Base description which applies to whole site

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten op begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de (niet-)beleidsartikelen 1 tot en met 10 (Financiën) en de beleidsartikelen 11 en 12 (Nationale Schuld). Eerst worden de belangrijkste mutaties vanaf de stand 1e suppletoire begroting 2017 toegelicht. Daarna wordt er door middel van grafieken meer inzicht in de uitgaven, ontvangsten, garanties en begrotingsreserves gegeven. In de verdiepingsbijlage wordt meer in detail ingegaan op de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten per artikel.

Beleidsartikelen 1 tot en met 10 (Financiën)

Overzicht belangrijkste mutaties uitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

 

6.568.021

6.830.570

6.672.842

6.257.389

6.153.154

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

 

107.996

209.525

101.656

98.759

– 12.986

 
               

Belangrijkste mutaties

             

GDI

1

 

35.070

       

Aanpassing BCF

6

71.644

86.288

86.807

86.920

86.920

 

Investeringsagenda

10

 

– 40.000

– 40.000

– 21.500

– 4.800

 

Overig & extrapolatie

 

– 2.326

– 3.943

– 4.277

– 3.719

4.781

6.321.773

               

Stand ontwerpbegroting 2018

 

6.745.335

7.117.510

6.817.028

6.417.849

6.227.069

6.321.773

Toelichting

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

Dit betreft de doorbelaste beheer- en exploitatiekosten van drie GDI-voorzieningen (DigiD, Digipoort en MijnOverheid/Berichtenbox).

Aanpassing BTW-Compensatiefonds (BCF)

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Investeringsagenda

Vanuit de Aanvullende Post is € 122 mln. voorgefinancierd om de vertrekregeling in 2016 te kunnen bekostigen (zie ook Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 307, bijlage bij feitenrelaas document 37). Met deze mutatie wordt dit voorschot in een geactualiseerd kasritme weer terugbetaald aan de Aanvullende Post.

Overzicht belangrijkste mutaties (niet-belasting)ontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

 

2.524.993

2.490.733

2.487.066

2.436.804

2.542.931

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

 

1.011.710

– 288.104

– 219.290

– 203.589

– 426.588

 
               

Belangrijkste mutaties

             

Opbrengst verkoop vermogenstitels

3

2.203.750

         

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

3

– 99.949

– 49.000

– 124.000

– 24.000

– 49.000

 

Renteontvangsten lening Griekenland

4

– 383

3.233

6.056

10.692

13.889

 

Overig & extrapolatie

 

2.928

4.381

– 1.619

– 1.619

– 1619

2.078.194

               

Stand ontwerpbegroting 2018

 

5.643.049

2.161.243

2.148.213

2.218.288

2.079.613

2.078.194

Toelichting

Opbrengst verkoop vermogenstitels

De verkoop van 1 tranche aandelen a.s.r. en 1 tranche aandelen ABN AMRO in juni 2017 heeft in totaal € 2,2 mld. opgebracht (Kamerstukken II 2016–2017, 33 532, nr. 75 en 31 789, nr. 89).

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

Vanwege recente marktontwikkelingen, waaronder de verkoop van aandelen a.s.r. en ABN AMRO, wordt de raming voor de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen naar beneden bijgesteld.

Renteontvangsten lening Griekenland

Wegens een hoger geraamd CPB-rentepercentage worden de ramingen van de renteontvangsten naar boven bijgesteld.

Artikelen 1 tot en met 10 in grafieken

Uitgaven

De totale uitgaven op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen € 7,1 mld. in 2018. Hiervan zijn € 3,0 mld. apparaatsuitgaven (zie grafiek 1). De overige uitgaven (excl. artikel 10, waarop € 0,1 mld. aan uitgaven staat) zijn programma-uitgaven (€ 4,1 mld., zie grafiek 2). De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst worden in paragraaf 3.1 (artikel 1) toegelicht, de apparaatsuitgaven van het kerndepartement in paragraaf 4.1 (artikel 8).

Grafiek 1: apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 1: apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma-uitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma-uitgaven (bedragen x € 1.000)

De programma-uitgaven worden nader toegelicht in de hoofdstukken 3 en 5 (beleidsartikelen). De grootste programma-uitgaven zijn: de kapitaalinjectie in Tennet (€ 350,0 mln., artikel 3) en de uitgaven aan multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen (€ 274,9 mln., artikel 4).

