichtbaar dat de stijgende WIA-instroom deels veroorzaakt wordt door mensen die voorafgaand aanspraak hadden op een ZW-uitkering, de zogenaamde vangnetters. De totale instroom in WAO en WIA zal in 2012 naar verwachting uitkomen op circa 41 dzd personen.

Net als in 2011 zal in 2012 de uitstroom uit de WAO op een hoger niveau liggen dan in 2010. Dit komt doordat relatief veel WAO-ers uitstromen doordat ze 65 jaar worden. Dat de uitstroom in 2012 groter is dan in 2011 heeft een demografische achtergrond. De uitstroom uit de IVA en WGA zal in de loop van de tijd toenemen naarmate het aantal uitkeringsgerechtigden toeneemt. Daarnaast kan er sprake zijn van doorstroom van de WGA naar de IVA, namelijk als een WGA-gerechtigde alsnog als duurzaam volledig arbeidsongeschikt wordt aangemerkt. Deze doorstroom wordt niet meegeteld als uitstroom uit de WGA.

Uit de evaluatie WGA die op 13 april 2010 aan de Kamer is gezonden (Kamerstukken II, 2009–2010, 26 448, nr. 433) zijn geen significante verschillen in re-integratieprestaties gebleken tussen UWV en eigenrisicodragers. Dat de uitstroomkans naar werk onder eigenrisicodragers toch hoger is dan bij het UWV, heeft te maken met de verschillen tussen de onderliggende populaties.

In vervolg op de WIA-evaluatie die op 25 maart 2011 aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 716, nr. 1), zal in 2012 onderzoek worden verricht naar de hybride uitvoering van de WGA en de omvangrijke groep volledig WGA-gerechtigden.

Grafiek saldo in- en uitstroom arbeidsongeschiktheidsregelingen

Grafiek saldo in- en uitstroom arbeidsongeschiktheidsregelingen

WAZ

In de WAZ blijft er enige instroom bestaan doordat er sprake is van herleving van uitkeringen, bijvoorbeeld wanneer een persoon na een periode van herstel wederom met dezelfde klachten uitvalt. Het bereiken van de 65-jarige leeftijd is de voornaamste reden waarom de WAZ uitkeringen aflopen. Omdat de uitstroom de instroom ruim overstijgt, neemt het volume af.

ZW

Het ZW-volume is in 2012 ongeveer gelijk aan het volume in 2011. Alleen de groep met een no-riskpolis neemt iets toe.

Met een brief van 8 maart 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 464, nr. 12) heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voornemens aangekondigd, waarmee de activerende werking van de Ziektewet wordt versterkt. Dit is nodig omdat het langdurig verzuim in de Ziektewet en de WIA-instroom vanuit de Ziektewet aanzienlijk zijn. Inmiddels is circa 50% van de WIA-instroom afkomstig uit de Ziektewet, terwijl het aandeel flexwerkers en werklozen binnen de verzekerde populatie een veel kleiner deel vormt. Een wetsvoorstel waarin de genoemde voornemens nader worden uitgewerkt is in voorbereiding. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting voor het eind van 2011 worden ingediend.

Tabel 46.8 Kengetallen operationele doelstelling 2
   

Realisatie

2010

Raming

2011

Raming

2012

WAO + IVA + WGA

Bestand in uitkeringen (ultimo, x1000)

596,4

584,3

571,6

waarvan WAO

486,3

443,6

403,6

waarvan IVA

28,2

40,0

51,4

waarvan WGA

81,9

100,7

116,6

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

8,3

8,1

8,0

Instroom in uitkeringen (x1 000)

39,9

40,5

40,8

waarvan WAO

4,3

3,0

2,4

waarvan IVA

7,3

7,5

8,0

waarvan WGA

28,4

30,0

30,4

Instroomkans (%)

0,55

0,56

0,56

Uitstroom uit uitkeringen (x1 000)

