Het werkterrein van het ministerie van Financiën
Voor u ligt de begroting 2021 van het ministerie van Financiën, begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) van de Rijksbegroting. In de begroting staan de belangrijkste beleidsdoelen voor 2021 en de financiële gevolgen hiervan. Simpel gezegd: wat wil de minister van Financiën bereiken in 2021, hoe wil de minister dit doen en met welke middelen?
De minister van Financiën is onder meer verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van:
1. het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid;
2. het begrotingsbeleid en een doelmatig beheer van de rijksfinanciën;
3. het staatsschuldbeleid en het financieringsbeleid;
4. het fiscale beleid;
5. het beleid omtrent financiële markten;
6. het heffen, controleren en innen van de belastingen;
7. het toeslagenbeleid (alleen uitvoering).
Het algemeen financieel-economische beleid en het begrotingsbeleid worden primair toegelicht in de Miljoenennota. Daarin worden ook de belastingontvangsten toegelicht. Het fiscale beleid komt op hoofdlijnen aan bod in deze begroting; in het Belastingplan wordt gedetailleerd ingegaan op de veranderingen in het fiscale beleid. De financiën van de decentrale overheden, waarvoor de minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.
Waar relevant wordt in de begroting verwezen naar kamerstukken of andere beschikbare begrotingsinformatie. De Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) en de Comptabiliteitswet (CW) vormen het regelgevend kader voor de begroting.
Vanwege tussentijdse afrondingen op duizenden, miljoenen of miljarden euro’s kan de som der delen afwijken van het totaal in de tabellen.
Opbouw van de begroting
De begroting IX is opgebouwd uit tien beleidsartikelen en twee niet-beleidsartikelen. De beleidsartikelen weerspiegelen het gehele werkterrein van het ministerie van Financiën inclusief het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid van het Rijk.
De beleidsartikelen voor Financiën (IXB) zijn:
• artikel 1 Belastingen;
• artikel 2 Financiële markten;
• artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector;
• artikel 4 Internationale financiële betrekkingen;
• artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen;
• artikel 6 Btw-compensatiefonds;
• artikel 9 Douane;
• artikel 13 Toeslagen.
De niet-beleidsartikelen zijn:
• artikel 8 Apparaat kerndepartement;
• artikel 10 Nog onverdeeld.
De beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA) zijn:
• artikel 11 Financiering staatsschuld;
• artikel 12 Kasbeheer.
De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 geeft allereerst de beleidsprioriteiten weer. Dit zijn de belangrijkste beleidsdoelen van het ministerie van Financiën. Ook bevat dit hoofdstuk een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties, van de niet-juridisch verplichte uitgaven, de strategische evaluatie agenda (SEA) en een overzicht van de risicoregelingen.
In hoofdstuk 3 komen de beleidsartikelen Financiën aan bod, in hoofdstuk 4 de niet-beleidsartikelen en in hoofdstuk 5 de beleidsartikelen Nationale Schuld. Waar relevant en beschikbaar worden indicatoren of kengetallen opgenomen om te laten zien wat de doelstellingen zijn (zie ook de Groeiparagraaf hieronder). Elk beleidsartikel bevat onder andere een onderdeel Beleidswijzigingen waarin wordt aangegeven wat de belangrijkste wijzigingen in het beleid zijn en de gevolgen hiervan. Zowel de beleidsartikelen als de niet-beleidsartikelen bevatten een tabel Budgettaire gevolgen van beleid met een financiële toelichting van de belangrijkste posten.
Tot slot zijn vijf bijlagen opgenomen. Bijlage 1 geeft een overzicht van Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s). Bijlage 2 is een verdiepingsbijlage met de belangrijkste budgettaire mutaties per artikel, bijlage 3 geeft het overzicht met moties en toezeggingen, bijlage 4 bevat een toelichting op de Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Als laatste volgt de lijst van afkortingen (bijlage 5).
Financiering staatsschuld en kasbeheer (Nationale Schuld)
Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse Rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in artikel 11 Financiering staatsschuld behandeld. Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in artikel 12 Kasbeheer. De artikelen worden middels een aparte begrotingsstaat vastgesteld.
De begroting van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord, in plaats van op kasbasis zoals bij alle andere onderdelen van de Rijksbegroting. Dit is vastgelegd in de CW 2016, artikel 2.19. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010. De tweede eigenschap is dat er voor beide artikelen wordt uitgegaan van het principe dat de aangegane financiële verplichtingen gelijk zijn aan de uitgaven (kas = verplichtingen). Beide artikelen kennen geen verplichting om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12).
Financiële instrumenten
Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het ministerie van Financiën maakt daarom, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking), rente, en rekening-courant en deposito’s.
