Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. De EU heeft inmiddels eind 2019 besloten dat de EU in 2050 klimaatneutraal moet zijn.

Afgeleid van klimaatneutraliteit in 2050 streeft Nederland samen met andere lidstaten naar een ambitieuzer klimaatdoel voor 2030 van 55%; Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990

  • een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

Figuur 9 Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten.

Bron CBS. De cijfers voor 2019 zijn voorlopige cijfers.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.

Om het reductiedoel voor 2030 te realiseren wordt uitvoering gegeven aan de afspraken uit het Klimaatakkoord. Dit is vastgelegd in het Klimaatplan, waarmee wordt gestuurd op realisatie van de doelen uit de Klimaatwet. De maatregelen die het kabinet hiervoor neemt vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken. Voor de kortere termijn stuurt het kabinet daarnaast nog op het realiseren van de doelstelling van 16% duurzame energie in 2023, die nog voortvloeit uit het Energieakkoord.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het transitiegericht maken van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren.

Het kabinet heeft een omvangrijk Urgenda-pakket vastgesteld om het doel van 25% CO2-reductie in 2020 en de jaren erna te behalen. Deze maatregelen zijn ook goed voor huishoudens en economische activiteit en zullen, door in te zetten op hernieuwbare energie en energiebesparing, tevens bijdragen aan de doelen van het Energieakkoord. De doelstelling voor het aandeel hernieuwbare energie van 14% zal in Nederland in 2020 desondanks niet gehaald worden. Het kabinet blijft maximaal inzetten op een groter aandeel hernieuwbare energie nationaal en zal daarnaast voor 2020 gebruik maken van de mogelijkheid tot statistische overdracht om te verzekeren dat de doelstelling wordt behaald. Als onderdeel van bredere samenwerking op het gebied van energie en klimaat is hier een akkoord over gesloten met Denemarken.

In oktober 2020 presenteert het kabinet de eerste Klimaatnota, die zal ingaan op de realisatie van de klimaatdoelen in 2030. Daarbij zullen ook de Klimaat- en Energieverkenning 2020 en eerste Klimaatmonitor een belangrijke rol spelen. Voor de uitkijk naar 2030 kan ook een eventueel aangescherpt EU-doel effect hebben op de klimaatopgave in Nederland. Daarom zal EZK in kaart brengen hoe Nederland aan de hogere Europese doelstelling zal kunnen bijdragen.

Op het gebied van het klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK, op basis van de Klimaatwet, het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Warmtewet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

Energiebeleid

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie–infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen.

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;.

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-infrastructuur, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie, gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED).

  • Het stimuleren van energiebesparing(conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie.

  • Het stimuleren van goed werkende nationale en Europese energiemarkten met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving.

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

Tabel 23 Prestatie-indicatoren behorend bij Klimaat- en energiebeleid

Prestatie-indicatoren

2015

2016

2017

2018

2019

Ambitie 2020

Ambitie 2030

Bron

1.    Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

11,6%

11,7%

12,6%

15,1%

18,0%

25%1

49%

RIVM, KEV2019

2.    Gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon-pv in TWh)

7,28

7,64

8,47

9,78

12,58

n.v.t.2

35 TWh

CBS, KEV2019

3.    Gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op zee (in Twh)

1,03

2,32

3,38

3,45

3,57

n.v.t.2

49 TWh

CBS, KEV2019

4.    Aandeel duurzame energie (% van het totale energieverbruik)

5,8%

6,0%

6,6%

7,4%

8,7%

14%

n.v.t.3

CBS, PBL

1

In het vonnis van de Urgenda-zaak is uitgesproken dat de Staat 25% CO-reductie in 2020 ten opzichte van 1990 moet realiseren.

2

De indicatoren voor het Klimaatakkoord hebben een ambitie voor 2030 geformuleerd, niet voor 2020.

3

Er is geen ambitie geformuleerd voor het jaar 2030 omdat deze indicator onderdeel is van het Energieakkoord. De ambitie van deze indicator is vastgesteld voor het jaar 2023 op 16%.

De prestatie-indicatoren 1 tot en met 3 vloeien voort uit het Klimaatakkoord, de prestatie-indicator 4 uit het Energieakkoord.

Voor het aandeel duurzame energieproductie is een ambitie geformuleerd voor 2020 (14%) en 2023 (16%).

De gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land betreft waterkracht, wind op land, zon en biomassa voor elektriciteit.

Meer informatie is te vinden bij de NEa (o.a. voor het klimaatbeleid en het Emissions Trading System). Overige informatieve links zijn: EBN, PBL (feiten en cijfers over energie en energievoorziening), CBS (Energiebalans: aanbod, omzetting en verbruik), RVO.nl (publicaties en documenten inzake duurzame energieproductie), energieopwek.nl (online benadering van dagelijks opgewekte duurzame energie).

Tabel 24 Kengetallen in afgelopen jaren verstrekte subsidies (bedragen x € 1.000)

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Bron

1.    Aantal energieprojecten dat subsidie ontvangt op basis van MEP, SDE of SDE+

11.905

12.128

12.681

13.495

15.597

19.034

RVO.nl

waarvan aantal windparken op land

630

507

377

322

416

513

 

waarvan aantal windparken op zee

2

3

5

4

4

3

 

waarvan aantal zon-PV projecten

10.952

11.261

11.907

12.730

14.715

18.025

 

waarvan aantal biomassa-projecten

292

323

355

397

410

430

 

waarvan aantal overige (covergisting, wkk, geothermie e.d.)

29

34

37

42

52

63

 

2.    Bedrag verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

 

31.873

27.675

11.050

  

RVO.nl

Aantal verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

 

4

4

1

   

3.   Bedrag uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

   

24.380

20.988

15.978

RVO.nl

Aantal uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

   

64

56

44

 

4.    Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de Tenderregeling Energie-innovatie

115

130

99

105

230

128

RVO.nl

5.   Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de DEI/DEI+

15

21

23

22

15

87

RVO.nl

6.   Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de HER

32

37

27

26

21

18

RVO.nl

7.    Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

612

1.150

1.200

1.400

1.800

2.100

RVO.nl

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Uitvoering Klimaatakkoord

In lijn met de afspraken uit het Regeerakkoord heeft het kabinet een Klimaatakkoord uitgewerkt met maatschappelijke partijen dat als doel heeft om de uitstoot van broeikasgassen met 49% te beperken in 2030 ten opzichte van 1990. Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het definitieve Klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 342).

In 2020 zijn er belangrijke mijlpalen bereikt in de uitvoering van het Klimaatakkoord: de SDE++ wordt voor het eerst opengesteld, concept-Regionale Energiestrategieën (RES'en) zijn opgesteld en de rijksvisie marktontwikkeling voor de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 536) is gepresenteerd. Ook zal in oktober 2020 de eerste Klimaatnota gepresenteerd worden, als onderdeel van de monitorings- en borgingscyclus uit de Klimaatwet. In 2021 volgt een aantal belangrijke aanvullende mijlpalen: de CO2-heffing voor de industrie wordt van kracht, de definitieve Regionale Energiestrategieën (RES'en) worden gepresenteerd en de transitievisies Warmte worden in elke gemeente vastgesteld. Met deze en andere maatregelen wordt een stevig fundament gelegd voor de verdere transitie de komende jaren.

Europese Klimaatdoelen 

De EU heeft eind 2019 tijdens de Europese Raad besloten om als eerste continent in de wereld in 2050 klimaatneutraal te zijn, op basis daarvan haar lange termijn strategie vastgesteld en heeft deze in maart 2020 aan het UNFCCC-secretariaat gecommuniceerd. Nederland blijft met de andere ambitieuze landen (de ‘kopgroep’) samenwerken om eind dit jaar het doel voor 2030 aan te scherpen naar 55%. Daarvoor is het van belang dat de Europese Commissie tijdig haar Impact Assessment uitbrengt, die als basis voor de besluitvorming over de ophoging dient. Er wordt een analyse uitgevoerd van de impact van de Europese Green Deal op het nationale klimaatbeleid.

