Base description which applies to whole site

2. BELEIDSAGENDA

Beleidsagenda 2018

Nederland is een mooi land. Welvarend, met één van de meest concurrerende economieën ter wereld. We hebben een prettige en gezonde leefomgeving. Onze infrastructuur staat wereldwijd in de top-31 en onze kennis over innovatieve oplossingen op het gebied van water, klimaat, fiets en duurzame mobiliteit is overal ter wereld veelgevraagd.

Tegelijkertijd zijn we ook kwetsbaar en staan we voor grote uitdagingen. Onze energie moet duurzamer. Onze mobiliteit slimmer en groener. We moeten ons aanpassen aan klimaatverandering. Leefbare en bereikbare steden zijn allerminst vanzelfsprekend. En we willen naar een economie waarin afval niet bestaat. Daarbij zijn innovatie, kennis en creativiteit belangrijker dan ooit. Aandacht voor het milieu in combinatie met snel en veilig van A naar B. Beschermen tegen overstromingen, door te investeren in veiligheid én te zorgen voor nieuwe natuur. Tegenstellingen omzetten in oplossingen.

We bereiden Nederland voor op de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast en hittestress. We moeten hard werken om ons land bereikbaar te houden en ons vestigingsklimaat aantrekkelijk. We maken keuzes waar we onze woningen bouwen en hoe we verantwoord omgaan met onze natuurlijke omgeving.

Naar een beter Klimaat

Het klimaat- en energiebeleid staat hoog op de politieke agenda en is er brede overeenstemming over de urgentie van het vraagstuk. Het Nederlandse klimaat- en energiebeleid wordt mede bepaald door afspraken op mondiaal en Europees niveau. Zoals het klimaatakkoord van Parijs. Hieraan heeft de Europese Unie en ook Nederland zich gecommitteerd. Dit betekent een drastische beperking van de CO2-uitstoot. De klimaat- en energietransitie die hiervoor nodig is, vraagt een grote inspanning van zowel overheden als burgers en bedrijven. De opgave is complex en vraagt grote investeringen en innovatie. Bovenal is het een grote maatschappelijke opgave: de transitie grijpt direct in in ons dagelijks leven en leefomgeving. We kiezen hiervoor omdat we de stijging van de temperatuur op onze planeet binnen de perken willen houden. Er is een ambitieus en samenhangend pakket aan maatregelen nodig, gericht op een drastische reductie van de CO2-uitstoot. Alleen op die manier is een kostenefficiënte, economisch slimme en geleidelijke transitie mogelijk. Een groene agenda biedt hierbij ook economische kansen. De prijs van schone energie daalt snel. Klimaatbeleid schept nieuwe banen. De transitie is een innovatief proces dat de kracht van de Nederlandse economie en samenleving versterkt. Nauwe samenwerking met andere lidstaten blijft daarbij belangrijk. Niet alleen voor het klimaat, maar ook voor onze concurrentiekracht.

Momenteel wordt Rijksbreed gewerkt aan zogenaamde transitiepaden voor de volgende functionaliteiten: (i) kracht en licht (elektriciteit), (ii) lage temperatuurwarmte (gebouwde omgeving), (iii) hoge temperatuurwarmte (energie intensieve industrie), (iv) mobiliteit en (v) voedsel en natuur. Voor elk transitiepad wordt in kaart gebracht welke maatregelen nodig zijn en wat de innovatieopgave en kennisbehoefte is, om de doelstellingen voor 2030 en 2050 te kunnen realiseren. Hierbij wordt ook gekeken naar de ruimtelijke inpassing op land, zee of in de ondergrond. De transitiepaden stellen een komend kabinet in staat om de benodigde klimaat- en energietransitie nader vorm te geven.

Hierbij moeten de leefomgevingsaspecten een belangrijk aspect worden in energieprojecten, om groter draagvlak te verkrijgen. Tegelijk moet de energietransitie een belangrijker onderdeel worden in ruimtelijke plannen en onderdeel uit gaan maken van andere opgaven in de fysieke leefomgeving (op land en zee, boven en onder de grond). Hiervoor wordt samengewerkt met verschillende regio’s en met de VNG, UvW en het IPO in diverse pilots voor regionale energiestrategieën.

Daarnaast wordt bekeken op welke manier de transitie het best geborgd en georganiseerd kan worden. De samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling met de andere overheden en uitvoeringsorganisaties maakt hier een belangrijk onderdeel van uit, alsmede de betrokkenheid van bedrijven, burgers en andere belanghebbenden.

Naar een betere bescherming tegen overstromingen.

