Inleiding
Het Regeerakkoord gaat uit van individuele vrijheden en een hecht collectief. Dit kabinet investeert in ieders kansen en versterkt dat collectief, onder andere door extra middelen voor onderwijs. Goed onderwijs helpt kinderen en jongeren om hun gaven en talenten te ontwikkelen. Daarmee draagt het op een cruciale manier bij aan de bloei en toekomst van onze samenleving. Onze ambities liggen in de bestrijding van kansenongelijkheid en de stimulering van talent, voldoende en goede docenten met een sterke positie, toponderzoek en krachtig beroepsonderwijs. De positie van Nederlandse onderzoekers in de wereldtop willen we behouden en versterken. Maar ook cultuur en het publieke en private mediabestel verrijken het individu en verbinden de samenleving. Schrijvers, theatermakers, filmers, ontwerpers en beeldend kunstenaars dagen onze verbeeldingskracht uit; dankzij hun beelden en verhalen kunnen we onze eigen voorstelling van de wereld kritisch toetsen en ontwikkelen. Erfgoed, zoals monumenten en musea, laat zien waar we vandaan komen, wat ons heden is en hoe we ons ontwikkelen. Daarom investeert dit kabinet flink in cultuur en erfgoed. Om te bereiken dat iedereen gelijk behandeld wordt en te komen tot LHBTI-acceptatie zetten we onze regenboogmaatregelen uit het regenboogakkoord ook het komende jaar voort.
1. Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde | Realisatie | Realisatie | Streefwaarde |
---|---|---|---|---|---|
Percentage van de gemeenten die goab-middelen ontvangen, dat 960 uur voorschoolse educatie aanbiedt aan doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar | 2021 | ||||
PO | 100% | ||||
Percentage kindercentra met een aanbod van voorschoolse educatie, dat per doelgroeppeuter 10 uur pedagogisch beleidsmedewerker per jaar inzet. | 2022 | ||||
PO | 100% | ||||
Sociale inclusie van laaggeletterden | 2020 | ||||
MBO | –3 | ||||
Kwalificatiewinst4 | 2012–2013 | 2016–2017 | 2017–2018 | 2020 | |
MBO | 82,7% | 86,9% | 87,6% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
Succes eerstejaars mbo5 | 2012–2013 | 2016–2017 | 2017–2018 | 2020 | |
MBO | 82,9% | 84,7% | 84,2% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
Succes doorstromers in eerste jaar hbo6 | 2012–2013 | 2015–2016 | 2016–2017 | 2020 | |
MBO | 78% | 81% | 79% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
Aantal nieuwe vsv’ers7 | 2008–2009 | 2016–2017 | 2017–2018 | 2019–2020 | |
VO & MBO | 41.800 | 23.744 | 25.574 | 20.000 |
Eerste meting (voorafgaande aan de invoering per 01-01-2022) zal naar verwachting najaar 2021 plaatsvinden.
De Kamer is op 18 maart jl. geïnformeerd over de nieuwe aanpak van laaggeletterdheid. Onderdeel hiervan is een nieuwe landelijke monitor, die in 2019 samen met gemeenten wordt opgezet.
Licht gewijzigde definitie met ingang van 2016/17 (zonder entree-opleidingen). Bron: Benchmark mbo 2017, KBA Nijmegen.
Het is belangrijk dat ieder kind dezelfde kans heeft om zijn of haar talenten tot bloei te brengen. In de Staat van het Onderwijs schrijft de Inspectie van het Onderwijs dat leerlingen en studenten met verschillende sociaaleconomische achtergronden elkaar steeds minder tegenkomen. Dit vermindert de kans op sociale mobiliteit en vergroot de segregatie in het onderwijs. Wij zetten in op het bevorderen van gelijke kansen en sociale cohesie. Via onder meer burgerschapsonderwijs en maatschappijleer worden leerlingen uitgedaagd om begrip te krijgen voor andermans overtuigingen en te reflecteren op het eigen gedrag en de eigen standpunten. Daarnaast nemen wij maatregelen om de kansengelijkheid te vergroten, zoals de verhoging van het aantal uren voorschoolse educatie dat kinderen met een risico op een onderwijsachterstand met ingang van 2020 aangeboden krijgen (zie de eerste indicator in de tabel boven). Andere kinderen zijn gebaat bij een meer geleidelijke overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Daarom is een pilot gestart met 10–14–scholen, samenwerkingen tussen basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Leerlingen krijgen op deze scholen twee jaar langer de tijd om een niveau te kiezen. Met de pilot doen we onderzoek naar de resultaten, effecten en knelpunten in deze onderwijsvorm. Het onderzoeksbureau Oberon levert de resultaten eind 2020 op. Op basis hiervan informeren wij de Tweede Kamer over het verdere vervolg. Daarnaast vergroten we met de subsidie voor het doorstroomprogramma po-vo gelijke kansen voor iedere leerling.
Met de Gelijke Kansen Alliantie (GKA) zetten wij in op een lokale aanpak van kansenongelijkheid in alle onderwijssectoren. Wij stimuleren samenwerkingsverbanden tussen lokale overheden en scholen en instellingen in het hoger- en middelbaar beroepsonderwijs. In samenwerking met elkaar en/of de gemeente voeren scholen op maat gemaakte interventies uit. Komend jaar zullen wij met gemeenten meerjarige agenda’s opstellen. Ons doel is het aantal aangesloten gemeenten te verhogen van 28 naar 50. Daarnaast creëren wij communities rond centrale thema’s op het gebied van kansengelijkheid. Scholen kunnen zich daarbij aansluiten om van elkaar te leren. De eerste is recent gestart: deze Community Urban Education richt zich op de professionalisering van docenten in een grootstedelijke context. Leraren worden getraind om les te geven aan een diverse groep leerlingen. Verspreid over Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Tilburg doen 36 scholen (po, vo en mbo) mee.
