Base description which applies to whole site

BELEIDSAGENDA 2014

1. Inleiding

Het gaat goed met de volksgezondheid. We worden ouder en kunnen langer werken en participeren in de samenleving. De gezondheidszorg is de afgelopen jaren productiever geworden, waardoor meer zorg voor dezelfde euro premie wordt geleverd. De Nederlandse gezondheidszorg behoort, zeker als het gaat om brede toegankelijkheid en kwaliteit, nog altijd tot de beste van Europa. Met veel betrokkenheid, inzet en liefde verlenen artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, familieleden en vrijwilligers zorg en ondersteuning. Hier zijn we trots op.

Tegelijkertijd staat ons land voor grote uitdagingen in de zorg. Onze verworvenheden zijn, zonder structurele aanpassing, niet langer vanzelfsprekend. De zorgvraag verandert. We leven bijvoorbeeld langer met chronische ziekten, waaraan we vroeger dood gingen. De forse stijging van de zorguitgaven zet de solidariteit, de basis van een goed functionerend stelsel, onder druk. Zeker tegen de achtergrond van de aanhoudende economische crisis en de verslechterende toestand van de overheidsfinanciën. Misstanden, zoals ondoelmatig besteed zorggeld, fraude en vermijdbare medische fouten, ondermijnen de zorg – en daarmee de goed functionerende professionals en instellingen.

Het kabinet heeft de ambitie en de plicht om de zorg kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Nu en in de toekomst. Daarover zijn stevige afspraken vastgelegd in het regeerakkoord. De in 2013 gesloten zorgafspraken met sociale partners en veldpartijen, de Hervormingsagenda Langdurige Zorg (HLZ) en de nieuwe akkoorden die we gaan sluiten in de curatieve zorg – een aanpassing en verdere verdieping van de eerder gesloten hoofdlijnenakkoorden die inmiddels hun vruchten afwerpen – geven richting en invulling aan de verdere uitwerking van de strategische VWS-agenda («Van systemen naar mensen») uit begin 2013.

Voor de thema’s fraude, verspilling en patiëntveiligheid zijn slagvaardige taskforces ingesteld. Om de aanpak van deze thema’s tot een succes te maken is het belangrijk dat veldpartijen betrokken zijn en meedenken. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft het zorgveld eerder dit jaar in het televisieprogramma Buitenhof opgeroepen om vóór 1 september 2013 suggesties aan te dragen voor besparingen op het verzekerde pakket. Dat heeft tot nu toe goede gesprekken opgeleverd en ruim 2.000 reacties van burgers, branches, koepels en beroepsverenigingen. Inmiddels is ook het meldpunt verspilling van start gegaan. Dat heeft alleen in de eerste paar maanden al zo’n 17.000 reacties opgeleverd. Wij zijn blij met deze grote betrokkenheid van de maatschappij. Het verbeteren van de betaalbaarheid van de zorg gaat ons immers allemaal aan.

De eerste oogst van de oproep in Buitenhof en het overleg met veldpartijen maken duidelijk dat de bezuiniging op het pakket nu beter op alternatieve wijze kan worden ingevuld dan met de eerder voorgestelde inperking van het pakket aan de hand van lage ziektelastaandoeningen. In de hoofdlijnenakkoorden die door het kabinet gesloten gaan worden, is daarom afgesproken deze beperking van € 1,2 miljard terug te draaien. Met ziekenhuizen, medisch specialisten, huisartsen, de ggz en patiëntenorganisaties is overeengekomen de zorguitgaven langs andere lijnen terug te dringen, onder andere door actief te sturen op kwaliteit en doelmatigheid van de zorg, selectieve inkoop en het tegengaan van fraude, verspilling en onnodige bureaucratie. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over gepaste zorg, door aanscherping van richtlijnen en protocollen. De taakstelling op stringent pakketbeheer (van structureel € 300 miljoen) blijft overeind.

Ten slotte zijn in de akkoorden maatregelen afgesproken om meer dan nu zorg op de juiste plek te verlenen. De zorg zal in de toekomst zo veel mogelijk dicht bij patiënten worden gegeven.

Een sterke, geïntegreerde eerstelijnszorg vormt de spil van een toekomstbestendige gezondheidszorg. Huisartsen krijgen een nog grotere rol. Bovendien zullen streekziekenhuizen, maar ook nieuwe eerstelijnscentra en anderhalvelijnscentra zich richten op de basiszorg en de medisch-specialistische chronische zorg. Om de kwaliteit te verbeteren, wordt de complexe en acute zorg uiteindelijk in minder ziekenhuizen geconcentreerd. We streven naar substitutie van medisch-specialistische zorg naar huisartsenzorg, en van huisartsenzorg naar zelfzorg. De toepassing van ICT en e-health speelt daarbij een belangrijke rol.

Veel winst is verder te behalen met gezondheidsbevordering, het voorkomen van chronische aandoeningen als gevolg van een ongezonde leefstijl en gezonder leven met een chronische aandoening. Tegelijkertijd houden we scherp aandacht voor gezondheidsbedreigingen, zoals de gevaren van antibioticaresistentie.

Waar de curatieve zorg midden in een overgangssituatie zit, die door de hoofdlijnenakkoorden versneld wordt doorgevoerd, staat de ondersteuning en langdurige zorg aan het begin van een nieuwe koers. Ook hier staan cliëntgerichtheid en menselijke maat centraal. Als hulp en ondersteuning nodig zijn, moeten mensen zo goed mogelijk gebruik maken van het eigen sociale netwerk. Wie ook met steun van de omgeving niet meer zelfredzaam is, kan rekenen op zorg in een instelling. Voor hen blijft een «kern-AWBZ» bestaan.

Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten hebben vaak met veel verschillende instanties en zorgverleners te maken. Nu meer mensen langer thuis blijven wonen, is het noodzakelijk dat schotten tussen de verschillende domeinen verdwijnen. Betere samenwerking tussen zorgprofessionals, mantelzorgers, zorgverzekeraars, gemeenten en diensten is onmisbaar. Bij verandering van structuren en het leggen van verbindingen krijgen gemeenten een grote rol. Dat geldt ook voor de jeugdzorg die per 1 januari 2015 wordt ondergebracht bij gemeenten.

Alle maatregelen die worden genomen zijn cruciaal om de zorg duurzaam te financieren en de patiënt de beste kwaliteit en aandacht te kunnen geven. Daarnaast levert de zorg met al deze hervormingen een substantiële bijdrage aan het verbeteren van de overheidsfinanciën. Tegelijkertijd hebben ze grote impact. Draagvlak voor ingrijpende maatregelen – politiek en maatschappelijk – is niet vanzelfsprekend. Dit geldt in het bijzonder voor maatregelen die mensen direct voelen, zoals het beperken van de aanspraak op huishoudelijke verzorging. Veel mensen moeten zorg en ondersteuning – die in het verleden collectief werd betaald – nu voor eigen rekening nemen of een beroep doen op de omgeving.

Wij zijn ons ervan bewust dat maatregelen pijnlijk kunnen zijn en veel energie en aanpassing vragen. Er is gekeken of verzachtingen van eerder afgesproken maatregelen mogelijk en wenselijk waren. Dat kan het maatschappelijk draagvlak vergroten, werkgelegenheid bevorderen of procesinnovatie bewerkstelligen. Wij zijn dan ook zeer tevreden over de afspraken die voor 2014 en verder zijn gemaakt met werkgeversorganisaties en het gros van de werknemersorganisaties over verantwoorde hervormingen in de zorg. Zij hebben aangetoond verantwoordelijkheid te nemen om samen een duurzaam zorgstelsel te ontwikkelen.

Deze beleidsagenda geeft onze visie voor 2014 met een doorkijkje naar latere jaren. Sommige onderwerpen en thema’s worden hier niet of slechts kort behandeld, maar komen terug bij de relevante begrotingsartikelen. Dit sluit aan bij de vernieuwde begrotingsopzet: Verantwoord Begroten. Dit maakt op artikelniveau nog beter duidelijk waar het Ministerie van VWS zich sterk voor maakt. Deze beleidsagenda gaat achtereenvolgens in op (2) de VWS-brede thema’s, (3) de curatieve zorg, (4) de ondersteuning en langdurige zorg en (5) jeugdzorg. De afsluitende zesde paragraaf beschrijft het financieel beeld op hoofdlijnen.

2. VWS-brede thema’s

De grens tussen curatieve en langdurige zorg vervaagt. Vaker dan voorheen is een sectoroverstijgende aanpak noodzakelijk. De Minister en Staatssecretaris van VWS werken op die thema’s intensief samen. Zij werken ook aan een nauwe verbinding tussen preventie, curatieve zorg en ondersteuning en langdurige zorg.

