Het is duidelijk dat economische groei en toenemende welvaart waarvan iedereen kan profiteren niet vanzelfsprekend is. Zo neemt in de meeste landen de ongelijkheid toe, komt de welvaart onvoldoende terecht bij de allerarmsten en is sociale mobiliteit lang niet voor iedereen mogelijk. Hoge jeugdwerkloosheid vormt op veel plekken een urgent probleem. Dit is niet alleen vanuit moreel oogpunt problematisch, maar ondergraaft op termijn ook de sociale cohesie, politieke stabiliteit en de economische ontwikkeling zelf. Ook de druk op de leefomgeving en het milieu neemt vaak toe met economische groei. Inzet op verschillende niveaus is nodig om duurzame en inclusieve ontwikkeling te stimuleren. Dan gaat het om het vergroten van de toegang tot internationale markten, het versterken van de private sector in lage- en middeninkomenslanden, het stimuleren van handel en investeringen die kunnen bijdragen aan ontwikkeling, eerlijke belastingen en verduurzaming van productie- en handelsketens. Het beleid hierop is uiteengezet in diverse Kamerbrieven en zal ook in 2016 worden voortgezet.
In 2016 gaat onder het nieuwe beleidskader Samenspraak en Tegenspraak een aantal programma’s van start om ervoor te zorgen dat ook de allerarmsten en de meest kwetsbare groepen kunnen profiteren van de toenemende welvaart, kunnen deelnemen aan de economie, en dat zij meer invloed kunnen uitoefenen op politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die hun leven aangaan. Dit wordt gedaan via de nieuwe strategische partnerschappen en met het accountability fonds dat wordt uitgevoerd via de ambassades. Daarnaast zal het Voice-fonds zich specifiek richten op capaciteitsversterking van de meest gemarginaliseerde, gediscrimineerde of moeilijk te bereiken groepen.
Voorst gaat Nederland in 2016 bezien hoe binnen de beschikbare middelen extra ingezet kan worden op het creëren van werkgelegenheid voor jongeren en op ondersteuning van ondernemers en werknemers in de informele sector op het terrein van ondernemerschap en sociale rechten. Het merendeel van de armen werkt in de informele sector, ook in de sterk groeiende steden. Het scheppen van goede banen voor jongeren is urgent. Jongeren in ontwikkelingslanden zijn een kwetsbare groep, ook waar het gaat om hun positie op de arbeidsmarkt, maar ook zijn zij potentieel de motor voor economische groei, mits hun potentieel wordt benut voor productief werk. De jeugdwerkloosheid is gemiddeld drie keer zo hoog als die bij volwassenen, en werkende jongeren hebben vaak geen volwaardige baan. Binnen de groep jongeren hebben meisjes nog weer minder kansen.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid spelen mede daarom een belangrijke rol in het bereiken van de allerarmsten en de meest kwetsbare groepen. Internationaal groeit het besef dat duurzame en inclusieve ontwikkeling alleen mogelijk is als vrouwen daarin een gelijkwaardige rol kunnen spelen, maar in de praktijk komt er nog te weinig van terecht. Bovendien groeit er een politiek-ideologische tegenbeweging tegen vrouwenrechten die afspraken van de Wereldvrouwenconferentie in Beijing (1995) ter discussie stelt. Nederland kiest in dit krachtenveld voor een sterke inzet op de verbetering van het klimaat voor gendergelijkheid en de rechten van vrouwen en meisjes en op de cruciale rol van vrouwen bij vrede en veiligheid.
In 2016 wordt het fonds Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) voortgezet, dat via programma’s met internationale en Nederlandse maatschappelijke organisaties zal bijdragen aan versterkte capaciteit van lokale (vrouwen)-organisaties, concrete verbeteringen in de economische en politieke positie van vrouwen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Het in voorbereiding zijnde derde Nederlands Actieplan 1325 zal in de jaren 2016–2019 via de samenwerking met maatschappelijke organisaties, inzet in missies, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking bijdragen aan grotere deelname van vrouwen in vredes- en wederopbouwprocessen. Tijdens het EU voorzitterschap zet Nederland in op een nieuw EU Action Plan on Gender Equality and Women's Empowerment in Development en een evaluatie van EU-conclusies over gender uit 2010. Verder werkt Nederland in OESO- en VN-verband aan versterking van transparantie en resultaatmeting van investeringen in gendergelijkheid en vrouwenrechten.
In 2016 gaat extra aandacht uit naar het bevorderen van investeringen in lage- en middeninkomenslanden. Er is grote vraag in die landen naar investeringsprojecten die essentieel zijn voor verdere ontwikkeling bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, stedelijke ontwikkeling, water, voedselproductie en energievoorziening. Doel is de effecten van deze investeringen op de werkgelegenheid, opleiding, kennisoverdracht en ontwikkeling van productieketens zo groot mogelijk te maken. Er liggen voor het Nederlandse bedrijfsleven grote kansen, maar ook grote knelpunten op deze nieuwe markten. Het is zaak er voor te zorgen dat zowel de ontwikkelingsimpact van investeringen als het succes van Nederlandse bedrijven op die markten worden vergroot. Het Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) biedt onder andere ondersteuning bij de financiering van de ontwikkeling van fysieke infrastructuur in lage- en middeninkomenslanden. In 2016 zal binnen het budget voor private sectorontwikkeling geld vrij worden gemaakt voor de ondersteuning van overheden bij het ontwikkelen en aanbesteden van infrastructuur via een Trade-Assistance faciliteit genaamd Develop2Build.
Speciale aandacht gaat in 2016 en latere jaren uit naar het verhogen van de belastinginkomsten voor lage- en middeninkomenslanden via de inzet op verbetering van de internationale fiscale spelregels binnen de OESO, het bevorderen van verantwoord ondernemingsgedrag op gebied van belastingen en versterking van de capaciteit van overheden om belastingen te innen. Op het gebied van IMVO en het verder verduurzamen van internationale handelsketens wordt voorgebouwd op de succesvolle inzet voor betere arbeidsomstandigheden en lonen in de textielsector na de ramp in Rana Plaza in Bangladesh (2013). Nederland zal zich binnen de EU sterk maken voor betere implementatie van afspraken over handel en duurzaamheid in handelsakkoorden en bedrijven ondersteunen bij het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de verduurzaming van handelsketens met bijvoorbeeld het Initiatief Duurzame Handel. De in 2015 uitgevoerde Sector Risico Analyse heeft in 13 sectoren verhoogde risico’s geïdentificeerd. Daarvan heeft een aantal, waaronder de kledingsector en de bankensector, al het initiatief genomen om via een convenant afspraken te maken over het voorkomen en aanpakken van MVO-risico’s. Meer sectoren zullen dit in 2016 met elkaar gaan uitwerken waarbij ook ketenverantwoordelijkheid een onderwerp is. Zo ook voor goud, een sector waar blijkens de Sector Risico Analyse veel MVO-risico’s zijn en waar veel geïnteresseerde spelers zijn in concrete afspraken voor een goudconvenant om die risico’s te verminderen. De pilot het Conflictvrije Tin Initiatief krijgt in 2015–2017 een vervolg. Het gebruikte traceerbaarheidssysteem zal verder geïmplementeerd worden in de Grote Meren regio; meer mijnen zullen worden aangesloten op het systeem. Dit systeem zorgt ervoor dat conflictvrij gedolven grondstoffen (tin, coltan en wolfraam) worden verzegeld en gevolgd vanaf de mijn tot aan de smelter, zodat duidelijk is dat deze grondstoffen niet en route worden gemengd met grondstoffen waarvan de herkomst onduidelijk is.