48,2

55,3

53,6

waarvan WAO

39,7

46,4

42,4

waarvan IVA

2,1

2,5

3,8

waarvan WGA

6,4

6,4

7,4

Doorstroom van WGA naar IVA

3,0

6,5

7,2

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

8,0

9,3

9,2

Uitstroomkans WGA naar werk UWV (%)

48

49

50

Uitstroomkans WGA naar werk eigenrisicodragers (%)

60

61

63

Aandeel werkende WAO’ers (%)

21

21

21

Aandeel werkende IVA’ers (%)

0

0

0

Aandeel werkende WGA’ers (%)

14

14

14

Aandeel instroom WIA uit ZW (%)

50

51

52

   

WAZ

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

30,4

26,2

22,3

         

ZW

Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)

98,4

101,7

101,6

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

281

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

370

Bron: UWV, Jaarverslag

  • Bij zowel de WAO/WIA als de ZW neemt het aantal geconstateerde overtredingen de laatste jaren duidelijk af. Dit heeft te maken met een verschuiving van de controledruk bij het UWV van de WAO/WIA en de ZW naar andere doelgroepen, zoals de WW en de TW. Deze verschuiving is gebaseerd op risicotaxaties en in het recente verleden aangetroffen overtredingen.

  • In bijna alle gevallen vindt er afdoening plaats.

Tabel 46.9 Kengetallen operationele doelstelling 2
 

Realisatie

2008

Realisatie

2009

Realisatie

2010

Handhaving WAO + IVA + WGA

     

Kennis van verplichtingen WAO (%)

85

87

1

Kennis van verplichtingen WGA (%)

85

81

1

Aantal overtredingen WAO/WIA (x 1 000)

5

5

3

Totaal schadebedrag (x € 1 mln)

8

9

6

Afdoeningspercentage inlichtingenplicht (%)

93

99

99

       

Handhaving ZW

     

Aantal overtredingen (x 1 000)

8

4

3

Totaal schadebedrag (x € 1 mln)

2

2

2

Afdoeningspercentage inlichtingenplicht

96

99

100

Bron: UWV, Jaarverslag

1

Komen niet beschikbaar

3 Zorgdragen voor arbeidsondersteuning en inkomensvoorziening voor jonggehandicapten

Operationele doelstelling

Motivering

Om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te bevorderen alsmede jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

  • De Wet Werk en Arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), die op 1 januari 2010 in werking is getreden;

  • De Wajong geldend voor jonggehandicapten die voor 1 januari 2010 een aanvraag indienden;

  • De tegemoetkoming voor Wajonggerechtigden volgend uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (WTCG);

  • Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Instrumenten

In de nieuwe regeling WWNV zullen de Wet Werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren en delen van de Wet Wajong en de Wet sociale werkvoorziening opgaan. De Wajong is dan nog alleen bestemd voor mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben. De Wsw blijft toegankelijk voor mensen die alleen beschutte arbeid kunnen verrichten.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • Instandhouden en onderhouden van activerende wettelijke instrumenten en voorzieningen voor jonggehandicapten;

  • Toezien op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wetsuitvoering door UWV;

  • Voorlichting;

  • Stimuleren van een soepele overgang van school naar werk;

  • Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten UWV:

  • Uitvoering van de wettelijke regeling;

  • Claimbeoordeling en verstrekken van Wajong-uitkeringen;

  • Opstellen en bewaken van een participatieplan voor jonggehandicapten die perspectief hebben op de arbeidsmarkt;

  • Integrale dienstverlening op Werkpleinen;

  • Vraaggerichte werkgeversbenadering/arbeidsmarktoffensief;

  • Handhaving.

  • Jonggehandicapten die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden, geen arbeidsverleden hebben en daardoor niet volledig zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien;

  • Jongeren die tijdens hun studie arbeidsongeschikt worden.

Doelgroepen

Indicatoren

Percentage nieuwe Wajong-instromers met arbeidsmarktperspectief in de Wet Wajong voor wie tijdig een participatieplan is opgesteld.

Het streefcijfer bij deze indicator is 100%. Over dit streefcijfer zal, in het kader van het jaarplan UWV 2012, met UWV nader overlegd worden.