Geld voor zorg besteden aan zorg

Om de solidariteit en het draagvlak te bewaken is het cruciaal dat premiegeld goed wordt besteed aan zinnige en zuinige zorg voor mensen die dat nodig hebben. Fraude in de zorg is onacceptabel en het kabinet pakt dit hard aan. In maart 2013 zijn hierover afspraken gemaakt. Het Ministerie van VWS werkt samen met partners als de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Fiscale Inlichtingen en Opsporingen Dienst (FIOD) en het Openbaar Ministerie (OM) aan het terugdringen van fraude in de zorg. Ook zal de NZa een onderzoek uitvoeren naar de omvang van fraude in de zorgsector en naar de zwakke plekken in het stelsel. Andere speerpunten richten zich op het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Zvw binnen het project PInCeT en de aanpak van fraude met het persoonsgebonden budget (pgb) in de AWBZ. In september 2013 komt het kabinet met een nieuw aanvalsplan om fraude in de zorg te voorkomen, beter op te sporen en harder aan te pakken. Voor 1 januari 2014 zal de inzet van de extra middelen die het kabinet voor fraudebestrijding beschikbaar heeft gesteld (€ 5 miljoen in 2014 en € 10 miljoen vanaf 2015) nader worden bepaald.

In mei 2013 is het programma Verspilling in de Zorg van start gegaan. Hierin werken overheid en veldpartijen samen. Belangrijk onderdeel van het programma is het meldpunt verspilling (www.verspillingindezorg.nl ). Hier worden meldingen geïnventariseerd van cliënten, patiënten, familieleden, mantelzorgers of zorgverleners. Het is de bedoeling dat alle betrokken partijen daar zo spoedig mogelijk mee aan de slag gaan. Jaarlijks wordt verslag gedaan aan de Tweede Kamer. De aanpak richt zich de komende periode op genees- en hulpmiddelen, de langdurige zorg, de geestelijke gezondheidszorg en de ziekenhuiszorg. In augustus 2013 zijn al ruim 17.000 meldingen binnengekomen. Veel daarvan bevatten concrete ideeën waar de themagroepen in 2014 mee aan de slag gaan.

Ook het terugdringen van administratieve lasten draagt bij aan een doelmatige en efficiënte inzet van zorgmiddelen. De lopende activiteiten om regeldruk te verminderen worden voortgezet en uitgebreid. Het kwaliteitsbeleid in de zorg kan flink verbeteren met een fikse opruiming van niet onderscheidende kwaliteitscriteria en kwaliteitseisen. Het Kwaliteitsinstituut in oprichting gaat zorgaanbieders doorlopend stimuleren om hier de bezem door te halen en indien nodig ook zelf hiervoor voorstellen doen. In de nieuwe hoofdlijnenakkoorden zijn afspraken met alle partijen gemaakt om nu echt werk te maken van het verbeteren van de kwaliteitsindicatoren in de curatieve zorg.

Voor de curatieve zorg ligt het komend jaar de nadruk op de standaardisatie van de eisen die op administratief gebied aan hen worden gesteld. De NZa moet hier een eerste slag in maken. Voor de langdurige zorg bezien we in samenspraak met instellingen en professionals waar regels afgeschaft of vereenvoudigd kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het experiment regelarme zorginstellingen, dat vanaf 2013 loopt. Op de werkvloer wordt maximaal twee jaar bekeken welke aanpak leidt tot lagere administratieve lasten. De eerste ervaringen laten zien dat de zorgaanbieders innovatieve en praktische manieren van zorgverlening ontwikkelen, die aansluiten op de leefwereld van cliënten en de dagelijkse werkzaamheden van medewerkers. In de kern-AWBZ wordt bijvoorbeeld bespaard op administratieve lasten bij instellingen en zorgkantoren door het standaardiseren van de inkoopvoorwaarden. Er wordt vaker gewerkt met langdurige contracten en er is meer ruimte voor maatwerk. De komende periode zet VWS de deregulering krachtig door. Daarbij is ook een rol weggelegd voor het platform Informatievoorziening Zorg en Ondersteuning (IZO).

Patiëntveiligheid en kwaliteit

Het vergroten van de patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg heeft prioriteit. De patiënt moet kunnen rekenen op goede en veilige zorg. Dat is ook in het belang van de zorgverlener.

De positie van de patiënt wordt verbeterd met de invoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze ligt inmiddels voor behandeling voor in de Eerste Kamer. De wet levert een waardevolle bijdrage aan de versterking van de positie van patiënten en het waarborgen van de kwaliteit van de zorg. Dan moeten zorgaanbieders binnen zes weken reageren op een klacht en zijn zij verplicht aangesloten bij een geschilleninstantie. Ook worden de meldplichten uitgebreid en wordt een «verklaring omtrent gedrag» verplicht voor medewerkers in de zorg. Goed bestuur kan eveneens bijdragen aan veiligheid en kwaliteit. Daarom wordt in een apart wetsvoorstel geregeld dat minimaal één bestuurslid er expliciet voor verantwoordelijk is. Nieuwe toetreders in de zorg moeten binnen vier weken na hun start door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) worden gecontroleerd. De wijze waarop zij veilige zorg van voldoende kwaliteit hebben georganiseerd, staat daarbij centraal ((TK 33 497, nr. 9).

Om de klachtenafhandeling in de zorg te professionaliseren wordt een Zorgloket ingericht. Daar kunnen mensen met klachten terecht voor begeleiding en ondersteuning. Bovendien moeten zorgaanbieders en fabrikanten er hun verplichte (calamiteiten)meldingen doen. Het loket deelt informatie met de IGZ, zodat deze gebruikt kan worden voor toezicht en handhaving. Jaarlijks publiceert het Zorgloket een klachtenoverzicht. Iedereen kan dan zien wat voor klachten en meldingen zijn gedaan en hoe de afhandeling daarvan verloopt. Het Zorgloket wordt in 2014 operationeel.

Het Kwaliteitsinstituut stimuleert de verdere verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg en zorgt dat iedereen toegang heeft tot betrouwbare en begrijpelijke informatie. Het is van het grootste belang dat onnodige en nietszeggende kwaliteitseisen en voorschriften worden opgeruimd. Momenteel werkt het Kwaliteitsinstituut aan een meerjarenagenda en aan een toetsingskader. Het wetsvoorstel (TK 33 243) dat zijn taken en bevoegdheden regelt, is door de Eerste Kamer in behandeling genomen. Na goedkeuring kan het Kwaliteitsinstituut officieel beginnen. Het instituut wordt onderdeel van het College voor Zorgverzekeringen, dat vanaf de inwerkingtreding van de wet Zorginstituut Nederland zal heten.

De IGZ speelt een belangrijke rol bij het toezicht op de gezondheidszorg. De versterking van de IGZ wordt met kracht voortgezet. Het kabinet maakt afspraken over verbetering van patiëntveiligheid inclusief de veilige toepassing en het gebruik van medische technologie en geneesmiddelen. Hier is nog veel veiligheidswinst te halen. Om de medicatieveiligheid te vergroten is het van belang dat betere uitwisseling en afstemming van de zorg tussen betrokken zorgverleners plaatsvindt en (behandel)richtlijnen beter worden nageleefd. Standaardisatie, normering en transparantie van onder andere sterftecijfers hebben prioriteit omdat deze cruciaal zijn bij het verbeteren van kwaliteit en veiligheid.

Voedselveiligheid en gezondheidsbescherming

Ook voedselveiligheid is een belangrijke taak van de overheid. Denk aan de bescherming van de consument tegen onveilige producten. De recente affaire met paardenvlees en andere incidenten met levensmiddelen laten zien dat voedselfraude gevolgen heeft voor het consumentenvertrouwen en mogelijk voor de volksgezondheid. Op initiatief van de Minister van VWS en de Staatssecretaris van Economische Zaken is met de vlees- en zuivelsector de Taskforce Voedselvertrouwen ingesteld. Het bedrijfsleven en de overheid hebben een actieplan opgesteld (TK 26 991, nr. 361). Het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor het op de markt brengen van veilige en betrouwbare producten. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit moet op haar beurt goed zijn toegerust om toezicht te houden.

In 2014 werken we aan de verdere invoering van aanpassingen op het gebied van infectiepreventie in de humane gezondheidszorg, goed gebruik van antibiotica in de humane gezondheidszorg, surveillance van Bijzonder Resistente Micro-Organismen (BRMO) en de ontwikkeling van nieuwe antibiotica. Verder zetten wij ons in om samen met Economische Zaken, het gebruik van antibiotica in de veehouderij blijvend te verlagen.

Gezond opgroeien en ouder worden

Een gezonde leefstijl is primair een zaak van mensen zelf. De overheid kan hen daarbij ondersteunen met duidelijke voorlichting en door van de gezonde keus de gemakkelijke keus te maken.

