In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de artikelen van Financiën en die van Nationale Schuld. In de verdiepingsbijlage wordt in meer detail ingegaan op de mutaties per artikel. Deze paragraaf bevat ook een overzicht van de begrotingsreserves.
Artikelen 1 tot en met 10 (Financiën)
Art. nr. | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2019 | 7.534.228 | 7.045.815 | 6.697.579 | 6.833.508 | 6.815.166 | ||
Mutatie incidentele suppletoire begroting 2019 | 744.396 | ||||||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 | 374.281 | 174.555 | 400.621 | 346.057 | 296.236 | ||
Belangrijkste mutaties | |||||||
Kapitaalinjectie Invest-NL | 3 | 50.000 | 330.000 | 330.000 | 330.000 | 330.000 | |
Aanpassing BCF | 6 | 194.794 | 200.960 | 200.960 | 201.026 | 201.026 | |
Individueel keuzebudget | 10 | 91.624 | |||||
Vertrekregeling | 1 | 79.800 | |||||
Distributie loon- en prijsbijstelling | 1 t/m 11 | 92.284 | 87.239 | 83.299 | 83.192 | 82.092 | |
Distributie loon- en prijsbijstelling | 10 | – 92.284 | – 87.239 | – 83.299 | – 83.192 | – 82.092 | |
Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning | 1,9 | 600 | 12.400 | 26.225 | 26.225 | 26.225 | |
IBRD | 4 | 25.871 | 2.101 | 1.948 | 1.516 | ||
Beheerst vernieuwen | 1 | 20.500 | 20.500 | 20.500 | 20.500 | ||
Overig & extrapolatie | – 15.306 | – 78.164 | – 5.055 | 2.707 | 11.060 | 7.673.488 | |
Stand ontwerpbegroting 2020 | 8.882.993 | 7.903.361 | 7.672.931 | 7.761.971 | 7.701.729 | 7.673.488 |
Toelichting
Kapitaalinjectie Invest-NL
Naar verwachting zal eind 2019 Invest-NL N.V. worden opgericht. Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-NL N.V. een kapitaalinjectie van € 1,7 mld. van de Staat.
Aanpassing BCF
Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensatiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.
Individueel keuzebudget
De introductie van het, in de cao rijk 2018–2020 afgesproken, individueel keuzebudget per 2020 leidt tot eenmalig hogere personele uitgaven. Het kabinet heeft besloten departementen te compenseren voor deze extra uitgaven.
Vertrekregeling
Er zijn voor de vertrekregeling Switch en bijbehorende premies, middelen overgeheveld van artikel 10 (Nog onverdeeld) naar artikel 1 (Belastingen).
Distributie loon- en prijsbijstelling
De jaarlijkse loon- en prijsbijstelling is verdeeld binnen de begroting.
Intensiveren witwassen, fraudebestrijding en ondermijning
De in de Voorjaarsnota 2019 aangekondigde middelen voor de aanpak van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning worden beschikbaar gesteld aan artikel 1 (Belastingen) en artikel 9 (Douane).
IBRD
De geraamde betalingsverplichting en het daarbij behorende uitgavenpatroon zijn bijgesteld n.a.v. de meest recente wisselkoersraming van het CPB. Daarnaast worden de betalingsverplichting en de uitgaven een jaar vervroegd doordat de aandeelhouders van de Wereldbank al in 2018 het besluit hebben genomen over de inleg van aanvullend kapitaal voor IBRD.
Beheerst vernieuwen
Naar aanleiding van het ingediende bestedingsplan personeel zijn in de begroting 2020 middelen overgeboekt vanuit de Aanvullende Post naar de begroting van het Ministerie van Financiën. Dit betreft budget om structureel de wervingsinspanning binnen de Belastingdienst te vergroten.
Art. nr. | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2019 | 2.389.062 | 2.409.558 | 2.216.864 | 2.256.481 | 2.623.181 | ||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2019 | 971.499 | 623.612 | 964.289 | 919.941 | 522.753 | ||
Belangrijkste mutaties | |||||||
Dividenden staatsdeelnemingen | 3 | 20.000 | |||||
DNB Winstafdracht | 3 | 790 | 63.000 | – 83.000 | 96.000 | 69.000 | |
Overig & extrapolatie | 8.036 | 4.916 | 4.657 | 4.657 | 3.102 | 3.179.215 | |
Stand ontwerpbegroting 2020 | 3.389.387 | 3.101.086 | 3.102.810 | 3.277.079 | 3.218.036 | 3.179.215 |
Toelichting
Dividenden staatsdeelnemingen
Naar aanleiding van definitieve winstcijfers van staatsdeelnemingen over 2018 wordt de raming voor het daarover in 2019 ontvangen dividend naar boven bijgesteld.
Winstafdracht DNB
Naar aanleiding van de meest recente winstraming van DNB wordt de raming voor de winstafdracht bijgesteld.
Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het Ministerie van Financiën (dus exclusief Nationale Schuld). De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belastingontvangsten en niet-belastingontvangsten.
Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)
Begrotingsreserves
Een begrotingsreserve is bestemd voor een concreet doel en kan in principe alleen voor dat doel worden gebruikt. Onderstaand overzicht geeft (het geraamd verloop van) de begrotingsreserves van het Ministerie van Financiën weer. In de betreffende artikelen worden de begrotingsreserves toegelicht.
