Artikelnr. | Uitgaven | ||
---|---|---|---|
Stand vastgestelde begroting 2021 | 46.223,3 | ||
Stand 1e suppletoire begroting 2021 | 48.974,7 | ||
Belangrijkste suppletoire mutaties: | |||
1) | Mee- en tegenvallers | diverse | ‒ 38,9 |
2) | Covid-19 ongeplaceerde (culturele) activiteiten | 14 | 16,5 |
3) | Actualisatie steunpakketten covid-19 | diverse | ‒ 82,3 |
4) | LPO bijstelling | diverse | 47,2 |
5) | Overlopende verplichtingen | diverse | ‒ 49,6 |
6) | Kasschuif | diverse | 1.044,0 |
7) | Niet-plafondrelevante mutaties | 11 | ‒ 185,0 |
8) | Desalderingen | 1,4,14,95 | 14,7 |
9) | Overige mutaties | diverse | 4,5 |
Stand 2e suppletoire begroting 2021 | 49.745,7 |
Toelichting
• Er is per saldo een meevaller op de OCW-begroting van € 38,9 miljoen. Hieronder worden enkele meevallers toegelicht:
- In het voortgezet onderwijs is de totale meevaller € 14,0 miljoen. Dit komt voornamelijk doordat de bekostiging van het voortgezet onderwijs € 9,8 miljoen lager uitvalt.
- Er is sprake van een meevaller van € 8,9 miljoen in het primair onderwijs. Dit bedrag bestaat uit allerlei kleine meevallers, onder andere niet-uitgekeerde LPO en een meevaller op de schoolleidersbeurs.
- In het hoger onderwijs is een totale meevaller te zien van € 3,0 miljoen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een meevaller op de regeling vraagfinanciering.
• Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld vanwege corona maatregelen voor ongeplaceerde evenementen. Daarnaast geldt er een maximale capaciteit van 1250 bezoekers per ruimte. Om instellingen die te maken hebben met deze beperkende maatregelen tegemoet te komen, wordt de suppletieregeling bij het Fonds Podiumkunsten uitgebreid naar een vergoeding van maximaal 55% van de kaarten van de totale reguliere capaciteit en opengesteld voor voorstellingen met een zitplaats. Sommige instellingen zullen ook aanspraak kunnen maken op de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten). Voor deze maatregel stelt het kabinet aanvullend € 16,5 miljoen beschikbaar voor een periode van 3 weken.
• Gedurende het jaar 2021 zijn als gevolg van de uitbraak van het coronavirus extra middelen toegevoegd aan de OCW-begroting voor onder andere 2021. Veel van deze regelingen zijn vanwege de urgentie ruim geraamd. Ondertussen is duidelijk geworden dat een deel van deze middelen niet benodigd is. Onder andere de middelen voor de Inhaal- en Ondersteuningsprogramma’s zijn niet volledig besteed: deze zomer bleek dat circa € 72,0 miljoen van het budget voor het eerste half jaar niet besteed werd, vanwege minder aanvragen. Deze middelen zijn ingezet ter dekking van de Nationaal Programma Onderwijs maatregel ter verlenging van de ov-kaart, conform amendement van lid Weyenberg c.s., in de jaren 2023 t/m 2027. In het najaar bleek € 4,1 miljoen op het budget van de regeling Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s voor de tweede helft van 2021 onbesteed te blijven. Binnen het Nationaal Programma Onderwijs vindt een tegenvaller op de examenregelingen van € 4,1 miljoen plaats. Deze tegenvaller dient bij 2e Suppletoire Begroting verwerkt te worden om de komende maanden alle benodigde uitgaven voor de examenregelingen te doen. De 2e Suppletoire Begroting bevat verder geen mutaties op budgetten voor het Nationaal Programma Onderwijs.
Een deel van de maatregelen uit het Nationaal Programma Onderwijs lopen nog tot het einde van 2021, en de uitputting daarvan is nog onzeker. Aan het einde van het jaar wordt de Tweede Kamer in de veegbrief op hoofdlijnen geïnformeerd over het beeld van de uitputting van het Nationaal Programma Onderwijs op dat moment. In de slotwet wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de definitieve realisatie in 2021. Conform afspraak van het kabinet met de Tweede Kamer vloeien de niet bestede middelen voor coronamaatregelen weer terug naar de staatskas.