In april 2013 is het «Nationaal Programma Preventie» (NPP) ingesteld (TK 32 793, nr. 70). Dit programma verbindt zorgverzekeraars, gemeenten, werkgevers, scholen, sportverenigingen, de voedingsindustrie, patiëntenverenigingen, gezondheidsfondsen en vele anderen. Samen hebben zij een belangrijke verantwoordelijkheid bij het voorkomen van en het beter leven met ziekte. Ook gezondheidsbescherming is onderdeel van het NPP.

Alcohol en tabak schaden de ontwikkeling en gezondheid van jongeren. De minimumleeftijd waarop aan jongeren alcohol verkocht mag worden, gaat van 16 naar 18 jaar. Onder de 18 jaar mogen jongeren ook geen drank in bezit hebben. Ook ligt er een voorstel in de Tweede Kamer om de minimumleeftijd voor verkoop van tabak te verhogen naar 18 jaar. De beoogde invoering van beide wetten is 1 januari 2014. Met een campagne worden ouders, jongeren, en de alcohol- en tabakverkopers voorgelicht over de nieuwe leeftijdgrens. Het uitgangspunt van de campagne is het veranderen van de sociale norm, namelijk dat je niet rookt of drinkt onder de 18 jaar.

Voor ouderen is het belangrijk dat de ingrijpende gevolgen van dementie en het aanzienlijke zorggebruik bij deze ziekte worden tegengegaan. Het kabinet draagt in de periode 2013–2016 ruim € 32 miljoen bij aan het Deltaplan Dementie. Het plan voorziet in onderzoek, registratie van mensen met dementie en een e-healthportal voor allen die betrokken zijn bij dementie. In het najaar van 2013 komt het kabinet met een brief over de toekomst van de dementiezorg, met daarin een brede visie op het thema.

Moet alles wat kan?

De vraag naar zinnige zorg («Moet alles wat kan?») doet zich op dit moment het duidelijkst voor bij zorg rond het levenseinde. In het licht van steeds grotere medische mogelijkheden is in elke fase van het leven behandelen vaak een vanzelfsprekendheid voor zowel arts als patiënt. Dit hoeft echter voor de kwaliteit van leven niet altijd het beste te zijn. Het kabinet zal dit onderwerp maatschappelijk agenderen en de maatschappelijke discussie erover de komende periode verder brengen.

Sport en Bewegen in de Buurt

Het is belangrijk dat mensen plezier in sport houden en dat ook anderen daarmee kennis maken. Door voldoende te sporten kan iedereen bijdragen aan zijn eigen gezondheid. Ook draagt sporten bij aan de sociale samenhang en daarmee aan veiligheid in buurten en wijken. Sinds 2012 loopt het programma «Sport en Bewegen in de Buurt». Er zijn inmiddels buurtsportcoaches aangesteld in 377 gemeenten. Verspreid over Nederland zijn in twee rondes een kleine 340 sportimpulsprojecten van start gegaan. Vanaf 2014 is er extra geld om kinderen van wie de ouders weinig inkomen hebben gericht te benaderen. Van belang is ook dat iedereen veilig en met plezier moet kunnen sporten zonder last te hebben van intimidatie of geweld. Naast het met kracht doorvoeren van het huidige actieplan «Naar een veiliger sportklimaat», wordt een aantal intensiveringen ingezet die dit actieplan verder versterken. Dit betreft maatregelen als sport en veiligheid op lokaal niveau, de aanpak van excessen, de rol van ouders, sportiviteit en respectvol gedrag op school, het aanpassen van spelregels en verenigingsregels, de inzet van rolmodellen en het strikter optreden tegen agressie.

Verbetering financiële informatievoorziening

Om een goede werking van het zorgstelsel te garanderen is accurate informatie van groot belang. Zorgverzekeraars, zorgaanbieders, patiënten en de overheid hebben allemaal behoefte aan tijdige en volledige informatie. Sinds november 2012 is daarom de stuurgroep Verbetering Informatievoorziening Zorguitgaven actief. De stuurgroep zal periodiek voorstellen doen voor het versnellen van de informatievoorziening, voor het monitoren ervan en voor het verbeteren van de verklarende informatie. Eind 2014 moeten de eerste maatregelen van kracht zijn (TK 29 248, nr. 254).

Versterking kennis- en adviesfunctie en andere VWS-brede projecten

Met de strategische kennisagenda laat VWS zien wat de belangrijkste trends en doelen zijn op het terrein van volksgezondheid, ondersteuning en zorg. Omdat het klassieke onderscheid tussen preventie, zorg en welzijn aan het vervagen is, moet de advisering hierop worden toegesneden.

Een compacte overheid vraagt om een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit. Daarom voegen we de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) samen tot een nieuwe strategische Adviesraad voor, Participatie en Zorg. Deze samenvoeging is een eerste concrete uitwerking van het project «VWS als concern». Daarmee spelen we in op veranderende beleidsopgaven en de herziening van de verschillende zorgstelsels.

In 2014 komen wij met voorstellen over taakherschikking tussen publieke en private organisaties en/of tussen (semi)publieke organisaties onderling in het VWS-domein. Die kunnen ook leiden tot minder opdrachten voor deze organisaties op het gebied van kennis, advies, uitvoering en voorlichting. En we maken afspraken over een eenduidige bedrijfsvoering.

VWS blijft investeren in de kwaliteit van uitvoeringstaken en dienstverlening. Via het Programma Informatiehuishouding op Orde (PrIO) verkennen we de mogelijkheden om de kwaliteit en het gebruik (zo nodig verplicht) van zorgbrede definities en informatiestandaarden te verbeteren. Zo kunnen we beschikbare gegevens beter benutten.

3. Curatieve zorg

In de curatieve zorg zal slimmer organiseren de komende jaren zijn beslag krijgen: meer zorg dichtbij, complexe zorg meer geconcentreerd in gespecialiseerde centra. De toegang tot de aanspraken wordt aangescherpt. De dokter en de patiënt hebben daarin een belangrijke verantwoordelijkheid. Substitutie van de medisch-specialistische zorg naar de huisartsenzorg en naar zelfzorg moet echt van de grond komen.

a. Versterken zelfredzaamheid en positie burger

Zelfredzaamheid en e-healthtoepassingen

Mensen zijn gezonder dan vroeger. Tegelijkertijd is er echter een trend waarbij mensen steeds sneller een beroep doen op het medisch circuit en daar ook steeds afhankelijker van worden. Die trend willen wij keren. Iedereen is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het bevorderen van zijn eigen gezondheid. Zelfredzaamheid moet meer een vanzelfsprekend uitgangspunt zijn. Mensen moeten de mogelijkheid krijgen de regie en verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen behandeling en zelf keuzes te maken. Het op veel grotere schaal en slimmer toepassen van ICT en e-health moet echt van de grond komen. Het helpt de zorg slimmer te organiseren met meer regie en vrijheid voor de patiënt, draagt bij aan het bestrijden van het dreigende personeelstekort en vermindert de kosten. Het kabinet draagt bij aan de ontwikkeling en het gebruik van (internationale) standaarden en de ontwikkeling van richtlijnen voor onderzoek naar de toepassing van e-health. Ook bieden we ruimte voor e-health in de bekostiging.

Kostenbewustzijn

Een beter inzicht in de kosten draagt bij aan zinnig en zuinig gebruik van zorg en het verhogen van kostenbewustzijn. Het stelt mensen ook in staat mogelijke onjuistheden te signaleren in de declaraties, het eigen risico en ingehouden eigen bijdragen. Daarom moeten mensen in de loop van 2014 een duidelijke zorgnota krijgen. Verder verloopt vanaf 2014 de terugkoppeling van zorgkosten aan de patiënt digitaal. Wij hebben met zorgaanbieders en branchepartijen afgesproken dat zij dit in 2013 en 2014 realiseren.

Kwaliteit en veiligheid

Met het Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) kunnen ziekenhuizen continu risico’s signaleren, verbeteringen in de praktijk doorvoeren en beleid vastleggen, evalueren en aanpassen. VWS heeft de afgelopen jaren een programma gefinancierd om een VMS in alle ziekenhuizen te realiseren. Inmiddels hebben 81 van de 93 ziekenhuizen een gecertificeerd VMS. De IGZ zal handhavend optreden tegen ziekenhuizen die dat eind 2013 nog niet hebben. De IGZ betrekt de werking van het VMS bij haar toezichtactiviteiten.

Incidenten met medische hulpmiddelen, zoals PIP-borstimplantaten, hebben geleid tot onder meer een actieplan van de Europese Commissie om op basis van de bestaande wetgeving maatregelen te nemen om dergelijke incidenten zo veel mogelijk te voorkomen. Nederland heeft in het verlengde hiervan besloten tot een implantaten-basisregister. De IGZ draagt in 2014 ook actief bij aan nieuwe en verscherpte regelgeving voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica in Europa.

