Base description which applies to whole site

2.4 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Tabel 18 Planning beleidsdoorlichtingen
  

(realisatie)

(planning)

Art.

Naam artikel

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Geheel artikel?

1

Primair onderwijs

   

   

3

Voortgezet onderwijs

   

   

4

Beroeps en volwasseneneducatie

      

6

Hoger beroepsonderwijs

      

7

Wetenschappelijk onderwijs

      

8

Internationaal beleid1

        

9

Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

  

    

11

Studiefinanciering

 

     

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

       

13

Lesgelden2

        

14

Cultuur

  

    

15

Media

 

     

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

  

    

25

Emancipatie

       

1

Internationaal beleid is een restartikel en geen beleidsartikel. Er is dus geen beleidsdoorlichting gepland. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen.

2

Lesgelden: het doel van het heffen van lesgeld is het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs. Dit is een financieel doel. Omdat het hier geen beleidsmatig doel betreft ligt een beleidsdoorlichting niet in de rede.

Strategische Evaluatie Agenda

Binnen het programma Inzicht in Kwaliteit is de strategische evaluatieagenda (SEA) een belangrijk middel in wording om de evaluaties strategischer te plannen en beter in te bedden in de ontwikkeling van beleid.

Het doel is om de SEA komend jaar verder te ontwikkelen tot een document met onderwerpen die van strategisch belang zijn voor het OCW-veld: onderwerpen die grote budgettaire of politiek-bestuurlijke impact hebben of grote impact op de ontwikkeling van het veld. De strategische evaluaties op de SEA blikken niet alleen terug, maar ook vooruit en zijn gericht op verbetering van beleid – door het aanpassen van bestaand beleid of het voorbereiden van nieuw beleid. Met de strategische evaluaties kan op langere termijn worden beoordeeld hoe het beleid het doet. De focus van deze SEA ligt op de belangrijke beleidsthema’s en biedt inzicht in de strategische evaluaties die we op deze thema’s doen. Bijlage 5 biedt een overzicht van de overige, niet-strategische, evaluaties van de komende tijd.

De SEA zal meer ruimte geven om de scope van evaluaties te bepalen op basis van beleidsmatige prioriteiten, in plaats van een vaste cyclus aan de hand van begrotingsartikelen. Het maakt het ook eenvoudiger om evalueren echt onderdeel te maken van de beleidscyclus.

Alle domeinen van OCW zijn in de SEA vertegenwoordigd. De komende jaren streven we naar verdere ontwikkeling van de SEA tot een agenda waar binnen elk domein de belangrijkste elementen van dat domein, de beleidsprioriteiten en de uitkomsten aan de orde komen. Op die manier beogen we om over een periode van vijf tot zeven jaar overkoepelende uitspraken te doen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gehele beleid en budget dat wordt ingezet. De SEA wordt elk jaar geactualiseerd, op basis van een inventarisatie van beleidsontwikkelingen en van onderhanden en voorgenomen evaluatieonderzoek.

Op dit moment zitten we in de overgangsfase van beleidsdoorlichtingen naar strategische evaluaties. In de SEA zijn ook de reeds geplande beleidsdoorlichtingen opgenomen, die in nieuwe stijl worden uitgevoerd. Reden hiervoor is dat de beleidsdoorlichtingen vervangen worden door strategische evaluaties en daarmee deel zijn van de SEA.

In het komende jaar wordt de systematiek van de SEA verder ontwikkeld. Om tot aanscherpingen en nieuwe strategische evaluaties te komen wordt nu en dit najaar een nieuwe gespreksronde binnen de verschillende domeinen gevoerd. Daarbij wordt tevens gekeken naar de verhouding tussen de overige beleidsevaluaties uit bijlage 5 en de strategische evaluaties uit de SEA. De evaluatie van de coronamaatregelen wordt ook in deze ontwikkeling en actualisatie meegenomen.

Tabel 19 Strategische Evaluatie Agenda

Thema

Uitleg

Soort

Timing

Toelichting

1. Primair en voortgezet onderwijs

   

1.1. Sectorakkoorden primair en voortgezet onderwijs

Het bestuursakkoord PO en het sectorakkoord VO lopen tot en met 2020. Beide akkoorden zijn gesloten om een kwaliteitsimpuls aan het onderwijs te geven. Aan beide akkoorden zijn financiële middelen gekoppeld. Het is de bedoeling dat de evaluatie in kaart brengt in hoeverre de ambities zijn gehaald, en wat de rol van de sectorakkoorden en de bijbehorende middelen daarin is geweest. De uitkomsten worden gebruikt om te komen tot een nieuwe invulling van de sectorakkoorden en de prestatiebox.

Ex post

2019-2020

In hoeverre zijn de ambities in de sectorakkoorden PO en VO behaald en in hoeverre hebben de sectorakkoorden en de daaraan gekoppelde regelingen en middelen hieraan bijgedragen? Wat is de verklaring voor het al dan niet behalen van de gestelde ambities? De evaluatie zal gebruik maken van bestaand onderzoek, en een combinatie bevatten van kwantitatieve en kwalitatieve analyse.

1.2. Curriculum

Sinds enkele jaren wordt gewerkt aan een herziening van het curriculum in primair en voortgezet onderwijs. Bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) wordt een meerjarig onderzoeksprogramma opgezet om de voortgang en resultaten van de curriculumherziening nauwgezet te volgen en te evalueren, evenals de reflectie hierop vanuit de onderwijspraktijk. Het doel hiervan is dat dit periodiek informatie oplevert waarmee het proces kan worden bijgestuurd. Het monitoringsonderzoek levert tevens inzichten op die benut kunnen worden bij de vormgeving van de voorgenomen periodieke herijking van het curriculum.

Ex anteEx duranteEx post

2020-2023

De vraagstelling is meerledig. Wat kunnen we leren van de manier waarop het herzieningsproces tot nu toe is verlopen, met het oog op de invoering en op het vormgeven van herzieningsprocessen in de toekomst? Hoe ontwikkelt het draagvlak zich voor deze herziening? Wat heeft het onderwijsveld nodig om de vernieuwde doelen succesvol in de praktijk te brengen? Worden de doelen van de curriculumherziening bevorderd in de fase van het ontwerp van kerndoelen? De opzet van het onderzoeksprogramma voor de curriculumherziening bevat drie lijnen. De eerste lijn is gericht op het trekken van lessen uit hoe het huidige herzieningsproces is verlopen met het oog op curriculumherziening in de toekomst (retrospectieve beleidsevaluatie). De tweede lijn is een verkenning op basis van literatuur van de wijze waarop implementatie van vernieuwingen in onderwijsstelsels verlopen met het oog op de invoeringsfase van herziene kerndoelen en eindtermen (overzichtsstudie). De derde lijn is monitoring van het verloop en de resultaten van het ontwerpproces en de wijze waarop vooral leraren en schoolleiders daarbij betrokken zijn.

2. Middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs

   

2.1. Toereikendheid en doelmatigheid bekostiging mbo, hbo en wo en onderzoek

De systematiek van lumpsum, de verantwoording door de besturen, de hoogte van de reserves en de toereikendheid van de bekostiging zijn onderwerp van politiek en maatschappelijk debat. Niet alleen de Tweede Kamer stelt vragen hierover, ook WO in Actie en verschillende onderzoeken leggen die discussie bloot.In juli 2018 heeft de Onderwijsraad op verzoek van de Tweede kamer advies uitgebracht over verantwoording in het onderwijs, waarin geadviseerd wordt de toereikendheid van de lumpsum te evalueren en het inzicht in de doelmatigheid van bestedingen te verhogen.

Ex post

2019-2020

Het onderzoek richt zich op de kwaliteit die onderwijsinstellingen geacht worden te leveren, de toereikendheid van het macrobudget om die kwaliteit te leveren, en op de doelmatigheid van de aanwending van het macrobudget zowel op stelselniveau als het niveau van de instellingen. Het onderzoek dient inzicht te geven in de omvang van het macrobudget in internationaal vergelijkend perspectief, de historische ontwikkeling van het macrobudget in relatie tot de geleverde prestaties, en inzicht in doelmatig handelen op instellingsniveau.