• Er is incidentele loonruimte in 2021 voor zowel onderwijs cao's als de cao Rijk beschikbaar gekomen. Het betreft 0,16 % extra bovenop de al uitgekeerde loon- en prijsbijstelling. Dit komt neer op € 47,2 miljoen. Voor po en vo geldt dat de middelen (€ 29,2 miljoen) pas in 2022 tot uitbetaling komen, waardoor dit bedrag ook terugkomt bij de overlopende verplichtingen.
• Op diverse artikelen zijn er verplichtingen die niet meer in 2021 tot uitgaven zullen leiden maar wel in 2022. Deze gaan mee naar volgend jaar als overlopende verplichting. Het gaat hier in totaal om € 49,6 miljoen. Dit saldo bevat een overlopende verplichting van de incidentele loonruimte van € 29,2 miljoen. Deze middelen komen pas in 2022 tot uitbetaling. Andere voorbeelden van overlopende verplichtingen zijn onderwijshuisvesting Caribisch Nederland en enkele overlopende verplichtingen op artikel 95 (Apparaatskosten) in verband met vertragingen door corona.
• Op de begroting worden diverse meerjarige kasschuiven doorgevoerd, om de budgetten in overeenstemming te brengen met het verwachte bestedingsritme. Zo is er besloten tot een kasschuif van € 1.050,0 miljoen op het budget van de reisvoorziening van de openbaarvervoersbedrijven op artikel 11 (Studiefinanciering). Deze kasschuif van jaar 2022 naar 2021 wordt vaker verwerkt omdat dit in het verleden behulpzaam kon zijn om het kasritme van de staat te optimaliseren. Dit jaar wordt opnieuw een kasschuif uitgevoerd, op verzoek van de ov-bedrijven en om het kasritme te optimaliseren.
• De niet-plafondrelevante mutaties hebben betrekking op de studiefinanciering. Dit betreft voornamelijk de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet dat naar beneden is bijgesteld op basis van de actuele realisatiecijfers van dit jaar.
• De desalderingen hebben betrekking op de uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de terugstorting aan het Participatiefonds van de terugvordering bij scholen als gevolg van onterechte declaraties van wachtgeldkosten.
• Onder de overige mutaties vallen verschillende kleine extensiveringen en overboekingen met andere departementen. De grootste overboeking betreft een overboeking van € 7,9 miljoen naar J&V vanwege een dalend aantal plaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen. Het teveel ontvangen voorschot wordt door het ministerie van OCW terugbetaald aan DJI. De grootste overboekingen zijn ook toegelicht bij de diverse artikelen.
Artikelnr. | Ontvangsten | ||
---|---|---|---|
Stand vastgestelde begroting 2021 | 1.533,5 | ||
Stand 1e suppletoire begroting 2021 | 1.566,0 | ||
Belangrijkste suppletoire mutaties: | |||
1) | Meevaller covid-19 Steunfonds voor de Journalistiek | 15 | 7,3 |
2) | Diverse meevallers | 6, 7, 16, 95 | 2,5 |
3) | Tegenvaller rente studiefinanciering | 11 | ‒ 5,0 |
4) | Niet-plafondrelevante meevaller | 11 | 40,0 |
5) | Desalderingen | 1,4,14,95 | 14,7 |
Stand 2e suppletoire begroting 2021 | 1.625,5 |
Toelichting
• Gedurende het jaar 2021 zijn als gevolg van de uitbraak van het coronavirus extra middelen toegevoegd aan de OCW-begroting voor onder andere 2021. Vanuit het Steunfonds voor de Journalistiek is € 7,3 miljoen teruggestort door DPG Media en Mediahuis op de OCW begroting.
• Er vinden diverse meevallers plaats van in totaal € 2,5 miljoen.
• De ontvangen rente wordt met € 5,0 miljoen naar beneden bijgesteld. Uit de reeds bekende realisatie van DUO blijkt dat de renteontvangsten lager zijn dan geraamd. Deze tegenvaller komt conform de begrotingsregels ten laste van het generale beeld.
• Bij studiefinanciering zijn de niet-plafondrelevante ontvangsten op de terugontvangen hoofdsom met € 40,0 miljoen naar boven bijgesteld. Uit de realisatiegegevens van DUO blijkt dat er een hoger bedrag is terugbetaald aan leningen.
• De desalderingen hebben betrekking op de uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de terugstorting aan het Participatiefonds van de terugvordering bij scholen als gevolg van onterechte declaraties van wachtgeldkosten.