Met het mbo, vo en gemeenten starten wij dit jaar met een nieuwe ronde regionale afspraken om voortijdig schoolverlaten (vsv) tegen te gaan (zie indicator aantal nieuwe vsv’ers). Daarnaast willen wij dit jaar het succes van eerstejaars mbo-studenten en van mbo-doorstromers in het eerste jaar hbo vergroten. Wij monitoren dit met de indicatoren. Ook het tegengaan van stagediscriminatie is een prioriteit, hier voeren wij een campagne tegen, en wij versterken de (rechts)positie van studenten. Ten slotte zetten we in op de ontwikkeling van de regionale meld- en coördinatiefunctie en reageren binnenkort op de aanbevelingen uit het interdepartementaal beleidsonderzoek naar jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook in het hoger onderwijs (ho) staat toegankelijkheid en gelijke kansen centraal. We proberen de selectie tot een minimum te beperken. Het is ons doel dat iedere student die dit kan en wil, deelneemt in het hoger onderwijs en de studie met succes afrond.
Vanaf schooljaar 2019–2020 krijgen samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs subsidie voor een onderwijs- en ondersteuningsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen. In 2023 zullen we een monitorings- en impactonderzoek afronden naar alle interventies die met deze subsidie worden gedaan. De interventies met grote impact zullen als goede voorbeelden worden verspreid door een Kenniscentrum, dat wij begin 2020 inrichten. In de onderwijszorgbrief en de Kamerbrief Stand van zaken thuiszitters hebben wij een aantal maatregelen aangekondigd om het passend onderwijs voor kwetsbare leerlingen te versterken. Wij werken aan een betere samenwerking tussen onderwijs en zorg en aan een bijbehorende verdeling van financiële middelen. Uiteindelijk moeten zoveel mogelijk kinderen in staat zijn om onderwijs te volgen.
In Nederland hebben verschillende regio’s te maken met krimp van leerlingenaantallen, met name in het vo. In 2020 publiceren wij een maatwerkregeling voor dit probleem waarmee scholen het onderwijs in samenwerking met de regio kunnen versterken en meer toekomstbestendig kunnen maken. Op de langere termijn komen wij ook met een structurele regeling, waaruit geïsoleerde kleine vo-scholen extra geld kunnen ontvangen. Ook bereiden wij een wetsvoorstel voor dat bestuurders verplicht een regionaal plan onderwijsvoorzieningen te maken. Ook het mbo heeft te maken met krimp van studentenaantallen. In het programma sterk beroepsonderwijs werken we samen met de VO-raad, de Stichting Platforms VMBO en de MBO Raad aan een betere aansluiting tussen vmbo en mbo. Hierbij is het aan scholen in het vo en mbo om een antwoord te formuleren op deze krimp, waarbij wij instellingen faciliteren bij regionale samenwerking. Daarnaast maken wij het wettelijk mogelijk dat vmbo-scholen en mbo-instellingen gezamenlijk doorlopende leerroutes aanbieden. Daarnaast werken we voor het mbo aan een wetsvoorstel voor fusie met behoud van eigenheid.
2. Sterke docenten
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde | Realisatie | Realisatie | Streefwaarde |
---|---|---|---|---|---|
Percentage van besturen dat aangeeft dat er binnen het schoolteam een gesprek is gevoerd over de besteding van de werkdrukmiddelen1 | 2020 | ||||
PO | nvt2 | ||||
Percentage van besturen dat aangeeft dat de P-MR ingestemd heeft met het voorstel voor de besteding van de werkdrukmiddelen1 | 2020 | ||||
PO | nvt2 | ||||
Strategisch personeelsbeleid3 | 2020 | ||||
PO | –3 | ||||
Strategisch personeelsbeleid3 | 2020 | ||||
VO | –3 |
Goed onderwijs vergt goede leraren. Samen met het werk van dienstbare bestuurders, schoolleiders, onderwijsondersteuners en conciërges maken zij goed onderwijs mogelijk. Het oplopende lerarentekort in het po, vo en mbo vormt hierbij een grote uitdaging. Binnen deze aanpak is ruimte activiteiten in te zetten om specifieke problemen op te lossen, bijvoorbeeld gericht op sommige scholen met een kwetsbare leerlingenpopulatie die moeite hebben om voldoende personeel te vinden. De aanpak hiervan heeft dan ook hoge prioriteit. We werken hard samen met onder meer de sector- en vakorganisaties aan de landelijke tafel lerarentekort1 om de instroom in de lerarenopleidingen te verhogen, zowel instroom vanuit het onderwijs als zij-instroom uit andere sectoren. Voor 2020 is er € 21,2 miljoen beschikbaar voor de regeling subsidie zijinstroom. Hiervan is € 4 miljoen specifiek bestemd voor zijinstroom van docenten voor beta- en techniekopleidingen in het mbo, gezien de tekorten aan technici op de arbeidsmarkt. Verder proberen we huidige leraren in het onderwijs te houden en mensen aan te trekken met een lesbevoegdheid die nu niet in het onderwijs werken (de stille reserve). Een ander factor in het lerarentekort is dat veel leraren deeltijd werken. Wij ontwikkelen momenteel oplossingen om leraren te stimuleren meer uren te werken.