In het najaar van 2013 komen wij met een actieplan voor de cosmetische sector, waarin verschillende maatregelen zijn opgenomen om de risico's in deze sector drastisch te verkleinen. In de afgelopen periode is daartoe een wettelijke analyse uitgevoerd. Daarnaast hebben wij een aanvullend onderzoek naar de belangrijkste cosmetische ingrepen en dienstverleners laten uitvoeren. De uitkomsten van beide onderzoeken vormen de basis voor het actieplan en de maatregelen die daarin worden voorgesteld.

De strijd tegen vervalste geneesmiddelen en andere medische producten is gericht op het voorkomen van gezondheidsschade. Dit gebeurt aan de hand van vier thema’s: bewustwording; het bewaken van de kwaliteit en signalering; omvang en schade; en toezicht en opsporing. In 2014 wordt de richtlijn vervalsingen in de geneesmiddelenwetgeving verder uitgewerkt.

b. Slimmer en beter organiseren van curatieve zorg

Hoofdlijnenakkoorden

In de afgelopen jaren zijn hoofdlijnenakkoorden gesloten voor de medisch specialistische zorg (ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra en medisch-specialisten), huisartsenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Deze akkoorden dragen bij aan de beheersbaarheid en inhoudelijke verbetering van het zorgstelsel. Er is veel commitment om de beoogde doelstellingen te realiseren. De uitvoering van de akkoorden is voortvarend ter hand genomen. De eerste successen zijn zichtbaar: kwaliteit speelt een nadrukkelijker rol in de onderhandelingen en zorgaanbieders en verzekeraars onderhandelen stevig met elkaar over prijzen.

In de nieuwe akkoorden die afgesloten gaan worden is afgesproken dat het groeipercentage van de zorguitgaven verder wordt teruggebracht naar 1,5 procent in 2014 en 1 procent per jaar van 2015 tot en met 2017. Voor huisartsen geldt dat ze daarbovenop 1 procent in 2014 en 1,5 procent in 2015–2017 krijgen als zij aantoonbaar zorg uit de tweede lijn opvangen en voorkomen dat mensen naar de duurdere tweede lijn worden doorverwezen. Met de huisartsen is eveneens overeengekomen dat hun bekostiging per 2015 wordt aangepast. Deze zal dan beter aansluiten bij de gezamenlijke ambities: meer zorg in de buurt. Daarbij werken diverse partijen (ggz, wijkverpleegkundigen, huisartsen en gemeenten) nauwer samen. Ook zal de bekostigingssystematiek gebruik maken van populatiegebonden kenmerken en komt er ruimte voor het belonen van (gezondheids)uitkomsten.

Om de uitgavengroei te verlagen, neemt de zorgsector extra maatregelen om de doelmatigheid en de kwaliteit te verbeteren: meer zorg van de medisch-specialisten naar de huisarts, en van de huisarts naar zelfzorg. Complexe zorg wordt geconcentreerd. Medische richtlijnen en zorgstandaarden worden strakker toegepast, opdat wordt behandeld naar de maatstaven van de medische sector zelf.

De zorgpolis wordt transparant: voor de verzekerde wordt tijdig duidelijk welke zorgaanbieder wél en welke níet is gecontracteerd, evenals hoeveel een verzekerde vergoed krijgt als hij naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder gaat (aanscherping artikel 13 Zorgverzekeringswet). Tegelijkertijd maakt de zorgverzekeraar het inkoopproces inzichtelijk, zodat de zorgaanbieder weet waar hij aan toe is.

Investeren in arbeidsmarkt en zorgpersoneel

In het voorjaar van 2013 sloten we met werkgevers en werknemers het «Zorgakkoord». Met de structurele middelen die daaruit beschikbaar komen, wordt in de curatieve zorg geïnvesteerd in verbetering van de arbeidsmarktpositie van zorgpersoneel. Personeel op mbo-niveau krijgt een betere kans om door te stromen naar het hbo. Ook wordt ingezet op kwaliteitsverbetering, door scholing en bijscholing.

De wijkverpleegkundige is de onmisbare schakel in buurten en wijken. Sinds 2008 zijn er in het kader van het ZonMw-programma «Zichtbare Schakel» in 40 gemeenten ongeveer 350 wijkverpleegkundigen actief. Uit evaluaties blijkt dat de wijkverpleegkundige zorgt voor betere samenwerking tussen zorgverleners, tot minder opnames in ziekenhuizen en latere opname in verpleeghuizen. Vanaf 2015 komt € 200 miljoen extra ter beschikking om meer wijkverpleegkundigen aan te trekken. Ook wordt € 50 miljoen geïnvesteerd in het opzetten van sociale wijkteams, waardoor de noodzakelijke verbinding tussen zorg en welzijn gemaakt kan worden.

Organisatie en bekostiging spoedeisende hulp en huisartsenposten

Het naast elkaar bestaan van verschillend gefinancierde spoedeisende hulpposten (SEH's) en huisartsenposten (HAP's) werkt overbehandeling en verspilling in hand. Daarom wordt concentratie en specialisatie van SEH's voortgezet en worden zij geïntegreerd met de HAP's. Zorgverzekeraars spelen – in samenspraak met VWS – een actieve rol op dit terrein. Op basis van een inventarisatie van knelpunten die samenwerking tussen HAP en SEH bemoeilijken, wordt momenteel met de NZa gewerkt aan aanpassingen in de bekostiging van de HAP. Dit loopt vooruit op een mogelijke nieuwe bekostiging voor HAP en SEH. Om de integratie van SEH-zorg en HAP-zorg te bevorderen maakt VWS afspraken met de zorgverzekeraars.

Systeemverbetering

Verschillende voorstellen om het systeem beter te laten werken staan op stapel en liggen in de Tweede Kamer en Eerste Kamer (verbod verticale integratie, aanpassen artikel 13 Zorgverzekeringswet, winstuitkering medisch-specialistische zorg, continuïteit cruciale zorg, Kwaliteitsinstituut). Het kabinet is van mening dat deze voorstellen ons zorgstelsel verstevigen en betere zorg opleveren voor een betere prijs, met meer maatwerk voor patiënten. Hierdoor kunnen zorgaanbieders meer middelen aantrekken om innovaties door te voeren en krijgen verzekeraars meer ruimte consequenties te verbinden aan slecht presterende aanbieders.

Grensoverschrijdende zorg

De uitgaven aan grensoverschrijdende zorg zijn sterk gestegen, met bijna 50 procent tussen 2007 en 2011 (van € 413 miljoen tot € 611 miljoen). In het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) grensoverschrijdende zorg, dat in 2014 wordt afgerond, worden deze stijgende uitgaven tegen het licht gehouden. Het IBO doet voorstellen om de groei van deze uitgaven beter in lijn te brengen met de overige sectoren in de curatieve zorg. Daarin staat een beheerste groei van de Nederlandse zorguitgaven centraal, in lijn met de nieuwe Europese Richtlijn patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg. Het risico bestaat dat in Nederland geboekte resultaten (deels) teniet worden gedaan door een toename van het zorggebruik in het buitenland. Hoewel het onderzoek zich concentreert op de grensoverschrijdende Zvw-zorg wordt ook een analyse gemaakt van de grensoverschrijdende AWBZ-zorg in relatie tot de hervorming langdurige zorg.

c. Zorgvuldig pakketbeheer en geneesmiddelenbeleid

Zorgvuldig pakketbeheer

Elk jaar komen er nieuwe – vaak duurdere – hoogtechnologische behandelingen en hulp- en geneesmiddelen in het verzekerde pakket. Ook wordt daar steeds meer gebruik van gemaakt. Er moet daarom heel goed worden gekeken naar wat collectief via de zorgverzekering betaald wordt en welke behandelingen mensen voor eigen rekening en risico kunnen nemen. In het voorjaar hebben wij het veld opgeroepen om met alternatieve pakketmaatregelen te komen. Ook burgers konden via betaalbarezorg@minvws.nl voorstellen doen.

Dankzij de breed gedragen hoofdlijnenakkoorden is de eerder in het regeerakkoord voorgenomen bezuiniging (€ 1,5 miljard) op het basispakket aangepast. Voor € 1,2 miljard blijven bepaalde aanspraken toch in het pakket. Afgesproken is dat artsen kritischer en selectiever zijn wanneer zij patiënten toegang verlenen tot verzekerde zorg. Ook de patiënt zelf speelt een belangrijke rol bij gepast zorggebruik. De concrete aanpak hiervan wordt in de komende maanden uitgewerkt. Mensen die het echt nodig hebben, houden natuurlijk toegang tot verzekerde zorg.