Daarnaast werkt Nederland met klimaatambitieuze landen samen om de economische herstelmaatregelen om uit de COVID-19 crisis te komen te integreren met de Green Deal en het European Green Deal Investment Plan. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden om maatregelen naar voren te halen om een groen herstel te versterken. Ook wil het kabinet dat de EU-uitgaven de klimaat- en milieudoelen van de EU niet schaden en dat volledige afhankelijkheden van fossiele brandstoffen worden voorkomen. Tevens blijft de inzet om in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) minimaal 25% te besteden aan klimaatgerelateerde uitgaven en de overige 75% bij te laten dragen aan het behalen van de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs.

Uitvoering Urgenda-vonnis

Op 24 april 2020 heeft het kabinet aanvullende maatregelen gepresenteerd om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis om in 2020 en de jaren daarna de CO2-uitstoot terug te brengen met 25% ten opzichte van 1990 (Kamerstuk 32 813, nr. 496). De uitvoering van deze maatregelen is per direct opgepakt; vanwege de doorlooptijd van de uitvoering van diverse maatregelen, waaronder aanpassing van wet- en regelgeving en het moeten doorlopen van staatssteunprocedures, zal het volledige reductiepotentieel van maatregelen vermoedelijk in 2021 worden gerealiseerd. Het kabinet heeft diverse maatregelen in verschillende sectoren aangekondigd, waarmee op korte termijn CO2-reductie kan worden gerealiseerd en die op draagvlak kunnen rekenen en handelingsperspectief bieden aan burgers en bedrijven om zelf mee te doen aan de transitie.

Kolencentrales

In de brief over de uitvoering van het Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 496) geeft het kabinet aan dat het in aanvulling op de wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie er voor kiest om een forse CO2-reductie te realiseren door de komende jaren de elektriciteitsproductie met kolen substantieel terug te dringen. Het kabinet richt zich op maatregelen die maximale CO2-reductie realiseren, terwijl ook de leveringszekerheid gegarandeerd blijft. Uitgangspunt is dat de elektriciteitsproductie met kolen in 2021, 2022 en 2023 wordt beperkt tegen een passende nadeelcompensatie. Doel daarbij is om jaarlijks een aanvullende CO2-reductie te realiseren van circa 5 tot 7,5 Mton, terwijl de centrales in de positie blijven om eventuele leveringszekerheidsrisico’s op te vangen.

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Energiewet

Het in de Wetgevingsagenda Energietransitie (Kamerstuk 30 196, nr. 566) aangekondigde wetsvoorstel Energiewet zal in 2021 bij de Tweede Kamer worden ingediend. In dit wetsvoorstel worden afspraken uit het Klimaatakkoord, met name van de elektriciteitstafel, in wetgeving omgezet (Kamerstuk 32 813, nr. 394) en worden de aangekondigde maatregelen in de Kamerbrief over de Energiewet uitgevoerd (Kamerstuk 30 196, nr. 669). Ook wordt hiermee het vierde elektriciteitspakket van de EU geïmplementeerd (Kamerstuk 30 196, nr. 644). Het wetsvoorstel is samen te vatten in zes pijlers:

  • Pijler I: een versterkt kader voor toekomstige systeemintegratie

  • Pijler II: energiedata als noodzakelijke en kansrijke informatie

  • Pijler III: efficiënter hernieuwbare elektriciteit aansluiten, transporteren en distribueren

  • Pijler IV: meer ruimte voor nieuwe marktinitiatieven

  • Pijler V: borgen en versterken van de positie van de eindafnemer

  • Pijler VI: versterking toezicht en stroomlijning van de wetgeving

Doorontwikkeling SDE++

In het Regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd de inzet van de middelen voor de SDE+ te verbreden van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie. Op deze manier worden de beschikbare middelen ingezet om een zo groot mogelijke CO2-reductie te realiseren en daarmee bij te dragen aan de ambities voor 2030. Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO2-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE+ vallen, wordt onderzocht of en hoe deze het beste ondersteund kunnen worden. In het begin van 2021 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de nieuwe regeling en welke technieken worden opengesteld in het najaar van 2021.

Programma Energiehoofdstructuur

In het Klimaatakkoord en in het ontwerp van de Nationale Omgevingsvisie is aangekondigd dat het Rijk een nieuw programma zal ontwikkelen voor de ruimtelijke planning van het energiesysteem.

De ambitie van het Programma Energiehoofdstructuur is om tijdig te zorgen voor voldoende ruimte voor de nationale energiehoofdstructuur, op basis van een integrale afweging met andere opgaven en belangen, binnen een (inter)nationale context en waarbij een goede leefomgevingskwaliteit randvoorwaarde is. Het programma heeft betrekking op ruimtelijk beleid op land en de grote wateren en hanteert als tijdshorizon 2030-2050. Het gaat dus over het gehele Nederlandse grondoppervlak, uitgezonderd de Noordzee.

Medio 2021 worden de eerste ruimtelijke voorkeursstrategieën voor 2030 en 2050 vastgesteld. In 2022 volgt vaststelling van het programma.

Regionale Energiestrategieën (RES'en)

Overal in Nederland zijn gemeenten, provincies en waterschappen aan de slag met het RES-proces. Door coronamaatregelen is het tijdsschema van de RES’en verruimd. Op 1 oktober 2020 zal de bestuurlijk vastgestelde concept-RES aangeleverd moeten zijn bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De PBL-analyse van de concept-RES’en komt op 1 februari 2021 beschikbaar, samen met de analyse van het Nationaal Programma RES. De verdeelsystematiek van de landelijke duurzame opwekopgave van 35 TWh aan zon en wind – waar nodig – wordt gepland voor 1 februari 2021 en de RES 1.0 dient op 1 juli 2021 aangeleverd te worden. Om van de concept-RES naar een definitieve RES te gaan, waarin de plannen zoveel mogelijk geconcretiseerd worden, vraagt inzet van alle overheidslagen. Het Rijk (BZK, EZK) speelt hierin een rol als een actieve, gecommitteerde partner in het RES-proces. Dit doet het Rijk niet alleen vanuit de borging van de afspraken uit het Klimaatakkoord, maar ook vanuit zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het klimaat- en energiebeleid, de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van het energiesysteem, de inzet van Rijksgronden en -vastgoed en de borging van nationale belangen en ruimtelijke uitgangspunten voor de RES.

Kaders voor risicobeleid voor de energietransitie

Zoals eind 2019 aangekondigd (Aanhangsel van de Handelingen 2019-2020, nr. 852) werkt het Ministerie van EZK samen met andere departementen aan algemene beleidsuitgangspunten voor het omgaan met veiligheids- en gezondheidsrisico’s van de energietransitie. Voor de transitie naar een duurzame, betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening is het essentieel dat er voldoende aandacht is voor verantwoord omgaan met risico’s, naast ruimte voor pragmatisch al doende leren en verbeteren en voor het nuchter aanvaarden van restrisico’s en onzekerheid. Het risicobeleid voor de energietransitie wordt gebaseerd op generiek risicobeleid van IenW, BZK, EZK en J&V en rapporten van adviesraden zoals de WRR, de ROB en de RLI, en krijgt de vorm van zes uitgangspunten. Deze zijn bedoeld als basis om consistent risicobeleid te bepalen voor waterstof, aardwarmte, CCS en dergelijke, in aanvulling op bestaande beleidskaders.