Het Parijse akkoord voorziet ook in maatregelen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, zoals een stijgende zeespiegel en toenemende wateroverlast. Nederland anticipeert hierop. Door de wijziging van de Waterwet op 1 januari 2017 gelden in Nederland nieuwe veiligheidsnormen. Daarvoor zullen onder meer primaire waterkeringen nieuwe normen opgelegd krijgen in 2050, en voor het rivierengebied zal verkend worden of dijkversterking en rivierruiming nodig is.

Met een kennisagenda voor de komende jaren zullen de onderwerpen worden aangegeven waarnaar onderzoek gewenst is om de waterveiligheid te realiseren en in stand te houden.

Wereldwijd kampen steden met opgaven rond waterveiligheid en waterzekerheid. Nederland heeft als stedelijke delta veel kennis en ervaring in huis en zet in op de bevordering van een proactieve en preventieve benadering van watergerelateerde risico’s. Een inzet die bijdraagt aan de koploperpositie van Nederland op het gebied van water en klimaat. Hiermee wordt de economische kracht van Nederland in het buitenland versterkt, met name rond adaptatie. Die inzet wordt verder versterkt met de oprichting van het Global Centre of Excellence on Climate Adaptation in Nederland.

Minder Wateroverlast/hittestress

Het klimaat verandert en een groot deel van Nederland ligt (nu al) onder de zeespiegel. Het is belangrijk ons land minder kwetsbaar te maken voor extreme weersomstandigheden en voor de gevolgen van wateroverlast, droogte en hittestress. Die kunnen namelijk zorgen voor frequentere uitval van energie-, telecom- en IT-voorzieningen en een toename van infecties en allergieën. Met het Deltaprogramma en het programma Ruimte voor de Rivier werken we al jaren aan klimaatadaptatie.

Nieuwe thema’s als droogte en hittestress verdienen echter nadrukkelijker aandacht. Gelukkig zien steeds meer partijen in dat adaptatie noodzakelijk is. Zo presenteerden de VNG, IPO en UvW begin 2017 gezamenlijk een investeringsagenda waarin klimaatadaptatie één van de drie prioriteiten is. Eind 2016 heeft het ministerie hiervoor ook de Nationale Klimaatadaptatiestrategie aan de Tweede Kamer aangeboden. Er is in kaart gebracht hoe Nederland zich kan aanpassen aan klimaatverandering. Uitvoering van acties en de resultaten daarvan vinden hun weg naar het Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie.

Op het gebied van ruimtelijke adaptatie met betrekking tot water – de ruimtelijke inrichting aanpassen aan het veranderende klimaat – wordt er door IenM gewerkt binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA), waarvoor verschillende middelen worden ingezet, zoals een stimuleringsprogramma, een citydeal en Living Labs. Maar we zijn er nog niet en er zijn nog veel uitdagingen. Daarom verschijnt op Prinsjesdag 2017 tevens het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (onderdeel van het Deltaprogramma), als onderdeel van het Deltaprogramma 2018.

Naar Schonere lucht

De afgelopen jaren is de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd. Er resteren nog enkele hardnekkige knelpunten in bepaalde gebieden, zoals die waar zich intensieve veehouderij bevindt (fijnstof) en in enkele binnenstedelijke gebieden (NO2). Daarom wordt de NSL-aanpak voortgezet. Ook wanneer de knelpunten zijn opgelost, kunnen zich gezondheidsrisico’s voordoen vanwege luchtverontreiniging. Het streven is een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zo wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden2. In overleg met andere overheden, belangenorganisaties en bedrijfsleven zal hiertoe in 2018 een nieuw luchtkwaliteitplan worden opgesteld.

Naar schoner water

De waterkwaliteit is in grote delen van het land de afgelopen jaren duidelijk verbeterd, maar onvoldoende om alle doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te halen. Daarom geven overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten met de op 16 november 2016 ondertekende Intentieverklaring Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater een extra impuls om de waterkwaliteitsdoelen te halen. De prioriteiten zijn nutriënten en mest, gewasbeschermingsmiddelen en het opkomende probleem van medicijnresten in water, daarnaast wordt ingezet op de inrichting van de grote wateren, de bronnen voor drinkwater, de relatie met microplastics en voldoende zoetwater. Dit varieert van maatregelen op het boerenerf tot extra inzet bij de rioolwaterzuivering.

Slimme en duurzame Mobiliteit

Nederland kent een sterke infrastructuur met grote Mainports, goede achterlandverbindingen per water, fijnmazig spoornetwerk en wegennetwerk van wereldkwaliteit. Deze maken de groei van mobiliteit van personen en goederenvervoer mogelijk en dragen daarmee bij aan de economische ontwikkeling van Nederland. Dit is mede dankzij de investeringen die de afgelopen jaren zijn gedaan. De toenemende vraag naar mobiliteit, veranderende economische structuren en een sterkere urbanisatie blijven ons uitdagen om de bereikbaarheid op orde te houden.

Figuur: mobiliteitsontwikkeling in miljard reizigerskilometers, cumulatief.