Het kabinet werkt aan stringent pakketbeheer voor de zorg. Dit moet leiden tot een versobering van het pakket. De totale ombuiging bedraagt circa € 300 miljoen, waarvan € 225 miljoen nog moet worden ingevuld. In de akkoorden die afgesloten gaan worden onderschrijven partijen, dat een continue, systematische doorlichting van het verzekerde pakket noodzakelijk is. Hierbij zal het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) alle pakketcriteria – noodzakelijkheid, (kosten)effectiviteit en uitvoerbaarheid – betrekken. In september 2013 volgt een analyse van de ideeën die zijn ingediend naar aanleiding van de «Buitenhofoproep». Deze suggesties worden betrokken bij de invulling van de bezuiniging op stringent pakketbeheer en bij de verdere uitwerking en invulling van de gesloten akkoorden.

De bij de akkoorden betrokken partijen hebben onderstreept dat het mogelijk moet zijn voor zorgverzekeraars om selectief in te kopen. Zorgverzekeraars moeten de mogelijkheid hebben bij niet-gecontracteerde zorg hun vergoeding af te stemmen op het kwaliteitsniveau dat zij ervaren. De zogeheten restitutiepolis blijft onderdeel uitmaken van het basispakket, mits het desbetreffende wetsvoorstel wordt aangenomen.

Geneesmiddelenbeleid

Dankzij het succesvolle beleid van de afgelopen jaren zijn de uitgaven aan geneesmiddelen fors gedaald. Het beleid bestaat uit een samenhangend geheel van maatregelen, onder andere het afsluiten van convenanten met het veld, het geven van de bevoegdheid tot het voeren van preferentiebeleid en vrij onderhandelbare tarieven voor apotheekhoudenden. Daarnaast voeren zorgverzekeraars een scherper inkoopbeleid. Dit beleid zetten wij de komende jaren voort. Tegen de achtergrond van de veranderende zorg moeten we tegelijkertijd blijven werken aan een toekomstbestendige, meer innovatieve en samenhangende farmaceutische zorg. Daarbij staat centraal dat de apotheker van de toekomst nauw samenwerkt met huisartsen en voorschrijvers in de tweedelijn, vooral chronische patiënten informeert, begeleidt en ondersteunt bij het beter gebruiken van hun geneesmiddelen en daarmee integraal onderdeel is van de zorgverlening in de eerste lijn. De komende periode zullen we benutten om deze ambitie met betrokken partijen verder vorm te geven, onder andere binnen een periodiek bestuurlijk overleg. Dit is overeenkomstig de aanbevelingen van de verkenners extramurale farmacie.

In 2014 beginnen we met het uitvoeren van financiële arrangementen bij vergoedingsbesluiten over dure en weesgeneesmiddelen. Tot die tijd worden de pilots met deze arrangementen voortgezet. Via een arrangement kunnen financiële risico's bij een vergoedingsbesluit worden verzacht en tegelijkertijd de verzekerde toegang worden gewaarborgd.

4. Langdurige zorg en ondersteuning

De langdurige zorg en ondersteuning worden hervormd. Dit komt ten goede aan de kwaliteit, vergroot de betrokkenheid van burgers en verbetert de betaalbaarheid van de zorg. 2014 is hierbij een overgangsjaar; vanaf 2015 krijgen verschillende hervormingen hun beslag 1.

De noodzaak tot hervormen

In de brief Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst (TK 30 597, nr. 296), heeft het kabinet zijn visie op de langdurige zorg en ondersteuning neergelegd. Het stelsel van de langdurige zorg en ondersteuning wordt herzien om de kwaliteit van zorg en ondersteuning te verbeteren. Relatief lichte zorgvragen worden nog te vaak behandeld vanuit een medisch perspectief. Ook worden mensen afhankelijk gemaakt van zorg, doordat professionals deze te vaak overnemen. Dit kan leiden tot medicalisering.

Verder is het van belang om de betrokkenheid in de samenleving te vergroten. Nederland is naar een situatie gegroeid waarbij hulp en ondersteuning wordt geboden, terwijl de (financiële) mogelijkheden van de mensen zelf of hun sociale omgeving onvoldoende worden benut. Tot slot is het van belang de ondersteuning en langdurige zorg te herzien om deze betaalbaar te houden. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) heeft sinds haar introductie een sterke groei doorgemaakt. De reële zorguitgaven stijgen sinds het begin van deze eeuw met circa 4,3 procent per jaar. Dit is bijna drie keer zo veel als de structurele economische groei. Door de voorgestelde hervormingen wordt een structurele verlaging van de groei bewerkstelligd.

Om deze omslag te kunnen maken, schrapt het kabinet onderdelen van de AWBZ, die vooral gericht zijn op ondersteuning en participatie. Gemeenten worden in staat gesteld hun burgers passend te ondersteunen. Gemeenten beslissen over goede voorzieningen die aansluiten bij de individuele behoeften van mensen. Dit maakt maatwerk mogelijk. Zorg gericht op genezing of behoud van lichamelijke en geestelijke functies, zoals verpleging, wordt verleend vanuit de Zvw. Om de samenhangende zorg vanuit de Zvw te versterken, komen onderdelen van de AWBZ die gericht zijn op behandeling en verpleging onder de Zvw. De meest kwetsbare mensen houden recht op een plaats in een zorginstelling die valt onder de kern-AWBZ.

Ten opzichte van het regeerakkoord zijn enkele maatregelen verzacht. Dagbesteding, persoonlijke verzorging en huishoudelijke hulp blijven beschikbaar in 2014 en de norm voor gebruikelijke zorg (de activiteiten die partners, ouders van kinderen of huisgenoten normaal gesproken geacht worden voor elkaar te doen) wordt in dat jaar niet verhoogd. De voorgenomen korting per 2015 op het budget voor huishoudelijke hulp van 75 procent wordt verlaagd naar 40 procent. Dit betekent dat de korting hiermee structureel met € 530 miljoen wordt verlaagd.

In 2014 wordt een groot deel van de maatregelen in de langdurige zorg in wetgeving opgenomen. Gemeenten spelen een belangrijke rol in die voorbereiding aangezien zij er een forse taak bij krijgen. Op verschillende manieren wordt in het overgangsjaar ondersteuning geboden om de partijen voor te bereiden.

Zeggenschap bij cliënt

Het kabinet streeft naar een grotere zeggenschap voor de cliënt. Voor zorg in natura betekent dit meer ondersteuning en zorg op maat. Zorgaanbieders, zorgkantoren en verzekeraars moeten samen goede afspraken maken die het belang van de cliënt en passende zorg voorop stellen.

Het persoonsgebondenbudget (pgb) is een waardevol instrument om regie te hebben over de eigen zorg en ondersteuning. Dit komt ten goede aan de kwaliteit van ondersteuning en zorg en leidt tot innovaties. Voor het pgb is in het nieuwe stelsel van de langdurige zorg en ondersteuning een belangrijke rol weggelegd. Er zal beter worden gekeken of een pgb een geschikt instrument is. De budgethouder moet in staat zijn voldoende regie uit te oefenen over de geboden zorg. Er moet sprake zijn van een goede kwaliteit. Tot slot moeten de zorg en ondersteuning goedkoper zijn dan zorg in natura. In het kader van de aanpak van fraude en oneigenlijk gebruik worden sinds 2013 onder meer nieuwe cliënten persoonlijk gezien door de indicatiesteller en het zorgkantoor en moet een budgetplan worden opgesteld. Het 10-uurs criterium wordt voor bestaande cliënten niet ingevoerd voor bestaande cliënten, waardoor in 2014 circa 40.000 budgethouders hun pgb behouden. Voro nieuwe cliënten blijft dit criterium wel van kracht.

Brede verantwoordelijkheid gemeenten

Gemeenten krijgen een belangrijke rol bij de ondersteuning van mensen in hun zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie en zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. Dat geldt ook voor de burgers die nu nog zijn aangewezen op «beschermd wonen». Gemeenten krijgen de middelen en ruimte om te kunnen zorgen voor goede voorzieningen die passen bij de individuele behoeften en mogelijkheden van mensen. Voor degenen die geen regie meer kunnen voeren over hun eigen leven en bij wie permanent toezicht nodig is, blijft er een kern-AWBZ bestaan. Er worden wetsvoorstellen opgesteld die zowel de Wmo als de AWBZ moeten vervangen. Deze wetten treden per 1 januari 2015 in werking.

Langer zelfstandig blijven wonen

Ouderen willen en kunnen steeds langer thuis wonen. Het kabinetsbeleid sluit aan bij deze ontwikkeling. Gemeenten en zorgverzekeraars worden de komende periode verantwoordelijk voor onderdelen van de zorg en ondersteuning die nu nog vanuit de AWBZ-instellingen wordt geleverd. De huidige cliënten behouden hun recht op zorg in een instelling. Voor ouderen met een zware zorgbehoefte blijft instellingszorg beschikbaar in de kern-AWBZ. Dat geldt ook voor cliënten met een geestelijke of lichamelijke aandoening en een zware zorgbehoefte.

