Base description which applies to whole site

2.1 Overzicht belangrijkste suppletoire mutaties

In onderstaande tabel worden de belangrijkste suppletoire mutaties weergegeven. Daaronder worden de mutaties toegelicht.

Tabel 1 Belangrijkste suppletoire mutaties 2013 (x € 1 miljoen)
 

Artikelnr.

Uitgaven

Ontvangsten

Stand oorspronkelijk vastgesteld begroting

 

34.352,6

1.190,5

Belangrijkste suppletoire mutaties:

     

1

Leerlingen- en studentenontwikkeling

diverse

60,0

– 2,9

2

Bijstelling autonome raming studiefinanciering

11, 12, 13

– 70,9

19,9

3

Eindejaarsmarge 2012/2013

diverse

227,1

 

4

Digitale collectie Nationaal Archief

14

28,0

 

5

Kasschuif digitale collectie Nationaal Archief

14

– 25,0

 

6

Kasschuiven overig

diverse

– 29,0

– 10,0

7

Loonbijstelling tranche 2013

diverse

41,4

 

8

Rente studiefinanciering

11

 

– 47,3

9

Overig

diverse

– 59,5

8,5

Stand 1e suppletoire begroting 2013

34.524,7

1.158,7

Toelichting:

  • 1. Uit de referentieraming leerlingen- en studentenaantallen 2013 blijkt dat het aantal leerlingen en studenten in 2013 per saldo hoger is dan de in de OCW-begroting 2013 verwerkte referentieraming 2012. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens voor 2013. Onderstaande tabel geeft de verdeling per sector weer:

    Tabel 2 Leerlingen- en studentenontwikkeling (x € 1 miljoen)

    Artikelnr.

    Omschrijving

    2013

    1

    Primair onderwijs

    – 20,5

    3

    Voortgezet onderwijs

    48,5

    4

    Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

    10,6

    6

    Hoger beroepsonderwijs

    4,9

    7

    Wetenschappelijk onderwijs

    12,9

    11,12,13

    Studiefinanciering

    3,6

    Subtotaal uitgaven

    60,0

         

    13

    Minus: Lesgeldontvangsten

    – 2,9

    Totaal leerlingen- en studentenontwikkeling

    62,8

  • 2. De raming voor studiefinanciering laat lagere uitgaven en meer ontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2013 verwerkte raming van het voorjaar 2012. Dit is de doorwerking van de realisaties in 2012.

  • 3. In 2012 zijn diverse budgetten niet volledig tot besteding gekomen. Deze middelen gaan via de eindejaarsmarge over naar 2013. Voor zover het overlopende verplichtingen betreft, zijn de middelen overgeboekt naar de artikelen.

  • 4. Door de digitalisering van de informatiehuishouding van het rijk staat het Nationaal Archief de komende jaren voor een substantiële taakverzwaring. Dit wordt tot en met 2015 grotendeels gedekt.

  • 5. Een deel van de dekking voor de extra kosten van digitalisering voor het Nationaal Archief wordt van 2013 naar 2014 en 2015 geschoven.

  • 6. Deze post bestaat uit diverse kasschuiven op de OCW-begroting:

    • Ter optimalisatie van het kasritme van de staat wordt een deel van de verplichtingen voor 2014 voor de OV-studentenkaart vooruitbetaald in 2013 (€ 125,0 miljoen);

    • Voor het terugdraaien van de langstudeerdersmaatregel zijn in het Regeerakkoord vanaf 2013 middelen beschikbaar gesteld. Omdat de maatregel met terugwerkende kracht is ingegaan (per 1 september 2012) zijn de instellingen reeds in 2012 hiervoor gecompenseerd (– € 62,0 miljoen in 2013);

    • De middelen uit het Regeerakkoord voor de professionalisering van lerarenopleidingen worden in overeenstemming gebracht met de beoogde uitgaven in de jaren 2014–2016 (– € 15,0 miljoen in 2013);

    • Om de cursusgeldraming voor het bve meerjarig bij te stellen zodat dit overeenkomt met het daadwerkelijke kasritme van de cursusgeldontvangsten, wordt een deel van de middelen uit 2013 (– € 14 miljoen) en 2014 (– € 2 miljoen) verdeeld over de jaren 2015–2018;

    • Voor School ex 2.0 is € 25 miljoen beschikbaar (zie de jeugdwerkloosheidbrief, Kamerstuk 33 400 XV, nr. D). Het school ex 2.0 programma strekt zich uit over twee schooljaren: 2013/2014 en 2014/2015. Het beschikbare budget wordt daarom over twee kalenderjaren verdeeld;

    • Om de beschikbare middelen voor de huisvesting op Caribisch Nederland aan te laten sluiten bij de recente planning van de Rijksgebouwendienst, wordt € 10,6 miljoen uit 2013 en € 5,4 miljoen uit 2017 herverdeeld over de jaren 2014 en 2015. Hierdoor sluit de verdeling van de middelen beter aan op de verwachte realisatie;

    • Bij de ontvangsten is er sprake van een wijziging in het betaalritme van de lesgelden. Hierdoor zijn de ontvangsten in 2013 € 10 miljoen lager en in 2014 € 10 miljoen hoger.

  • 7. In het Begrotingsakkoord is besloten om een nullijn te hanteren voor de lonen in 2013. Dit betekent dat de loonbijstellingstranche 2013 die aan de departementen wordt uitgekeerd geen vergoeding bevat voor contractloonstijging, maar alleen voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten (zie artikel 91 Nominaal en onvoorzien voor de verdeling over de beleidsartikelen).

  • 8. De raming voor studiefinanciering laat lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2013 verwerkte raming van het voorjaar 2012. Zowel de spontane ontvangsten als de termijnontvangsten worden lager geraamd.

  • 9. De overige mutaties betreffen de technische wijzigingen die in deze 1e suppletoire begroting zijn opgenomen. Het betreft overboekingen van en naar andere departementen, desalderingen van uitgaven en ontvangsten en de niet kader-relevante bijstelling van de raming studiefinanciering.

Licence