Figuur: mobiliteitsontwikkeling in miljard reizigerskilometers, cumulatief.

Inzet op innovatie, verduurzaming en verkeersveiligheid

Om Nederland in beweging te houden hebben we nieuwe formules nodig. Formules waarbij we niet alleen bestaande infrastructuur uitbreiden maar ook nieuwe, slimmere vormen van reizen introduceren. Mensen willen zo efficiënt en comfortabel mogelijk van A naar B en daarbij soepel overstappen tussen verschillende vervoermiddelen. Welk vervoermiddel dat is, wordt steeds minder van belang. Mobiliteit wordt een dienst. Ook in het goederenvervoer wordt meer en meer gedacht in multimodale corridors.

Deze transities gaan samen met de eerste stappen in de ontwikkeling van zelfrijdende auto’s, E-Bikes en speed pedelecs, smart shipping, drones maar ook verder in de toekomst liggende ontwikkelingen als de hyperloop. De aandacht voor energieneutrale en duurzame infrastructuur en vervoermiddelen zal daarbij verder toenemen. Als overheid, uitvoeringsorganisaties en inspectie moeten we zorgen dat we klaar zijn voor deze ontwikkelingen en onze infrastructuur en regelgeving hier tijdig op aanpassen. Daarbij draagt het actief inzetten op deze ontwikkelingen bij aan de bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid en biedt het kansen voor de nationale economie. Dit doen we bijvoorbeeld met het uitvoeren van de «Declaration of Amsterdam» en de acties in het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei. Zo wordt ingezet op de doorontwikkeling van zelfrijdende voertuigen en een nieuwe brandstoffenmix met biobrandstoffen, waterstof en elektrisch.

In het goederenvervoer en de logistiek werkt IenM met veel partijen samen aan innovatie en verduurzaming. De organisatie van bedrijfsleven, kennisinstellingen, en overheden, in de topsector logistiek, zetten we steeds meer in voor een samenhangende aanpak van maatschappelijke uitdagingen zoals emissievrije stadslogistiek, betere bereikbaarheid en versterking van vestigingsklimaat en internationale concurrentiepositie. Verduurzaming van het goederenvervoer over water en door de lucht vergt tevens internationale afspraken. Nederland blijft zich daarom in internationaal verband inzetten voor het terugdringen van de uitstoot van zeeschepen, binnenvaartschepen en luchtvaart. Ook na het principebesluit van de internationale maritieme organisatie voor een strenge mondiale zwavelnorm in 2020, een nieuwe stikstofdioxidenorm in 2021 en voor de luchtvaart op afspraken voor een mondiaal systeem voor CO2 reductie zoals overeengekomen in Montreal eind 2016.

Naast duurzaamheid en technologische innovatie ziet IenM ook nieuwe vraagstukken op het gebied van veiligheid. Mensen nemen tot op steeds hogere leeftijd deel aan het verkeer en weggebruikers moeten wennen aan nieuwe innovaties. Afgelopen jaren hebben we helaas een stijging in het aantal verkeersdoden gezien. Daarom komt er in 2018 een nieuw Strategisch plan om de volgende stap in verkeersveiligheid te kunnen zetten. Wat betreft de spoorwegen is de inzet te komen tot een Programmabeslissing ERTMS waarmee de realisatiefase start: ERTMS zorgt voor een veiliger spoor, én biedt ook potentiële voordelen op het gebied van betrouwbaarheid, snelheid, capaciteit en grensoverschrijdend treinverkeer.

Op orde houden van de netwerken

Essentieel voor de bereikbaarheid van Nederland blijft het op orde houden van de capaciteit van onze infrastructuur. Vanwege intensief gebruik en veroudering van het netwerk zal in de komende jaren flink geïnvesteerd worden in renovatie en vervanging van kunstwerken om de infrastructuur beschikbaar te houden voor de gebruiker. Op de korte termijn leidt de toename van het aantal verplaatsingen tot een afname van de betrouwbaarheid van reistijden. Daarom wordt o.a. de werkwijze van Beter Benutten na 2017 voortgezet. Zo wordt met de regio’s gewerkt aan een gerichte aanpak voor de korte termijn (2018–2021) die een bijdrage moet leveren aan de oplossing van de stedelijke bereikbaarheidsvraagstukken, maar ook aan de ontwikkeling van nieuwe vervoersconcepten en de reductie van de CO2 uitstoot. Gegeven de opgave is de verwachting dat het vooral zal gaan om thema’s op het gebied van ITS, logistiek, de mobiliteitssector (Mobility as a Service), duurzame mobiliteit en maximaal gebruik van de fiets.

