Base description which applies to whole site

2.1.2 Overzicht coronamaatregelen

De afgelopen maanden zijn voor een belangrijk deel getekend door de coronacrisis. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de maatregelen die op de begroting van het ministerie van Financiën zijn genomen. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/corona-visual. 

Tabel 1 Coronamaatregelen op begroting Financiën & Nationale Schuld IX (bedragen x € 1 mln.)

Maatregel

Bedrag 2020

Bedrag 2021

Relevante Kamerstukken

Verplichtingen

   

Belasting- en invorderingsrente 1.0

‒ 18

‒ 19

Kamerstukken II 2019-2020, 35 412, nr. 1

Herverzekering leverancierskredieten

12.080

 

Kamerstukken II 2019-2020, 35 433, nr. 1

Belasting- en invorderingsrente 2.0

‒ 4

‒ 3

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1

SURE

6.071

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1

Garantie aan DNB inzake IMF

620

Kamerstukken II 2019-2020, 35 492, nr. 1

Garantie EIB

1.301

Kamerstukken II 2019-2020, 35 492, nr. 1

Steunmaatregelen KLM

3.160

Kamerstukken II 2019-2020, 35 505, nr. 1

Europees herstelinstrument (NGEU)

27.401

Kamerstukken II 2019-2020, 21 501 20, nr. 1575

Belasting- en invorderingsrente 3.0

‒ 3

‒ 18

Kamerstukken II 2019-2020, 35 540, nr. 1

    

Uitgaven

   

Belasting- en invorderingsrente 1.0

‒ 18

‒ 19

Kamerstukken II 2019-2020, 35 412, nr. 1

Herverzekering leverancierskredieten

1.030

350

Kamerstukken II 2019-2020, 35 433, nr. 1

Belasting- en invorderingsrente 2.0

‒ 4

‒ 3

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1

Garantie EIB

260

Kamerstukken II 2019-2020, 35 492, nr. 2

Steunmaatregelen KLM

1.000

Kamerstukken II 2019-2020, 35 505, nr. 1

Belasting- en invorderingsrente 3.0

‒ 3

‒ 18

Kamerstukken II 2019-2020, 35 540, nr. 1

    

Ontvangsten

   

Belasting- en invorderingsrente 1.0

‒ 106

‒ 133

Kamerstukken II 2019-2020, 35 412, nr. 1

Boetes en schikkingen en opbrengsten kosten vervolging 1.0

‒ 59

 

Kamerstukken II 2019-2020, 35 412, nr. 1

Herverzekering leverancierskredieten

390

100

Kamerstukken II 2019-2020, 35 433, nr. 1

Belasting- en invorderingsrente 2.0

‒ 70

‒ 19

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1

Boetes en schikkingen en opbrengsten kosten vervolging 2.0

‒ 158

‒ 105

Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 1

Steunmaatregelen voor gemeenten 1

‒ 519

Kamerstukken II 2019-2020, 35 485, nr. 1

Steunmaatregelen KLM

22

76

Kamerstukken II 2019-2020, 35 505, nr. 1

Belasting- en invorderingsrente 3.0

‒ 23

‒ 137

Kamerstukken II 2019-2020, 35 540, nr. 1

Steunmaatregelen voor gemeenten 2

‒ 303

‒ 160

Kamerstukken II 2019-2020, 35 540, nr. 1

Verplichtingen en uitgaven

Belasting- en invorderingsrente 1.0

Het eerste noodpakket economie en banen betrof onder andere een verlaging van de belasting- en invorderingsrente naar 0,01 procent. Dit resulteerde enerzijds in lagere uitgaven (- € 18 mln.), maar vooral in fors lagere ontvangsten (- € 106 mln.). Deze maatregel was tijdelijk voor een periode van 3 maanden, maar werkt meerjarig door in de ramingen.

Herverzekering leverancierskredieten

Met kortlopende leverancierskredieten wordt in Nederland op jaarbasis door commerciële kredietverzekeraars meer dan 200 miljard euro aan handel mogelijk gemaakt. Als gevolg van de COVID-19 crisis is deze dienstverlening onder druk komen te staan. De enige manier om de risico’s te beheersen en zo te voorkomen dat de verzekeraars zelf in financiële problemen komen – waardoor deze kredietverlening geheel zou dreigen te verdwijnen – is dan het verlagen van de zogeheten kredietlimieten. Daarom heeft de staat in het voorjaar van 2020 besloten over te gaan tot herverzekering van de gehele portefeuilles van de verzekeraars voor het hele kalenderjaar 2020 met mogelijkheid tot een verlenging van drie maanden in 2021.

Aangezien de herverzekering minstens het hele jaar 2020 zal lopen, betekent dit dat op kasbasis een significant deel van de schades pas in 2021 zal worden uitgekeerd en eveneens een iets groter deel van de incasso’s pas in 2021 zal worden ontvangen. Naar huidig inzicht schat het ministerie dat driekwart van de verwachte schade in 2020 zal vallen en de rest in 2021 (en tevens wordt tweederde van de incasso’s in 2020 verwacht en de rest later). In het najaar van 2020 zal er een analyse komen van de baten en lasten van deze herverzekering en daarbij gaan we tevens in op mogelijkheden om de kosten voor de staat te verdelen over betrokken partijen zoals de verzekeraars en hun verzekerden.

Belasting- en invorderingsrente 2.0

Het tweede noodpakket economie en banen betrof een verlenging van het eerste noodpakket tot 1 oktober 2020. Dit resulteerde in een verdere neerwaartse bijstelling van de raming van de belasting- en invorderingsrente. De maatregelen zijn tijdelijk van aard, maar werken meerjarig door in de ramingen.

SURE

In de Eurogroep van 9 april 2020 is overeengekomen een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19 (Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency, SURE) op te richten. SURE biedt lidstaten leningen voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, en in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek. SURE kan maximaal 100 mld. euro aan leningen verstrekken. Nederland staat hiervoor garant middels het Eigenmiddelenbesluit (zie hierboven), en via een bilaterale garantie die aan de Unie zijn versterkt. Zie ook paragraaf 2.5 Overzicht Risicoregelingen.

Garantie aan DNB inzake IMF

Als gevolg van de COVID-19 crisis is er acute behoefte aan financieringsmogelijkheden voor opkomende economieën en lage-inkomenslanden. Het IMF voorziet in deze financieringsbehoefte door concessionele leningen te verstrekken aan lage inkomenslanden via het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT). Gezien de omvang en het aantal verzoeken voor noodliquiditeit bovenop de verwachte reguliere programma’s, is de huidige omvang van het leningenaccount van het PRGT onvoldoende en is een additonele bijdrage aan Nederland gevraagd. Deze bijdrage is noodzakelijk om via het IMF ruimte vrij te maken voor investeringen in de gezondheidszorg en om de impact van de economische crisis te bestrijden en bedraagt 500 mln. SDR (Special Drawing Rights, munteenheid IMF), gelijk aan € 620 mln. De Nederlandse bijdrage wordt verstrekt in de vorm van een lening van De Nederlandsche Bank (DNB) namens de Nederlandse staat aan het IMF. De Nederlandse staat garandeert de lening van DNB aan IMF. Deze systematiek is gebruikelijk voor Nederlandse bijdragen aan het IMF. Budgettair leidt de Nederlandse bijdrage in 2020 tot een verhoging van de garantieverplichting aan DNB inzake IMF van € 620 mln. zoals gemeld in de vijfde incidentele suppletoire begroting 2020.

Garantie EIB

De European Investment Bank (EIB) heeft een nieuw pan-Europees garantiefonds (EGF) opgericht om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19 crisis op te vangen. Het fonds is een onderdeel van het pakket aan maatregelen dat op 9 april 2020 door de Eurogroep werd afgesproken. Door de oprichting van een garantiefonds van € 25 mld., waarvan het Nederlands aandeel € 1.301 mln. bedraagt, kan naar schatting tot maximaal € 200 mld. aan financiering voor het Europese bedrijfsleven worden gemobiliseerd. Doel van het garantiefonds is het financieren van hoge risicoprojecten, waarbij de focus ligt op het mkb. De investeringsperiode van het garantiefonds loopt tot 31 december 2021 met mogelijkheid tot een verlenging van zes maanden als een meerderheid van de deelnemende lidstaten hiervoor stemt. Hierna kan de investeringsperiode alleen verlengd worden als alle deelnemende lidstaten hier unaniem mee instemmen. De investeringen onder het garantiefonds zullen een hoog risicoprofiel hebben. Nederland acht het daarom waarschijnlijk dat de garantie ingeroepen zal worden. De verwachte nettoverliezen van het garantiefonds van € 25 mld. worden ingeschat op 20 procent. Het percentage verwachte verliezen is sterk afhankelijk van de uiteindelijke productmix die ingezet wordt (leningen, garanties, equity). Het Nederlandse aandeel in de verwachte verliezen komt – op basis van het percentage verwachte verliezen van 20 procent, toegepast op het Nederlandse aandeel in de garantie van € 1,3 mld. – neer op € 260 mln. verdeeld over de looptijd van het fonds.

