De doelstelling voor Caribisch Nederland is vastgelegd in de Onderwijsagenda die in 2011 is ondertekend door alle bij het onderwijs op de eilanden betrokken partijen. Daarin is opgenomen dat «in 2016 de onderwijskwaliteit van de scholen in Caribisch Nederland op een naar Nederlandse en Caribische maatstaven aanvaardbaar niveau is». Concreet betekent dit dat onze inzet er op gericht is om per 1 januari 2016 het onderwijs in Caribisch Nederland te laten voldoen aan de eisen van basiskwaliteit. In 2015 zetten we de uitvoering van de verbeteracties in de Onderwijsagenda voort. Op basis van de themarapportage van de Inspectie van het Onderwijs over Caribisch Nederland zullen op een aantal onderdelen, zoals de leerlingzorg en de kwaliteitszorg, extra inspanningen worden gepleegd.
Indicatoren bij beleidsagenda 2015
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde | 2015 | Streefwaarde (jaartal) | Art. nr. | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt | |||||||
a) | Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd | |||||||
• | Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten | po | 46% (2014) | 65% | 100% (2018) | 1 | SA | |
• | Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs | vo | 44% (2014) | Meting eens in de vier jaar | >75% (2018) | 3 | SA | |
• | Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s | vo | 68% (2012) | Hoger | 100% (2018) | 3 | SA | |
• | Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt | mbo | 34% (2010–2011) | Verbetering | Verbetering | 4 | C | |
• | Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs | ho | (2011) | (2013) | 6/7 | C | ||
hbo: 59% | hbo: 57% | |||||||
wo: 69% | wo: 66% | |||||||
• | Aandeel thuiszittende leerlingen dat binnen drie maanden weer een plek op school heeft | po | nog in ontwikkeling | 100% (2020) | 1 | SA | ||
vo | nog in ontwikkeling | 100% (2020) | 3 | SA | ||||
b) | Vergroten studiesucces | |||||||
• | Aandeel zittenblijvers | (2013) | (2020) | |||||
po | 3% | Lager | 2% | 1 | SA | |||
vo | 5,8% | Lager | 3,8% | 3 | SA | |||
• | Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau | mbo | (2008) | (2015) | 4 | |||
Niveau 1: 66% | 72% | |||||||
Niveau 2: 62% | 70% | |||||||
Niveau 3: 63% | 70% | |||||||
Niveau 4: 65% | 71% | |||||||
Totaal: 64% | 70% | |||||||
• | Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar | ho | (2011) | (2013) | 6/7 | |||
hbo: 65,7% | hbo: 62,8% | |||||||
wo: 60,9% | wo: 68,3% | |||||||
2. | Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat | |||||||
a) | Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders | |||||||
• | Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde leraren | vo | 83,5% (2011) | 100%3 (2017) | 3 | SA | ||
• | Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor-, master- of PhD-opleiding | po | 18,6% (2013) | 23% (2017) | 30% (2020) | 1 | SA, LA | |
• | Aandeel leraren met een afgeronde master- of PhD-opleiding | vo | 37% (2013) | 50% (2020) | 3 | SA, LA | ||
Bovenbouw vwo4 | 80–85% (2020)5 | 3 | SA, LA | |||||
hbo | 66,2% (2011) | 80% (2016) | 6/7 | |||||
• | Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst6 | Basiswaarde 2013; betreft alle leraren | Streefwaarde 2020; betreft de leraren met tenminste 3 jaar werkervaring | |||||
po | 84% | 100% | 1 | SA, LA | ||||
vo | 74% | 100% | 3 | SA, LA | ||||
• | Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst7 | Basiswaarde 2013; betreft alle leraren | Streefwaarde 2020; betreft de leraren met ruime ervaring | |||||
po | 57% | 100% | 1 | SA, LA | ||||
vo | 32% | 100% | 3 | SA, LA | ||||
b) | Verbetercultuur | |||||||
• | Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review | po | 62% (2014) | Hoger (2017) | 1 en 3 | TS | ||
vo | 63% (2014) | Hoger (2017) | ||||||
• | Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister | po | 42% (2014) | 60% | 100% | 1 | SA | |
c) | Veilig leerklimaat | |||||||
• | Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt | po | 95% (2012) | Stabiel of hoger | 100% | 1 | TS | |
• | Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt | vo | 93% (2012) | Stabiel of hoger | 100% | 3 | TS | |
3. | Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties | |||||||
• | Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort | po | 38%8 (2012–2013) | Stabiel of hoger | Hoger | 1 | S | |
• | Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt | vo | 25%9 (2013) | 50% | 100% (2020) | 3 | SA | |
• | Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert | po | Nog in ontwikkeling | 100% (2017–2018) | 1 | SA | ||
• | Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert | vo | Nog in ontwikkeling | 100% (2017–2018) | 3 | SA | ||
• | Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert | vo | Nog in ontwikkeling | 100% (2017–2018) | 3 | SA | ||
• | Oordeel ouders over betrokkenheid | po | Cijfer 7 (2012) | Stabiel of hoger | Hoger | 1 | TS | |
• | Aantal voortijdig schoolverlaters | vo/mbo | 41.800 (2009) | 30.000 | 25.000 (2016) | 3 en 4 | ||
• | Studenten-tevredenheid | mbo | Rapportcijfer (2014) | (2020) | 4 | C | ||
– Opleiding | 7,0 | 7,1 | 7,5 | |||||
– Instelling | 6,5 | 6,6 | 7,0 | |||||
(% zeer tevreden) 2014: 37% | 38% | 40% | ||||||
• | Studenttevredenheid | ho | 2011 | 2013 | 6/7 | |||
hbo: 65,6% | hbo: 68,3% | |||||||
wo: 80,1% | wo: 80,1% | |||||||
4. | Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren11 | |||||||
• | Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek | vo | 23% (2012) | 30% (2015) | 3 | |||
• | Aandeel mbo-studenten techniek | mbo | 28% (2011) | 29% | 30% (2016) | 4 | ||
• | Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen | ho | 2012 | 2013 | 2016 | 6/7 | ||
hbo: 18% | hbo: 18% | hbo: 19% | ||||||
wo: 21% | wo: 22% | wo: 22% | ||||||
5. | Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap | |||||||
Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores | owb | 2e plaats (2009–2012) 1,52 | ≤5 | ≤5 | 16 | |||
6. | Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed | |||||||
a) | Eigen inkomsten | |||||||
• | Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigeninkomstennorm van minimaal 21,5% | cultuur | 76% (2010–2011) | 87,5% | 100% (2016) | 14 | ||
• | Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5% | cultuur | 69% (2010–2011) | 87,5% | 100% (2016) | 14 | ||
b) | Aantal bezoeken | |||||||
• | Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) voor 2014 | cultuur | 2,6 miljoen (2009) | 2,2 miljoen | 2,2 miljoen (2015) | 14 | ||
• | Aantal bezoekers gesubsidieerde musea | cultuur | 5,7 miljoen (2009) | 7,5 miljoen | 7,1 miljoen (2015) | 14 | ||
7. | Een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking | |||||||
De uitzendingen van de publieke omroep onderscheiden zich van die van de commerciële omroepen door een blijvend hogere kwalitatieve waardering door de Nederlandse bevolking | media | 7,1 (2010) | 7 | 7 (2015) | 15 | |||
8. | Het bevorderen van emancipatie12 | |||||||
Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking | emancipatie | 90% (2010) | ≥90% | ≥90% | 25 |
SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, TS = Toezegging staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.
Dit betreft het percentage leraren dat bevoegd is dan wel een traject doorloopt om bevoegd te worden.
Over de streefwaarden bij het percentage masteropgeleide leraren in het vo en specifiek bovenbouw vwo worden in het kader van het sectorakkoord definitieve afspraken gemaakt op basis van de representatieve nulmeting.
Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring.
Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ruime ervaring (in overleg met Inspectie nader te operationaliseren).
Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.
Dit betreft het percentage leraren dat de analyse van de prestaties van de leerlingen gebruikt bij de vormgeving van hun onderwijs.
