Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2021. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan vier leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima, Prinses Beatrix en de Prinses van Oranje) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting hebben het karakter van een niet-beleidsartikel.
Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de begroting.
In de tabellen budgettaire gevolgen van beleid is geen informatie opgenomen over de budgetflexibiliteit, omdat het apparaatsuitgaven betreft.
Motie-Schouw
In juni 2011 is de motie-Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad (Europese Commissie) op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de begroting van de Koning wordt niet ingegaan op de motie-Schouw omdat het een niet-departementale begroting betreft.
Groeiparagraaf
Ten opzichte van vorig jaar zijn geen significante wijzigingen opgenomen in de begroting.