Tegelijkertijd heeft EZK studies in gang gezet om meer inzicht te krijgen in de feitelijke risico’s van duurzame energie. Deze leveren als eerste beeld op dat de energietransitie niet alleen een reductie van broeikasgasemissies zal opleveren, maar ook een verbetering in veiligheid en gezondheid. Een vervolgonderzoek door RIVM is onlangs op verzoek van EZK van start gegaan.

Expertise Centrum Warmte

Het Expertise Centrum Warmte (ECW) heeft haar ondersteuningsmogelijkheden voor gemeenten uitgebreid. In 2021 heeft het extra geld beschikbaar voor het uitvoeren van de regeling Extern Advies Warmtetransitie, waarmee gemeenten expertise kunnen inkopen voor de ontwikkeling van hun Transitievisie Warmte.

ISDE

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 342) zal de regeling Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) worden verbreed. Vanaf 2021 zal de regeling zich naast investeringen in warmtepompen en zonneboilers ook richten op investeringen in de isolatie van woningen.

Investeringen in het Energiesysteem op basis van verkenningen

Het Programma Energiehoofdstructuur vormt de ruimtelijke beleidsmatige basis voor investeringen van marktpartijen en netbeheerders in de ontwikkeling van het energiesysteem van nationaal belang. EZK is hierbij, vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en in de toekomst de Omgevingswet, het bevoegd gezag bij projecten van nationaal belang (Rijkscoördinatieregeling, Wro en projectbesluit Omgevingswet). De manier waarop EZK deze bevoegdheid invult, gaat veranderen. In lijn met het Klimaatakkoord is het de bedoeling om flexibeler om te gaan met de toepassing van een projectbesluit door het Rijk voor genoemde energie-infrastructurele werken. Enerzijds zal het Rijk waar mogelijk de ruimtelijke besluitvorming overlaten aan de decentrale overheden en haar projectbevoegdheid dan ook op verzoek overdragen. Anderzijds zal het Rijk, indien dit nodig is voor de voortgang van de energietransitie, ook zijn eigen verantwoordelijkheid nemen in lijn met de Omgevingswet. In de Energiewet zal dit verder uitgewerkt worden.

Verduurzaming van het Nederlandse gassysteem

Gasvormige energiedragers hebben een onvervangbare rol in de verduurzamingsopgave van het energiesysteem. Het kabinet zet in op de ontwikkeling van hernieuwbare gassen, zoals groen gas en waterstof, als alternatief voor aardgas om de toekomstige gasbehoefte duurzaam in te kunnen vullen. Aardgas blijft de komende decennia noodzakelijk, totdat er genoeg hernieuwbare gassen beschikbaar zijn. In de brief aan de Tweede Kamer over de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst (Kamerstuk 32 813, nr. 486) is de rol van deze drie gasvormige energiedragers (aardgas, groen gas, waterstof) uitgelegd.

Het voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet in verband met het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en de investeringsaftrek, dat in de vorige begroting was aangekondigd om in de tweede helft van 2019 te worden ingediend bij de Tweede Kamer, is op 19 mei 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. In de hierboven genoemde Kamerbrief over de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst is aangegeven dat naar alternatieven wordt gezocht voor de aangekondigde verhoging tot 40% van de investeringsaftrek die alleen geldt voor gaswinning op de Noordzee. Teneinde tot snelle invoering van de investeringsaftrek te komen is ervoor gekozen om de investeringsaftrek zowel op zee als land van toepassing te doen zijn. Dit voorstel is opgenomen in het wetsvoorstel en zal naar verwachting op 1 januari 2021 in werking kunnen treden. Aangezien de mijnbouwondernemingen op land vrijwillig afzien van het toepassen van de investeringsaftrek bij gaswinning op land zijn er geen aanvullende budgettaire consequenties.

In de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) heeft het kabinet een beleidsagenda geschetst om de productie van groen gas te bevorderen. Deze beleidsagenda wordt in 2021 uitgevoerd en omvat onder meer het bezien van alternatieve instrumenten om groen gas productie te ondersteunen, waaronder fiscale differentiatie, een bijmengverplichting of een separaat subsidie-instrument. Ook zet het kabinet in op sterk flankerend beleid (onderzoek, R&D, kaderstelling) op het gebied van innovatie, netbeheer, locatiebeschikbaarheid en biomassa. Voor de Transitievisies Warmte die gemeenten in 2021 zullen opstellen, heeft het kabinet duidelijkheid geboden over de positie van groen gas in de warmtetransitie.

De kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485) bevat een uitgebreide beleidsagenda, gebaseerd op de afspraken in het Klimaatakkoord. Het jaar 2021 staat in het teken van het in gang zetten van de eerste concrete beleidswijzigingen. Centrale uitdaging is het op gang brengen van een duurzame waterstofketen en met name de opschaling en kostenreductie van de productie van duurzame waterstof. Het kabinet heeft aangeven hierin de regie te nemen. EZK gaat dan ook op een aantal terreinen het beleid vormgeven. In 2020 draaide dit met name om het voorbereiden van de benodigde wet- en regelgeving voor onderwerpen als marktordening, de taken van netbeheerders, hergebruik van infrastructuur, certificering en veiligheid; in 2021 wordt dit in de praktijk gebracht. Daarnaast komt EZK in 2021 op basis van de uitkomsten van onderzoeken met een aanpak voor een koppeling van waterstofproductie en windparken op zee en bijmenging van waterstof in het gasnet om de marktontwikkeling te stimuleren.

Een cruciaal onderdeel van het waterstofprogramma is de opschaling van de productiecapaciteit voor groene waterstof, het kabinet stelt hiervoor vanaf 2021 een budget van € 35 mln per jaar ter beschikking.

Afhandeling Mijnbouwschade

Op 10 juli 2019 (Kamerstuk 32 849, nr. 189) is de Tweede Kamer geïnformeerd over het streven om een oplossing te zoeken voor burgers die worden geconfronteerd met schade aan hun huis als gevolg van mijnbouw van meer dan 30 jaar geleden, waarbij het recht op vergoeding van deze schade is verjaard, dan wel niet meer vergoed kan worden door de toenmalige verantwoordelijke mijnbouwonderneming omdat deze onderneming 30 jaar na beëindiging van de mijnbouwactiviteiten is opgeheven. Burgers moeten enerzijds niet met schade blijven zitten en de mijnbouwbedrijven en rechtsopvolgers kunnen anderzijds niet zonder meer met claims uit een ver verleden worden geconfronteerd.

De schadeafhandeling zal een onderdeel worden van de landelijke aanpak, waar de onafhankelijke en deskundige Commissie Mijnbouwschade zorgt voor een transparante behandeling en beoordeling van de schadeclaims. De Commissie is vanaf 1 juli 2020 operationeel. Voor het herstel van verjaarde en niet meer te verhalen mijnbouwschades is een fonds noodzakelijk. In 2020 zal EZK de eerste middelen voor dit fonds beschikbaar stellen.

Wijziging rol EBN

In 2018 is een motie ingediend door Kamerlid Beckerman (Kamerstuk 30 175, nr. 277) waarin werd verzocht: «…met een toekomstvisie op de rol van EBN te komen, waarbij het loslaten van de fossiele belangen en zich richten op duurzame energie het uitgangspunt vormt.»