Omdat de onderwijsarbeidsmarkt sterk verschilt per regio, stimuleren wij een regionale aanpak van het lerarentekort met een subsidieregeling. Om voldoende leraren te kunnen aantrekken, zijn aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden noodzakelijk. Het kabinet heeft daarom € 270 miljoen geïnvesteerd in verbetering van de arbeidsvoorwaarden voor leraren in het po. Daardoor wordt het beroep van basisschoolleraar aantrekkelijker. In het vmbo en het mbo verkennen we de mogelijkheden om de inzet van hybride docenten te vergroten, in samenwerking met EZK. Als vervolg op het advies Ruim baan voor leraren van de Onderwijsraad ontwikkelen we bovendien plannen om werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken. In de Kamerbrief Naar een aantrekkelijke onderwijsarbeidsmarkt geven we een visie op een nieuw bevoegdhedenstelsel en lichten we de aanpak toe. We werken er naartoe om eind 2020 een ontwerp voor een nieuw bevoegdhedenstelsel klaar te hebben liggen voor po, vo en mbo.
Voor schooljaar 2019–2020 is er € 333,5 miljoen beschikbaar om de werkdruk in het primair onderwijs tegen te gaan. De teams op de scholen beslissen met elkaar over de inzet van dit geld op hun school. Daarnaast heeft de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad hierop instemmingsrecht. Wij monitoren de besteding van de werkdrukgelden met de indicatoren percentage van besturen dat aangeeft dat er binnen het schoolteam een gesprek is gevoerd over de besteding van de werkdrukmiddelen en percentage van besturen dat aangeeft dat de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad ingestemd heeft met het voorstel voor de besteding van werkdrukmiddelen. In 2020 voeren wij een tussenevaluatie uit naar de werkdrukmiddelen en beslissen daarna of bijsturing nodig is.
Leraren die effectief werken aan hun ontwikkeling, blijken beter les te geven. Het Lerarenportfolio, dat we in 2020 uitbreiden, ondersteunt hen hierin. Met de Wet beroep leraar willen we ook in 2020 de ontwikkeling en positionering van leraren verstevigen. We gaan actief voorlichten over het professioneel statuut en het belang van professionele ontwikkeling. Leraren krijgen de ruimte om zelf vorm te geven aan de organisatie van de beroepsgroep. In het po en vo hebben we een onderzoek uitgevoerd naar het strategisch personeelsbeleid in de sectoren. Op basis van de resultaten helpen we samen met de sociale partners po-scholen met hun personeelsbeleid. Vo-scholen krijgen ondersteuning vanuit het programma Voortgezet Leren. Daarnaast werken we aan een deugdelijkheidseis voor strategisch personeelsbeleid. De effecten hiervan moeten zichtbaar worden in de indicatoren strategisch personeelsbeleid po en vo. We zullen nog een indicator2 ontwikkelen om de voortgang te monitoren. Via Samen Opleiden werken lerarenopleidingen en scholen intensief samen om leraren op te leiden. Deze opleidingsvorm bereidt leraren beter voor op de praktijk en vergroot de aantrekkelijkheid van de opleiding. Het is onze ambitie om in 2025 alle studenten van lerarenopleidingen op deze manier op te leiden. Om dit te bereiken, voeren wij in 2020 een nieuw gemeenschappelijk kwaliteitskader in en ontwikkelen we een systeem van peer review, zodat instellingen van elkaar kunnen leren.
3. Opleiden voor de samenleving van de toekomst
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde | Realisatie | Realisatie | Streefwaarde |
---|---|---|---|---|---|
Percentage leidinggevenden dat (zeer) tevreden is over de kwaliteit van het techniekonderwijs1 | 2017 | 2017 | 2024 | ||
VO | 54% | 54% | 65% | ||
Percentage vmbo-leerlingen waarbij binnen een straal van 10 km rondom woonadres een techniekvestiging is2 | 2017 | 2017 | 2024 | ||
VO | 95% | 95% | 90–100% | ||
Aandeel afgestudeerden bèta-techniek3 | 2012 | 2017 | 2018 | 2020 | |
HBO | 18% | 20% | 20% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
WO | 21% | 26% | 27% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
Aandeel mbo-studenten techniek3 | 2011 | 2017–2018 | 2018–2019 | 2020 | |
MBO | 28% | 27% | 27% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
Arbeidsmarktrendement, per opleidingsniveau4 | Cohort 2012–2013 | Cohort 2014–2015 | Cohort 2015–2016 | 2020 | |
MBO | |||||
Entree | 66% | 60% | 59% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
Niv. 2 | 77% | 79% | 80% | ||
Niv. 3 | 85% | 90% | 90% | ||
Niv. 4 | 83% | 88% | 88% | ||
Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met huidige functie voldoende/goed was5 | 2012/2013 | 2014/2015 | 2015/2016 | 2020 | |
MBO | 76% | 76% | 77% | Hoger t.o.v. basiswaarde | |
Percentage leerbedrijven dat over vakkennis oordeel (zeer) goed geeft6 | 2016 | 2018 | 2019 | 2020 | |
MBO | 77% | 77% | Nog niet gepubliceerd7 | Vasthouden | |
Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden oordeel (zeer) goed geeft3 | 2016 | 2018 | 2019 | 2020 | |
MBO | 76% | 80% | Nog niet gepubliceerd7 | Vasthouden | |
Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan leeractiviteit (LLL)8 | 2010 | 2017 | 2018 | 2020 | |
MBO | 17% | 19,1% | 19,1% | 20% | |
Percentage hbo-afgestudeerden dat ruim een jaar na afstuderen aan het werk is9 | Cohort 2010–2011 | Cohort 2013–2014 | Cohort 2014–2015 | 2020 | |
HBO | 88% | 87% | 89% | Vasthouden | |
Percentage wo-afgestudeerden dat ruim een jaar na afstuderen aan het werk is10 | WO | 88% | 88% | 90% | Vasthouden |
2010 | 2017 | 2018 | 2020 | ||
Percentage werkende hbo-afgestudeerden ruim een jaar na afstuderen werkzaam op minimaal het niveau van de opleiding11 | HBO | 79% | 80% | 81% | Vasthouden |
Percentage werkende wo-afgestudeerden ruim een jaar na afstuderen werkzaam op minimaal het niveau van de opleiding12 | WO | n.b. | 72% | n.b. | Vasthouden |
Bron: CBS maatwerk. Het gaat om het aandeel werkenden (min. 12 uur per week) van gediplomeerde mbo-uitstromers ruim een jaar na diplomering (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober).