Hier geen streefdoel omdat niet met alle instellingen hierover afspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.
Zie de beknopte stelselmonitor in de bijlage voor een bredere indicator over aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt.
We monitoren de ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen op de OCW stelselmonitor Trends in Beeld. Zie ook de beknopte stelselmonitor in de bijlage.
Beknopte set output/outcome indicatoren (stelselniveau)
Om tegemoet te komen aan de wens van de vaste commissie voor onderwijs, cultuur en wetenschap om diverse aspecten van de onderwijskwaliteit in een oogopslag te belichten, is een beknopte set van output en outcome indicatoren in de beleidsagenda opgenomen. Deze set2 is een uitsnede van de uitgebreidere stelselmonitor waarmee de Minister van OCW de doorlopende leerlijn in het onderwijsbestel per sector volgt. De uitgebreide monitor is openbaar beschikbaar via de website van Trends in Beeld.
Fig 1, zie ook: Score eindtoets po.
Fig 3. Zie ook: Trendgegevens prestaties natuuronderwijs van 9/10-jarigen.
Fig 4. Zie ook: Trendgegevens leesprestaties 9/10-jarigen.
Fig 5. Zie ook: Trendgegevens vaardigheid rekenen van 10-jarige leerlingen.
Fig 6. Zie ook: Percentage 18- t/m 24-jarigen dat geen opleiding volgt én geen startkwalificatie heeft.
Fig 10. Zie ook: Percentage werkzame schoolverlaters met een baan op minimaal eigen niveau of eigen/verwante richting.
Fig 11. Zie ook: Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt.
Fig 12. Zie ook: Tevredenheid mbo-studenten.
Fig 13. Zie ook: Waardering van het hoger onderwijs door studenten
Fig 14. Zie ook: Economische zelfstandigheid vrouwen.
1 Aansluiting ontwerpbegroting 2014 naar 2015
Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 | 35.998,9 | 36.042,1 | 36.210,4 | 36.305,8 | 36.195,9 | 36.090,7 |
Stand geautoriseerde begroting 2014 | 35.022,9 | 34.460,3 | 33.889,9 | 33.869,8 | 33.683,3 | 33.572,2 |
Totaal verschil | 976,0 | 1.581,8 | 2.320,4 | 2.436,0 | 2.512,6 | 2.518,5 |
Leerlingen- en studentenontwikkeling | 169,9 | 235,3 | 202,2 | 223,4 | 235,1 | 188,8 |
Ramingsbijstelling studiefinanciering | – 223,8 | – 247,0 | – 252,9 | – 256,1 | – 264,3 | – 219,5 |
Bijdrage generale problematiek | – 3,8 | – 25,0 | – 25,0 | – 25,0 | – 25,0 | – 34,4 |
Begrotingsafspraken 2014 – onderwijs en onderzoek | 0,0 | 650,0 | 600,0 | 600,0 | 600,0 | 600,0 |
Begrotingsafspraken 2014 – behoud gratis schoolboeken | 0,0 | 277,0 | 277,0 | 277,0 | 277,0 | 275,0 |
Begrotingsafspraken 2014 – media | 0,0 | 0,0 | 50,0 | 50,0 | 50,0 | 50,0 |
Begrotingsafspraken 2014 – herschikking subsidies | 0,0 | – 2,0 | – 2,4 | – 2,4 | – 2,4 | – 2,4 |
Intertemporele compensatie | 294,8 | – 436,0 | 34,1 | 51,2 | 29,3 | 25,0 |
Eindejaarsmarge | 237,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Regeerakkoord D29 Buma-middelen | 0,0 | 256,0 | 256,0 | 256,0 | 256,0 | 256,0 |
Regeerakkoord D32 tranche 2015 NOA | 0,0 | 187,0 | 187,0 | 187,0 | 187,0 | 187,0 |
Regeerakkoord terugdraaien SF maatregelen | 6,0 | 28,0 | 40,0 | 114,0 | 173,0 | 248,0 |
Studievoorschot | 0,0 | – 53,3 | 12,4 | – 5,7 | – 9,8 | – 84,0 |
Aanpassing rijksbijdrage media | 0,0 | 95,0 | 95,0 | 95,0 | 95,0 | 95,0 |
Overig beleidsmatig | 0,0 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 |