 

Bovendien heeft de Tweede Kamer in maart 2019 de motie Westerveld c.s. aangenomen, waarin de regering gevraagd wordt «onafhankelijk en uitvoerig onderzoek te laten verrichten of het macrobudget voor het mbo, hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toereikend is in relatie tot de veronderstelde kwaliteit en of het macrobudget doelmatig wordt besteed.

  

Daarnaast geeft het onderzoek zicht op de actuele kosten van opleidingen. Het onderzoek bestaat uit:

   

• Het in kaart brengen van de huidige kwaliteit van het mbo, hbo en wo&o.

   

• Het in kaart brengen van de manier waarop deze kwaliteit gerealiseerd wordt.

   

• Het in kaart brengen van de gewenste kwaliteit van het mbo, hbo en wo&o en bieden van handvatten hoe de gewenste kwaliteit gerealiseerd kan worden.

    

De onderzoekers maken hiervoor gebruik van data-analyse en case studies.

3. Onderwijs algemeen

   

3.1. Lerarenbeleid po/vo/mbo/ho

Het lerarenbeleid is gericht op de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van docenten en het bijdragen aan een aantrekkelijk beroep. De evaluatie is mede gericht op het ontwikkelen van voorstellen voor een volgende kabinetsperiode

Ex anteEx post

2020-2021

De strategische evaluatie focust op het vraagstuk hoe we goede leraren opleiden, behouden en verder ontwikkelen. De evaluatie kijkt terug op het beleid vanaf 2013 en doet voorstellen om het beroep ook op lange termijn aantrekkelijk te maken en houden.

3.2 Passend Onderwijs

In 2014 werd het stelsel voor passend onderwijs (onderwijs voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte) in het po, vo en mbo ingevoerd en is afgesproken de werking ervan na vijf jaar te evalueren. Het evaluatieonderzoek naar de implementatie van het beleid in het po en vo is ondergebracht bij het NRO. In het najaar van 2019 is gestart met de daadwerkelijke beleidsevaluatie, die naast onderzoek, ook een veldtraject en een advies van de Onderwijsraad omvat.

Ex post

2019-2020

Vraagstelling De evaluatie richt zich op de effecten van de invoering van passend onderwijs en op het verbeteren van het stelsel voor passend onderwijs voor de toekomst. Aanpak De evaluatie leunt voor een belangrijk deel op het Evaluatieprogramma passend onderwijs van NRO. Daarnaast besteedt de inspectie aandacht aan de ontwikkelingen en effecten op het gebied van passend onderwijs in de Staat van het Onderwijs 2020. Vanaf het najaar van 2019 is uitvoerig gesproken met betrokkenen uit de praktijk en vertegenwoordigers van landelijke vertegenwoordigende partijen in het primair en voortgezet onderwijs. Eerst is gezamenlijk in beeld gebracht wat passend onderwijs behelst. Vanuit een gedeeld begrip is met alle vertegenwoordigende partijen en mensen uit de praktijk de staat van het passend onderwijs geanalyseerd. Deze analyse wordt samen met het eindrapport van NRO en het advies van de Onderwijsraad omgezet naar de lessen die kunnen worden getrokken voor de nabije toekomst. Vervolgens wordt met de vertegenwoordigende partijen verkend wat we in de verre toekomst willen bereiken voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Na de zomer van 2020 wordt de beleidsreactie op de evaluatie en een toekomstagenda naar de Tweede Kamer gestuurd. Er volgt na de zomer een separate beleidsreactie passend onderwijs in het mbo.

4. Wetenschap

    

4.1. Wetenschapsbeleid

In 2021 staat de beleidsdoorlichting van het Onderzoek en Wetenschapsbeleid gepland.

Ex duranteEx post

2020-2021

Het onderzoek levert een overkoepelend beeld op van het beleidsterrein en de ontwikkelingen in het beleid sinds de vorige beleidsdoorlichting (het IBO Wetenschapsbeleid 2014). Kernvraag van de evaluatie is op welke wijze OCW-beleid de ontwikkeling, uitvoering en verspreiding van onderzoek in Nederland stuurt, en in hoeverre het instrumentarium en deze sturingsfilosofie geschikt is om de doelen en ambities van het wetenschapsbeleid te behalen. Het kijkt daarnaast naar de methoden en maatstaven waarmee het wetenschapsbeleid geëvalueerd wordt en stelt de vraag of deze monitoring voldoende dekkend is om beleidsvragen van dit moment en in de toekomst te kunnen beantwoorden.