Bron: Onderzoek SBB. De onderzoekspopulatie leerbedrijven in 2016 en 2018 verschillen licht van elkaar.
Bron: CBS, maatwerk. Het gaat om het aandeel werkenden (min. 12 uur per week) van afgestudeerde hbo-bachelors ruim een jaar na afstuderen (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober).
In het Regeerakkoord pleiten wij voor een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Dit blijft één van onze prioriteiten. Er is in Nederland een tekort aan technisch geschoolde werknemers. Daarom maken wij ons hard voor sterk techniekonderwijs. In het vmbo gaan de regio’s het plan Sterk Techniekonderwijs uitvoeren. Voor dit plan is € 100 miljoen structureel beschikbaar. Onderzoekers zullen de uitvoering monitoren. In 2019 starten we een evaluatie van het Techniekpact. Deze evaluatie richt zich niet alleen op het behalen van de doelen, maar wordt een bredere verkenning van de belangrijkste thema's, zoals als aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, de PPS'en en regionale verbanden, en de inzet van bedrijfsleven. Daarnaast houden we ook een brede verkenning naar de aansluiting van het huidige onderwijs op de arbeidsmarkt. Zie hiervoor ook de indicator arbeidsmarktrendement, per opleidingsniveau. In het hoger onderwijs wordt na het advies van de commissie Van Rijn de vaste voet van de onderwijsbekostiging eenmalig structureel herijkt, onder andere op basis van het aandeel studenten bètatechniek. Daarbij zullen de technische universiteiten een sectorplan voor de bètatechnische opleidingen opstellen, samen met de algemene universiteiten en hogescholen om te komen tot een betere opleidingscapaciteit, hoger studentsucces en betere aansluiting met de arbeidsmarkt. Daarbij wordt ook samengewerkt met werkgevers en het toeleverend onderwijs.
Wij werken ook het komende jaar nog aan de herziening van het curriculum voor het po en vo, zodat deze blijft aansluiten op de samenleving, arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs. Op dit moment is het curriculum overladen. Hierdoor is er niet altijd voldoende tijd om alle onderwerpen voldoende aandacht te geven, en scholen ervaren te weinig ruimte om eigen keuzes te maken. Daarom kiezen we voor een scherper afgebakende kern. Daarnaast versterken we een doorlopende leerlijn van po naar vo. In het najaar van 2019 nemen we een beslissing over de voorstellen van de ontwikkelteams van leraren en schoolleiders en zullen deze vertalen naar onderwijsdoelen.
De systematiek van lumpsum, verantwoording door de besturen, de hoogte van de reserves en de toereikendheid van de bekostiging is onderwerp van politiek en maatschappelijk debat. Dit jaar loopt er daarom een onderzoek naar de doelmatigheid en de toereikendheid van de bekostiging in het funderend onderwijs, waarvan we de uitkomsten in 2020 verwachten.
In de bekostiging van hoger onderwijs (ho) en onderzoek worden na het advies van de commissie Van Rijn vanaf 2020 enkele wissels omgezet. Om de overmatige groeiprikkel op studentenaantallen terug te dringen en meer stabiliteit te brengen in de bekostiging, wordt het aandeel vaste bekostiging groter en de variabele bekostiging kleiner. De reallocatie van variabel naar vast wordt in zowel het hbo als in het wo beleidsrijk ingevuld. Dit betekent dat we rekening houden met het aandeel studenten bètatechniek en het aantal studenten dat switcht van een andere instelling. Met de aanpassingen in de bekostiging wil ik toe naar meer samenwerking en minder concurrentie in onderwijs en onderzoek. Een goede samenwerking tussen instellingen, maar bijvoorbeeld ook tussen instellingen en bedrijfsleven, is van belang voor de student. Hij of zij moet op de juiste plek in het hoger onderwijs terecht komen, zichzelf kunnen ontwikkelen, zijn diploma kunnen halen, en zijn plek op de arbeidsmarkt goed vinden. De Onderwijsraad en de commissie Van Rijn constateren knelpunten in het systeem van hoger onderwijs die deels samenhangen met de beschikbare hoeveelheid middelen en deels met de keuzes die instellingen maken en de transparantie daarvan (waaronder het inzicht in de kosten bij de instellingen). In het najaar van 2019 starten we met de uitvoering van een onderzoek naar de kosten(toerekening) van de instellingen, waarbij we tevens het antwoord proberen te vinden op de vraag of het macrobudget toereikend is om de kwaliteit te realiseren die verondersteld wordt en doelmatig wordt besteed. Daarnaast zijn we een traject gestart om de transparantie en verantwoording door de instellingen te verbeteren, waarbij expliciet aan de orde komt de ontwikkeling van de reserves.