In de Wet Wajong is bepaald dat de jonggehandicapte op aanvraag recht heeft op arbeidsondersteuning. Jongeren met perspectief op werk ontvangen intensieve begeleiding en ondersteuning bij het vinden of behouden van werk. In het participatieplan wordt vastgelegd wat de jongere kan en welke ondersteuning hij daar bij nodig heeft.

Het percentage nieuwe Wajong-instromers met arbeidsmarktperspectief voor wie tijdig een participatieplan is opgesteld over het jaar 2010 is met 66% achtergebleven bij het streefcijfer van 100%. Dit heeft een aantal oorzaken. UWV is aanvankelijk geconfronteerd met veel aanvragen aan het eind van 2009 en grote werkvoorraden. Daarnaast vergt de implementatie van nieuwe wetgeving enige tijd. Voorts is in de loop van 2010 de re-integratietaak binnen UWV overgegaan naar het werkbedrijf. Dit samenstel van factoren heeft aanvankelijk voor aanloopproblemen gezorgd. In verband hiermee zijn door UWV ook passende maatregelen getroffen. Deze waren primair gericht op reductie van de werkvoorraden en vervolgens op het voldoen aan de termijnen. Inmiddels zijn de werkvoorraden teruggedrongen en stijgt het percentage dat binnen de gestelde termijnen is afgewikkeld stapsgewijs.

Tabel 46.10 Indicatoren operationele doelstelling 3
 

Realisatie

2010

Streven

2011

Streven

2012

Streven

2016

Het percentage nieuwe Wajong-instromers met arbeidsmarktperspectief voor wie tijdig een participatieplan is opgesteld

66%

100%

100%

100%

Bron: UWV, Jaarverslag

  • Het totaal aantal uitkeringen Wajong zal in 2012 stijgen, omdat de uitstroom lager is dan de instroom. Dat komt doordat nog relatief weinig mensen met een Wajong-uitkering met pensioen gaan, omdat er pas vanaf 1976 een regeling voor jonggehandicapten bestaat.

  • De Wajonggerechtigden die vóór 1 januari 2010 een aanvraag hebben ingediend vallen onder de Wajong tot 2010. De instroom in de Wajong tot 2010 zal snel afnemen, omdat nieuwe aanvragen niet meer kunnen worden ingediend; de instroom zal alleen nog uit herlevingen van oud Wajongrecht bestaan (personen van wie de uitkering was beëindigd en die weer terugvallen met dezelfde klachten). Omdat de uitstroom groter zal zijn dan de instroom zal het bestand Wajong tot 2010 langzaam gaan afnemen.

  • Het jaarlijkse aantal aanvragen in de Wajong vanaf 2010 is lager dan in de Wajong tot 2010. In de Wajong tot 2010 was bijna iedereen (98%) volledig arbeidsongeschikt. In de Wajong vanaf 2010 staat participatie voorop en is het uitgangspunt wat de jonggehandicapte nog wel kan. Voor de benutting van wat een jonggehandicapte wel kan, zijn de Studieregeling en Werkregeling geïntroduceerd. Binnen de Werkregeling worden de participatieoordelen reguliere arbeid, beschutte arbeid en tijdelijk geen arbeidsmogelijkheden onderscheiden. Naar verwachting zal de verdeling van zowel het bestand als de instroom van de nieuwe Wajongers over deze verschillende regelingen zich niet belangrijk wijzigen. Uitzonderingen daarop zijn het aandeel in de Werkregeling en Studieregeling van het bestand. Het aandeel in de Studieregeling neemt af, omdat mensen na verloop van tijd de studie afronden. Het aandeel van volledig en duurzaam arbeidsgehandicapten in het bestand zal daarentegen stijgen, omdat voor sommigen pas later zal blijken dat er duurzaam geen arbeidsmogelijkheden zijn. Ook in de participatieoordelen worden geen grote veranderingen verwacht. De ramingen wijken af van de realisaties in 2010, omdat de realisaties ook de categorie «overig of niet bekend» bevatten. Hierdoor tellen de participatieoordelen niet op tot 100%.

  • Er worden nog weinig uitkeringen beëindigd, omdat de instroom nog recent is. Pas vanaf 2012 zal er bij de nieuwe Wajong sprake zijn van een stabiel beeld en zal de uitstroom langzaam gaan toenemen.

  • In eerste instantie is het percentage werkenden in de nieuwe Wajong nog relatief laag, omdat het volgen van re-integratietrajecten en het vinden van een passende baan tijd kosten. Hierdoor zal dit percentage in de eerstvolgende jaren nog stijgen. Het percentage van de werkende Wajongers in de werkregeling dat werkzaam is bij beschut werk zal toenemen, omdat mensen op den duur van de wachtlijsten zullen doorstromen naar een beschutte werkplek. Dit gaat automatisch gepaard met een daling van het aandeel werkenden bij een reguliere werkgever, omdat beide aandelen optellen tot 100%. Het aandeel werkenden bij een particuliere werkgever in de nieuwe Wajong ten opzichte van het totale aantal nieuwe Wajongers stijgt wel.

Kengetallen

Tabel 46.11 Kengetallen operationele doelstelling 3
     

Realisatie

2010

Raming

2011

Raming

2012

Wajong Totaal

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

205,1

215,1

224,9

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

17,8

15,8

15,4

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

4,6

5,8

5,6

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

1,9

1,9

1,9

       

w.v. Wajong tot 2010

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

195,4

191,4

187,5

Waarvan volledig arbeidsongeschikt (%)

98,1

98

98

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

8,0

1,6

1,4

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

4,5

5,6

5,3

Aandeel werkende Wajong’ers (%)

25

26

26

           

w.v. Nieuwe Wajong (met ingang van 2010)

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

9,7

23,7

37,4

waarvan Werkregeling (%)1

58

60

60

 

waarvan participatieoordeel reguliere arbeid (%)

35

55

55

 

waarvan participatieoordeel beschutte arbeid (%)

3

15

15

 

waarvan participatieoordeel tijdelijk geen mogelijkheden (%)

24

30

30

waarvan Studieregeling (%)

29

25

20

waarvan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (%)

13

15

20

Instroom in uitkeringen ( x 1 000)2

9,8

14,2

14

waarvan Werkregeling (%)1

54

55

55

 

waarvan participatieoordeel reguliere arbeid (%)

48

55

55

 

waarvan participatieoordeel beschutte arbeid (%)

6

15

15

 

waarvan participatieoordeel tijdelijk geen mogelijkheden (%)

37

30

30

waarvan Studieregeling (%)

34

30

30

waarvan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (%)

13

15

15

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

0,1

0,2

0,3

waarvan uitstroom wegens werk (%)

3

20

30

Aandeel werkende Wajong’ers binnen werkregeling (%)

214

30

35

waarvan werkzaam bij reguliere werkgever (%)

93

90

85

 

waarvan met inkomensondersteuning (%)

76

75

70

 

waarvan zonder inkomensondersteuning (%)

24

25

30

waarvan werkzaam bij beschut werk (%)

7

10

15

Bron: UWV, jaarverslag

1

De onderstaandedrie participatieoordelen tellen niet op tot 100%, omdat er ook nog een categorie «overig of niet bekend» is

2

Deze instroomcijfers verschillen van de bestandcijfers hierboven doordat de uitstroom is meegenomen in de bestandcijfers

3

Er zijn nog geen bruikbare gegevens over dit kengetal, omdat de gewijzigde wet nog te kort van kracht is

4

Stand september 2010

5 Zorgdragen voor een stelsel dat gemeenten prikkelt tot activering en inkomensondersteuning van mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud

Operationele doelstelling

  • Om inkomensverlies tot onder het niveau van het sociaal minimum te voorkomen en om personen zo spoedig mogelijk zelfstandig in het eigen levensonderhoud te laten voorzien.

  • Om het gemeenten mogelijk te maken burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Motivering

  • Wet werk en bijstand (WWB), het inkomensdeel van de WWB;

  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) 2004;

  • Inlichtingenbureau gemeenten;

  • Wet participatiebudget (wordt toegelicht bij artikel 47);

  • Middelen voor bijzondere bijstand via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

  • Koppeling van het sociaal minimum aan het wettelijk minimumloon.

  • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening: indien de wet (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 291, nr. 3) in 2012 in werking treedt, wordt schuldhulpverlening een wettelijke taak van gemeenten en legt de wet een bodem in de gemeentelijke schuldhulpverlening.

Instrumenten

Het voornemen van het kabinet is om de WWB te wijzigen en de Wet investeren in jongeren (WIJ) met de WWB samen te voegen (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 815, nr. 3). Het wetsvoorstel omvat voorts een aantal maatregelen die de vangnetfunctie van de WWB nog meer voorop stelt en de verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden moeten voldoen aanscherpt.

Activiteiten

Activiteiten van SZW:

  • Onderhouden van de wet- en regelgeving;

  • Ramen macrobudget WWB inkomensdeel en onderhouden verdelingssystematiek;

  • Het bepalen van het wettelijk kader voor bijzondere bijstandsverlening;

  • Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering door gemeenten;

  • Uitvoeren van de maatregelen van het Handhavingsprogramma 2011–2014.

Verder optimaliseren van het systeem en de werking van de WWB door:

  • Beslissen op aanvragen voor een meerjarige of incidentele aanvullende uitkering WWB inkomensdeel;

  • Ondersteunen van de gemeenteraad/griffie bij het waarmaken van hun kaderstellende en controlerende rol.

Activiteiten gemeenten:

  • Ondersteunen bij arbeidsinschakeling en indien nodig aanbieden van voorzieningen (zie artikel 47);

  • Beoordelen van recht op een uitkering;

  • Verstrekken van uitkeringen;

  • Uitvoeren van de bijzondere bijstand;

  • Uitvoeren van de maatregelen, met betrekking op de uitkeringen in het gemeentelijk domein, van het Handhavingsprogramma 2011–2014.

Activiteiten van SZW op het terrein van armoede en schuldhulpverlening:

  • Het voornemen is om een verordeningsplicht in te voeren om gemeenten nadrukkelijker te stimuleren om kinderen uit arme gezinnen maatschappelijk mee te laten doen (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 815, nr. 3);

  • Ondersteuning van gemeenten – op basis van de tijdelijke middelen schuldhulpverlening – bij preventie, primaire proces en integraal beleid van schuldhulpverlening met onder meer als doel de bevordering van zelfregulering binnen de sector schuldhulpverlening en het aanspreken van schuldenaren op hun eigen verantwoordelijkheid;

  • SZW levert als partner van Wijzer in geldzaken een bijdrage aan de financiële bewustwording van consumenten.

Activiteiten gemeenten op het terrein van armoede en schuldhulpverlening:

  • Indien de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in 2012 in werking treedt, voeren de gemeenten deze wet uit.

  • Jongeren tot 27 jaar die geen werk hebben en geen opleiding volgen;

  • Mensen van 27 tot 65 jaar die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud (bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering komt aan de orde in artikel 49);

  • Mensen met een langdurig minimuminkomen en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt;

  • Mensen in/met een risico op armoede;

  • Mensen met risico op problematische schulden;

  • Oudere werkloze werknemers die na het 50ste jaar werkloos zijn geworden en die na het bereiken van de maximale uitkeringsduur op grond van de werkloosheidswet over onvoldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

  • Oudere gewezen zelfstandigen die na het 55ste jaar het bedrijf of beroep hebben beëindigd en over onvoldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

  • Burgers met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, zonder toereikende eigen middelen.

