Begrotingsakkoord 2013
Gezonde overheidsfinanciën zijn van essentieel belang. Sinds het tot stand komen van het regeerakkoord 2010 is Nederland geconfronteerd met nieuwe onzekerheden en tegenvallende economische ontwikkelingen. Nederland is opnieuw in een recessie terecht gekomen en ook voor de komende jaren wordt een lage economische groei verwacht. Als gevolg hiervan dreigden de overheidsfinanciën voor 2013 verder te verslechteren. In de ontstane politieke situatie na de val van het kabinet Rutte hebben de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie de handen ineen geslagen en een begrotingsakkoord voor 2013 gesloten. Het akkoord behelst een aanvullend pakket van hervormingen, ombuigingen en lastenmaatregelen. De € 12,4 miljard aan saldoverbeterende maatregelen uit het begrotingsakkoord 2013 raken iedereen, ook de medeoverheden. Zo worden de medeoverheden met ingang van 2013 verplicht om te schatkistbankieren en werken de uitgavenverlagingen op de Rijksbegroting via de normeringssystematiek (trap op, trap af) evenredig door naar het gemeentefonds en het provinciefonds. Doordat de maatregelen voor het grootste deel neerslaan aan de inkomstenkant van de Rijksbegroting, heeft het begrotingsakkoord echter een relatief beperkte doorwerking op het accres.
In het Begrotingsakkoord is afgesproken dat decentralisatie van de functie begeleiding uit de AWBZ en de Wet werken naar vermogen per 2013 niet doorgaan. Deze decentralisaties maakten onderdeel uit van de Bestuursafspraken 2011–2015. De overige afspraken uit dit pakket gaan wel door. De komende kabinetsformatie zal helderheid geven over de voornemens ten aanzien van decentralisatie van taken naar gemeenten. De invoeringskosten die met de decentralisatie begeleiding gemoeid zijn, blijven in afwachting van de plannen van het nieuwe kabinet in het gemeentefonds zitten. In het begrotingsakkoord zijn verzachtende maatregelen opgenomen ten aanzien van de korting op de BDU Verkeer en Vervoer.
Het begrotingsakkoord zorgt ervoor dat 2013, ondanks de demissionaire periode, in budgettair opzicht geen verloren jaar is. Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een sobere invulling van de beleidsagenda 2013, waarbij wordt ingegaan op de relevante ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld. Voor de cijferopstelling in het begrotingsjaar 2013 en zeker de jaren daarop volgend geldt dat deze moet worden bezien in de wetenschap dat een nieuw kabinet met beleid zal komen dat zijn weerslag heeft op deze periode.
Verdeling gemeentefonds
Onverminderd blijft het uitgangspunt dat het gemeentefonds, in combinatie met de andere gemeentelijke inkomstenbronnen, gemeenten voorziet van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken. De verdeling van het gemeentefonds heeft tot doel de middelen zo te verdelen, dat gemeenten in staat zijn om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten te kunnen leveren.
Op basis van het Periodiek Onderhoudsrapport 2010 wordt onderzoek gedaan naar de verdeling van het gemeentefonds. Het nader onderzoek is opgedeeld in twee fases. In de eerste fase is verkend of er aanleiding is om nieuwe ijkpunten vorm te gaan geven. In de tweede fase krijgen deze nieuwe ijkpunten vorm, volgt omzetting naar verdeelmaatstaven en ten slotte het uitnemen en terugzetten in het maatstavenstelsel van het gemeentefonds. De eerste fase is voor alle clusters doorlopen, de tweede fase wordt alleen doorlopen wanneer de eerste fase daartoe aanleiding geeft. Over de onderzoeksresultaten van de eerste fase is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 6 december 2011 (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000 B, nr. 6).