Onderwijsbesturen moeten zich beter verantwoorden over de besteding van onderwijsgeld. In het programma versterking verantwoording zetten we daarom benchmarks op waarin scholen openbaar hun (financiële) verantwoording delen. Bovendien is het mogelijk prestaties van scholen met elkaar te vergelijken. Hierdoor ontstaat er een lerende cultuur en verbetert de informatiepositie van ouders, medezeggenschap en overheden. Daarnaast zorgen we ervoor dat de jaarverslagen van besturen beleidsrijker en toegankelijker worden. Ook zetten wij erop in dat besturen geen onnodig hoge reserves aanhouden. Met de introductie van het instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting voor de medezeggenschapsraad in het po en vo, versterken we de positie van de medezeggenschap. Wij dienen komend jaar een voorstel in tot aanpassing van de Wet Medezeggenschap Scholen.
Het kabinet staat voor vrijheid van onderwijs tegelijkertijd hoort hierbij de verantwoordelijkheid van scholen om goed onderwijs te verzorgen en zorgvuldig met de gegeven vrijheid om te gaan. Waar dat niet gebeurt, zal er ingegrepen worden. Het huidige instrumentarium wordt daarvoor uitgebreid. Met het wetsvoorstel Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen introduceren we een nieuw systeem voor het starten van een school. Dit systeem biedt meer ruimte voor verschillende identiteiten van scholen, maar stelt tegelijkertijd strakke kaders voor onderwijskwaliteit. Initiatiefnemers voor een nieuwe school maken hun voornemen duidelijk door dit te plaatsen op een portaal, ouders kunnen daar vervolgens hun belangstelling op kenbaar maken. Wij hopen dit portaal in 2020 te lanceren.
Voor het mbo is 2020 het tweede jaar van de nieuwe kwaliteitsafspraken. De instellingen werken naast de drie landelijke speerpunten gelijke kansen, jongeren in een kwetsbare positie en opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst ook aan speerpunten die samen met regionale belanghebbenden zijn bepaald (zie de indicator Kwalificatiewinst). In 2021 vindt de tussentijdse beoordeling van de voortgang plaats over de periode 2019–2020. Een goede aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt is voor ons een prioriteit. Wij monitoren dit met de indicatoren percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met huidige functie voldoende/goed was, percentage leerbedrijven dat over vakkennis oordeel (zeer) goed geeft en percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden oordeel (zeer) goed geeft. In het najaar van 2019 dienen wij een wetsvoorstel in dat regelt dat mbo-studenten die uitvallen toch een bewijs meekrijgen van arbeidsmarktwaarde: een mbo-verklaring. In dat wetsvoorstel regelen wij ook het mbo-studentenfonds en het zwangerschapsverlof. Dit fonds ondersteunt studenten die vertraging oplopen en levert een bijdrage voor onderwijsbenodigdheden aan minderjarige studenten uit minima-gezinnen. Er starten 8 regionale pilots ter uitvoering van de motie Kwint/Özdil om gediplomeerden van de entreeopleiding en mbo-2 te begeleiden bij hun eerste stappen op de arbeidsmarkt. Ook komen er pilots die jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt ondersteunen. Enkele jaren geleden zijn in het mbo de keuzedelen ingevoerd, keuzemodules waarmee studenten hun vakmanschap kunnen verbreden of verdiepen. Keuzedelen geven flexibiliteit. Ze kunnen snel worden ontwikkeld en daarmee wordt ingespeeld op innovaties, maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften van de landelijke of regionale arbeidsmarkt. Volgend jaar werken we hieraan verder, zodat de keuzedelen optimaal benut worden en aansluiten bij de flexibilisering en de wensen uit de regio. Daarnaast zijn er weer twee toekenningsrondes voor het regionaal investeringsfonds voor het mbo. Daarmee bevorderen we de aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt. Sinds 2019 kunnen instellingen – naast nieuwe aanvragen – ook subsidie aanvragen voor het opschalen van lopende projecten. Onderwijsinstellingen en bedrijfsleven hebben afspraken gemaakt over een aangescherpte werkwijze waarop zij komen tot een doelmatig opleidingsaanbod. Dit jaar zullen de eerste opleidingen via deze nieuwe werkwijze beoordeeld worden. Komend jaar evalueren we de beleidsregel macrodoelmatigheid. Op basis van deze evaluatie beslissen we dan of deze wet- en regelgeving moet worden aangepast. Ook starten we een experiment met geregionaliseerde beroepsopleidingen. In deze opleidingen is een gedeelte van de opleiding niet landelijk vastgesteld maar regionaal, in samenwerking tussen onderwijsinstelling en het regionale bedrijfsleven. Het is de bedoeling dat deze opleidingen beter aansluiten op de regionale arbeidsmarkt, omdat de bedrijven meedenken over de opleiding en kunnen aangeven waar zij behoefte aan hebben.
Door een verschuiving van 2021 naar 2020 is er € 11,75 miljoen beschikbaar voor het actieprogramma leven lang ontwikkelen. Hieronder valt een verkenning van een digitaal overzicht van scholingsmogelijkheden voor volwassenen en een programma flexibilisering in het mbo. Om meer maatwerk voor volwassenen te creëren zal de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) met de mbo-instellingen verder werken aan het ontwikkelen van certificaten voor beroepsgerichte onderdelen van kwalificaties. Met een indicator houden wij bij hoeveel 25–64 jarigen deelnemen aan een leeractiviteit. Ook starten wij samen met de Minister van SZW pilots praktijkleren. Laaggeletterde volwassenen (taal, rekenen en digitaal) ondersteunen we vanuit het programma Tel mee met taal; het kabinet heeft extra geld beschikbaar gesteld voor de vervolgaanpak vanaf 2020 om het bereik en de effectiviteit verder te vergroten. We blijven ons samen met onze collega-bewindslieden van BZK, EZK, VWS en SZW inzetten voor het stimuleren van de Nederlandse leercultuur met een brede aanpak. Samen maken we onder andere afspraken met sociale partners over hun inzet in arbeidsvoorwaarden en O&O-fondsen.