Figuur: ontwikkeling per vervoerwijze naar aantal verplaatsingen (links) en kilometers (rechts) 2014–2040

Figuur: ontwikkeling per vervoerwijze naar aantal verplaatsingen (links) en kilometers (rechts) 2014–2040

In 2017 is de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) opgeleverd, waarin een integraal beeld van de toekomstige ontwikkeling van vraag en aanbod op het gebied van verkeer en vervoer wordt gegeven. De nieuwe NMCA laat zien dat ook op de lange termijn op al onze netwerken de vraag blijft toenemen, zowel bij hoge als lage groei. De belangrijkste knelpunten gaan zich voordoen in en tussen de grote steden en op de goederencorridors. Om deze groei te kunnen faciliteren en vervoersknelpunten te voorkomen is het belangrijk om het MIRT onverkort uit te voeren. In toenemende mate worden hierbij opgaven integraal onderzocht en uitgewerkt, met als voorbeeld de programma-aanpak van de bereikbaarheid van de noord- en zuidvleugel van de Randstad en in Zuid Nederland (SmartwayZ.NL). Daarbij vindt de voorbereiding van hoogfrequent rijden («spoorboekloos rijden») op de eerste corridor uit het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) plaats, namelijk de corridor Amsterdam – Eindhoven. Dit is de eerste stap waarmee PHS operationeel wordt. Ook onderzoeken we, in vervolg op de actieagenda Schiphol, hoe we gezien de grote groei van de luchtvaart en de capaciteitsontwikkeling de concurrentiepositie van Schiphol kunnen behouden en versterken op een innovatieve, duurzame en veilige manier. Mede doordat de maximaal toegestane 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020 in zicht komen, wordt voorbereid op de gevolgen van de groei voor onder meer veiligheid, hinder voor de omgeving, de grensbewaking en de infrastructuur van de luchthaven. Zo wordt bijvoorbeeld hard gewerkt aan de openstelling van Lelystad Airport in april 2019.

Circulaire Economie: duurzaam omgaan met grondstoffen

Circulaire Economie: duurzaam omgaan met grondstoffen

Het Rijk heeft de ambitie om te komen tot een reductie van het nationale verbruik van primaire grondstoffen van 50% in 2030, als tussenstap naar een volledig circulaire economie in 2050. Strategische doelen daarbij zijn:

  • Niet-duurzame grondstoffen vervangen door duurzame grondstoffen;

  • Producten en grondstoffen langer in gebruik houden;

  • Ontwikkelen en toepassen van nieuwe circulaire producten en diensten.

  • In januari 2017 ondertekenden 180 partijen het Grondstoffenakkoord. Het was het startschot om samen met bedrijven, kennisinstellingen, andere overheden, milieu- en vakbeweging uit te werken hoe we de Nederlandse economie in de toekomst kunnen laten draaien op herbruikbare grondstoffen. Dit jaar stellen we voor de prioriteiten biomassa, voedsel, kunststoffen, maakindustrie bouw en consumptiegoederen concrete plannen vast. Dat wil zeggen: de stappen die we zetten om te komen tot een volledig circulaire economie in 2050. Vanaf 2018 gaan de plannen in uitvoering, worden de voortgang en de effecten nauwkeurig gevolgd en wordt waar nodig bijgestuurd. Het ministerie zet zich daarnaast in voor een ambitieus Europees beleid op dit vlak.

Uitbanning van Schadelijke stoffen

Sommige stoffen willen we juist zo snel mogelijk uitfaseren uit de economie. Asbest is bijvoorbeeld zo’n stof. Daarom is in december 2016 het actieprogramma Programmatische aanpak asbestdaken aangeboden aan de Tweede Kamer. Met dit plan wordt de sanering versneld op gang gebracht. Vanuit het Rijk wordt de subsidieregeling verwijdering asbestdaken gecontinueerd.

Nederland werkt daarnaast in de EU aan een gezamenlijke aanpak van gevaarlijke stoffen, gericht op versnelling en completering van het stoffenbeleid (hormoonverstorende stoffen, cumulatieproblematiek, nanovorm van stoffen). Ook werken overheid, bedrijfsleven en wetenschap samen in het programma Duurzame Veiligheid 2030. Doel van het programma is te komen tot een vitale chemische sector in een veilige omgeving in 2030.

Naar een eenvoudiger omgevingsrecht

De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. «Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit» is het motto. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijke regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. Het nieuwe stelsel biedt de instrumenten en flexibiliteit om toekomstige maatschappelijke opgaven in de leefomgeving te verwezenlijken. De transitie naar duurzame energie, de verandering van het klimaat en de opgaven in krimpgebieden vragen om moderne, inzichtelijke regelgeving die snelheid en zorgvuldigheid combineert. Dit doet het Kabinet door deze uitgangspunten die in de Omgevingswet zijn vormgegeven verder uit te werken in de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. En door de digitale ondersteuning van de Omgevingswet te realiseren.

