Wetsartikelen 1 tot en met 2
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2021 wijzigingen aan te brengen in:
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
2. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie.
Vanwege de spoedeisende maatregelen zijn op 21 december 2020, 7 april 2021 en 8 april 2021 de eerste (tijdelijke coronabanen en covid-19 gerelateerde uitgaven), tweede (regeling bedrijvenschade coronarellen) en derde (kwijtschelding publieke schulden toeslagen gedupeerden) incidentele suppletoire begroting naar de Tweede Kamer verzonden. De eerste incidentele suppletoire begroting is op 11 februari 2021 aangenomen in de Tweede Kamer. De behandeling in de Tweede Kamer heeft nog niet plaatsgevonden voor de tweede en derde incidentele suppletoire begroting. Om deze reden is de in de begrotingsstaat opgenomen stand nog niet door de beide Kamers bekrachtigd. Vanwege de snelle opeenvolging van begrotingswetsvoorstellen, om het budgetrecht van de Staten Generaal te waarborgen, bevat de kolom ‘vastgestelde begroting’ zowel de vastgestelde stand bij ontwerpbegroting als de mutaties die bij incidentele suppletoire begrotingen zijn opgenomen.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus