De voorliggende Slotwet bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de Tweede Suppletoire Begroting 2014 van Buitenlandse Zaken.
Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet van 2001 dienen de opmerkelijke verschillen tussen de vorige (tweede Suppletoire Begroting) en huidige raming te worden toegelicht. Op uitgavenniveau is voor deze toelichting een norm gehanteerd waarbij voor de beleidsartikelen (1–4) en het niet-beleidsartikel 6 afwijkingen van 10% of meer, met een minimum van EUR 2 miljoen, ten opzichte van de stand van de Tweede Suppletoire Begroting 2014 op sub-artikel niveau zijn opgenomen. Gezien het financieel belang wordt hiervoor een uitzondering gemaakt voor artikel 3, EU-afdrachten. Voor niet-beleidsartikel 7 is een afwijking van 1% opgenomen. Voor verplichtingen wordt de norm van 10% op artikel niveau aangehouden.
Toelichting per beleidsartikel
Beleidsartikel 2
Verplichting:
Zoals in december 2014 aan uw Kamer is gemeld, is er op het artikel «Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband» (2.4) een overschrijding van het verplichtingenbudget vanwege het aangaan van een meerjarige verplichting van ten behoeve van het LOTFA-programma (Law and Order Trust Fund for Afghanistan).
Beleidsartikel 3
Verplichting:
Zoals in december 2014 aan uw Kamer is gemeld, is op het artikel «Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, inclusief ontwikkelingslanden» (3.2) het verplichtingenbudget opgehoogd met EUR 1.458 miljoen. Dit op basis van de ratificatie door Nederland van EOF 11 (Europees Ontwikkelingsfonds).
Uitgaven:
De stijging van de uitgaven voor de EU-afdrachten wordt veroorzaakt door de de bruto naheffing als gevolg van de bni-revisies.
Niet-beleidsartikel 7
Verplichting:
De daling van de verplichtingen houdt verband met de mutaties zoals toegelicht bij de uitgaven.
Uitgaven:
De lagere realisatie bestaat uit een saldo van personele- en materiele uitgaven. De personeelsuitgaven dalen hoofdzakelijk doordat het personeelsbestand op de posten en op het departement is afgenomen. Daarnaast is de invulling van de kabinetsbezuinigingen sneller geïmplementeerd dan gepland waardoor voor het begrotingsjaar 2014 extra ruimte is ontstaan. Ook zijn uitgaven voor post-actief personeel gedaald vanwege een afname van het aantal wachtgeldgerechtigden en zijn de uitgaven op de investeringsmiddelen ter realisatie van de kwaliteitsdoelen uit het Regeerakkoord later op gang gekomen waardoor een deel doorschuift naar 2015. Ten slotte is de reservering voor de aanspraak op de werkkostenregeling komen te vervallen. Deze reservering wordt opgenomen in 2015. De materiele uitgaven dalen omdat de kosten van huisvesting buitenland af zijn afgenomen. Vanwege de invulling van de bezuiniging op het vastgoed buitenland, vonden er minder investeringen plaats dan oorspronkelijk geraamd. Daarnaast daalden de uitgaven voor onderhoud.
Ontvangsten:
De ontvangsten zijn met name gestegen vanwege restituties uit voorgaande jaren. Het betreft vergoedingen door het Ministerie van Justitie voor afgegeven MVV’s (Machtiging tot Voorlopig Verblijf), BTW teruggaven en restituties van voorschotten op personele uitgaven.