5. Emancipatie

    

5.1. Werken met Allianties

In de brief aan de Kamer van 19 december 2014, heeft MOCW aangegeven te zullen inzetten op verduurzaming van projecten en samenwerking tussen organisaties op het gebied van emancipatie.Dit betekent meer inhoudelijke sturing bij subsidieaanvragen over doelen en strategieën en aandacht voor de bijdrage van projecten aan het integrale beleid.Ook is het doel meer focus aan te brengen op de samenhang tussen projecten en de verschillende interventieniveaus.Dit heeft geleid tot de Subsidieregeling gender- en LHBTI-gelijkheid 2017-2022 die per 1 januari 2017 van kracht is.Door het aangaan van strategische partnerschappen met de partijen die instellingssubsidie zullen ontvangen, is er sprake van meer inhoudelijke afstemming en sturing op doelen, strategieën en samenhang.In de subsidieregeling is een onafhankelijke procesevaluatie toegezegd om deze nieuwe werkwijze te evalueren. Het gaat vooral om het evalueren van het werken met strategische partnerschappen als instrument.De wijze van selectie van de partnerschappen moet daar ook in worden meegenomen.

Ex anteEx post

2020-2021

De focus van de evaluatie ligt niet op de opbrengsten van de verschillende allianties (dat moeten zij zelf monitoren) maar op het proces, de werkwijze, en de samenwerking met allianties als beleidskeuze. De volgende vragen zouden in ieder geval moeten worden behandeld:

   

• Heeft het verstrekken van subsidie aan allianties, i.p.v. aan individuele organisaties gezorgd voor meer focus en stroomlijning en minder versnippering?

   

• Heeft de samenwerking met allianties ervoor gezorgd dat ook nieuwe, kleine of ander soort organisaties hebben kunnen profiteren van instellingssubsidie?

   

• Heeft de samenwerking met de allianties en de selectie op basis van theories of change geleid tot meer sturing?

   

• Gedurende het hele proces, maar in ieder geval ook aan de voorkant. In hoeverre heeft de samenwerking met allianties gezorgd voor een betere afgestemde sturing op inhoudelijke samenhang, langetermijndoelen en strategieën? Waar zitten mogelijke verbeteringen?

   

Het streven is de bevindingen te gebruiken voor het opstellen van de nieuwe regeling die in 2023 zal starten.

     

6. Cultuur en media

    

6.1. Erfgoed en kunsten

In 2021 vindt een beleidsdoorlichting van artikel 14 (cultuur) van de rijksbegroting plaats. Deze blikt terug op de jaren tussen 2014 en 2019. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen: een onderdeel erfgoed, en een onderdeel cultuur van en voor iedereen. Deze onderdelen omvatten vrijwel het gehele artikel.

Ex post

2021

Het onderdeel erfgoed omvat onder meer de evaluatie van de Erfgoedwet. De evaluatie richt zich op de staat van het erfgoed in Nederland en op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de instrumenten. Het onderzoek binnen het onderdeel cultuur van en voor iedereen evalueert de doelmatigheid en doeltreffendheid van de instrumenten die worden ingezet voor de toegankelijkheid en het bereik van cultuur. Er wordt onder meer gekeken naar directe en indirecte subsidies en programma’s en regelingen voor deelname aan cultuur.

6.2. Mediabestel

Het kabinet ontwikkelt een visie op het mediastelsel voor de komende concessieperiode. De al geplande doorlichting media zal in een nieuwe stijl worden benut om de visie verder uit te werken.

Ex post

2019-2021

Het onderzoek dient inzicht te geven in de maatschappelijke waarde van het publieke bestel in relatie tot publieke investeringen in het bestel; de governance van het stelsel in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en specifiek ontwikkelingen op het domein van media; en de plaats van de lokale omroep in relatie tot de bestelverantwoordelijkheid van de rijksoverheid.

Licence