Implementatie

De implementatie van de Omgevingswet is een grote opgave voor de overheden en uitvoeringsorganisaties en essentieel voor het behalen van de doelen van de stelselherziening. Daarom hebben het Rijk, de VNG, het IPO en de UvW in 2015 in een bestuursakkoord afgesproken hier samen een interbestuurlijk programma voor op te zetten.

Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is de digitale ondersteuning van de Omgevingswet. Het DSO is een geordend en verbonden geheel van afspraken, ICT-voorzieningen, registraties gegevensverzamelingen en bronnen. Met dit systeem kunnen initiatiefnemers, belanghebbenden en bevoegd gezag de informatie raadplegen die zij nodig hebben bij het gebruik van de Omgevingswet. Het DSO wordt gefaseerd gerealiseerd. Bij inwerkingtreding van de wet kunnen vergunningen digitaal worden aangevraagd, meldingen digitaal worden gedaan en is er een voorziening waarmee burgers en bedrijven omgevingsdocumenten kunnen raadplegen

Naar een Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De stijgende bevolking, de blijvende vraag naar mobiliteit en de benodigde klimaattransitie hebben allemaal een ruimtebeslag en vragen daarom om keuzes. De nieuwe Omgevingswet verplicht het rijk een omgevingsvisie op te stellen. Deze Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de integrale langetermijnvisie (2030–2050) van het Rijk over de noodzakelijke en de gewenste ontwikkeling naar een duurzame fysieke leefomgeving. De NOVI moet leiden tot afspraken over de noodzakelijke en gewenste vernieuwingen in de fysieke leefomgeving. Dit doen we, door voor de lange termijn doelen te stellen en deze door te vertalen naar de concrete plannen en projecten voor de kortere termijn. Dit doet de overheid niet alleen, maar samen met alle betrokken overheden en andere maatschappelijke organisaties.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de Eerste suppletoire begroting 2017. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage te vinden.

Bedragen x € 1.000

art.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023–2030

2031

Stand ontwerpbegroting 2017

 

7.994.424

8.340.964

8.449.547

8.592.153

8.798.264

8.846.671

   

Nota's van wijziging

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2017

 

– 122.656

186.060

367.566

128.943

128.549

128.811

Stand 1e suppletoire begroting 2017

 

7.871.768

8.527.024

8.817.113

8.721.096

8.926.813

8.975.482

Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII

 

– 410.680

– 96.365

– 81.220

55.323

19.877

21.979

 

Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII

                 

1

Bijdrage eID

div.

0

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 13.372

– 1.899

2

MOC Kustwacht

26

– 1.504

– 6.059

– 6.809

– 7.362

– 6.852

– 6.096

– 38.559

– 3.165

3

Wind op zee

26

5.501

4.368

3.345

4.533

       

4

Zoetwatermaatregelen

26

– 9.458

– 9.690

– 12.397

         

5

Kasschuif aardobservatie

23

 

5.000

   

– 5.000

     

6

DBFM conversies

26

– 270.680

– 73.838

– 62.051

60.890

34.566

30.770

227.744

26.382

7

Overboekingen GF/PF/BCF

                 
 

– Grensoverschrijdend Spoorvervoer

26

– 9.458

             
 

– Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn

26

– 146.881

             
 

Diversen

div.

9.905

– 14.146

– 1.308

– 738

– 837

– 695

   
 

Overige mutaties Hoofdstuk XII

                 

8

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

                 
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

– 8.000

– 10.000

– 10.000

– 9.500

– 5.930

     
 

– waarvan Deltafonds

26

8.000

10.000

10.000

9.500

5.930

     

9

Eenvoudig Beter – externe inhuur

                 
 

– waarvan dekking uit apparaatsuitgaven

98

– 1.500

             
 

– waarvan dekking uit nominaal en onvoorzien

99

– 6.000

             
 

– overboeking van XII naar IF

26

7.500

             
 

– overboeking van IF naar XII

26

 

– 5.000

– 2.500

         
 

– apparaatsuitgaven kerndepartement

98

 

5.000

2.500

         

10

Caribisch Nederland – havenprojecten

18

 

8.705

           
   

26

 

– 8.705

           

11

Schadeclaims Schiphol

17

2.000

             

12

ABP pensioenpremie

99

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

– 8.384

   
 

– Infrastructuurfonds

26

3.912

3.912

3.912

3.912

3.912

3.912

31.296

3.912

 

– Deltafonds

26

1.195

1.195

1.195

1.195

1.195

1.195

9.560

1.195

 

– Hoofdstuk XII

div.

3.277

3.277

3.277

3.277

3.277

3.277

   

13

Loon- en prijsbijstelling

99

– 103.719

– 115.227

– 114.908

– 116.731

– 117.958

– 118.518

   
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

66.079

73.460

73.636

74.632

73.147

75.033

600.264

75.033

 

– waarvan Deltafonds

26

10.720

13.825

13.698

14.622

16.577

15.220

121.760

15.220

 

– waarvan Hoofdstuk XII

div.