De onderzoeksresultaten van de eerste fase zijn in het najaar van 2011 bekend geworden. Na weging van de onderzoeksbevindingen zijn de VNG en Rfv gevraagd te adviseren. Op 15 en 16 november 2011 zijn de adviezen van de Rfv en VNG ontvangen. Ook hebben diverse groepen van gemeenten aandacht gevraagd voor de stapeling van ontwikkelingen. De Minister van BZK heeft te kennen gegeven er oog voor te hebben dat er veel op de gemeenten afkomt met de decentralisaties en bezuinigingen. Een adequate verdeling van het gemeentefonds is daarbij essentieel. Gemeenten hebben voldoende tijd nodig om te kunnen anticiperen op wijzigingen in de omvang van de algemene uitkering. Gezien het voorgaande heeft de Minister van BZK samen met de medefondsbeheerder de Staatssecretaris van Financiën besloten om, conform de verzoeken van de VNG en Rfv, prioriteit te (blijven) geven aan de inbedding van de voorgenomen decentralisaties in het gemeentefonds. Voorts is besloten dat de invoering van de herverdeling van de overige onderdelen van het gemeentefonds niet eerder dan per 2014 zal plaatsvinden. Het is de bedoeling de Tweede Kamer hierover in het voorjaar van 2013 te informeren.
EMU-saldo
Beheersing van het EMU-saldo is een gemeenschappelijke opgave voor Rijk en de medeoverheden. De aanscherping van het Stabiliteits- en Groeipact waartoe in 2011 door de EU-lidstaten is besloten, wordt omgezet in nationale wetgeving. Voor het jaar 2013 geldt onverkort de norm van 0,5% van het BBP als plafond voor het EMU-tekort voor medeoverheden. Dit plafond is opgedeeld in een plafond voor het EMU-tekort van 0,38% BBP voor gemeenten, 0,07% BBP voor provincies en 0,05% BBP voor waterschappen. Voor de jaren 2014 en verder is een saldopad voor de EMU-norm van de medeoverheden afgesproken.
Schatkistbankieren
In het begrotingsakkoord is afgesproken om in 2013 verplicht schatkistbankieren zonder leenfaciliteit in te voeren voor gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen. Depositotarieven en inleentarieven worden geharmoniseerd. Door alle tegoeden binnen de collectieve sector te houden daalt de bruto schuld van de Nederlandse overheid. Daarnaast wordt voor medeoverheden door dit voorstel het risico dat ze lopen op hun uitzettingen geminimaliseerd.
2.1.1 Beleidsmutaties
Door wijzigingen in beleid van verschillende departementen kan worden overgegaan tot het beleggen of juist weghalen van taken bij gemeenten. Soms gaat dit gepaard met een toevoeging aan of een uitname uit het gemeentefonds. In tabel 2.1.1. worden de mutaties per uitgavencategorie weergegeven als gevolg van de beleidsmutaties. Voor een overzicht van de beleidsmatige mutaties vanaf ontwerpbegroting 2012 wordt verwezen naar bijlage 2. In tabel 3.1.2. wordt vanaf de stand ontwerpbegroting 2012 een aansluiting gegeven naar de stand ontwerpbegroting 2013. De weergegeven mutaties worden in het verdiepingshoofdstuk 3 afzonderlijk toegelicht voor zover dit nog niet gebeurd is in een eerder begrotingsstuk.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Onderzoek en Bijdragen organisaties | ||||||
1. Kosten Financiële-verhoudingswet | 1 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2. Kosten Waarderingskamer | 42 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
3. Budget A+O-fonds | 0 | – 22 | – 22 | – 22 | – 22 | – 22 |
4. Bijdrage aan VNG | 16 298 | 4 298 | 4 298 | 4 298 | 4 298 | 4 298 |
5. Bijdrage aan KING | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Programma | ||||||
1. Algemene uitkering ca en de aanvullende uitkeringen | – 84 515 | – 405 490 | – 425 232 | – 425 085 | – 424 850 | – 424 165 |
2. Integratie-uitkeringen | 57 852 | 18 065 | 21 007 | 20 860 | 15 957 | 15 272 |
3. Decentralisatie-uitkeringen | 102 239 | 48 592 | 46 867 | 33 002 | 24 422 | 22 800 |
Totaal mutaties (inclusief meerjarige doorwerking 1e suppletoire 2012) | 92 916 | – 334 557 | – 353 082 | – 366 947 | – 380 195 | – 381 817 |