Momenteel wordt met een Kamerbrief gewerkt aan een antwoord op deze motie en aan het identificeren van nieuwe mogelijke publieke taken voor EBN die consequenties zouden kunnen hebben voor artikel 82 van de Mijnbouwwet. In deze Kamerbrief wordt duidelijk dat EBN, als beleidsdeelneming met veel kennis en kunde op het gebied van de diepe ondergrond en grootschalige energieprojecten, op onder meer aardwarmte, CCS, groen gas, waterstof en energieopslag van toegevoegde waarde is en kan zijn. Om deze reden is eerder besloten tot deelname van EBN in aardwarmteprojecten en in het CCS-project Porthos. De genoemde Kamerbrief zal naar verwachting in het najaar van 2020 naar de Kamer worden verzonden.

EU-energiedossier

Op 11 december 2019 heeft de Europese Commissie de mededeling over de Europese Green Deal gepresenteerd. In de loop van 2020 en de eerste helft van 2021 zal de Europese Commissie vervolgens met een serie voorstellen komen op het terrein van energie ter invulling van de Green Deal. Dit betreft onder andere een strategie voor integratie van het energiesysteem, een strategie voor het ontwikkelen van wind op zee, een herziening van de Trans-Europese Energienetwerk (TEN-E) verordening en een aanpassing van de richtlijn energiebelastingen. Ten slotte zal de Commissie, indien het broeikasgasdoel van de EU voor 2030 wordt verhoogd naar 50-55%, ook in 2021 de relevante energiewetgeving in lijn brengen met deze doelstelling. Dat betekent concreet herzieningen van onder andere de Richtlijn hernieuwbare energie en de Richtlijn energie-efficiëntie.

Uitwerking landenspecifieke aanbevelingen (motie Schouw)

De Europese Commissie heeft in 2020 een landenspecifieke aanbeveling gedaan om investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, onder andere op de ontwikkeling van duurzame infrastructuur en het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie. Het kabinet erkent in zijn reactie dat een ambitieus klimaat- en energiebeleid en digitaliseringsbeleid essentieel is voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland (brief van 5 juni 2020, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). De ontwikkeling van duurzame infrastructuur is de inzet van het Programma Energiehoofdstructuur, waarin een nieuwe ruimtelijke planning van het energiesysteem wordt opgezet. Voor de ontwikkeling van het efficiënt opwekken van energie wordt de SDE+ in 2021 verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie. Ook voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO2-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE+ vallen, wordt nog onderzocht of en hoe deze het beste ondersteund kunnen worden. De Kamer zal hierover geïnformeerd worden.

Tabel 25 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

10.752.857

10.763.426

6.077.587

709.639

683.152

634.387

629.928

waarvan garantieverplichtingen

 

71.700

66.600

    

waarvan overige verplichtingen

10.752.857

10.691.726

6.010.987

709.639

683.152

634.387

629.928

        

Uitgaven

2.925.027

3.739.495

3.373.090

3.927.477

4.425.174

4.489.154

4.319.797

waarvan juridisch verplicht

  

87%

    
        

Subsidies (regelingen)

1.664.641

2.291.906

3.031.902

3.559.766

4.107.742

4.173.043

4.006.966

Missiegedraven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

57.589

45.704

49.470

51.923

48.909

46.172

43.700

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

26.535

39.423

47.440

42.140

45.540

42.000

25.540

Energie-efficiency

3.281

3.083

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deals

118

500

500

500

500

500

500

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

42.139

44.690

67.232

74.694

70.537

66.079

64.976

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

1.392

2.500

4.941

6.075

4.296

1.696

1.696

Projecten Klimaat en Energieakkoord

1.708

622

4.491

4.491

4.616

4.870

4.870

MEP

1.515

591

0

0

0

0

0

SDE

559.025

694.867

663.831

687.400

648.200

559.800

515.500

SDE+

706.742

1.173.219

1.830.414

2.503.508

3.132.956

3.288.976

3.215.219

Aardwarmte

20.000

15.000

15.000

17.500

17.500

25.000

0

ISDE-regeling

84.368

104.000

130.000

130.000

100.000

100.000

100.000

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

40.313

110.625

179.000

0

0

0

0

Carbon Capture and Storage (CCS)

6.586

7.888

4.380

2.880

3.480

5.480

5.480

Subidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

36

65

0

0

0

0

0

Hoge Flux Reactor

7.250

7.251

6.401

6.401

6.401

5.401

5.401

Elektrisch rijden

42

0

0

0

0

0

0

Caribisch Nederland

6.791

24.784

12.844

4.144

4.144

4.144

4.144

Overige subsidies

16.711

5.194

5.625

0

0

0

0

Maatregelen voor CO2-reductie

82.500

11.900

0

0

0

0

0

Postcoderoosregeling

0

0

2.965

5.742

8.295

10.557

12.572

Nationale co-financiering EU Innovation Fund

0

0

5.000

20.000

10.000

10.000

5.000

        

Leningen

3.000

4.000

5.000

61.400

9.000

10.000

9.000

Lening EBN

3.000

4.000

5.000

61.400

9.000

10.000

9.000

        

Garanties

0

4.500

600

0

0

0

0

Verliesdeclaratie aardwarmte

0

4.500

600

0

0

0

0

        

Opdrachten

6.718

10.719

11.234

11.985

11.610

11.760

11.760

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

1.937

2.466

1.720

2.020

1.570

1.570

1.570

SodM onderzoek

0

1.925

2.025

2.425

2.500

2.500

2.500

Joint Implementation

1.368

0

0

0

0

0

0

Uitvoeringsagenda Klimaat

288

577

623

623

623

623

623

Klimaat mondiaal

120

477

327

378

378

378

378

Onderzoek en opdrachten

3.005

5.274

6.539

6.539

6.539

6.689

6.689

        

Bijdrage aan agentschappen

75.957

88.036

76.498

74.370

78.838

76.468

72.788

Bijdrage aan RVO.nl

66.634

71.973

56.861

56.713

61.552

61.552

61.552

Bijdrage aan Agentschap Telecom

 

461

4.820

6.050

6.050

3.680

 

Bijdrage aan NEa

5.962

8.862

7.194

6.664

6.287

6.287

6.287

Bijdrage aan KNMI

1.419

1.699

1.239

1.239

1.245

1.245

1.245

Bijdrage aan NVWA

703

814

867

867

867

867

867

Bijdrage aan RIVM

0

52

1.565

1.565

1.565

1.565

1.565

Bijdrage aan RWS

1.239

4.175

3.952

1.272

1.272

1.272

1.272

        

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

142.831

134.010

142.567

142.573

142.573

142.723

142.723

Doorsluis COVA-heffing

110.088

100.450

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO kerndepartement

31.637

32.218

29.875

29.881

29.881

29.881

29.881

TNO-SodM

1.106

1.342

1.692

1.692

1.692

1.842

1.842

        

Bijdrage aan medeoverheden

15.978

23.765

27.579

1.340

0

0

0

Uitkoopregeling

15.978

23.765

27.579

1.340

0

0

0

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

10.800

14.202

10.377

9.710

9.078

8.827

10.227

ECN-NRG

9.008

12.429

8.793

8.118

7.486

7.235

8.635

Internationale contributies

1.792

1.773

1.584

1.592

1.592

1.592

1.592

        

Stortingen begrotingsreserve

1.005.102

1.168.357

67.333

66.333

66.333

66.333

66.333

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

993.682

1.167.657

66.333

66.333

66.333

66.333

66.333

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

11.000

0

0

0

0

0

0

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

420

700

1.000

0

0

0

0

        

Ontvangsten

2.390.399

3.557.003

3.379.371

3.226.091

3.862.391

4.016.091

3.922.091

Ontvangsten COVA

110.088

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

1.631.970

2.411.000

2.648.000

2.692.000

2.838.300

3.062.000

3.198.000

Ontvangsten zoutwinning

2.399

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Onttrekking reserve Duurzame Energie

78.000

236.020

235.680

0

450.000

400.000

150.000

ETS-ontvangsten

440.136

380.000

370.000

410.000

450.000

430.000

450.000

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

115.790

390.610

0

0

0

0

0

Diverse ontvangsten

12.016

25.862

12.180

10.580

10.580

10.580

10.580

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 91% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van tot en met 2020 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de SDE en verplichtingen die in 2011 tot en met 2020 zijn aangegaan voor de SDE+. Omdat het resterende budget van de duurzame energieregelingen in de begrotingsreserve duurzame energie gestort zal worden, is het subsidiebudget weinig flexibel.

Leningen: Van het voor leningen beschikbare budget is 100% juridisch verplicht. Het betreft hier de uitbetaling van de eerder aan EBN verstrekte lening om deelname aan aardwarmteprojecten mogelijk te maken.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 27% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren verstrekte opdrachten, met name voor projecten op het gebied van mijnbouw/bodembeweging, energie- en klimaatonderzoek en ter ondersteuning van de uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Het resterende budget is voor een groot deel bestuurlijk gebonden, onder meer door de afspraken die zijn gemaakt over het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM), de wettelijke taken van EZK op het gebied van de RCR en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de verplichting planschade als gevolg van energieprojecten te vergoeden.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2021 aan RVO.nl, NVWA, het KNMI, AT, de NEa, het RIVM en RWS en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Op dit onderdeel is sprake van zeer beperkte budgetflexibiliteit, hoewel slechts 18% van het budget juridisch verplicht is. Deze beperkte budgetflexibiliteit vloeit met name voort uit de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van strategische olievoorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving. Daarnaast wordt de bijdrage aan TNO (energie-, klimaat- en mijnbouwonderzoek) uit dit budget bekostigd.

Bijdragen aan medeoverheden: Het budget betreft de bijdrage van EZK aan de kosten van uitkoop van woningen die loodrecht onder hoogspanningslijnen staan. De regeling is per 1 januari 2017 opengesteld en wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. Het budget is daarmee niet juridisch verplicht, maar zeer beperkt flexibel, aangezien het kabinet naar de betrokken huiseigenaren heeft aangegeven dat de uitkoopregeling een looptijd van vijf jaar kent.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 58% juridisch verplicht, vooral door de bijdrage aan NRG ten behoeve van nucleaire activiteiten. Daarnaast worden uit dit onderdeel de jaarlijkse contributies aan internationale klimaat- en energieorganisaties gefinancierd. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.

Storting in begrotingsreseves: het voor stortingen in de reserves beschikbare budget is 100% juridisch verplicht. Bij de reserve duurzame energie gaat het in 2020 om de storting van de in 2020 verwachte onderuitputting op de voor de SDE, de SDE+ en de ISDE beschikbare budgetten. Voor 2021 en verder betreft het de terugstorting in de reserve duurzame energie van in totaal € 398 mln die in de periode 2015 tot en met 2020 tijdelijk aan de reserve was onttrokken.

Subsidies

Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

De Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) regeling ondersteunt integrale innovatieve oplossingen die wezenlijk bijdragen aan het realiseren van de doelen uit het Klimaatakkoord. De MOOI stimuleert een brede samenwerking van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden die samen een consortium kunnen vormen en actief worden uitgedaagd om eindgebruikers, ontwikkelaars en vernieuwers en uitdagers uit het MKB te betrekken. Op die manier hebben innovaties een grotere kans op succes. De MOOI richt zich op de thema’s 'Wind op zee', 'Hernieuwbare energie op land', «Gebouwde omgeving» en 'Industrie'. De Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP's) van de Topsector Energie beschrijven de innovatieopgaven van deze klimaatdoelen en vormen de basis voor de inhoud van de MOOI-regeling. In 2020 is de MOOI-regeling voor het eerst breed opengesteld, mede met een bijdrage vanuit het Ministerie van BZK. In 2022 is een nieuwe openstelling voorzien. De MOOI-regeling is grotendeels in de plaats gekomen van de aparte TSE-subsidiemodules om zo meer focus te leggen op de ontwikkeling van integrale innovatieve concepten en bredere benodigde samenwerkingsverbanden gericht op CO2-reductie. Er zijn echter nog enkele andere TSE-subsidiemodules waarin kleinere innovatieve projecten gefaciliteerd kunnen worden voor de gebouwde omgeving, de industrie, op het gebied van systeemintegratie en brandstoffen. Hiervoor is een jaarlijkse openstelling mogelijk.

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

De subsidie Hernieuwbare Energietransitie (HER+) heeft als doel om de klimaat- en energiedoelstellingen tegen minder kosten te realiseren door innovatieve projecten. De innovaties uit de projecten moeten leiden tot een besparing op de toekomstige uitgaven aan subsidies voor de Stimuleringsregeling Duurzame Energietransitie (SDE++). De regeling werkt daarom als een soort voorportaal van de SDE++ en wordt gefinancierd uit een afgezonderd deel van de SDE-middelen. Sinds de openstelling van 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 is de regeling verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie in lijn met de SDE++. Ook in 2021 is openstelling van de HER+ voorzien.

Energie-efficiëntie

EZK financiert projecten ter uitvoering van de Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie (MJA-E) voor verbetering van de energie-efficiëntie. Deze afspraken zijn gericht op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Klimaatakkoord.

Green Deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Zij hebben een bijdrage geleverd aan de realisatie van de ambities in het Energieakkoord. Green Deals kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de innovatie, opschaling en uitrol van de afspraken in het Klimaatakkoord. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van participatie van de omgeving in duurzame energieprojecten, energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Green Deals zijn grotendeels budgetneutraal: er is een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar) beschikbaar om initiatieven verder te brengen. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

De Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) komt voort uit het Energieakkoord en is vanaf 2019 in lijn gebracht met het Klimaatakkoord. De DEI+ is gericht op de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van klimaat- en energie-innovaties die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductie opgaven. Flexibilisering van het energiesysteem en optimale ruimtelijke benutting van het energielandschap horen daar ook bij. Het Ministerie van BZK en IenW maken tevens gebruik van de DEI+-regeling voor het faciliteren van hun beleidsterreinen op het gebied van de gebouwde omgeving en circulariteit. Zo mogelijk is er voor de openstelling van de DEI+ in 2021 akkoord op het staatssteunmeldingstraject bij de Europese Commissie om demonstratieprojecten te faciliteren op het gebied van waterstof, CCUS en geavanceerde biobrandstoffen.

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren. Op basis van de tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83) zijn middelen gereserveerd om deze regeling de komende drie jaar open te stellen voor een bedrag van € 4,6 mln per jaar.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)

MEP-subsidie is verleend aan producenten van elektriciteit uit wind- en zonne-energie, waterkracht en biomassa. Projecten ontvingen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van tien jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld. In 2021 worden geen betalingen op de MEP meer verwacht.

Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. De regeling is daarmee breder dan de MEP. Met ingang van 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+. De voor 2021 en verder geraamde budgetten betreffen de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de SDE zijn aangegaan.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie heeft. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top.

Stimuleringsregeling Duurzame Energietransitie (SDE++)

Met ingang van 2020 is de SDE+ omgevormd tot de SDE++, zodat naast hernieuwbare energieproductie ook CO₂-reducerende technologieën in aanmerking komen voor subsidie. Doordat in de SDE++ goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van CO₂-reducerende technologieën, zal op de meest kosteneffectieve wijze de reductie van CO₂ worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. Voor de SDE++ geldt dat de openstelling 2020 (€ 5 mld) pas in 2021 verplicht zal worden: hiermee is in het beschikbare verplichtingenbudget voor 2021 rekening gehouden. Voor de openstelling van de SDE++ in 2021 wordt opnieuw uitgegaan van een openstelling van € 5 mld: zodra hier een definitief besluit over genomen is zal het hiervoor benodigde verplichtingenbudget in de begroting 2022 worden opgenomen, aangezien ook deze openstelling pas in het jaar volgend op de openstelling tot verplichting zal komen. In het budget voor 2021 wordt opnieuw uitgegaan van een subsidieloze tender Windenergie op Zee.