Steunmaatregelen KLM

De Nederlandse staat verstrekt een directe lening aan KLM met een omvang van € 1 mld. De lening is een achtergestelde lening. Dit betekent dat wanneer KLM haar crediteuren niet kan terugbetalen, deze lening (en daarmee de Nederlandse staat) pas als laatste wordt terugbetaald. Daarmee neemt de Nederlandse staat relatief veel risico op zich via deze lening, hetgeen weerspiegeld wordt door de eveneens relatief hoge rente die KLM op deze lening betaalt. Daarnaast garandeert de Nederlandse staat maximaal 90 procent van een kredietfaciliteit van € 2,4 mld., die door een consortium aan banken aan de KLM wordt verstrekt. Dit resulteert in een garantie van € 2,16 mld. Voor deze garantie ontvangt de Nederlandse staat tevens een garantiepremie die gedurende de looptijd in percentage oploopt.

Europees herstelinstrument (NGEU)

Op 21 juli 2020 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over de belangrijkste kenmerken van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de Europese Unie voor de periode 2021-2027, een herstelinstrument in reactie op de COVID-19-crisis (Next Generation EU; NGEU) en de financiering daarvan via een nieuw Eigenmiddelenbesluit (EMB).

Hoewel deze politieke afspraken nog door de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement uitgewerkt moeten worden in de relevante Europese verordeningen en besluiten, en het EMB nog door alle lidstaten moet worden goedgekeurd, zijn de contouren van de afspraken voldoende duidelijk om deze budgettair te verwerken.

De gevolgen voor de verwachte Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting worden toegelicht op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De verwachte Nederlandse afdrachten t.a.v. NGEU zullen op termijn zichtbaar worden op deze begroting.

Het belangrijkste onderdeel van NGEU is de Recovery and Resilience Facility (RRF), waaruit lidstaten onder voorwaarden steun kunnen aanvragen voor hervormings- en investeringsprojecten. Voor het deel van de RRF dat gebruikt kan worden voor het verstrekken van leningen aan lidstaten wordt een garantieverplichting opgenomen op de begroting van het ministerie van Financiën. De financieringsmethode van dit deel van het herstelfonds is vergelijkbaar met die van het mechanisme voor financiële ondersteuning van de betalingsbalansen van de lidstaten zonder de euro (Balance of Payments facility, BoP), het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) en het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19 (Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency, SURE6). Voor al deze instrumenten geldt dat de Europese Commissie namens de Unie middelen leent op de kapitaalmarkt of bij financiële instellingen, om deze middelen in de vorm van leningen aan lidstaten te verstrekken. De rentebetalingen en aflossingen die de Unie van deze lidstaten ontvangt worden gebruikt voor het betalen van de rente en aflossingen op de schuld die de Unie hiervoor is aangegaan. Als aanvullende zekerheid voor beleggers dat de Unie aan haar rente- en aflossingsverplichtingen zal kunnen voldoen, kan de Unie uit hoofde van het Eigenmiddelenbesluit jaarlijks aanvullende middelen bij de lidstaten opvragen. Dit is bovenop de maximale omvang van de jaarlijkse EU-begroting, tot aan een in dit besluit vastgelegd jaarlijks maximum van het bni van de Europese Unie. Een dergelijk verzoek aan lidstaten is door de Unie nog nooit gedaan. Deze systematiek is reeds zo opgezet in het bestaande Eigenmiddelenbesluit en blijft zo in het nieuwe Eigenmiddelenbesluit.

Belasting- en invorderingsrente 3.0 (Steun- en herstelpaket)

Onderdeel van het op 28 augustus aangekondigde Steun- en herstelpakket betreft het (grotendeels) verlengen van de verlaagde rentetarieven bij de belasting- en invorderingsrente. De invorderingsrente blijft hiermee t/m 31 december 2021 0,01%. De belastingrente gaat per 1 oktober 2020 t/m 31 december 2021 voor alle belastingmiddelen terug naar 4%. Voor de vennootschapsbelasting is dit lager dan het oorspronkelijke tarief van 8%.

Ontvangsten

Belasting- en invorderingsrente 1.0 (Noodpakket economie en banen 1.0)

Dit wordt toegelicht onder 'verplichtingen en uitgaven'.

Boetes en schikkingen en opbrengsten kosten vervolging 1.0 (Noodpakket economie en banen 1.0)

De verzuimboetes en de doorberekende kosten van de invorderingsmaatregelen werden opgeschort, wat leidde tot minder ontvangsten (- € 59 mln.). Deze maatregel was tijdelijk voor een periode van 3 maanden, maar werkt meerjarig door in de ramingen.