Totaal bijstellingen | 480,0 | 965,8 | 1.474,2 | 1.565,2 | 1.601,7 | 1.585,3 |
Technische bijstellingen: | ||||||
Loonbijstelling | 49,7 | 49,2 | 48,8 | 48,8 | 48,4 | 48,2 |
Prijsbijstelling | 43,1 | 36,7 | 28,7 | 29,2 | 27,6 | 28,9 |
Niet-kader relevant | 393,5 | 412,6 | 671,7 | 698,6 | 740,6 | 760,8 |
Overige technische bijstellingen | 9,7 | 117,4 | 97,1 | 94,2 | 94,4 | 95,2 |
Totaal technische bijstellingen | 496,0 | 616,0 | 846,2 | 870,8 | 910,9 | 933,2 |
Totaal verschil | 976,0 | 1.581,8 | 2.320,4 | 2.436,0 | 2.512,6 | 2.518,2 |
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2015 | 1.235,7 | 1.256,7 | 1.320,7 | 1.382,1 | 1.459,0 | 1.517,6 |
Stand geautoriseerde begroting 2014 | 1.232,1 | 1.263,1 | 1.330,8 | 1.388,4 | 1.461,6 | 1.525,2 |
Totaal verschil | 3,5 | – 6,4 | – 10,0 | – 6,3 | – 2,7 | – 7,7 |
Leerlingen- en studentenontwikkeling | – 0,2 | – 3,0 | – 2,1 | 6,9 | 11,6 | 12,2 |
Ramingsbijstelling studiefinanciering | 25,3 | 38,5 | 39,1 | 38,6 | 38,3 | 38,3 |
Bijdrage generale problematiek | 10,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Intertemporele compensatie | – 3,3 | 0,0 | 3,3 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Studievoorschot | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | – 2,0 |
Rentemutatie studiefinanciering | – 37,3 | – 51,5 | – 60,2 | – 61,7 | – 62,5 | – 66,1 |
Totaal bijstellingen | – 5,5 | – 15,9 | – 19,8 | – 16,2 | – 12,6 | – 17,6 |
Technische bijstellingen: | ||||||
Niet-kader relevant | 9,3 | 9,5 | 9,6 | 9,7 | 9,7 | 9,7 |
Overige technische bijstellingen | – 0,3 | 0,0 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 |
Totaal technische bijstelling | 9,0 | 9,5 | 9,8 | 9,9 | 9,9 | 9,9 |
Totaal verschil | 3,5 | – 6,4 | – 10,0 | – 6,3 | – 2,7 | – 7,7 |
Toelichting:
Leerlingen- en studentenontwikkeling
In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2014 wijst uit dat in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs het aantal leerlingen en studenten per saldo lager is dan in de referentieraming 2013. In het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs is het aantal leerlingen en studenten per saldo hoger. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2013. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de budgettaire bijstelling per onderwijssector.
Ramingsbijstelling studiefinanciering
De raming voor studiefinanciering laat een meevaller zien. Uit de doorwerking van de realisatiecijfers 2013 blijkt dat er bij de basisbeurs en aanvullende beurs minder omzettingen van lening naar gift plaatsvinden dan geraamd. Daarnaast is door herijking van het aantal gereisde kilometers de vergoeding aan de vervoersbedrijven lager dan eerder geraamd.
Bijdrage generale problematiek
Aan de generale problematiek zijn vrijgevallen middelen bijgedragen van € 3,8 miljoen in 2014 oplopend tot € 34,4 miljoen structureel.
Begrotingsafspraken 2014
Het betreft het toevoegen van de middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 aan de begroting van OCW voor onderwijs en onderzoek, het terugdraaien van de bezuiniging «afschaffen gratis schoolboeken» en het halveren en een jaar vertragen van de bezuiniging op de Nederlandse Publieke Omroep. Daarnaast is in de Begrotingsafspraken 2014 een herschikking van subsidies opgenomen, het OCW-aandeel bedraagt structureel € 2,4 miljoen.