Inclusief de middelen uit de begrotingsreserve duurzame energie is er in de meerjarencijfers in de periode 2020-2032 € 47,2 mld beschikbaar voor uitgaven voor de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER en de ISDE, alsmede voor de uitvoeringskosten van deze duurzame energieregelingen. Deze beschikbare middelen zijn gebaseerd op:

  • 1. de bij het Energieakkoord gemaakte raming van de benodigde kasmiddelen voor de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023;

  • 2. de middelen die in het kader van het Klimaatakkoord meerjarig zijn toegevoegd;

  • 3. de middelen die na 2022 conform de afspraak in de startnota van het kabinet Rutte-III meerjarig uit de begrotingsreserve duurzame energie aan het SDE+-budget zijn toegevoegd.

Tabel 26 Beschikbare middelen en kasuitloop duurzame energieregelingen (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

MEP

SDE

SDE+

HER

ISDE

Uitvoeringskosten RVO.nl

Totaal 2020-2032

Meerjarencijfers 2020 t/m 20321

1

5.546

37.168

242

1.350

302

44.608

Begrotingsreserve Duurzame Energie per 1-1-2020

73

740

2.342

   

3.155

Geplande meerjarige stortingen in begrotingsreserve

 

398

1.168

   

1.566

Geplande meerjarige onttrekkingen aan begrotingsreserve

 

‒ 321

‒ 1.851

   

‒ 2.172

Totaal beschikbaar (incl. Klimaatakkoord) 2020-2032

74

6.363

38.827

242

1.350

302

47.157

Totaal openstaande juridische verplichtingen over periode 2020-2032 per 01/01/2020

47

6.226

41.587

71

103

35

48.069

1

Budget SDE+ is inclusief toevoeging van € 1,7 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie.

Van de in totaal beschikbare € 47,2 mld zal bij de huidige inzichten € 27,7 mld nodig zijn voor uitgaven in de periode 2020-2032 op verplichtingen die tot en met 31 december 2019 zijn aangegaan. De resterende € 19,5 mld is nodig voor de subsidieverleningen die in 2020 zijn en worden afgegeven en om in de periode 2021-2030 nieuwe subsidiebeschikkingen te kunnen afgeven via de SDE++, de HER en de ISDE en om de uitvoeringskosten van RVO.nl te dekken.

Tabel 27 Budget duurzame energieregelingen per jaar (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Totaal

MEP

1

            

1

SDE

695

664

687

648

560

516

493

473

449

274

83

5

 

5.546

SDE+ (incl. flankerend beleid en aanleg net op zee)

1.173

1.830

2.504

3.133

3.289

3.215

3.172

3.154

2.969

3.100

3.310

3.188

3.131

37.168

HER

39

47

42

46

42

26

0

0

0

0

0

0

0

242

ISDE

104

130

130

100

100

100

98

98

98

98

98

98

98

1.350

Uitvoeringskosten RVO.nl

36

27

27

27

27

27

27

27

27

27

27

0

0

302

Beschikbare middelen op begroting

2.048

2.698

3.390

3.953

4.017

3.883

3.790

3.751

3.543

3.498

3.517

3.291

3.229

44.608

               

Stand reserve Duurzame Energie per 1-1

3.155

4.087

3.918

3.984

3.600

3.267

3.183

2.949

2.649

2.549

2.549

2.549

2.549

 

Storting in reserve

1.168

66

66

66

66

66

66

      

1.566

Onttrekking reserve

‒ 236

‒ 236

 

‒ 450

‒ 400

‒ 150

‒ 300

‒ 300

‒ 100

    

‒ 2.172

Saldo stortingen en onttrekkingen per jaar

932

‒ 169

66

‒ 384

‒ 334

‒ 84

‒ 234

‒ 300

‒ 100

    

‒ 606

Stand reserve Duurzame Energie per 31-12

4.087

3.918

3.984

3.600

3.267

3.183

2.949

2.649

2.549

2.549

2.549

2.549

2.549

 

Figuur 10 Beschikbare middelen en geraamde kasuitloop duurzame energieregelingen (bedragen x € 1 mln)

1

Dit is inclusief de HER, ISDE en uitvoeringskosten RVO.nl, maar exclusief reeds begrote stortingen in de reserve duurzame energie.

De geraamde kasuitloop in de figuur gaat niet uit van het maximaal uit te keren bedrag aan subsidies, maar is een realistische inschatting van de verwachte kasuitloop van de afgegeven beschikkingen op basis van de verwachte intrekking van beschikkingen, van de vertraging van energieprojecten en van de ontwikkeling van de SDE+-basisbedragen in de toekomst. Budgetten die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor de subsidiëring van toekomstige duurzame energieprojecten.

Aardwarmte

Vanuit de Klimaatenveloppe 2018 is voor de jaren 2018 en 2019 € 36 mln beschikbaar gekomen voor een project van EBN (SCAN) om in samenwerking met TNO de ondergrond in Nederland in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte in Nederland. Om het project de komende jaren voort te kunnen zetten is in de jaren 2020 tot en met 2024 vanuit het SDE+-budget in totaal € 90 mln beschikbaar gesteld.

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE)

De Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) betreft een tegemoetkoming bij de aankoop van zonneboilers en warmtepompen. Deze regeling is voor particulieren en zakelijke gebruikers. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over het Klimaatakkoord zal de ISDE-regeling worden verlengd tot 2030. Vanaf 2021 zal de regeling zich naast investeringen in warmtepompen en zonneboilers ook richten op investeringen in de isolatie van woningen. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de ISDE jaarlijks voor € 100 mln wordt opengesteld. Bij amendement (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16) is daarnaast in totaal € 100 mln, verdeeld over de jaren 2020 tot en met 2022, uit de begrotingsreserve duurzame energie toegevoegd aan het ISDE-budget ten behoeve van investeringssubsidies op het gebied van duurzame energie voor het MKB. 

Subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitsgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen, omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglekrisico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2-uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten door het ETS is, gelet op de gestegen CO2-prijs, in 2021 ten opzichte van 2020 het beschikbare budget opgehoogd naar € 179 mln.

Carbon Capture and Storage (CCS)

De afvang en opslag van CO2 (CCS) wordt gezien als een onmisbare transitietechnologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren in bepaalde industriële sectoren. Om CCS breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies). EZK heeft voor ACT I ruim € 4 mln aan onderzoeksbudget beschikbaar gesteld (2017-2020). Voor ACT II (2019-2022) heeft Nederland € 4,5 mln beschikbaar gesteld. Voor ACT III (2021-2024) zal Nederland opnieuw een bijdrage leveren van € 4 mln. Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven werken hierin samen met organisaties uit Europa en Noord-Amerika.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «Aanvullend Programma» van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent schaalnadelen, anderzijds zijn er zeer goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van EZK zet in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland. In het kader van het corona-herstelpakket worden de netbeheertarieven op Caribisch Nederland in 2020 en 2021 naar 0 teruggebracht.

Overige subsidies

Het voor 2021 beschikbare budget betreft betalingen ten behoeve van het Expertisecentrum Warmte (ECW), waarmee onder andere gemeenten in staat gesteld worden extern advies in te winnen voor de Transitievisie Warmte.

Maatregelen voor CO2-reductie

Er is in 2019 in totaal € 94,4 mln beschikbaar gesteld voor maatregelen van individuele bedrijven waarmee een significante broeikasgasreductie kan worden behaald. Hiervan is in 2019 € 82,5 mln besteed aan de sluiting van de Hemweg-centrale van Vattenfall NV per 1-1-2020 en aan reducerende maatregelen bij het bedrijf Fibrant op Chemelot. Daarnaast wordt met de invoering van de informatieplicht, die per 1 juli 2019 is ingevoerd, voor bedrijven - met name MKB - de uitvoering van de energiebesparingsverplichting vergemakkelijkt. Hiervoor was € 2,5 mln beschikbaar in 2019 en € 2,5 mln in 2020. De in 2019 niet-bestede middelen op de maatregelen voor individuele bedrijven (€ 11,9 mln) zijn doorgeschoven naar 2020.

Postcoderoosregeling

Met de huidige postcoderoosregeling kunnen leden van een coöperatie een energiebelastingkorting op hun energienota voor lokaal en duurzaam opgewekte elektriciteit krijgen. Door deze regeling kunnen inwoners van een wijk of dorp met elkaar op een financieel rendabele manier aan de slag met lokaal opgewekte duurzame energie. De postcoderoosregeling is tot en met 2020 een fiscale regeling en wordt vanaf 2021 een subsidieregeling (Kamerstuk 31 239, nr. 318). Als gevolg hiervan is er een kadercorrectie doorgevoerd, waarmee het voor deze regeling benodigde budget aan de EZK-begroting is toegevoegd.

Nationale cofinanciering EU Innvation Fund

Het Innovation Fund is een Europees subsidieprogramma, gericht op grote CO2-reducerende projecten voor ETS-bedrijven en de opschaling en uitrol van innovatieve technieken om de energietransitie te ondersteunen. Het is een intergouvernementeel fonds met een budget van € 1 mld in 2020, gefinancierd vanuit ETS-opbrengsten, buiten het Meerjarig Financieel Kader MFK). Dit fonds is beschikbaar voor projecten met investeringskosten groter dan € 7,5 mln en die gereed zijn voor grootschalige demonstratie. Hoeveel er voor het Nederlandse bedrijfsleven uit dit fonds beschikbaar komt is onbepaald. Met de nationale cofinanciering kan Nederland deze grootschalige investeringen of flagship projecten ondersteunen en versnellen. De doelstellingen van het fonds zijn in lijn met het Klimaatakkoord en het versnellen van industriële verduurzaming en duurzame energieopwekking, groen herstel en de Recovery and Resilience Facility (RRF). Dit biedt daarom mogelijkheden om de industriële transitie en met name grootschalige demonstratie en uitrol van innovatieve verduurzamingsprojecten, zoals op het gebied van waterstof, Carbon Capture (Usage) and Storage (CC(U)S), elektrificatie of chemische recycling, te ondersteunen.

Leningen

EBN

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in aardwarmteprojecten. Om deze taak de komende jaren invulling te geven is cumulatief € 48 mln als lening aan EBN verstrekt. Daarnaast zal aan EBN in 2020 een lening verstrekt worden, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project. De door EBN verkregen rendementen op aardwarmteprojecten en het Porthos-project zullen worden gebruikt om de beide leningen af te lossen.

Garanties

Aardwarmte

Aardwarmte betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van aardwarmte is 15 petajoule (PJ) in 2030. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling aardwarmte heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. Omdat dit risico in de markt (nog) niet verzekerbaar is, dekt de overheid dit risico af door middel van het verlenen van garanties aan marktpartijen die hiervoor een kostendekkende premie betalen. De uitgaven betreffen enerzijds uit te keren verliesdeclaraties, anderzijds de storting van ontvangen premies in de begrotingsreserve aardwarmte.

Opdrachten

Onderzoek mijnbouw-bodembeweging

Dit budget betreft onderzoek binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) en (onderzoeks)opdrachten van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de mijnbouwproblematiek in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO).

SodM onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uit te kunnen voeren.

Uitvoeringsagenda Klimaat

Vanuit dit budget worden uitvoerings- en onderzoeksopdrachten voor de ontwikkeling van de klimaatagenda gefinancierd.

Klimaat mondiaal

Dit budget is bedoeld om kosten rondom mondiale klimaatprojecten, zoals de jaarlijkse Conference of Parties (COP) klimaatbijeenkomst, te financieren.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Het RCR-budget is ook bedoeld om de visie uit de Kamerbrief «Samen energieprojecten realiseren: visie op omgevingsmanagement» en vervolgbrieven (Kamerstuk 31 239, nr. 211, Kamerstuk 31 239, nr. 254) binnen de RCR vorm te geven. Het budget wordt ook aangewend om pilots, ondersteuning en training op het gebied van omgevingsmanagement binnen RCR-projecten (wind, zon, hoogspanning, mijnbouw) te organiseren.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO.nl van energiesubsidieregelingen, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, MOOI, HER), de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie(+) (SDE/SDE+/SDE++). Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO.nl op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.

Agentschap Telecom (AT)

Medio 2019 is afgesproken dat de huidige fiscale salderingsregeling niet wordt opgevolgd met een subsidie-instrument, zoals in het Regeerakkoord stond, maar een fiscale regeling blijft die wordt uitgefaseerd door middel van een geleidelijke afbouw. Voor een geleidelijke afbouw van salderen is het noodzakelijk dat burgers en bedrijven vanaf 1 januari 2023 beschikken over een meetinrichting die afname en invoeding apart kan meten. Agentschap Telecom wordt verantwoordelijk voor de handhaving van deze verplichting.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Met ingang van 2018 verstrekt EZK een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van de emissiehandel, waaronder de voorbereidingen voor de vierde handelsperiode, alsmede met betrekking tot het register voor biobrandstoffen en het toezicht op de bijstook van biomassa bij elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt in 2020 aan de NEa een opdracht verstrekt voor de handhaving van en advisering over de CO2-minimumprijs voor elektriciteitsproductie.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor EZK uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Daarnaast verricht het KNMI in internationaal verband diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek voor verschillende internationale gremia, waaronder het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Het betreft hier de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol). Er zal op dit instrument geen realisatie plaatsvinden, omdat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) als coördinerend opdrachtgever voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat optreedt en de beschikbare budgetten naar de coördinerende opdrachtgever worden overgeheveld gedurende het uitvoeringsjaar.

Rijkswaterstaat (RWS)

De werkzaamheden van RWS richten zich op de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving) en de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op het beleidsterrein klimaat (onder andere het faciliteren van kennisdeling onder medeoverheden en het uitvoeren van wettelijke taken rondom ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van EZK strategische olievoorraden aan in lijn met wat hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de EZK-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZK keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA.

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit EZK aan TNO-AGE voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Daarnaast wordt uit dit budget het toegepaste duurzame energieonderzoek gefinancierd dat met ingang van 2018 van ECN is overgegaan naar TNO.

TNO SodM

Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220kV- en 380kV-verbindingen en 110kV- en 150kV-verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017-2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (Stcrt. 2016, 68302). De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. In samenhang hiermee heeft het Rijk per 1 januari 2019 wettelijk mogelijk gemaakt dat op verzoek van een gemeente en/of provincie bestaande hoogspanningslijnen van 50, 110 en 150 kV binnen bevolkingskernen onder de grond gebracht kunnen worden (verkabelen) of dat de tracés kunnen worden verplaatst.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

De Nuclear Research and consultancy Group, die onderdeel is van de Stichting ECN, voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

Internationale contributies

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het Internationaal Energieagentschap IEA (kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit internationale verplichtingen. Daarnaast ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector. Internationale klimaatcontributies versterken de internationale positie van Nederland in het wereldwijde klimaatdebat. Deze contributies gaan onder andere naar het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Montrealprotocol, het verdrag van Wenen en de OESO.