Begrotingsreserve | Artikel | Stand per 1/1/2019 | Onttrekkingen 2019 | Toevoegingen 2019 | Stand per 1/1/2020 | Onttrekkingen 2020 | Toevoegingen 2020 | Stand per 31/12/2020 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Depositogarantiestelsel (DGS) BES-eilanden | 2 | 2 | 0 | 1 | 3 | 0 | 1 | 4 |
NHT-garantie1 | 2 | 0 | 0 | 0,875 | 0,875 | 0 | 0,875 | 1,75 |
TenneT | 3 | 40 | 0 | 4,8 | 44,8 | 0 | 3,2 | 48 |
Ekv | 5 | 389,7 | 0 | 0 | 389,7 | 0 | 0 | 389,7 |
Totaal | 431,7 | 0 | 6,675 | 438,375 | 0 | 5,075 | 443,45 |
Artikelen 11 en 12 (Nationale Schuld)
In onderstaande tabel wordt de verwachte EMU-schuld en staatsschuld aan het einde van 2019 en 2020 weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De cijfers van 2018 betreffen realisatiecijfers.
2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|
Omvang schuld aan het einde van het jaar | |||
EMU-schuld | 405,5 | 397,3 | 397,3 |
Staatsschuld (art. 11) | 330,5 | 321,7 | 320,3 |
Interne schuldverhouding (art. 12) | – 0,3 | – 0,4 | 5,8 |
Uitgaven en ontvangsten (+ = uitgave) | |||
Relevant voor het EMU-saldo | |||
Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11) | 6,0 | 5,4 | 4,8 |
Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12) | – 0,1 | – 0,1 | – 0,1 |
Totaal rentelasten (art. 11 en 12) | 5,9 | 5,3 | 4,7 |
Niet relevant voor het EMU-saldo2 | |||
Rentelasten derivaten | – 1,2 | – 1,1 | – 1,1 |
Voortijdige beëindiging derivaten | – 3,3 | – | – |
Voortijdige beëindiging schuld | 0,1 | – | – |
De EMU-schuld is de overheidsschuld. Preciezer gezegd: de bruto, dus uitstaande, schuld van de gehele collectieve sector. De staatsschuld is daar een onderdeel van en omvat alleen de schuld van de rijksoverheid. De staatsschuld wordt gefinancierd door het Agentschap van de Generale Thesaurie, onderdeel van het Ministerie van Financiën. De interne schuldverhouding geeft de schuldverhouding weer tussen de Staat en de instellingen die meedoen met het schatkistbankieren, zoals decentrale overheden, RWT’s, sociale fondsen en agentschappen.
Volgens de Europese boekhoudregels (ESA-2010) worden bij de berekening van het EMU-saldo alleen de rentelasten op schuldpapier meegenomen. Rentelasten op derivaten worden niet meegenomen in het EMU-saldo en worden daarom apart weergegeven.
Binnen het renterisicobeleid heeft het Agentschap de mogelijkheid om rentederivaten af te sluiten of voortijdig te beëindigen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. Doordat deze marktwaarde in de praktijk positief is voor de Staat, leiden deze voortijdige beëindigingen tot eenmalige ontvangsten die een verlagend effect hebben op de staatsschuld. Tegenover deze eenmalige baten, staan lagere verwachte rentebaten in toekomstige jaren.
Naar verwachting zullen in 2019 en 2020 zowel de staatsschuld als de bijbehorende rentelasten verder dalen.
Belangrijkste mutaties rentekosten
In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentelasten vanaf de ontwerpbegroting 2019 weergegeven.
Art. | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2019 | 5.491 | 5.596 | 5.678 | 5.945 | 5.286 | ||
Mutaties | |||||||
Bijstelling kassaldo | 11 | 2 | 22 | 40 | 92 | 158 | |
Bijstelling rekenrente | 11 | – 77 | – 650 | – 685 | – 776 | – 749 | |
Effect nieuwe schulduitgifte en vervroegde aflossingen | 11 | – 119 | – 151 | – 163 | – 173 | – 150 | |
Bijstelling rentelasten interne schuldverhouding | 12 | – 2 | – 71 | – 157 | – 178 | – 77 | |
Extrapolatie | 11 & 12 | 4.593 | |||||
Stand ontwerpbegroting 2020 | 5.295 | 4.746 | 4.713 | 4.910 | 4.468 | 4.593 |
De rentelasten op de staatsschuld (artikel 11) liggen bij het opstellen van de begroting al voor een groot deel vast. Immers, de meeste rente wordt betaald op leningen die in het verleden zijn afgesloten. Hoe verder vooruit, hoe groter de onzekerheid in de ramingen. De hoogte van de rentelasten die al vastliggen volgt uit de toenmalige rentestanden en schuldopbouw, en uit de keuzes die in het verleden werden gemaakt ten aanzien van financieringsbeleid en risicomanagement.
De rentelasten op nieuw uit te geven schuld worden geraamd op basis van de meest recente rentetarieven van het Centraal Planbureau (CPB) en op basis van de raming van het kassaldo van het Rijk. Bijstelling van deze twee variabelen is de belangrijkste oorzaak van de aanpassing van de rentelasten. Daarnaast is tussen het moment van opstellen van de begrotingen van 2019 en 2020 een deel van de schuld opnieuw gefinancierd tegen nieuwe voorwaarden. Ook dit heeft een effect op de geraamde rentelasten.
Ook voor het bijstellen van de geraamde rentelasten op de interne schuldverhouding geldt dat dit vooral het gevolg is van gewijzigde rentetarieven en omvang van de schuldverhouding.
In onderstaande grafiek wordt de (verwachte) staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. De jaren 2016–2018 zijn realisaties, 2019 en 2020 zijn ramingen.
Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)
De omvang van de staatsschuld bedraagt ultimo 2020 naar verwachting circa € 320 mld. De raming voor de rentelasten van de staatsschuld, exclusief rentederivaten, bedraagt voor 2020 € 4,7 mld. Wanneer deze derivaten ook worden meegeteld bedragen de geraamde rentelasten € 3,7 mld. Op rentederivaten wordt per saldo rente ontvangen.