Doelgroepen

Aantal personen in een huishouden met een lage werkintensiteit (jobless household)

Indicatoren

Verhoging van de arbeidsdeelname (in personen) heeft een belangrijke sociaal-maatschappelijke functie. Betaald werk is weliswaar geen garantie, maar wel de beste weg om uit de armoede te komen, en dus de beste oplossing voor de armoedeproblematiek. De Europese Commissie heeft in het kader van de EU2020-strategie de lidstaten gevraagd om een armoededoelstelling voor over 10 jaar op te stellen. In dit kader streeft het kabinet er naar om meer mensen actief bij de samenleving te betrekken door het aantal personen in huishoudens met een lage werkintensiteit te verminderen. In 2008 leefden er 1 130 dzd mensen van 0 tot en met 64 jaar in een «jobless household». Het kabinet heeft zich tot doel gesteld om dit aantal in 2020 met 100 dzd personen te verlagen. Voor de tussenliggende jaren zijn daarbij geen streefwaarden vastgesteld.

Nalevingniveau van opgave inkomen uit arbeid

In 2010 werd de verplichting van opgave van inkomsten in 93% van de gevallen nageleefd. Het streven is deze naleving de komende jaren verder te verhogen, tot in eerste instantie minimaal 94% in 2012. Streefwaarden voor latere jaren zullen in de volgende begroting worden opgenomen, wanneer ook meer bekend is over de exacte vormgeving van de voorgenomen plannen ten aanzien van de aanscherping fraude-aanpak. In de beleidsagenda wordt nader ingegaan op deze aanscherping van de fraude-aanpak.

Tabel 46.12 Indicatoren operationele doelstelling 5
 

Realisatie

2010

Streven

2012

Streven

2016

Streven

2020

Aantal personen (0 t/m 64 jaar) in een huishouden met een lage werkintensiteit (jobless household, x 1000)1

n.n.b.

1 030

Nalevingniveau opgave van inkomsten (%)2

93

94

n.t.b.

1

Benodigde inkomensgegevens over 2010 komen pas in 2012 beschikbaar

2

Bron: SZW-berekeningen op basis van UWV- en CBS-informatie

  • Voor 2012 wordt een afname verwacht van het aantal WWB-uitkeringen (exclusief 65-plussers) ten opzichte van 2011 (WWB en WIJ samen) van 314 naar 304 duizend uitkeringen.

    De onzekerheid over de economische ontwikkeling is groot, waardoor ook de raming van het WWB-volume met veel onzekerheid omgeven is.

  • In de overige bijstandregelingen worden geen noemenswaardige volume-ontwikkelingen verwacht, met uitzondering van de WWIK. Het voornemen van de regering om de WWIK per 1 januari 2012 in te trekken betekent dat er in 2012 geen gebruik van de WWIK meer mogelijk is.

  • In 2010 hebben de gemeenten € 240 mln uitgegeven aan bijzondere bijstand.

Kengetallen

Handhaving

  • De aantallen fraudegevallen worden door SZW berekend op basis van gegevens uit de Bijstandsfraudestatistiek. De huidige reeks komt lager uit dan in eerdere begrotingen, omdat er geen bijtelling meer plaatsvindt van fraudegegevens uit de Bijstandsdebiteurenstatistiek. Uit onderzoek van het CBS is gebleken dat de kwaliteit van de fraudegegevens onvoldoende is om een dergelijke berekening uit te kunnen voeren. Met CBS is afgesproken dat SZW de gegevens uit de Bijstandsfraudestatistiek voor begroting en jaarverslag zelf bewerkt op basis van door CBS gemaakte bestanden.

  • Het nalevingsniveau van de verplichting tot het melden van samenwonen ligt op een stabiel hoog niveau van 99%.

  • Het aantal geconstateerde fraudegevallen (alle soorten overtredingen samen) is in 2010 met zo’n 10% gestegen, conform de toename in het uitkeringsvolume bij de WWB. Daar staat tegenover dat het totale schadebedrag in 2010 lager ligt dan in 2009. Dat betekent dat het gemiddeld schadebedrag duidelijk is afgenomen.

