Base description which applies to whole site

Moties en toezeggingen

Omschrijving van de motie of toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Het kabinet zal in mei 2015 de evaluatie van de begroting van de Koning presenteren. Bij de evaluatie zullen de voor- en nadelen van de huidige belastingvrijdom worden betrokken en de hoogte van de grondwettelijke uitkeringen

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

De Minister-President heeft de Kamer geïnformeerd. Zie Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11.

De Minister-President zal de Kamer informeren over het kabinetsstandpunt omtrent de mogelijke openstelling voor het publiek van de Oranjezaal in Huis ten Bosch in de periode dat het paleis wordt verbouwd.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft de Kamer geïnformeerd. Zie Kamerstukken II 2014–2015 34 000 XVIII, nr. 22.

Bij de verbouwing van de paleizen zal energiezuinigheid een onderdeel van de planvorming zijn.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

Bij de verdere invulling van de plannen zal energiezuinigheid nader worden geconcretiseerd.

In de begroting Algemene Zaken 2016 zal een beschouwing worden opgenomen over de wijze waarop in andere landen wordt omgegaan met het beginsel van eenheid van regeringsbeleid.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

Deze toezegging is uitgewerkt in onderstaande toelichting bij dit overzicht.

De Minister-President zal bevorderen dat het kabinet, waar het maar enigszins mogelijk is, zich zal houden aan de termijn van drie weken voor de beantwoording van schriftelijke vragen vanuit de Kamer. Daar waar het sneller kan, zal het sneller gebeuren. Als de termijn niet wordt gehaald zal transparanter worden gecommuniceerd.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

De toezegging is uitgevoerd.

Tijdens het Nederlands voorzitterschap in de EU zal aandacht worden besteed aan het Meerjarig Financieel Kader, aan het bevorderen van economische groei en banen en aan het verbeteren van de werking van de EU (subsidiariteitsvraagstuk).

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

Toezegging is uitgevoerd: zie beleidsagenda en de kabinetsbrief met de prioriteiten voor het EU-voorzitterschap, Kamerstukken II 2014–2015 34 139, nr. 1.

Eenheid van regeringsbeleid

De grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad (art. 45, derde lid, Grondwet) luidt als volgt: «De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid». Het reglement van orde voor de ministerraad, dat ook van toepassing is op de onderraden en commissies van de raad, bepaalt nader welke onderwerpen in de raad worden behandeld en behoren tot het algemeen regeringsbeleid. Volgens het reglement geldt voor de beraadslagingen van de raad een geheimhoudingsplicht (art. 26). De leden van de raad zijn gebonden aan de besluiten van de raad (art. 12).

Deze hoofdelementen van de homogeniteit van het kabinet betekenen onder meer dat individuele bewindspersonen in beginsel geen uitlatingen doen die niet passen bij de grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad, zijn reglement van orde en de collectieve verantwoordelijkheid van de leden van de raad.

Dit uitgangspunt geldt, mutatis mutandis, ook voor de Nederland omringende lidstaten van de EU. Deze kennen geen grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad als in Nederland en hebben eigen regelingen over de verhoudingen tussen kabinet, regeringsleider en staatshoofd. Enigszins vergelijkbaar zijn evenwel bepalingen in de Duitse Grondwet (art. 65) en het reglement van orde voor de Bondsregering (art. 17). Verder kent de Belgische ministerraad geen grondwettelijke taakomschrijving of reglement van orde terwijl het Verenigd Koninkrijk op dit punt beschikt over een «ministerial code» (2010). Deze laatste bevat enkele specifieke bepalingen over uitlatingen, met name art. 8.3 («Ministers should ensure that their statements are consistent with collective government policy. Ministers should take special care in referring to subjects which are the responsibility of other ministers»).

In onze verhoudingen zijn uitlatingen van individuele bewindspersonen over algemeen regeringsbeleid waarover het kabinet besluit toegelaten als en voor zover deze verenigbaar zijn met artikel 26 van het reglement van orde voor de ministerraad. Dit is onder meer het geval bij besluiten die na een vergadering van de raad bekend worden gemaakt zoals benoemingen, bij zaken die geen uitstel dulden en, in uitzonderlijke gevallen, een aantekening die een of meer leden bij een besluit hebben geplaatst.

In de gevallen waarin geen sprake is van een op basis van het reglement van orde voor de ministerraad genomen besluit over een bepaald onderwerp van algemeen regeringsbeleid, kunnen uitlatingen van individuele bewindspersonen over een dergelijk onderwerp plaatsvinden indien vaststaat dat deze in overeenstemming zijn met de individuele en collectieve ministeriële verantwoordelijkheid voor een goede taakuitoefening van de ministerraad, zijn onderraden en commissies. Dit kan het geval zijn indien uit de aard van de situatie waarin dergelijke uitlatingen zijn gedaan onmiskenbaar volgt dat de eenheid van beleid in de zin van art. 45 Grondwet en het reglement van orde voor de ministerraad niet aan de orde kan zijn, zoals bij een verkiezingscampagne, partijbijeenkomst, beschouwingen over de langere termijn of het optreden als lid van de Staten-Generaal (art. 57, derde lid, Grondwet).

Licence