Arbeidsmarkt en werkgelegenheidseffecten

Werknemers in de ondersteuning en langdurige zorg zijn van grote waarde voor de kwaliteit ervan. De voorgenomen hervormingen veroorzaken onzekerheid bij deze werknemers. Het is van belang dat alle partijen zich tot het uiterste inspannen om gedwongen ontslagen te voorkomen. Maar banenverlies is niet helemaal uit te sluiten. Om de effecten van de hervormingen zo goed mogelijk te monitoren en waar mogelijk te verzachten wordt een arbeidsmarkteffectrapportage opgesteld. Mede aan de hand van deze effectrapportage wordt gekeken naar de werkgelegenheidseffecten en wordt een sectorplan zorg opgesteld. Zo willen we mensen die hun baan dreigen te verliezen via mobiliteit, omscholing, herscholing en bijscholing aan de slag houden.

Kwaliteit

De kwaliteit van de langdurige zorg wordt de komende periode verder vormgegeven. Omdat organisaties in de langdurige zorg te maken krijgen met andere eisen van de samenleving is het van belang dat deze organisaties goed begeleid worden. Daarom trekken we de komende jaren € 14 miljoen uit voor het programma «In voor zorg!». Dit programma helpt zorgorganisaties werkprocessen in te richten op de toekomst, bundelt bestaande kennis en biedt organisaties praktische ondersteuning bij veranderingen. Vakmanschap staat hierbij centraal en mag niet worden belemmerd door onnodige centrale regelgeving en/of decentrale interne beheersregels.

Middelen maatwerk / inkomensbeleid

Het kabinet schaft per 2014 de landelijke inkomensregelingen voor financiële compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten af. Het gaat om de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) en de fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten en de daarmee samenhangende Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ). Na een korting zal het budget van de bestaande regelingen worden overgeheveld naar het gemeentefonds. Het gaat om een bedrag van € 700 miljoen structureel vanaf 2017. Gemeenten kunnen maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de individuele bijzondere bijstand. De middelen zijn niet geoormerkt.

Daarnaast zal de eigen bijdrage AWBZ per 2014 worden verhoogd voor mensen in een instelling. In de Kamerbrief «Langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst» is aangegeven dat is gekozen voor een beperktere verhoging van de hoge intramurale eigen bijdrage AWBZ dan was voorzien in het regeerakkoord. Daarbij zal de maatregel zo worden vormgegeven dat er niet alleen sprake is van verzachting van de maatregel, maar tevens van een vereenvoudiging. De vereenvoudiging is bedoeld om de berekening van de eigen bijdrage begrijpelijker te maken voor de cliënt en de eigen bijdrageregeling minder complex in de uitvoering is voor het CAK. Daarbij is rekening gehouden met de totale inkomenseffecten van een stapeling van maatregelen voor cliënten in een instelling die een eigen bijdrage betalen. In de stapelingsmonitor die in de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staat, wordt de stapeling van maatregelen (inclusief die op het gebied van langdurige zorg) in beeld gebracht.

Informele zorg

Eén van de uitgangspunten van de hervorming van de langdurige zorg is dat van mensen mag worden verwacht dat zij elkaar naar vermogen ondersteunen. In combinatie met de stijging van het aantal ouderen betekent dit dat van meer mensen zal worden gevraagd zich in te zetten voor hun naasten. Voorop staat dat mantelzorgers nergens toe verplicht worden en dat het beleid er niet op is gericht mantelzorgers (verplicht) in te zetten voor lijfsgebonden zorg.

In de afgelopen jaren heeft het kabinet ervoor gezorgd dat informele zorg beter in beeld kwam bij gemeenten, instellingen en professionals. Nu is het tijd om de positie van de informele zorgverlener binnen de ondersteuning en langdurige zorg beter vast te leggen. Het is de bedoeling dat gemeenten, instellingen en professionals geregeld kijken naar wat cliënten en hun sociale netwerk zelf aankunnen en welke formele zorg en ondersteuning in aanvulling daarop nodig is. Informele en formele zorg worden zo beter met elkaar verbonden. Hierdoor zal meer maatwerk worden geleverd en wordt een mogelijke overbelasting van mantelzorgers eerder in beeld gebracht. Gemeenten en aanbieders van zorg en welzijn moeten ook betere ondersteuning aan mantelzorgers bieden. Daarbij moet goed worden geluisterd naar de wensen en behoeften van mantelzorgers. Met de VNG en veldorganisaties werken wij aan een gezamenlijke agenda die zich richt op de speerpunten uit de Kamerbrief «Versterken, verlichten en verbinden». Deze agenda moet in het najaar van 2013 af zijn. Concrete acties voor 2014 zijn onder andere: het samen met de VNG aanpassen van de basisfuncties vrijwilligerswerk en mantelzorg aan de hervormingen langdurige zorg, het uitvoeren van een actieplan scholing voor zorg- en ondersteuningsprofessionals en het beschikbaar stellen van de toolkit mantelzorg voor de eerste- en tweedelijnszorg.

5. Jeugdzorg

Decentralisatie naar gemeenten

Op 1 januari 2015 wordt het nieuwe jeugdstelsel van kracht. Het «Transitieplan Jeugd» beschrijft de acties die nodig zijn voor een verantwoorde overgang naar het nieuwe stelsel. Daartoe werken het Rijk (en dan primair de Ministeries van V&J en VWS), de VNG en het Interprovinciaal Overleg (IPO) samen met zorgverzekeraars en veldpartijen (TK 31 839, nr. 290). Het voorstel voor de Jeugdwet is op 1 juli 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Hoofddoel van de stelselwijziging Jeugd is het realiseren van een omslag in de ondersteuning, hulp en zorg aan jongeren en gezinnen. Kerndoelen zijn preventie en het uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden, het voorkomen van onnodig medicijngebruik en het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen. Ook is het van belang eerder de juiste hulp op maat te bieden, om het beroep op dure gespecialiseerde hulp en justitiële maatregelen te verminderen of te voorkomen.

Uitgangspunt is «één gezin, één plan, één regisseur». Door ontschotting van budgetten komt behandelen, begeleiden en beschermen meer in één hand. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor betere samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jongeren en gezinnen. Het is van belang professionals meer ruimte te geven om de juiste hulp te bieden en om regeldruk te verminderen.

Commissie-Samson

Het kabinet heeft op 21 december 2012 zijn reactie gegeven op de aanbevelingen van de commissie-Samson ten aanzien van seksueel misbruik in de jeugdzorg (TK 33 434, nr. 3). Het beleid richt zich enerzijds op de hulp aan de slachtoffers van in het verleden gepleegd seksueel misbruik. Anderzijds moeten we waarborgen scheppen om seksueel misbruik in de jeugdzorg in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen.

Professionalisering jeugdzorg

Eind april 2013 is vooruitlopend op de nieuwe Jeugdwet het wetsvoorstel «Professionalisering in de jeugdzorg» naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 31 839, nr. 288). Dit wetsvoorstel, dat naar verwachting op 1 januari 2014 ingaat, is een wijziging van de Wet op de Jeugdzorg en heeft als doel de kwaliteit van de jeugdzorg op een hoger plan te brengen. Instellingen zijn dan verplicht met geregistreerde jeugdprofessionals te werken. Om geregistreerd te blijven is bij- en nascholing een voorwaarde. Ook verbinden jeugdprofessionals zich aan ethische beroepsnormen en wordt het tuchtrecht ingevoerd.

6. Financieel beeld op hoofdlijnen

De afgelopen periode zijn flinke stappen gezet om te komen tot een robuust zorgstelsel, waarbij kwalitatief goede zorg wordt geleverd voor een betaalbare premie. Dit vertaalt zich in zorguitgaven die beter aansluiten bij de aan het begin van de kabinetsperiode vastgestelde uitgavenkaders. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de jaarlijkse bijstelling van de zorguitgaven 2.

Bijstelling zorguitgaven Zvw/AWBZ (t+1/in mld €)

Bijstelling zorguitgaven Zvw/AWBZ (t+1/in mld €)

Uit de grafiek kan worden opgemaakt dat de afgelopen jaren sprake was van fors afnemende bijstellingen van de zorguitgaven. In 2010 was nog sprake van een opwaartse bijstelling van circa € 2,1 miljard. Over 2013 is sprake van een beperkte neerwaartse bijstelling met ruim € 0,2 miljard. Deze bijstelling wordt nader toegelicht in het Financieel Beeld Zorg elders in de VWS-begroting (zie actualisatiecijfers in het Financieel Beeld Zorg).

Verschillende structuurversterkende maatregelen in de curatieve en langdurige zorg hebben aan de uitgavenbeheersing bijgedragen. In 2006 is met de introductie van de Zvw de basis gelegd voor het huidige stelsel in de curatieve zorg. De afgelopen periode is hard gewerkt om met de afschaffing van de macronacalculatie en de doorontwikkeling van DOT (dbc’s op weg naar transparantie) het stelsel verder vorm te geven. Verder leveren de hoofdlijnenakkoorden en het preferentiebeleid bij geneesmiddelen een flinke bijdrage aan een beheerste ontwikkeling van de uitgaven. Het beleid lijkt inmiddels zijn vruchten af te werpen. Het is zaak dit de komende jaren verder vorm te geven en inhoudelijk te intensiveren.