Scholen en andere onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland werken in 2020 aan de uitvoering van de tweede onderwijsagenda Samen werken aan de volgende stap (2017–2020). De onderwijsinstellingen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben nu allemaal de basiskwaliteit bereikt. De uitvoering van de tweede agenda draagt bij aan een verdere versterking van het onderwijs. Samen met de openbare lichamen ondersteunen we de scholen. Daarnaast werken we samen met de Minister van SZW om de voorschoolse educatie zo goed mogelijk te organiseren genaamd BES(t) for kids. Ondertussen wordt er nagedacht over het vervolg op de huidige onderwijsagenda. De vorm en de inhoud hiervan worden komend jaar bekend.
In het ho is het belangrijk dat het opleidingsaanbod responsief is en snel in kan spelen op veranderingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Instellingen kunnen daarom tussentijds hun opleidingen aanpassen, experimenteren met tracks, en nieuwe opleidingen starten. Instellingen doen dit volop. Er ontstaan bijvoorbeeld steeds meer brede en interdisciplinaire opleidingen, omdat hier steeds meer behoefte aan is. Daarnaast is er ook behoefte aan flexibelere opleidingen, bijvoorbeeld voor mensen die naast een baan nog onderwijs willen volgen. Dit maken wij mogelijk in het duale en deeltijd hbo-onderwijs in het experiment leeruitkomsten. Toch zien we dat de aansluiting tussen het ho en de arbeidsmarkt nog verbeterd kan worden. Daarom hebben we de commissie doelmatigheid hoger onderwijs gevraagd de macrodoelmatigheid van het bestaande opleidingsaanbod te analyseren. Daarnaast zullen we in de strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek die aan het eind van dit jaar uitkomt, onder meer ingaan op de flexibilisering van opleidingen, de aansluiting van ons opleidingsaanbod op de arbeidsmarkt en op de manier waarop het hoger onderwijs studenten nog beter kan voorbereiden op wat de veranderende samenleving en arbeidsmarkt van hen vraagt.
In Nederland heeft één op de tien huishoudens te maken met problematische schulden en voor één op de vijf huishoudens bestaat het risico om met problematische schulden te maken te krijgen. In het Regeerakkoord spraken wij af dat er meer moet worden ingezet op direct contact met schuldenaren, om escalatie van schulden te voorkomen. Naast een maatschappelijk belang heeft de overheid ook een financieel belang bij het meer persoonsgericht innen van schulden. Een deel van de schulden staat bij DUO uit als studielening, en meer dan 15% van de schuldenaren van DUO heeft momenteel een betalingsachterstand. Daarom gaat DUO op een meer persoonsgerichte manier schulden innen, door zelf proactief contact te zoeken met studenten en oud-studenten die een aanzienlijke betalingsachterstand hebben of dreigen te krijgen. Medewerkers van DUO zoeken samen met de (oud-)student naar een oplossing en kunnen een betalingsregeling op maat voorstellen. DUO heeft in 2018 succesvol geëxperimenteerd met deze aanpak.
4. Onderzoek van wereldformaat
Nederlandse onderzoekers behoren tot de wereldtop. We willen onze positie behouden en versterken. In de brief Nieuwsgierig en betrokken beschreven wij onze ambities voor het wetenschapsbeleid voor de komende jaren. We streven naar 100% open access in 2020 (het percentage over 2017 is 50%). Dit zou betekenen dat dan alle wetenschappelijke publicaties voor iedereen gratis toegankelijk zijn.
Onderzoek staat in nauwe verbinding met de maatschappij. Komend jaar bouwen we die verbinding uit met de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). De middelen die hiervoor beschikbaar zijn stijgen tot € 130 miljoen. Via de NWA stimuleren we multidisciplinaire samenwerking in de volle breedte van de wetenschap via 25 routes. De gehonoreerde consortia uit de eerste call voor langjarige onderzoeksfinanciering komen volgend jaar op stoom. Voor de onderwerpen die aangedragen zijn door de vakdepartementen zullen in 2020 calls gelanceerd worden op acht onderwerpen, waaronder digitale innovaties en werk, economische veerkracht van vrouwen, encryptie, herstel biodiversiteit en vernieuwing toezicht. Voor de ideeëngenerator voor creatieve, spannende en innovatieve onderzoeksideeën zijn er komend jaar twee aanvraagrondes.
Naar aanleiding van het advies van de commissie Van Rijn hebben we besloten om met ingang van 2020 in totaal € 60 miljoen over te hevelen van de middelen van NWO (tweede geldstroom) naar de universiteiten (eerste geldstroom). Door de middelen niet via NWO te verdelen maar direct aan de universiteiten toe te kennen, neemt de matchingsdruk bij universiteiten af en ontstaat meer vrije financiële ruimte bij hen. De universiteiten werken samen met NWO en de KNAW aan een voorstel om de overheveling op te laten lopen tot € 100 miljoen. Op basis daarvan wordt over de invulling van de resterende overheveling besloten. De prioriteiten uit het Regeerakkoord worden hierbij ontzien en de overheveling moet leiden tot meer samenwerking en profilering. Naar aanleiding van de motie van Meenen onderzoeken we op dit moment of de over te hevelen sectormiddelen voor bèta/techniek ten goede kunnen komen aan de algemene universiteiten.
