Algemeen
De opzet en structuur van de onderliggende suppletoire begroting voor Hoofdstuk XII is gebaseerd op de Rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 865, nr. 66) zijn in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2020 de onderstaande uniforme onder-grenzen opgenomen, welke worden gehanteerd bij het toelichten van de budgettaire gevolgen van beleid. De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan onderstaande tabel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
Vanuit het oogpunt van uniformiteit en transparantie wordt deze norm gehanteerd om mutaties toe te lichten bij de Eerste suppletoire begroting van 2020 van Infrastructuur en Waterstaat (XII). Dit houdt in dat artikelonderdelen en projecten, waarbij het verschil kleiner is dan de aangegeven norm niet worden toegelicht (tenzij deze beleidsmatig toch relevant zijn).
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen | Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen) | Technische mutaties (ondergrens in € miljoen) |
---|---|---|
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
Opbouw
Dit wetsvoorstel kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd. Dit wetsvoorstel is als volgt opgebouwd:
1. In de begroting(wet)staat zijn de wijzigingen op de begrotingsstaat van het jaar 2020 voor de begroting van Infrastructuur en Waterstaat (XII) opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de mutaties die op artikelniveau in de verplichtingen, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld bij deze Eerste suppletoire begroting.
2. In het overzicht in paragraaf 2.1 zijn de belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties opgenomen die leiden tot wijziging van de begroting 2020 (Kamerstukken II, 2019–2020, 35 300 XII, nr 1). Deze worden in deze paragraaf financieel en inhoudelijk toegelicht. Hiermee wordt de begroting op hoofdlijnen beschreven van dit wetsvoorstel.
3. In de artikelgewijze toelichting (paragraaf 3 beleidsartikelen en paragraaf 4 niet-beleidsartikelen) wordt inzicht gegeven in de mutaties op artikelonderdeelniveau die zijn opgenomen in de begrotingsstaat.
4. In de paragraaf agentschappen (zie paragraaf 5) staan de aanpas-singen in de exploitatie- en kasstroomoverzichten van de agentschap-pen.
Extracomptabele tabel met overzicht coronamaatregelen
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van corona-gerelateerde uitgaven die door IenW zijn genomen.
Art. | Naam maatregel/regeling | Kamerstuk | Bedrag verplichtingen | Bedrag uitgaven | Bedrag ontvangsten |
---|---|---|---|---|---|
14 | Garantstelling CBR t.b.v. waarborgen liquiditeit | 35475-XII | 27.000 | ||
16 | Lening Waddenveren | 35475-XII | 4.000 | 4.000 | 4.000 |
17 | Garantstelling ACNL t.b.v. waarborgen liquiditeit | 35475-XII | 200 | ||
17 | Garantstelling LVNL t.b.v. waarborgen liquiditeit | 35475-XII | 120.000 |
Agentschappen
De Regeling agentschappen en de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 laten enige ruimte voor interpretatie over de vraag wat als omzet moederdepartement van een baten-lastenagentschap kan of dient te worden aangemerkt. Het ministerie van Financiën heeft verplicht gesteld dat vanaf 2020 de post ‘omzet moederdepartement’ alleen die bijdragen dient te omvatten die bestaan uit door het agentschap geleverde en in rekening gebrachte producten/ diensten. Dit betekent dat de volgende bijdragen niet meer in de omzet terug komen:
a) bijdrage van de Moeder om de opbrengsten van het agentschap te ondersteunen doordat doorberekende tarieven gemaximeerd zijn (de zgn. ‘demping’).
b) bijdrage van de Moeder als tegemoetkoming in de bedrijfsvoeringskosten (die niet aan de opdrachtgevers worden doorberekend).
In de agentschapsparagrafen van RWS, KNMI en ILT is aangegeven of als gevolg van deze aanwijzing de wijze van presenteren van de omzet moederdepartement is aangepast.