Herverzekering leverancierskredieten

Dit wordt toegelicht onder 'verplichtingen en uitgaven'.

Belasting- en invorderingsrente 2.0 (Noodpakket economie en banen 2.0)

Dit wordt toegelicht onder 'verplichtingen en uitgaven'.

Boetes en schikkingen en opbrengsten kosten vervolging 2.0

Het tweede noodpakket economie en banen betrof een verlenging van het eerste noodpakket tot 1 oktober 2020. Dit resulteerde in een verdere neerwaartse bijstelling van de raming van verzuimboetes en de doorberekende kosten van de invorderingsmaatregelen. De maatregelen zijn tijdelijk van aard, maar werken meerjarig door in de ramingen.

Steunmaatregelen voor gemeenten 1.0

De afdracht aan het Gemeentefonds wordt met € 519 mln. verhoogd, zoals toegelicht in de Kamerbrief compensatiepakket coronacrisis medeoverheden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de incidentele suppletoire begroting 2020 van datzelfde ministerie.7 De totale afdracht aan het Gemeentefonds wordt in mindering gebracht op de belastingontvangsten. Hierdoor leidt de verhoging van de afdracht aan het Gemeentefonds tot een verlaging van de netto-belastingontvangsten met € 519 mln. op artikel 1 van deze begroting.

Steunmaatregelen KLM

Dit wordt toegelicht onder 'verplichtingen en uitgaven'.

Belasting- en invorderingsrente 3.0 (Steun- en herstelpaket)

Dit wordt toegelicht onder 'verplichtingen en uitgaven'.

Steunmaatregelen voor gemeenten 2.0

De afdracht aan het Gemeentefonds wordt in 2020 met € 303 mln. verhoogd, zoals toegelicht in de Kamerbrief Steun- en herstelpakket en de incidentele suppletoire begroting 2020 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De totale afdracht aan het Gemeentefonds wordt in mindering gebracht op de belastingontvangsten. Hierdoor leidt de verhoging van de afdracht aan het Gemeentefonds tot een verlaging van de netto-belastingontvangsten met € 303 mln.

Overig

Naast bovengenoemde noodmaatregelen is het ministerie van Financiën ook indirect betrokken bij de COVID-19 crisis via staatsdeelnemingen, de EU en internationale financiële instellingen. Hieronder volgt een korte schets van de impact van de COVID-19 crisis op deze beleidstereinen, en de rol van het ministerie.

Staatsdeelnemingen

Het jaar 2021 zal voor de staatsdeelnemingen nog steeds in het teken staan van de (nasleep van de) COVID-19 crisis. Bepaalde deelnemingen zijn hierdoor onmiddellijk hard geraakt. Zo had de NS in maart en april 2020 te maken met 90 procent minder reizigersvervoer op het spoor, verminderde het aantal vluchten van en naar Schiphol drastisch, net als het aantal vluchten van KLM en werden alle vestigingen van Holland Casino tijdelijk gesloten. Voor andere staatsdeelnemingen was een dusdanig grote impact niet direct aan de orde, maar zal de tijd uitwijzen hoe groot de impact op de langere termijn zal zijn. Alle staatsdeelnemingen hebben de voor hen passende maatregelen genomen om de operationele en financiële effecten van de COVID-19 crisis te beheersen. Als aandeelhouder staat het ministerie in nauw contact met hen over de impact op onder andere de borging van de publieke belangen en de financiële positie van de deelnemingen. De COVID-19 crisis heeft ook zijn weerslag op de aan de staat afgedragen dividendafdrachten. In artikel 3 van deze begroting worden deze effecten nader toegelicht.

Maatregelen EU

Het kabinet hecht sterk aan Europese samenwerking om de COVID-19 uitbraak in te dammen en de menselijke en economische gevolgen zo goed mogelijk op te vangen. Er zijn met steun van Nederland snel na het uitbreken van de crisis afspraken gemaakt om lidstaten de flexibiliteit te bieden om te reageren. Zo is de algemene uitzonderingsclausule van het Stabiliteits- en Groeipact in werking getreden en is er een tijdelijk staatssteunkader voor COVID-19 vastgesteld. Ook is afgesproken dat lidstaten hun Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) zo flexibel en snel mogelijk kunnen inzetten. Het kabinet is van mening dat deze maatregelen alleen moeten voortduren zolang de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden. De inzet van het kabinet is om dit de komende tijd te monitoren en wanneer nodig de maatregelen te beëindigen.