26.920

27.942

27.574

27.477

28.234

28.265

   

14

Eindejaarsmarge

99

– 17.805

             

15

Thermphos

99

27.700

             

Stand ontwerpbegroting 2018

 

7.461.088

8.430.659

8.735.893

8.776.419

8.946.690

8.997.461

Ad 1. Door het Ministerie van BZK is in kaart gebracht dat voor de stelselkosten van het programma eID structureel € 16 miljoen is benodigd vanaf 2018. Dit betreft de totale bijdrage vanuit Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Ad 2. De ministeries van IenM, VenJ, EZ, Financiën en Defensie investeren in een Maritiem Operatiecentrum (MOC) voor de Kustwacht. Bij Begroting 2018 worden middelen overgeheveld naar het Ministerie van Defensie. Dekking vindt plaats uit artikelonderdeel 18.11 op het IF. Artikel 26 op Hoofdstuk XII is het voedingsartikel voor de fondsen, daarom loopt deze overboeking via artikel 26.

Ad 3. In het kader van het project Wind op Zee worden er middelen overgeheveld van het Ministerie van EZ naar het Deltafonds (middels het voedingsartikel 26 Hoofdstuk XII). Dit project is onderdeel van de energietransitie naar duurzame energie-bronen in Nederland waarbij windparken op zee worden gebouwd.

Ad 4. Ten behoeve van de uitvoering van Zoetwatermaatregelen door provincies worden voor de jaren 2017 tot en met 2019 middelen overgeheveld naar het Provinciefonds. De BTW componenten voor deze jaren, gekoppeld aan betreffende maatregelen, worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds

Ad 5. Dit betreft een kasschuif om de (tijdelijk) gestegen contributie EUMETSAT op te kunnen vangen. Op basis van een actuele raming van EUMETSAT is een kasschuif (à € 5 miljoen) van 2021 naar 2018 nodig om de budgettaire reeks in overeenstemming met de programmering te krijgen. Het KNMI kan dit niet via de balanspost opvangen, omdat deze in 2016 significant is afgenomen. Middels een generale kasschuif wordt dit gefaciliteerd.

Ad 6. Bij Begroting 2018 worden een aantal DBFM conversies verwerkt. Dit betreft de projecten A27/A1 Utrecht – Eemnes – Bunschoten, Capaciteitsuitbreiding Sluis Eefde, N18 Varsseveld – Enschede en SAA A6 Almere. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen. Daarnaast wordt het niet DBFM gedeelte van Aanleg naar Geïntegreerde Contractvormen overgeheveld vanuit het oogpunt van integrale verantwoording van het project.

Ad 7. Dit betreft overboekingen naar het Provinciefonds, het Gemeentefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP) (€ 147 miljoen) en Grensoverschrijdend Spoorvervoer (€ 9 miljoen).

Ad 8. Bij de Begroting 2018 worden op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor de Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en tranchegewijs naar Hoofdstuk XII overgeheveld waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord. Dekking vindt plaats uit artikelonderdeel 18.11 op het IF. Dit betreft de overheveling van het aandeel op het Infrastructuurfonds naar het Deltafonds. Artikel 26 op Hoofdstuk XII is het voedingsartikel en daarom loopt de overboeking via dit artikel.

Ad 9. Ten behoeve van externe inhuur bij het Wetgevingstraject van de Omgevingswet wordt er bij Begroting 2018 in totaal € 7,5 miljoen overgeboekt van Hoofdstuk XII naar het IF in 2017. Deze middelen zijn benodigd in 2018 en 2019. Daarom wordt dit middels een kasschuif in de juiste jaren gezet.

Ad 10. Voor de havenprojecten Caribisch Nederland is een reservering van € 12 miljoen vanuit de investeringsruimte Vaarwegen getroffen. Bij Begroting 2018 wordt € 8,7 miljoen overgeheveld naar Hoofdstuk XII ten behoeve van de realisatie van de renovatie van haveninfrastructuur op Bonaire.

Ad 11. Om kosten te kunnen dekken voor onder andere (schade)claims en de isolatie van woningen, die ontstaan door overvliegende vliegtuigen, worden er bij (regionale) luchtvaartmaatschappijen middels heffingen gelden geïnd. Dit betreft de kosten ten behoeve van schadeclaims Schiphol.

Ad 12. Per 1 januari 2017 heeft het ABP de pensioenpremie verhoogd. De middelen die ter compensatie van de pensioenpremiestijging aan de begroting Hoofdstuk XII zijn toegevoegd, worden toegedeeld naar de diverse artikelen op Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 13. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 14. Bij de Eerste suppletoire begroting was de eindejaarsmarge 2016 al toegekend en (voorlopig) technisch op artikel 99 geplaatst. Deze mutatie betreft de toedeling aan de diverse artikelen.