In paragraaf 2 staat de verdeling van de middelen naar maatregelen en in het verdiepingshoofdstuk staat de verdeling naar sectoren.
Intertemporele compensatie
Op diverse budgetten vinden intertemporele compensaties plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn. Van 2015 naar 2014 heeft voor de optimalisatie van het kasritme van de staat een kasschuif plaatsgevonden van € 450 miljoen voor de OV-studentenkaart.
Eindejaarsmarge
De budgetten die in 2013 niet volledig tot besteding zijn gekomen, zijn in 2014 aan de OCW-begroting toegevoegd (€ 237 miljoen). De eindejaarsmarge is ingezet ter dekking van overlopende verplichtingen uit 2013, het Project Vernieuwing Studiefinanciering, digitalisering bij het Nationaal Archief, reservering van de incidentele middelen NOA, een deel van de wettelijk verplichte prijsbijstelling van OCW en overige beleidsmatige problematiek.
Regeerakkoord D29 Buma-middelen en D32 tranche 2015 NOA
Vanaf de Aanvullende post zijn de middelen uit het Regeerakkoord voor huisvesting onderwijs (D29 Buma-middelen) en de tranche 2015 voor het Nationaal Onderwijsakkoord (D32 intensivering onderwijs en onderzoek) overgeheveld naar de OCW begroting. Zie voor een overzicht van het NOA ook tabel 4 in paragraaf 2.
Regeerakkoord terugdraaien SF maatregelen
Dit betreft het terugdraaien van de Regeerakkoord (Rutte II) maatregelen D26 Sociaal Leenstelstel, D27 OV-kaart en D28 Vereenvoudigingen Wet studeren is investeren.
Studievoorschot
Dit betreft de verwerking van het Wetsvoorstel Studievoorschot. Deze reeks moet gezien worden in combinatie met de voorgaande reeks «Regeerakkoord terugdraaien SF maatregelen».
Aanpassing rijksbijdrage media
Dit betreft de aanpassing van de rijksbijdrage voor de landelijke, regionale en lokale publieke omroep vanwege doorwerking van de printprijsregeling.
Rentemutatie studiefinanciering (ontvangsten)
De raming voor studiefinanciering laat, door een lage rentestand, lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2014 verwerkte raming van het voorjaar 2013.
Toelichting technische bijstellingen:
Loonbijstelling
De loonbijstelling tranche 2014 is uitgekeerd aan de departementen. Het betreft alleen een vergoeding voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten. De verdeling van de loonbijstelling naar sectoren is opgenomen in het verdiepingshoofdstuk.
Prijsbijstelling
De prijsbijstelling tranche 2015 is voor een deel uitgekeerd aan de departementen. Deze is ingezet ten behoeve van de wettelijke prijsbijstelling OCW. De verdeling van de prijsbijstelling naar sectoren is opgenomen in het verdiepingshoofdstuk.
Niet-kader relevant
De niet-kader relevante uitgaven worden naar boven bijgesteld. Dit wordt veroorzaakt door de niet-kader relevante effecten van de referentieraming 2013, de bijstelling van de raming studiefinanciering 2013, het terugdraaien van de maatregelen D26, D27 en D28 uit het Regeerakkoord en de verwerking van het Studievoorschot.
Overige technische bijstellingen
Het betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten en overboekingen van en naar andere departementen. De grootste overboekingen betreffen de overheveling van buitenonderhoud in het primair onderwijs van het Gemeentefonds naar de begroting van OCW (€ 159 miljoen) en het overhevelen van het budget voor Cofinanciering (€ 50 miljoen), uit de middelen van het Begrotingsafspraken 2014, van de begroting van OCW naar EZ.