Tabel 46.13 Kengetallen operationele doelstelling 5
 

Realisatie

2010

Raming

2011

Raming

2012

Volume ontwikkelingen

     

Volume WWB thuiswonenden, periodiek < 65 jaar (x 1 000)1

275

281

3042

Inkomensvoorzieningen WIJ (x 1 000)1

22

33

Volume IOAW (x 1 000)1

9

10

9

Volume IOAZ (x 1 000)1

1

1

1

Volume bijstand buitenland (x 1 000)3

< 0,5

< 0,5

< 0,5

Volume Bbz (x 1 000)1

4

4

4

Volume WWIK1

3

3

0

Uitgaven gemeenten aan bijzondere bijstand (x 1 mln)4

240

   
1

Bron: CBS, bijstandsuitkeringsstatistiek (jaargemiddelden)

2

Vanaf 2012 is dit cijfer inclusief inkomensvoorzieningen voor jongeren tot 27 jaar.

3

Bron: SVB, Jaarverslag

4

Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek (jaartotalen)

Tabel 46.14 Kengetallen operationele doelstelling 5
 

Realisatie

2008

Realisatie

2009

Realisatie

2010

Handhaving

     

Nalevingniveau melden samenwoning (%)1

Aantal geconstateerde fraudegevallen1

99

10 690

99

10 140

99

11 100

Totaal fraudebedrag (x 1 mln)1

66

55

53

Incassoratio %2

12

11

11

1

Bron: SZW-berekeningen op basis van CBS-informatie

2

Bron: CBS, Bijstandsdebiteurenstatistiek

6 Zorgdragen voor adequate werknemersverzekeringen en onderstand aan inwoners van Caribisch Nederland

Operationele doelstelling

Motivering

Om inwoners van Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba) in geval van werkloosheid, ongeval of ziekte of om inwoners die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud een inkomensvoorziening op maat te bieden. Daarbij wordt de ontwikkeling van de uitkeringen op de eilanden gekoppeld aan de ontwikkeling van het prijsniveau op de eilanden.

Instrumenten

De regelingen van SZW voor Caribisch Nederland op het terrein van inkomensbescherming betreffen een drietal werknemersverzekeringen en de Onderstand.

De werknemersverzekeringen voor Caribisch Nederland zijn:

  • De Cessantiawet. Dit betreft een verplichte ontslagvergoeding aan werknemers bij ontslag buiten hun toedoen, te betalen door de werkgever. In geval van faillissement of surseánce van betaling neemt de overheid deze verplichting over;

  • De Ongevallenverzekering. Dit betreft een uitkering (ongevallengeld) aan werknemers die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt;

  • De Ziekteverzekering. Dit betreft een uitkering (ziekengeld) aan werknemers die door ziekte arbeidsongeschikt zijn.

De Onderstand betreft een uitkering aan bewoners die niet in staat zijn om over voldoende middelen van bestaan te beschikken.

De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regelingen in Caribisch Nederland. De bijdrage in de uitvoeringskosten aan het RCN wordt verantwoord op artikel 98.

  • Onderhouden van de wet- en regelgeving;

  • Uitkeringsverzorging;

  • Toezicht en handhaving;

  • Uitvoering Caribisch Nederland door RCN.

Activiteiten

Doelgroepen

Uitkeringsgerechtigden in Caribisch Nederland (Bonaire, St. Eustatius en Saba).

Indicatoren

Gegeven het geringe aantal gerechtigden zijn geen indicatoren geformuleerd.

Volume uitkeringen Caribisch Nederland

Kengetallen

In 2010 was het totale volume uitkeringen inkomensbescherming in Caribisch Nederland minder dan 500. Naar verwachting is dit aantal in 2011 en 2012 hieraan gelijk.

Tabel 46.15 Kengetallen operationele doelstelling 6
 

Realisatie

2009

Realisatie

2010

Prognose 2011

Raming

2012

Volume uitkeringen Caribisch Nederland (x1 000)

<0,5

<0,5

<0,5

Bron: Gegevens SZW-unit RCN

Artikel

Licence