Ook in de langdurige zorg is de afgelopen jaren gewerkt aan uitgavenbeheersing. Er zijn onder meer aangescherpte afspraken gemaakt over contractering tussen zorgkantoren en zorgaanbieders. De contracteerplicht is afgeschaft, waardoor meer gedifferentieerd kan worden met vergoedingen. De invoering van integrale tarieven zorgt er bovendien voor dat leegstand bij zorgaanbieders steeds minder wordt vergoed. Ook deze ontwikkelingen dragen bij aan een robuuster stelsel.

In het regeerakkoord en de met veldpartijen overeengekomen akkoorden (zorgakkoord, nieuwe hoofdlijnenakkoorden) zijn maatregelen getroffen om de zorguitgaven verder te beheersen en de groei nog verder af te vlakken. In de recente hoofdlijnenakkoorden is afgesproken om de volumegroei in de medisch-specialistische zorg en de curatieve ggz aanvullend met 1 procent te verlagen. Deze verlaging levert per saldo circa € 1,0 miljard op met name door het tegengaan van verspilling, fraude, onnodige bureaucratie en door het scherper duiden van aanspraken in de Zvw (gepast gebruik, minder praktijkvariatie). In de ondersteuning en langdurige zorg levert de hervormingsagenda langdurige zorg (HLZ) een wezenlijke bijdrage aan het beheersen van de zorguitgaven, onder meer door meer ondersteuning op gemeentelijk niveau in het sociale domein te verlenen en door een scherper afgebakende kern-AWBZ.

Het verplicht eigen risico in de Zvw wordt niet inkomensafhankelijk gemaakt. Bij de utiwerking van dit voornemen uit het regeerakkoord is duidelijk geworden dat het inkomensafhankelijk maken van het verplicht eigen risico te veel nadelen heeft. Zo zijn er afhankelijk van de uitvoeringsvariant vooral bezwaren rondom de privacy of zijn de uitvoeringskosten naar verhouding erg hoog. De zorgtoeslag wordt als gevolg van de afspraken uit het aanvullende bezuinigingspakket van € 6 miljard neerwaarts bijgesteld met € 320 miljoen door de standaardpremie vanaf 2014 te baseren op gemiddelde nominale premie inclusief collectieve contracten. De zorgtoeslag wordt daarnaast betrokken bij de vanaf 2015 gefaseerd in te voeren huishoudentoeslag.

BELANGRIJKE NIEUWE BELEIDSMATIGE BEGROTINGSMUTATIES
Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

15.711.317

15.806.204

16.107.957

16.925.773

17.917.899

17.917.899

Mutaties Nota van wijziging 2013

– 64.143

– 52.118

166.192

153.757

– 7.688

0

Mutaties amendementen 2013

0

0

0

0

0

0

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

89.176

27.111

– 421.387

– 634.815

– 862.897

1.048.649

Nieuwe mutaties

52.646

– 964.050

– 540.078

– 1.093.458

– 1.142.563

– 1.904.798

Stand ontwerpbegroting 2014

15.788.996

14.817.147

15.312.684

15.351.257

15.904.751

17.061.750

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Artikel

Bijdrage aan agentschap NVWA. Bij de behandeling van de VWS-begroting 2013 in de Tweede Kamer is amendement TK 33 400 XVI, nr. 47 aangenomen. Met dit amendement wordt de in 2013 voorgenomen korting op het budget NVWA niet doorgevoerd. Ter uitvoering van dit amendement is het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag van artikel 1 (Volksgezondheid) structureel verhoogd ten laste van de gereserveerde middelen voor de prijsbijstelling (artikel 11 Nominaal en onvoorzien).

0

4.200

4.200

4.200

4.200

4.200

1

               

Dit betreft de toevoeging van de middelen voor de uitvoeringskosten van het CVZ in het kader van stringent pakketbeheer.

0

10.000

15.000

15.000

15.000

15.000

2

               

Dit betreft toevoeging van middelen aan artikel 3 (Langdurige zorg en ondersteuning) ter dekking van een voorzien structureel tekort voor de uitvoering van de regeling mantelzorgcompliment voor de jaren 2014 en verder. De begrote bedragen zijn gebaseerd op een raming van de Sociale Verzekeringsbank bij een mantelzorgcompliment van € 200.

0

20.970

20.970

20.970

20.970

20.970

3

               

Dit betreft een overboeking van de premie naar de begroting voor de kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuizen. In het zorgakkoord zijn middelen gereserveerd voor een «kwaliteitsimpuls algemene en categorale ziekenhuizen». Met het oog op het hiervoor nog nader te ontwikkelen instrumentarium worden deze middelen naar het begrotingsgefinancierde deel van het BKZ overgeheveld.

0

48.000

134.000

140.000

145.000

151.000

4

               

Er worden middelen gereserveerd om de vaststelling van de uit het Fonds Ziekenhuisopleidingen (FZO) gefinancierde opleidingen te faciliteren. In verband met de overgang van het FZO van de VWS begroting naar de beschikbaarheidbijdrage binnen het BKZ en de daarmee samenhangende verandering in de systematiek (bekostiging per kalenderjaar in plaats van studiejaar) is geraamd dat er in 2014 € 20,0 miljoen aan nabetalingen zullen moeten worden verricht voor de in het najaar 2013 verleende subsidies binnen het begrotingskader. De financiering via de beschikbaarheidbijdrage start per 1 januari 2014.

– 20.000

20.000

0

0

0

0

4

               

Een aantal zorgopleidingen wordt met ingang van 2013 op basis van de Wmg gefinancierd via de beschikbaarheidbijdrage. Per 1 januari 2014 worden ook de tot het kalenderjaar 2014 via de subsidieregeling Ziekenhuisopleidingen gefinancierde opleidingen via de beschikbaarheidbijdrage gefinancierd. Daartoe wordt de bijbehorende budgetreeks, met uitzondering van een bedrag van € 20,0 miljoen dat in 2014 voor de afrekeningen over 2013 nodig is, overgeheveld van het begrotingsgefinancierde deel van het BKZ naar het premiegefinancierde deel.

0

– 146.954

– 150.288

– 150.509

– 150.613

– 154.762

4

               

Dit betreft een overboeking van de premie naar de begroting. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher zijn middelen gereserveerd ten behoeve van de kosten die gemaakt worden bij het aanpassen van de curricula van de medisch-specialistische vervolgopleidingen. De opleidingsduur wordt beperkt en de betrokken partijen worden zo in de gelegenheid gesteld zich hierop voor te bereiden.

0

5.000

3.000

2.000

0

0

4

               

Overboeking naar het gemeentefonds. Het betreft middelen voor de invoering van het nieuwe stelsel voor Jeugdzorg

0

– 7.775

0

0

0

0

5

               

Bij de behandeling van de VWS-begroting 2013 in de Tweede Kamer is de motie Ypma (TK 33 400-XVI, nr. 31) aangenomen. Deze motie roept de regering op om de loonbijstelling voor de jeugdzorg gelijk te trekken met de premiegefinancierde sectoren onder het ova-convenant. Dit betekent dat de begrotingsgefinancierde zorg voor wat betreft de jeugdzorgsector op een gelijke wijze wordt behandeld bij de vergoeding van de arbeidskostenmutatie als de premiegefinancierde zorg.

0

17.000

17.000

17.000

17.000

17.000

5

               

De uitwerking van de beleidsbrief Sport (TK 30 234, nr. 37) is in 2012 op verschillende terreinen ter hand genomen en zal in 2014 worden voortgezet, met in acht neming van de passage in het regeerakkoord Rutte-Asscher over de Olympische ambitie. In 2014 wordt op enkele dossiers een belangrijke stap gezet. Vanuit het regeerakkoord is € 5,0 miljoen per jaar extra beschikbaar gesteld voor de Sportimpuls, die in 2012 via ZonMw van start is gegaan.

0

5.000

5.000

5.250

5.250

5.000

6

               

De zorgtoeslag wordt als gevolg van de afspraken uit het aanvullend pakket neerwaarts bijgesteld met € 320,0 miljoen door de standaardpremie vanaf 2014 te baseren op gemiddelde nominale premie inclusief collectieve contracten.

0

– 320.000

– 320.000

– 320.000

– 320.000

– 320.000

8

               

Als gevolg van de gefaseerde invoering van de huishoudentoeslag vanaf 2015 wordt de bijdrage aan de zorgtoeslag in samenhang met andere maatregelen bijgesteld. In 2015 wordt de maximale zorgtoeslag verhoogd ter compensatie van het niet doorgaan van het inkomensafhankelijke eigen risico.