2 Intensiveringen
Begrotingsafspraken 2014
In deze begroting 2015 komt het merendeel van de extra middelen die het kabinet uittrekt voor onderwijs en onderzoek beschikbaar voor het veld. In tabel 3 is een overzicht opgenomen van de middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 die zijn toegevoegd aan de OCW-begroting. Voor zover deze maatregelen betrekking hebben op het Groen onderwijs zijn de middelen inclusief het aandeel Groen onderwijs.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Kwaliteit onderwijs (reeks I, II, IV en VIII) | |||||
– Meer en betere handen in de klas / zittenblijven voorkomen | 155 | 155 | 175 | 175 | 175 |
– Lumpsum | 235 | 150 | 150 | 150 | 150 |
– Matching (onderzoeksfinanciering conform Regeerakkoord Rutte II) | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 |
Passend onderwijs (reeks III) | |||||
– Ongedaan maken bezuiniging samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs | 11 | 21 | 21 | 21 | 21 |
– Extra middelen lumpsum samenwerkingsverbanden | 4 | 27 | 24 | 26 | 29 |
– Afbouwpercentages | 0 | 2 | 5 | 3 | 0 |
MBO praktijk/techniek (reeks V) | |||||
– Verhogen budget technische opleidingen | 75 | 75 | 75 | 75 | 75 |
– Excellent vakmanschap MBO | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 |
Onderzoek en innovatie (reeks VI) | |||||
– Cofinanciering | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 |
– Matching | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 |
– Open competitie | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 |
Incidentele middelen (reeks VII) | 20 | 20 | |||
Totaal reeks I t/m VIII | 650 | 600 | 600 | 600 | 600 |
Publieke omroep | 0 | 50 | 50 | 50 | 50 |
Schoolboeken | 277 | 277 | 277 | 277 | 275 |
Totaal intensiveringen | 927 | 927 | 927 | 927 | 925 |
Regeerakkoord Rutte II
Met het afsluiten van cao’s en sectorakkoorden komen ook de middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord beschikbaar. In tabel 4 is de meerjarige verdeling van deze middelen opgenomen. In deze begroting is de tranche 2015 van deze middelen aan de OCW-begroting toegevoegd.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Nationaal Onderwijsakkoord | |||||||
– | PO/VO | 77 | 240 | 344 | 344 | 344 | |
– | MBO | 56 | 175 | 250 | 250 | 250 | |
– | HO | 4 | 14 | 20 | 20 | 20 | |
– | Onderzoek | 25 | 75 | 75 | 75 | 75 | 75 |
Totaal intensiveringen | 25 | 212 | 504 | 689 | 689 | 689 |
Studievoorschot
U bent per brief van 4 juni 2014 geïnformeerd over het akkoord over de invoering van het Studievoorschot. Het wetsvoorstel zal binnenkort naar de Tweede Kamer worden gezonden. Uit de opbrengsten van deze maatregel wordt structureel ruim € 600 miljoen in het hoger onderwijs geïnvesteerd. In de eerste jaren 2015–2017 zal de sector zelf € 200 miljoen per jaar investeren.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2020 | 2025 | 2030 | 2035 | struc | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Studievoorschot saldo investeringen1 | 0 | 0 | 0 | 200 | 236 | 728 | 763 | 758 | 620 |
Totaal intensiveringen | 0 | 0 | 0 | 200 | 236 | 728 | 763 | 758 | 620 |
Meerjarenplan Beleidsdoorlichtingen
Artikel / Doelstelling | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nieuwe ambities en beleidsdoelen | ||||||||
1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12. Onderwijs | ||||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog | √1 | |||||||
Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat | √ | |||||||
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk | √ | |||||||
Doelmatigheid en focus op het onderwijs | √1 | |||||||
9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid | ||||||||
Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders | √1 | |||||||
14. Cultuur | ||||||||
Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed | √2 | |||||||
15. Media | ||||||||
Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod | √ | |||||||
25. Emancipatie | ||||||||
Het bevorderen van emancipatie | √ | |||||||
Afgeronde en eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen | ||||||||
1. Primair onderwijs | ||||||||
Brede scholen | Samenvoeging3 | √ | ||||||
8. Internationaal beleid | Geen beleidsdoorlichting4 | |||||||
9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid | ||||||||
Actieplan LeerKracht | √ | |||||||
13. Lesgeld | Geen beleidsdoorlichting5 | |||||||
16. Onderzoek- en Wetenschapsbeleid | Geen beleidsdoorlichting6 | |||||||
IBO Wetenschap | √ |
De voorbereiding van deze doorlichtingen starten conform eerdere planning in 2014, maar zullen in 2015 worden afgerond zodat de resultaten van meerdere effectstudies die in 2015 beschikbaar komen in de doorlichtingen meegenomen worden.