Ontvangsten

De totale niet-belastingontvangsten op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen € 2,2 mld. in 2018. Hiervan is € 74 mln. apparaatsontvangsten (zie grafiek 3). De overige ontvangsten zijn programmaontvangsten (€ 2,1 mld., zie grafiek 4). De apparaatsontvangsten van de Belastingdienst worden in paragraaf 3.1 (artikel 1) toegelicht, de apparaatsontvangsten van het kerndepartement in paragraaf 4.1 (artikel 8).

Grafiek 3: apparaatsontvangsten (bedragen x € 1.000)

Grafiek 3: apparaatsontvangsten (bedragen x € 1.000)

Grafiek 4: programmaontvangsten (excl. belastingontvangsten, bedragen x € 1.000)

Grafiek 4: programmaontvangsten (excl. belastingontvangsten, bedragen x € 1.000)

In grafiek 4 wordt een overzicht gegeven van de programma-ontvangsten op de departementale begroting van Financiën. De grootste programma-ontvangsten zijn de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen (€ 967 mln., artikel 3) en de belasting- en invorderingsrente (€ 399,4 mln., artikel 1).

Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten

Grafiek 5: meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)

Grafiek 5: meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)

Grafiek 5 geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het Ministerie van Financiën. De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belasting- en niet-belastingontvangsten.

Garanties

Grafiek 6: uitstaande garanties 2018 (bedragen x € 1.000)

Grafiek 6: uitstaande garanties 2018 (bedragen x € 1.000)

In grafiek 6 wordt een overzicht gegeven van de uitstaande garanties op de begroting van Financiën in 2018. De grootste garanties zijn verleend aan De Nederlandsche Bank inzake het Internationaal Monetair Fonds (DNB – IMF; € 44,9 mld., artikel 4), het European Stability Mechanism (ESM; € 35,4 mld., artikel 4) en het European Financial Stability Facility (EFSF; € 34,2 mld., artikel 4). Voor een uitgebreide toelichting op de verschillende garantieregelingen wordt verwezen naar paragraaf 2.5 «Overzicht risicoregelingen».

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is bestemd voor een concreet doel en kan alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de begroting van Financiën worden ingezet voor de volgende doelen:

  • Als garantie voor het Depositogarantiestelsel (DGS) voor de BES-eilanden7, dat de Staat in 2017 heeft ingesteld. De premie voor deze garantie (€ 1 mln.) wordt jaarlijks toegevoegd aan de begrotingsreserve.

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen aan de Stichting beheer doelgelden landelijk hoogspanningsnet, teneinde een overname in 2010 door TenneT van het transportnet van E.ON (Transpower) te financieren.

  • Als risicovoorziening voor de exportkredietverzekering. De exportkredietverzekering wordt geacht kostendekkend te zijn, waardoor geen onttrekkingen of toevoegingen worden geraamd. Bij Slotwet wordt de balans opgemaakt en volgt een definitieve onttrekking dan wel een storting.

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen op de Seno-Gomportefeuille. De regeling Seno-Gom8 is beëindigd en in 2009 geïntegreerd in de exportkredietverzekering. De Seno-Gom portefeuille wordt afbeheerd en met ingang van 2018 opgeheven.

In de betreffende begrotingsartikelen (2, 3 en 5) van deze begroting worden de bovengenoemde begrotingsreserves apart toelicht (conform artikel 5, lid 5 Comptabiliteitswet).

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserves (bedragen x € 1 mln.)

Begrotingsreserve

Begrotingsartikel

Stand per 1-1-2016

Stand per 1-1-2017

Onttrekkingen 2017

Toevoegingen 2017

Stand per 1-1-2018

Onttrekkingen 2018

Toevoegingen 2018

Stand per 31-12-2018

DGS BES-eilanden

2

0

0

0

1,0

1,0

0

1,0

2,0

Garantie TenneT

3

25,6

30,4

0

4,8

35,2

0

4,8

40,0

EKV

5

207,9

365,3

0

0

365,3

0

0

365,3

Seno-Gom

5

25,0

12,5

– 12,5

0

0

0

0

0

                   

Totaal

 

258,5

408,2

– 12,5

5,8

401,5

0

5,8

407,3

Beleidsartikelen 11 en 12 (Nationale Schuld)

In deze paragraaf wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten.

Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties (bedragen x € 1 mld.)1
 

2016

2017

2018

Omvang schuld aan het einde van het jaar

EMU-schuld

442

421

416

Staatsschuld (art. 11)

363

350

343

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 0,8

– 0,8

– 0,8

Interne schuldverhouding (art. 12)

– 12,4

– 6,5

2,4

Uitgaven en ontvangsten (+ is uitgave)

Relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

7,4

6,6

6,1

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Totaal rentelasten (art. 11 en 12)

7,2

6,4

6,0

Niet relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten derivaten

– 1,1

– 1,2

– 1,5

Voortijdige beëindiging derivaten

– 5,4

– 1,3

0,0

Voortijdige beëindiging schuld

0,3

0,0

0,0

1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Sinds september 2014 zijn nieuwe Europese boekhoudregels (ESA-2010) van kracht. De regels schrijven voor dat uitgaven en inkomsten uit derivaten niet langer meetellen in de bepaling van het EMU-saldo. De renteopbrengsten van derivaten zijn daarom sinds de begroting 2015 apart in deze tabel zichtbaar gemaakt.

De bovenstaande tabel geeft ook de interne schuldverhoudingen met aan de schatkist gelieerde instellingen weer, zoals decentrale overheden, RWT’s, Sociale Fondsen en agentschappen.

Het Agentschap van het Ministerie van Financiën (Generale Thesaurie) is sinds enkele jaren bezig om haar derivatenportefeuille te verkleinen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. De in 2017 beëindigde derivaten hadden een marktwaarde die positief was voor het Agentschap. Hierdoor is tot nu toe in 2017 ongeveer € 1,3 mld. ontvangen. Deze incidentele ontvangsten zorgen voor een verlaging van de staatsschuld. Omdat de derivatenportefeuille wordt afgebouwd, zijn de inkomsten en uitgaven als gevolg hiervan apart gepresenteerd in bovenstaande tabel («Voortijdige beëindiging derivaten»).

Belangrijkste mutaties rentekosten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2017 weergegeven.

Belangrijkste mutaties rentelasten sinds ontwerpbegroting 2017 (bedragen x € 1 mln.)1
 

artnr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

 

6.377

5.668

5.093

4.748

5.022

 

Mutaties

             

Bijstelling kassaldo

11

63

74

– 7

– 115

– 251

 

Bijstelling rekenrente

11

12

278

528

774

925

 

Effect van schulduitgifte

11

– 17

– 51

– 11

– 14

– 448

 

Bijstelling rentelasten interne schuldverhoudingen

12

– 9

5

49

145

224

 

Extrapolatie

           

5.626

Stand ontwerpbegroting 2018

 

6.427

5.974

5.652

5.538

5.473

5.626

1

Het betreft in deze tabel alleen rentelasten vaste en vlottende schuld; rentelasten derivaten zijn niet meegenomen.

De rentekosten voor de staatsschuld liggen voor een groot deel vast doordat er rente betaald wordt op leningen die in het verleden zijn uitgegeven. De omvang van deze kosten volgt uit de tekortontwikkeling en daarmee de schuldopbouw in het verleden, de toenmalige rentestanden en de keuzes in het financieringsbeleid en het risicomanagement. Voor de nieuw uit te geven schuld worden de rentekosten geraamd op basis van de rentetarieven uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau (CPB).

Mutaties in de geraamde rentekosten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het kassaldo. Een hoger geraamd kastekort heeft hogere geraamde rentekosten tot gevolg. In de tweede plaats zorgen bijstellingen van het geraamde rentepercentage voor mutaties in de geraamde rentekosten op toekomstige obligaties. Ten derde ontstaan mutaties bij het daadwerkelijk uitgeven van schuldpapier. Pas bij het daadwerkelijk uitgeven van schuld is bekend welk rentetarief exact betaald moet worden. Dit tarief kan afwijken waarmee tot dan toe in de raming rekening werd gehouden. Op dezelfde wijze heeft ook het afsluiten van derivaten een effect op de geraamde rente.

Hieronder wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten.

Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)

Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)

De omvang van de staatsschuld (artikel 11) ultimo 2018 bedraagt naar verwachting circa € 343 mld. De raming voor de rentekosten van de staatsschuld in 2018 bedraagt € 6,1 mld. Als ook de rentebaten uit derivaten en de rentebaten uit de interne schuldverhouding worden meegeteld, bedragen de geraamde rentekosten € 4,4 mld.

7

Met de BES-eilanden worden de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoeld. De BES-eilanden zijn een bijzondere gemeente van Nederland met de status van openbaar lichaam.

8

Seno staat voor Stichting economische samenwerking Nederland Oost-Europa en Gom voor Garantiefaciliteit opkomende markten.

Licence