Ook op Europees niveau zijn wij actief om onze doelen te bereiken. Wij dringen aan op een andere manier van onderzoeksbeoordeling, omdat de huidige focus op citatiescores niet voldoende zegt over de kwaliteit van wetenschap. Wij willen dat er ook aandacht is voor wetenschap met maatschappelijke impact, goede verbinding met onderwijs en academisch leiderschap. Na de Europese Gender Summit in oktober 2019 gaan wij een nationaal actieplan maken voor diversiteit in de wetenschap. Voor de nieuwe Europese begroting legt het Regeerakkoord de nadruk op een modernere Europese begroting die meer is gericht op onderzoek en innovatie. Onze uitgangspunten voor het Europese onderzoeksprogramma Horizon Europe hebben een duidelijke plek gekregen in het akkoord: Excellentie, impact en open science. In 2020 krijgen wij met de tweejarige Balans van de Wetenschap inzicht in de positie van wetenschap in Nederland ten opzichte van andere landen. Wij blijven ons voor deze lijnen en uitgangspunten inzetten.
Ook onderzoeken we samen met de andere departementen in hoeverre aanvullende maatregelen gewenst zijn met betrekking tot de risico’s van ongewenste kennis- en technologieoverdracht in het academisch onderwijs en onderzoek en op welke manier een brede kennisregeling kan worden opgezet.
5. Cultuur
Toelichting bij realisatie 2018 en streefwaarde: Als gevolg van een verbetering in de meetmethode is het percentage gebouwde rijksmonumenten in redelijk tot goede staat in 2018 lager dan in 2013. In de meting van 2013 waren alleen rijksmonumenten opgenomen die een abonnement hadden afgesloten bij de Monumentenwacht. Die zijn gemiddeld in betere staat dan de monumenten die niet worden geïnspecteerd. De nieuwe percentages uit 2018 zijn gebaseerd op metingen bij rijksmonumenten waarvoor geen abonnement bij de Monumentenwacht is afgesloten en zijn daardoor representatiever. De komende jaren wordt de meetmethodiek verder verbeterd. Omdat de basis verandert, verandert de streefwaarde ook. De doelstelling van 1% meer rijksmonumenten in redelijk tot goede staat in 2020 blijft echter overeind (dit zijn ca 600 monumenten). In lijn daarmee is de streefwaarde voor 2020 bijgesteld naar 85,5% van de rijksmonumenten in redelijk tot goede staat.
2020 wordt een belangrijk jaar voor ons cultuurbeleid: wij besluiten dan over het cultuurstelsel 2021–2024. Cultuur is van en voor iedereen. Daarom hebben we in de uitgangspuntenbrief Cultuurbeleid 2021–2024 beschreven hoe andere vormen, nieuwe genres en nieuw publiek een plaats krijgen in het cultuurbeleid. Zo versterken we het draagvlak voor cultuur. Door aandacht voor andere kunstvormen en nieuwe generaties makers bereiken we ook groepen die zich misschien minder aangesproken voelen door wat er nu in schouwburgen, concertzalen en musea te beleven is. Het nieuwe stelsel geven we in samenspraak met medeoverheden vorm. Vanuit regeerakkoordmiddelen investeren we ongeveer € 29 miljoen extra hierin, waarmee de totale intensivering in cultuur uitkomt op € 80 miljoen jaarlijks. Vooruitlopend op deze nieuwe periode komt al structureel extra geld vrij voor de toegankelijkheid van cultuur voor kinderen uit arme gezinnen en personen met een handicap. Daarnaast is er alvast extra geld voor talentontwikkeling en cultuurdeelname in de wijk. Naar aanleiding van de motie Ellemeet-Asscher over de onderhandelingspositie van zzp'ers onderzoeken we hoe experimenteerruimte gecreëerd kan worden, zodat zzp'ers werkzaam in de culturele en creatieve sector collectief kunnen onderhandelen. De behoefte van de sector hangt ook samen met maatregelen voor zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, in het kader van vervanging van de Wet DBA en de mogelijkheden die de ACM beschrijft in haar «Leidraad tariefafspraken voor zzp’ers in cao’s». Ook stellen wij in 2020 een scholingsfonds in en komt er incidenteel geld beschikbaar voor high end tv series en voorstellingen.
Het Nederlands erfgoed krijgt volgend jaar ook een forse financiële impuls. Uit het regeerakkoord wordt € 60 miljoen beschikbaar gesteld voor erfgoed en monumenten. Daarnaast is er € 10 miljoen voor verduurzaming vanuit de reguliere middelen. Ook de digitale toegang en gebruik van erfgoed wordt gestimuleerd. Het is ons streven om 90% van de Nederlandse bevolking met digitaal erfgoed te bereiken en 30% actief te laten participeren. Met het programma Historisch Democratisch bewustzijn wordt extra geïnvesteerd in bezoek aan onze musea en parlement en de toegankelijkheid van onze historische plaatsen. Een commissie onder leiding van James Kennedy adviseert het kabinet in april 2020 over een herijking van de Canon van Nederland. De commissie Pechtold brengt in het najaar van 2019 advies uit over de bescherming van cultureel erfgoed in particulier bezit. We komen volgend jaar met een reactie. Ten slotte moderniseren we de Archiefwet 1995. Hiermee geven we invulling aan de motie Segers om deze wet aan te passen aan de digitale ontwikkelingen en eisen.
6. Media
Onafhankelijke, betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige media zijn onmisbaar. Het belang van goede onderzoeksjournalistiek blijft onverminderd groot, de media vervullen een onontbeerlijke rol in onze maatschappij en democratie. We zetten daarom ook in 2020 in op de versterking van (onderzoeks)journalistiek, met nadruk op de regionale en lokale journalistiek. Wij stimuleren (onderzoeks)journalistieke producties, investeringen in professionalisering en talentontwikkeling en innovatie van de journalistieke infrastructuur in Nederland.
