Base description which applies to whole site

1. Verdiepingshoofdstuk

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

8.152

8.152

8.152

8.255

9.674

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

Nieuwe mutaties:

           

Extrapolatie grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning, Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap en vermoedelijke opvolger van de Koning

9.674

Nominale bijstelling grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning en Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

202

202

202

202

202

Nominale bijstelling grondwettelijke uitkering vermoedelijke opvolger van de Koning

2

37

37

Stand ontwerpbegroting 2019

8.152

8.354

8.354

8.459

9.913

9.913

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

Nieuwe mutaties:

           

Stand ontwerpbegroting 2019

0

0

0

0

0

0

De raming over 2019 is als volgt samengesteld:

Grondwettelijke uitkeringen in 2019 (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

 

Inkomen

Personele en materiële uitgaven

 

De Koning

926

4.861

5.787

De echtgenote van de Koning

367

633

1.000

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

523

1.044

1.567

Totaal

1.816

6.538

8.354

Grondwettelijke uitkeringen in 2021, 2022 en later

Op 7 december 2021 bereikt de Prinses van Oranje de leeftijd van achttien jaar. Conform de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis ontvangt zij als vermoedelijke opvolger van de Koning vanaf dat moment een grondwettelijke uitkering. Op jaarbasis bedraagt de uitkering voor de vermoedelijke opvolger van de Koning in totaal € 1.559.000, waarvan € 275.000 de A-component (de inkomenscomponent) en € 1.284.000 de B-component (voor personele en materiële uitgaven) betreft. Naar rato vanaf de datum van 7 december 2021 betekent dit een grondwettelijke uitkering van € 105.000 in het jaar 2021, waarvan € 18.000 de A-component en € 87.000 de B-component betreft.

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

28.287

28.288

28.288

28.288

28.288

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

626

626

626

626

626

626

Nieuwe mutaties:

           

Extrapolatie

28.288

Stand ontwerpbegroting 2019

28.913

28.914

28.914

28.914

28.914

28.914

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

7

Nieuwe mutaties:

           

Stand ontwerpbegroting 2019

7

0

0

0

0

0

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Raming over 2019 (bedragen x € 1.000)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

18.206

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

9.465

Materiële uitgaven faunabeheer

303

Uitgaven voor luchtvaartuigen

860

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

80

Totaal

28.914

Raming uitgaven voor luchtvaartuigen 2019 (bedragen x € 1.000)

Openbaar belang

Uren

Tarief

Bedrag

Inzet Regeringsvliegtuig1

 

variabel

419

Inzet Gulfstream KLu

 

variabel

66

Inhuur civiele helikopters

 

variabel

25

Inhuur civiele vliegtuigen

 

variabel

350

Totaal

   

860

1

In 2019 is het regeringsvliegtuig gedeeltelijk niet beschikbaar. Op basis van de raming van 2017 is een bedrag voor 2019 geraamd, dat zal worden ingezet voor inhuur.

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

5.845

5.847

5.850

5.851

5.851

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

177

138

138

138

138

138

Nieuwe mutaties:

           

Extrapolatie

5.851

Overboeking naar het Ministerie van Financiën bijdrage categoriemanagement

– 1

– 1

– 1

– 1

– 1

Stand ontwerpbegroting 2019

6.021

5.984

5.987

5.988

5.988

5.989

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

Nieuwe mutaties:

           

Stand ontwerpbegroting 2019

0

0

0

0

0

0

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2019. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Raming over 2019 (bedragen x € 1.000)
 

2019

Doorbelaste personele uitgaven

4.476

Doorbelaste materiële uitgaven

1.508

Totaal

5.984

waarvan RVD

1.594

waarvan Militaire Huis

1.898

waarvan Kabinet van de Koning

2.492

Licence