Ad 15. Het Rijk reserveert € 27,7 miljoen voor de complexe sanering van het Zeeuwse industrieterrein Thermphos in Zeeland, naar aanleiding van het advies van de Commissie onderzoek sanering Thermphos (TK 29 826, nr. 90). Een bijdrage is voorwaardelijk aan het bereiken van een totaalakkoord met de provincie Zeeland en het havenbedrijf, waarbij zij eenzelfde financiële bijdrage leveren. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu treedt op als beleidsverantwoordelijk departement namens het Rijk, waarbij de onafhankelijkheid van de toezichthouder wordt geborgd.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming

Op verzoek van de Tweede Kamer wordt inzicht gegeven in de niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit in de begroting beter inzichtelijk gemaakt en valt af te leiden welk deel van de geraamde uitgaven budgettair-technisch gezien beschikbaar is voor alternatieve besteding. Het percentage en het bedrag niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel worden bepaald op basis van het percentage «juridisch verplicht» uit de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen. In de kolom «Bestemming van de niet juridische verplichte uitgaven» wordt het niet verplichte bedrag opgesplitst naar de bestemming van de uitgaven.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x € 1.000)

Art. nr.

Naam artikel

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

11

Integraal waterbeleid

(€ 44.986)

€ 39.964 (89%)

€ 5.022

(11%)

• € 973 voor opdrachten algemeen waterbeleid (watereducatie, watercoalitie, bijdrage OLO, doelmatig waterbeheer en Publiekscampagne Ons Water).

• € 606 voor opdrachten ter ondersteuning van water internationaal.

• € 425 voor opdrachten waterveiligheid.

• € 1.272 voor opdrachten waterkwaliteit.

• € 418 voor opdrachten op het gebied van grote oppervlakte wateren.

• € 1.328 voor overige uitgaven.

13

Ruimtelijke ontwikkeling

(€ 131.496)

€ 125.618

(96%)

€ 5.878

(4%)

• € 942 voor opdrachten ruimtelijk beleid (krimp, stedelijke herverkaveling, grondeigendom).

• € 979 voor opdrachten ruimtelijk ontwerp (werkprogramma college van Rijksadviseurs, Gouden Piramide, Atelier Making Projects).

• € 275 voor opdrachten Klimaat adaptatieGeo informatie.

• € 548 voor opdrachten Geo informatie.

• € 241 voor aardbevingsdossier Groningen/programma’s Utrecht en Brainport Eindhoven/ Metropool Amsterdam/ Wonen en Vliegen.

• € 679 voor opdrachten Drinkwater en waterketen.

• € 1.251 voor opdrachten Bodem en Energie.

• € 163 NEN normering en Milieu Effecten Rapportage.

• € 800 voor het nader uitwerken van de uitgangspunten van de Omgevingswet in uitvoeringsregelgeving en – wetgeving.

14

Wegen en verkeersveiligheid

(€ 36.725)

€ 29.734

(81%)

€ 6.991

(19%)

• € 1.054 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. wegmaatregelen, het verduurzamen van mobiliteit en ERRU.

• € 1.900 voor opdrachten Beter Benutten voor diverse onderzoeken, communicatie, gedrag en vraagbeïnvloeding, fietsbeleid en Intelligente Transport Systemen.

• € 4.037 voor diverse onderzoeken verkeersveiligheid en verkeersveiligheidcampagnes.

16

Openbaar Vervoer en Spoor

(€ 18.622)

€ 15.813

(85%)

€ 2.809

(15%)

• € 500 voor het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV).

• € 200 voor Taken werkagenda Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) OV-Chipkaart.

• € 300 voor het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van beheer- en vervoerconcessie.

• € 1.809 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda (LTSA), toegankelijkheid en het creëren van een gelijk speelveld van het Openbaar Vervoer.

17

Luchtvaart

(€ 15.162)

€ 12.352

(81%)

€ 2.810

(19%)

• € 2.810 voor diverse opdrachten/onderzoeken m.b.t. luchtvaartveiligheid, luchthavenontwikkeling, luchtverkeer en economie en luchtvaartpolitiek.

18

Scheepvaart en Havens

(€ 25.396)

€ 24.211

(95%)

€ 1.185

(5%)

• € 1.185 voor opdrachten en onderzoeken Scheepvaart en Havens met betrekking tot bevorderen duurzame binnenvaart, vernieuwen internationale regelgeving, Caribisch Nederland activiteiten en onderzoek naar klimaat, luchtkwaliteit en duurzame zeevaart.