In samenwerking met het Ministerie van BZK, de VNG en de NLPO (Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen) werken we het advies uit over de organisatie en financiering van lokale publieke omroepen van de Raad voor cultuur en Raad voor het openbaar bestuur. Voor 2020 is er een subsidieregeling ingesteld voor de regionale publieke media-instellingen. Deze vervangt de eerdere regeling B van de Frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen 2016–2019. Met deze subsidie investeren we in projecten gericht op toekomstgerichte innovatie en op samenwerking lokale, regionale en landelijke media.
De landelijke publieke omroep staat voor de uitdaging om toekomstgerichte keuzes te maken en zijn rol in de samenleving te bestendigen. De ontwikkelingen in de mediasector vragen daarom; media-gebruikers kijken niet meer alleen lineair maar ook wanneer het hen uitkomt en steeds meer online, er zijn allerlei nieuwe grote spelers op de markt en verdienmodellen veranderen. De NPO zal het komende jaar verdere invulling geven aan de Prestatieovereenkomst 2017–2020. In de visiebrief over de toekomst van het publieke omroepbestel staan de ambities van dit kabinet. We gaan de maatregelen uit de visiebrief uitwerken in overleg met de NPO, omroepen en betrokken partijen, omdat de keuzes die we gemaakt hebben van grote invloed kunnen zijn op hen en op de landelijke publieke omroep als geheel. Publieke en private mediapartijen werken ondertussen samen op verschillende vlakken om Nederlandse media-gebruikers ook in de toekomst een goed en gevarieerd media-aanbod te geven.
7. Emancipatie
Met de regenboogmaatregelen die wij aankondigden in het Regeerakkoord zetten wij in op het bevorderen van gelijke behandeling van LHBTI’ers. Wij doen dit vooral door het aanpassen van wetgeving en door te werken aan LHBTI’ers in het onderwijs.
Hierbij wordt ingezet op het versterken van juridische en feitelijke gelijke behandeling van mannen, vrouwen en LHBTI’s. Het gaat hier om wijziging van artikel 1 Grondwet, verbod op trans- en intersekse discriminatie, het waar mogelijk beperken van onnodige geslachtsregistratie en een regeling voor deelgezag en draagmoederschap.
Zo heeft de Eerste Kamer onlangs het voorstel voor aanpassing van de Algemene Wet Gelijke behandeling met een specifiek verbod op trans- en intersekse discriminatie aangenomen. Door de modernisering van de transgenderwet wordt de verplichte deskundigenverklaring afgeschaft en wordt de procedure geslachtswijziging aangepast, ook voor intersekse personen.
Verder hebben wij drie samenhangende thema’s waar we actief beleid op maken: arbeidsmarkt, sociale veiligheid en acceptatie, én genderdiversiteit en gelijke behandeling. Bij de maatregelen bouwen we voort op de resultaten van de Beleidsdoorlichting 2014–2018 In 2020 evalueren we het functioneren van de strategische allianties.
Op de arbeidsmarkt streven we naar een gelijk inkomen tussen mannen en vrouwen en voldoende vrouwen in hoge functies. We nemen extra maatregelen om het aantal vrouwen in hoge functies te laten toenemen (indicator Arbeidsmarktpositie van vrouwen in hoge functies groter of gelijk aan 30%). Dit najaar presenteren wij na het verschijnen van het SER-advies «Diversiteit in de top» de maatregelen die wij hiervoor willen nemen. Een andere prioriteit is de economische zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid van vrouwen. Het is belangrijk dat genoeg vrouwen werken en ook voldoende uren maken, zodat zij financieel zelfstandig zijn. Bij onze projecten voor onder andere laagopgeleide vrouwen werken we samen met de Minister van SZW, gemeenten en het UWV aan het verkleinen van de achterstanden van vrouwen op de arbeidsmarkt. Om te zorgen dat vrouwen meer uren kunnen werken proberen we een gelijke verdeling te bereiken van zorg, zoals het huishouden, zorg voor kinderen, en mantelzorg. Voor meer sociale veiligheid werken we samen met gemeenten in een lokale aanpak. Het aantal gemeenten dat zich gaat inzetten voor Veilige Steden hebben we kunnen uitbreiden. Bijzondere aandacht hebben we voor preventie van geweld tegen vrouwen. Om meer genderdiversiteit te bereiken, willen we het bewustzijn van professionals en organisaties vergroten. Nog steeds kiezen meisjes minder vaak voor een technische opleiding. Om hierop vooruitgang te boeken, willen we bereiken dat jongeren niet begrensd worden door genderstereotypen en zich vrij voelen om in hun onderwijsloopbaan eigen keuzes te maken. We ondersteunen hen bijvoorbeeld met de alliantie werk.en.toekomst. Internationaal zetten we in op meer gendergelijkheid door naleving van het CEDAW-verdrag (Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women). Met ons emancipatiebeleid dragen we ook bij aan de uitvoering van internationale afspraken, zoals de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en het VN-Vrouwenrechtenverdrag. Verder vindt in 2020 het 25ste jubileum plaats van de Beijing Declaration and Program of Action (BPoA). BPoA is een omvattend beleidsraamwerk en actieplan om gendergelijkheid en mensenrechten voor vrouwen en meisjes te realiseren. Nederland zal deelnemen aan de Commission on the Status of Women (CSW), het High Level Special Event en andere bijeenkomsten ter viering van Beijing+25.