0

0

250.000

– 250.000

– 250.000

– 250.000

8

               

Bij de behandeling van de VWS-begroting 2013 in de Tweede Kamer is amendement TK 33 400 XVI, nr. 48 aangenomen. Met dit amendement worden extra middelen aan de IGZ toegekend ten behoeve van extra toezicht en de verbetering van de werkwijze en organisatie. Ter uitvoering van dit amendement zijn gereserveerde middelen voor de prijsbijstelling (artikel 11 Nominaal en onvoorzien) structureel ingezet voor de verhoging van het verplichtingenbedrag en uitgavenbedrag van artikel 10 (Apparaatsuitgaven, personele uitgaven inspecties.)

0

10.800

8.300

8.100

7.800

7.800

10

MEERJARENPLANNNIG BELEIDSDOORLICHTINGEN
Planning beleidsdoorlichtingen
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Artikel 1 Volksgezondheid

 

X

     

X

 

Artikel 2 Curatieve zorg

     

X

X

X

 

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

           

X

Artikel 4 Zorgbreed beleid

     

X

 

X

 

Artikel 5 Jeugd

   

X

     

X

Artikel 6 Sport en bewegen

         

X

 

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en herinnering WO II

   

n.v.t.

       

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

   

n.v.t.

       

Toelichting per artikel(-onderdeel)

Artikel 1

  • 1.1 Het beleid dat voortvloeit uit het Nationaal Programma Preventie (NPP) beslaat het grootste deel van artikel 1. De komende jaren worden evaluaties op onderdelen van artikel 1 uitgevoerd zoals de evaluatie van het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Deze evaluatie worden betrokken in een integrale beleidsdoorlichting van artikel 1. Deze is in 2017 gereed. Met deze integrale beleidsdoorlichting komt de beleidsdoorlichting voedselveiligheid, die in de VWS-begroting 2013 voor 2014 gepland stond, te vervallen. Naar verwachting worden in 2013 drie beleidsdoorlichtingen met betrekking tot artikel 1 aan de Kamer gestuurd.

  • 1.2 Op het gebied van ziektepreventie wordt de evaluatie van het screeningsbeleid in 2013 verwerkt tot een beleidsdoorlichting. In 2013 vindt tevens de beleidsdoorlichting voor Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg (ASG) plaats.

  • 1.3 Voor het artikelonderdeel gezondheidsbescherming is de beleidsdoorlichting Letselpreventie in 2013 aan Tweede Kamer verzonden. 3

  • 1.4 Het beleid van Ethiek wordt voor een belangrijk deel vormgegeven door wetgeving hiervoor vindt geen beleidsdoorlichting plaats. Medisch-ethische wetgeving wordt over het algemeen eens per 5 jaar geëvalueerd. Deze wetsevaluaties zijn onafhankelijke onderzoeken, waarvan de resultaten naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Bovengenoemde beleidsdoorlichtingen bestrijken het totale artikel, met uitzondering van Ethiek.

Artikel 2

  • 2.1 Er loopt een aantal (externe) onderzoekstrajecten met betrekking tot het VWS-veiligheidsprogramma ziekenhuizen. Het eerste onderzoek zal eind 2013 gereed zijn en in 2014 met een kabinetsreactie aan de kamer worden verzonden. Deze onderzoeken vormen onderdelen ten behoeve van de beleidsdoorlichting op het gebied van kwaliteit en (patiënt-)veiligheid, die in 2016 zal worden afgerond. Omdat het beleid op het gebied van kwaliteit en veiligheid integraal wordt doorgelicht, vindt de aparte beleidsdoorlichting voor het veiligheidsprogramma, die in de VWS-begroting 2013 voor 2014 gepland stond, geen doorgang.

  • 2.2 De doorlichting van het beleid gericht op toegankelijkheid en betaalbaarheid van het stelsel (gereed in 2017) vindt plaats op basis van evaluaties van subsidies en regelingen die onder dit artikelonderdeel vallen.

  • 2.3 Het beleid om de werking van het stelsel te bevorderen wordt in 2015 doorgelicht, hierbij worden onder andere de evaluatie onverzekerden en wanbetalers en evaluatie Zvw (afronding 2014) betrokken.

Bovengenoemde beleidsdoorlichtingen bestrijken het totale artikel.

Artikel 3

  • 3.1 Voor het beleid gericht op het stimuleren van participatie en zelfredzaamheid van mensen is een evaluatie van de Wmo door het SCP gepland voor 2014.

  • 3.2 Vanwege de hervorming van de langdurige zorg (HLZ) is de beleidsdoorlichting op dit beleidsterrein gepland in 2018. Met het oog op de omvangrijke hervorming in de langdurige zorg zoals vastgelegd in het regeerakkoord Rutte-Asscher heeft het kabinet in november 2012 besloten het in september 2012 gestarte Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) naar de Gehandicaptenzorg (GHZ) voortijdig te beëindigen.

Artikel 4

  • 4.1 De beleidsdoorlichting (geplande oplevering 2017) op het terrein van de positie van de cliënt vindt plaats op basis van de evaluatie van het beleidskader voor subsidiëring patiënten- en gehandicaptenorganisaties (2016).

  • 4.2 De evaluaties stagefonds (2016) en regionaal arbeidsmarktbeleid (2015) worden in de beleidsdoorlichting (2017) van de opleidingen, beroepenstructuur en de arbeidsmarkt binnen de zorg betrokken.

  • 4.3 De evaluatie van ZonMw (2016) wordt bij de doorlichting (2017) van het kennisontwikkelingsbeleid betrokken.

  • 4.4 Binnen de inrichting van uitvoeringsactiviteiten vindt de evaluatie van de beheerskosten ZBO’s (NZa, CVZ) in 2013 en 2014 plaats. Gegeven de aard van dit artikelonderdeel is een beleidsdoorlichting niet aan de orde.

  • 4.5 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bereidt momenteel een brede evaluatie van de transitie van Caribisch Nederland per 10-10-2010 voor. Zorg en jeugdzorg in Caribisch Nederland zullen daarbij ook aan de orde komen. De voorlopige planning is om de aanbesteding van de evaluatie in 2014 plaats te laten vinden, zodat de evaluatie in 2015 kan worden afgerond.

Bovenstaande beleidsdoorlichtingen bestrijken het totale artikel, met uitzondering van artikelonderdeel 4.4.

Artikel 5

  • 5.1 Het beleid op het gebied van ondersteuning bij opvoeden en opgroeien wordt in 2014 doorgelicht. Daarnaast wordt in 2014 een midterm review op de Aanpak Kindermishandeling gehouden.

  • 5.2 Op dit moment wordt gewerkt aan de decentralisatie naar gemeenten van de hele jeugdzorg per 2015. Na drie jaar wordt deze decentralisatie geëvalueerd: de doorlichting van het jeugdzorgbeleid is gepland voor 2018.

Bovengenoemde beleidsdoorlichtingen bestrijken het totale artikel.

Artikel 6

De Topsportcyclus loopt van 2013 tot en met 2016. De doorlichting van het sportbeleid is gepland in 2017.

Bovengenoemde beleidsdoorlichting bestrijkt het totale artikel.

Artikel 7

  • 7.1 Op het gebied van oorlogsgetroffenen en de herinnering aan WO II staan twee evaluaties gepland. Een evaluatie van de uitvoering van het Comité 4 en 5 mei staat gepland voor 2013 en een evaluatie van de uitvoering van de pensioenen en uitkeringen door de Sociale Verzekeringsbank (afronding in 2014) staat gepland voor 2014.

  • 7.2 Zie toelichting artikelonderdeel 7.1.

Artikel 8

  • 8.1 De Zorgtoeslag wordt betrokken in de evaluatie van de Zvw en de Wmg die eind 2013 start en in 2014 wordt afgerond. Door veranderingen in de vormgeving van de zorgtoeslag met ingang van 2014 ligt een beleidsdoorlichting op korte termijn niet in de rede.

  • 8.2 De Wtcg wordt per 2014 afgeschaft.

  • 8.3 De Tegemoetkoming specifieke zorgkosten wordt per 2014 afgeschaft.

1

Met de in dit hoofdstuk opgenomen toelichting op de hervormingsagenda Langdurige Zorg wordt invulling gegeven aan de motie-Schouw (TK 21 501-20, nr. 537), die de regering oproept aan te geven op welke wijze omgegaan wordt met de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie (SWD (2013) 369 final).

2

In de grafiek wordt uitgegaan van de actualisatiecijfers in het jaar t+1 over begrotingsjaar t. Het jaar 2013 gaat in op de actualisatiecijfers stand ontwerpbegroting 2014 in vergelijking met de stand ontwerpbegroting 2013.

3

Zie beleidsdoorlichting Letselpreventie 2008–2012, TK 32 772, nr. 22.

Licence