19

Klimaat

(€ 66.915)

€ 62.683

(94%)

€ 4.232

(6%)

• € 173 uitvoering klimaatagenda.

• € 46 uitvoering industrie.

• € 26 incidentele subsidies klimaat.

• € 588 vrijwillige bijdragen aan (inter)nationale organisaties.

• € 128 cofinanciering Interreg.

• € 300 diverse internationale missies.

• € 603 uitvoering HGIS.

• € 118 uitvoering niet-HGIS.

• € 2.250 DGMI-brede projecten.

20

Lucht en Geluid

(€ 34.729)

€ 33.729

(97%)

€ 1.000

(3%)

• € 1.000 Uitvoering Slimme Gezonde Stad.

21

Duurzaamheid

(€ 19.719)

€ 16.125

(82%)

€ 3.594

(18%)

• € 218 uitvoering Duurzaamheids-instrumentarium.

• € 3.204 uitvoering duurzame productketens.

• € 172 uitvoering Natuurlijk Kapitaal.

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

(€ 34.937)

€ 30.049

(86%)

€ 4.888

(14%)

• € 1.831 Uitvoering Veiligheid Chemische Stoffen.

• € 1.161 Uitvoering veiligheid inrichtingen en bedrijven.

• € 1.405 Uitvoering Veiligheid Bedrijven en Transport.

• € 491 diverse subsidies.

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

(€ 50.508)

€ 50.508

(100%)

€ 0

(0%)

24

Handhaving en toezicht

(€ 103.314)

€ 103.314

(100%)

€ 0

(0%)

25

Brede doeluitkering

(€ 881.588)

€ 881.588

(100%)

€ 0

(0%)

26

Bijdrage investeringsfondsen

(€ 6.595.335)

€ 6.595.335

(100%)

€ 0

(0%)

Totaal

€ 8.059.432

€ 8.021.023

€ 38.409

Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

 

realisatie

 

planning

         

Artikel

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Geheel artikel?

Artikel 11 Waterkwantiteit

         

X

 

Ja

Waterkwaliteit

               

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

       

X

   

Ja

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

 

X

         

Ja

Artikel 16 Openbaar vervoer en Spoor

   

X

       

Ja

Artikel 17 Luchtvaart overig

 

X

         

Ja

Artikel 18 Scheepvaart en havens

X

         

X

Ja

Artikel 19 Klimaat

   

X

       

Ja

Artikel 20 Lucht

     

X

     

Nee

Artikel 20 Geluid

         

X

 

Nee

Artikel 21 Duurzaamheid

       

X

   

Ja

Artikel 22 Externe veiligheid en risico’s

   

X

       

Ja

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

     

X

     

Ja

Artikel 24 Handhaving en toezicht

     

X

     

Ja

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid wordt bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van beleidsartikel 24 betreft de keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt.

Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen staat op de website van de Rijksbegroting3. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 5 Evaluatie en overig onderzoek.

Overzicht risicoregelingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Bij het Ministerie van IenM is sprake van twee van dergelijke garantieregelingen: het borgstellingskrediet Bodemsanering MKB. Daarnaast is het kabinet bereid tot een garantstelling Winair.

Het borgstellingkrediet Bodemsanering MKB betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering aan te vragen. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van deze evaluatie in 2016 beëindigd. In 2018 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 397.000. De garanties Bodemsanering MKB lopen af naar nul over de looptijd tot en met 2027.

Het kabinet is – met inachtneming van het toetsingskader risicoregelingen – bereid om in 2018 een garantstelling te verlenen aan luchtvaartmaatschappij Winair. Het gaat om een garantstelling voor een lening van maximaal € 23 mln. Winair is bezig met het vervangen van een aantal vliegtuigen in haar vloot, waarvoor externe financiering moet worden aangetrokken. Winair zorgt voor duurzame, frequente, veilige en betaalbare verbindingen naar St. Eustatius en Saba. Momenteel wordt deze garantstelling nader uitgewerkt, op basis van genoemde toetsingskader. Wanneer hierover volledige overeenstemming is met betrokken partijen, wordt uw Kamer hierover per brief nader geïnformeerd, inclusief het toetsingskader risicoregelingen.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Garantie-plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 13

MKB Krediet

436

0

0

397

0

0

397

0

0

0

Artikel 17

Winair

0

0

0

0

23.000

0

23.000

0

0

01

 

Totaal

436

0

0

397

23.000

0

23.397

0

0

0

1

De risicovoorziening van € 11,5 miljoen is getroffen op het Infrastructuurfonds

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

2016

Ontvangsten 2016

Stand risicovoorziening 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Stand risicovoorziening 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Stand risicovoorziening 2018

Saldo 2018

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 17

Winair

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

01

0

 

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

De risicovoorziening van € 11,5 miljoen is getroffen op het Infrastructuurfonds

Licence