Deze doorlichting start conform eerdere planning in 2014, maar zal in 2015 worden afgerond zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in de voorbereidingen van de nieuwe BIS-periode.
De beleidsdoorlichting brede scholen op zichzelf vrij summier maar past prima bij de doorlichting ambities leerklimaat daarom is er voor gekozen deze samen te voegen.
Voor artikel 8 Internationaal beleid is geen beleidsdoorlichting gepland, omdat artikel 8 een restartikel is en geen beleidsartikel. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen. Er worden op onderdelen van dit artikel wel evaluaties uitgevoerd, die inzicht geven in de effectiviteit van het beleid.
In 2014 en 2015 wordt aan de hand van de doelstellingen uit de beleidsagenda de gehele OCW-begroting doorgelicht. Beleidsdoorlichtingen dienen eens in de 4–7 jaar te worden uitgevoerd. Dat betekent dat de volgende doorlichtingen in de periode 2018–2022 plaatsvinden. Mede aan de hand van de ervaringen met de doorlichtingen in 2014 en 2015 zal worden bezien op welke wijze en in welke planning die doorlichtingen zullen worden uitgevoerd.
Overzicht garanties en achterborgstellingen
Zie voor een uitgebreid overzicht van de garanties en achterborgstellingen, het rapport van Commissie Risicoregelingen met kabinetsreactie en bijlagen.
Artikel | Omschrijving | Uitstaande garanties | Geraamd te verlenen | Geraamd te vervallen | Uitstaande garanties | Garantieplafond | Geraamd te verlenen | Geraamd te vervallen | Uitstaande garanties | Garantieplafond | Totaalplafond |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 2014 | 2014 | 2014 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | 2015 | |||
14 | Indemniteitsregeling | 288.458 | 600.000 | 600.000 | 300.000 | 300.000 | 600.000 | 600.000 | 300.000 | 300.000 | |
14 | Achterborgovereenkomst NRF | 220.808 | 29.000 | 15.000 | 234.808 | 680.000 | 29.000 | 15.000 | 248.808 | 380.000 |
Toelichting:
De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30% van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen ondermeer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid basis van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.
Een bedrag van € 15 miljoen dient als begrotingsreserve voor de indemniteitsregeling waaruit eventuele schadevergoedingen betaald kunnen worden.
Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De Achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.
Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.
Met ingang van deze begroting wordt deze regeling versoberd door het garantieplafond met € 300 miljoen te verlagen tot € 380 miljoen.
De Achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de Achterborg.
Met beide regelingen zijn geen uitgaven en ontvangsten gemoeid. Voor beide regelingen wordt een horizonbepaling opgenomen van vijf jaar.
In 2015 zal het studievoorschot worden ingevoerd, er zal worden gekeken hoe dit zich verhoudt tot het kader van de risicoregelingen.
Belastinguitgaven
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Inkomstenbelasting | |||||||
Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement | 5 | 6 | 6 | 6 | 6 | 6 | 6 |
Aftrek kosten monumentenwoning | 51 | 51 | 50 | 50 | 49 | 48 | 47 |
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) | 273 | 288 | 306 | 324 | 344 | 364 | 386 |
Omzetbelasting verlaagd tarief | |||||||
Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen | 527 | 527 | 527 | 527 | 527 | 527 | 527 |
Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d. | 127 | 129 | 130 | 132 | 134 | 135 | 137 |
Circussen, bioscopen, theaters en concerten | 183 | 188 | 192 | 197 | 202 | 207 | 212 |