Daarnaast zijn er diverse Europese instrumenten opgericht die op korte termijn inzetbaar zijn (zie ook hierboven het herstelinstrument NGEU, SURE en Garantie EIB). Het Emergency Support Instrument (ESI) zal voor een periode van twee jaar opnieuw in werking worden gesteld voor de bestrijding van de COVID-19 crisis, en kan worden gebruikt voor elke crisis die humanitaire hulp vereist. Hiernaast is afgesproken om de bestaande kredietlijn tegen verscherpte voorwaarden (Enhanced Conditions Credit Line, ECCL) van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) tijdelijk beschikbaar te stellen voor de COVID-19 uitbraak. Deze ESM-kredietlijn heeft een omvang van 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) van een lidstaat. Ook is er besloten de ESM Pandemic Crisis Support kredietlijn tijdelijk beschikbaar te stellen voor alle lidstaten van de eurozone. Als voorwaarde voor gebruik van de kredietlijn is opgenomen dat landen zich eraan committeren om deze te gebruiken ter ondersteuning van de binnenlandse financiering van directe en indirecte gezondheidszorg, genezing en kosten gerelateerd aan preventie als gevolg van de COVID-19 crisis. Zie ook paragraaf 2.5 Overzicht Risicoregelingen.

Maatregelen Internationale Financiële instellingen (IFI’s)

Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) zijn met hun mondiale bereik, breed publieke- en private sector-instrumentarium en expertise bij het bestrijden van eerdere crises goed gepositioneerd om de impact van COVID-19 crisis te verkleinen. Nederland hecht veel belang aan deze proactieve en anticyclische respons van IFI’s en hun centrale rol in de mondiale ontwikkelingssamenwerking, die een financieel vangnet vormt tijdens de crisis.

De aanpak van de crisis door de IFI’s is tweeledig. In eerste instantie richtten de COVID-19 maatregelen van de Wereldbank, Europese Investeringsbank (EIB), Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB) en Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) zich op het snel beschikbaar stellen van financiering voor acute projecten in de gezondheidszorg in landen en het verlenen van liquiditeitssteun aan bedrijven. Hierbij valt te denken aan financiering van capaciteitsversterking van gezondheidssystemen en het versterken van de gezondheidsinfrastructuur, als ook liquiditeitssteun aan de private sector, bijvoorbeeld via financiële intermediairs. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) biedt steun aan landen met urgente financieringsproblematiek door noodfinanciering en liquiditeitssteun te verlenen.

In tweede instantie richten de IFI’s zich op het versterken van economische weerbaarheid en het versnellen van breed sociaal-economisch herstel op de middellange termijn. De Wereldbank heeft hiervoor tot 2021 $ 160 miljard beschikbaar gesteld. Andere IFI’s zullen in 2021 een groot deel van hun bestaande instrumentarium herprogrammeren en frontloaden voor ondersteuning bij sociaal-economische noden en herstel.

Nederland pleit er binnen de IFI’s voor om in eerste plaats middelen in te zetten voor de hardst getroffen en meest kwetsbare landen en gemeenschappen die beperkte andere financieringsmogelijkheden hebben. Daarbij is het voor Nederland belangrijk dat IFI’s oog hebben voor de (verdere) verslechtering van schuldenposities van met name lage inkomenslanden door de crisis. Zo heeft International Development Association (IDA), het onderdeel van de Wereldbank voor lage inkomenslanden, tot eind 2021 versneld $ 50 miljard concessionele financiering beschikbaar gesteld ten behoeve van deze landen. Daarnaast heeft Nederland in het kader van de COVID-19 crisis ingestemd met het Debt Service Suspension Initiative (DSSI), een initiatief van de Club van Parijs en de G20 dat schuldverlichting biedt aan een aantal lage inkomenslanden. Concreet houdt het DSSI in dat deze lage inkomenslanden uitstel van alle termijnbetalingen vanaf 1 mei 2020 tot het einde van het jaar aan Nederland en andere landen die lid van de Club van Parijs en/of de G20 zijn krijgen.

Verder zet Nederland erop in dat extra IFI-investeringen ten behoeve van economisch herstel zoveel mogelijk gericht zijn op duurzame economische transformatie, klimaatimpact en de daarvoor benodigde hervormingen.

6

Voor SURE geldt echter dat ook een bilaterale garantie door de lidstaten aan de Unie is verstrekt. Dit was nodig omdat ten tijde van de besluitvorming over dit instrument onvoldoende zekerheid bestond over de hoogte van de marge onder het plafond voor de eigen middelen.

7

Kamerstukken II 2019-2020, 35420 43, II 2019-2020, 35480, nr. 1

Licence