Het instrument financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking) wordt gebruikt op artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen en dividendontvangsten. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op». Van een staatsdeelneming is sprake als de Staat aandelen bezit in een privaat bedrijf.
Het instrument rente komt onder meer terug op artikel 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Op artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het op artikel 11 om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van decentrale overheden, de sociale fondsen en andere aan de Rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.
Groeiparagraaf
Het ministerie van Financiën werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van de begroting Financiën en Nationale Schuld 2020 zijn meerdere verbeteringen doorgevoerd. De volgende verbeteringen zijn zichtbaar in deze begroting.
Voor artikel 1 Belastingen bevat de begroting voor 2021 een vernieuwde set van indicatoren1 die moet zorgen voor een beter inzicht in de mate waarin de Belastingdienst de naleving bevordert door burgers en bedrijven een adequate behandeling te geven, effectief te informeren, gemak te bieden en op gepaste wijze corrigerend op te treden. We kiezen daarbij voor een groeipad. Niet alle indicatoren zijn direct meetbaar. Op de tussendoelen met betrekking tot adequate behandeling, gemak en corrigerend optreden worden nog aanvullende indicatoren ontwikkeld voor de Ontwerpbegroting 2022.
Aanvulling artikel 9 Douane
Vanaf de ontwerpbegroting IX 2021 worden de indirecte uitgaven ten behoeve van de douaneprocessen in artikel 9 Douane middels een systematiek van toerekening weergegeven en toegelicht. De toerekening vindt plaats voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die uitgaven doen ten behoeve van de douaneprocessen, met uitzondering van het dienstonderdeel Informatievoorziening (IV). Vanaf de ontwerpbegroting 2022 zullen ook de kosten voor IV toegerekend worden aan Douane.
In de begroting 2020 is reeds een vernieuwing aangebracht in de indicatoren van artikel 9 Douane. Het gaat om de additionele indicator: uitvoering afspraken niet-fiscale taken. Dit was aanvullend op de al bestaande indicatoren ‘juiste invoeraangiften’ en ‘waardering bedrijfsleven’. Naast de directe kosten voor Douane zijn in deze begroting ook de indirecte kosten inzichtelijk gemaakt. Ook zijn in deze begroting als indicatoren het percentage tijdig binnen de Awb-termijn door Douane afgehandelde bezwaren en het percentage tijdig afgehandelde klachten opgenomen.
Oprichting artikel 13 Toeslagen
Met ingang van deze begroting is een nieuw beleidsartikel geïntroduceerd op begrotingshoofdstuk IX: artikel 13 Toeslagen. De Tweede en Eerste Kamer zijn eerder per brief op de hoogste gesteld van de oprichting van het begrotingsartikel.
Aangezien Toeslagen een dienstonderdeel is van de Belastingdienst en dus tot nu toe in de begroting IX onderdeel uitmaakte van artikel 1 Belastingen, betekent het oprichten van een apart begrotingsartikel Toeslagen dat artikel 1 Belastingen wordt opgedeeld.
Artikel 13 Toeslagen bevat de beleidsmatige informatie over Toeslagen en informatie over de aan Toeslagen gerelateerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten. Het artikel betreft op budgettair gebied voor de begroting 2021 enkel de apparaatsbudgetten (personele en materiële uitgaven en apparaatsontvangsten), programma-uitgaven en verplichtingen die direct aan het dienstonderdeel Toeslagen kunnen worden toegerekend. Overige indirecte uitgaven die betrekking hebben op Toeslagen, bijvoorbeeld voor huisvesting, worden gedaan door andere dienstonderdelen binnen de Belastingdienst en blijven derhalve voor de begroting 2021 vermeld op artikel 1 Belastingen. De indirecte verplichtingen zullen in de komende jaren opgenomen worden onder artikel 13.
Voor het nieuwe begrotingsartikel 13 Toeslagen zijn op vergelijkbare wijze als in artikel 1 een aantal nieuwe subjectieve indicatoren voor Toeslagen opgenomen. Dit betreft bijvoorbeeld het gemak dat burgers ervaren bij het aanvragen en muteren van hun toeslagen en de mate waarin burgers ervaren dat zij toereikend door Toeslagen geïnformeerd worden over hun rechten en plichten. Ook voor deze indicatoren geldt dat deze niet direct meetbaar zijn. Om de ervaring van burgers vanaf 2021 inzichtelijk te maken, wordt in 2020 een meetinstrument ontwikkeld. Daarnaast zijn in het nieuwe artikel 13 de voor de Belastingdienst generiek geldende indicatoren specifiek inzichtelijk gemaakt voor Toeslagen. Dit betreft het percentage tijdig binnen de Awb-termijn door Toeslagen afgehandelde bezwaren en het percentage tijdig door Toeslagen afgehandelde klachten, het aantal klachten en het percentage klanttevredenheid.