Stortingen in reserves

Voor de stortingen in de verschillende reserves wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen onder ‘toelichting op de begrotingsreserves’.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis heffing COVA».

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

Het uitgaveninstrument voor de SDE+-subsidie is tegelijkertijd ingesteld met een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd en stijgt naar de huidige inzichten in 2021 naar € 2,65 mld. De ruimte voor de uitgaven en de geraamde inkomsten waren oorspronkelijk aan elkaar gelijk. In bijgaande tabel is de relatie tussen uitgaven voor de SDE+ en ODE-ontvangsten verduidelijkt.

Tabel 28 Opbrengst heffing ODE (SDE+) (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand SDE+ Ontwerpbegroting 2021

1.173.219

1.830.414

2.503.508

3.132.956

3.288.976

3.215.219

Stand ODE Ontwerpbegroting 2021

2.411.000

2.648.000

2.692.000

2.838.300

3.062.000

3.198.000

Verschil tussen SDE+ en ODE

‒ 1.237.781

‒ 817.586

‒ 188.492

294.656

226.976

17.219

       

Verklaring:

      

Dekking uitvoeringskosten RVO t.b.v. energieregelingen

‒ 17.608

‒ 17.608

‒ 17.608

‒ 17.608

‒ 17.608

‒ 17.608

Financiering Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

‒ 39.423

‒ 47.440

‒ 42.140

‒ 45.540

‒ 42.000

‒ 25.540

Financiering InvesteringsSubsidie Duurzame Energie ( ISDE)

‒ 100.0001

‒ 100.000

‒ 100.000

‒ 100.000

‒ 100.000

‒ 100.000

Geplande storting SDE+-budget in reserve duurzame energie

‒ 1.131.9552

     

Budgetoverheveling van/naar andere departementen

‒ 9.503

‒ 331

44

44

44

44

Overboeking naar diensten/org.onderdelen EZK (o.a. ECN-TNO/ACM)

‒ 1.100

‒ 780

‒ 780

‒ 780

‒ 780

‒ 780

Kasschuif van 2019 naar 2020, 2021 en 2022

34.900

10.800

14.300

   

Onttrekking aan de reserve duurzame energie

   

450.000

400.000

150.000

Overheveling budget van MEP en SDE naar SDE+

47.707

47.000

45.000

50.000

45.000

40.000

Bijdrage EZK kosten scheepvaartveiligheid als gevolg van Wind op Zee

‒ 5.799

‒ 14.227

‒ 16.408

‒ 23.960

‒ 32.680

‒ 28.897

Bijdrage aan SCAN-programma EBN

‒ 15.000

‒ 15.000

‒ 17.500

‒ 17.500

‒ 25.000

 

Bijdrage aan lening EBN t.b.v. Porthos-project

  

‒ 53.400

   

Bijdrage EZK aan generale beeld 2021

 

‒ 680.000

    

Totaal verklaard

‒ 1.237.781

‒ 817.586

‒ 188.492

294.656

226.976

17.219

1

De beschikbare budgetten voor de ISDE zijn in de jaren 2020, 2021 en 2022 in totaal € 100 mln hoger, maar deze € 100 mln is niet uit het SDE+-budget gedekt, maar is op basis van een amendement (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16) uit de reserve duurzame energie gefinancierd.

2

Naast deze storting van SDE+-budget vindt ook een storting van € 36 mln ISDE-budget en een kleine onttrekking van € 0,298 mln voor de uitfinanciering van de MEP plaats, zodat per saldo de totale in 2020 verwachte storting in de reserve duurzame energie € 1.167.657 bedraagt

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

De onttrekking aan de reserve in de jaren 2019 tot en met 2021 (totaal € 549,7 mln) is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • de tijdelijke onttrekking (€151 mln) van in totaal € 398 mln in de periode 2015-2020 die bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2015 aan de orde is geweest (zie hiervoor onder meer het antwoord op vraag 5 en 6 in Kamerstuk 34 210 XIII, nr. 4, blz. 5–7). De volledige € 398 mln wordt in de periode 2021 tot en met 2026 teruggestort in de reserve.

  • de onttrekking van € 100 mln ter financiering van het amendement-Mulder c.s. over de openstelling van de ISDE voor het MKB (zie bij ISDE).

  • de onttrekking van € 298,7 mln ter financiering van aanvullende maatregelen om tot CO2-reductie te komen. Deze middelen zijn overgeheveld naar het Ministerie van Financiën en daar op de Aanvullende Post geplaatst.

Conform de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte-III dat de middelen in de reserve bij het afsluiten van het Klimaatakkoord toegevoegd zullen worden aan de voor de SDE+ beschikbare middelen, zal vanaf 2023 in totaal € 1,7 mld aan de reserve worden onttrokken.

ETS-ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten zijn gebaseerd op het aantal te veilen ETS-rechten en de prijs per recht.

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

Op basis van de in de Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB’s) van de ministeries van EZK, LNV, BZK, Financiën en IenW in 2020 te besteden Urgenda-middelen (€ 324,4 mln), de in 2019 naar het Ministerie van EZK teruggestorte, in 2019 niet-benutte middelen ( € 55,2 mln) en een additionele storting in 2019 van Urgenda-gerelateerde middelen (€ 11 mln), wordt in 2020 in totaal € 390,6 mln aan de Urgenda-reserve onttrokken. Het gaat om onttrekkingen bij uitgaven voor CO2-reductie projecten uitgevoerd door IenW (€ 63,8 mln), LNV (€ 87,0 mln), BZK (€ 175,6 mln), EZK (€ 49,6 mln) en Financiën (€ 14,7 mln)

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening van kosten, aan initiatiefnemers van energieprojecten, die het Ministerie van EZK maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de ontvangen provisies in het kader van de garantieregeling aardwarmte, de onttrekkingen aan de begrotingsreserve aardwarmte en de door RVO.nl en de NEa terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot.

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 29 Stand begrotingsreserves per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie

3.155.088

100%

Begrotingsreserve Aardwarmte

21.974

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

395.210

51%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie respectievelijk het bevorderen van CO2-reductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve duurzame energie zijn het meest recent toegelicht in de volgende stukken:

  • Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;

  • Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

Tabel 30 Specificatie van begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal

MEP (algemene middelen)

23

16

2

0

34

‒ 2

0

73

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

63

16

135

1.065

Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE)

  

‒ 20

‒ 77

‒ 77

‒ 73

‒ 78

‒ 325

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

523

859

2.342

Totaal

225

370

483

396

301

464

916

3.155

Eind 2019 bedraagt de stand van de reserve € 3.155,1 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO.nl (de uitvoerder van de SDE+), zal de begrotingsreserve duurzame energie in 2020 nog toenemen met € 932 mln (saldo storting en onttrekking).

Tabel 31 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)

2020

  

2021

   

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

3.155,1

1.167,7

‒ 236,0

4.086,7

66,3

‒ 235,7

3.917,4

Voor 2021 wordt een onttrekking aan de reserve geraamd van € 235,7 mln Deze onttrekking heeft betrekking op de financiering van aanvullende maatregelen om tot CO2-reductie te komen (zie bij Ontvangsten).

Met de brief van 25 maart 2016 (Kamerstuk 31 865, nr. 79, blz. 2) is uiteengezet dat een nieuw kabinet de in de begrotingsreserve opgebouwde middelen kan overboeken naar de begroting en de meerjarencijfers op basis van de dan actuele inzichten. Naast de al geplande tijdelijke onttrekking van € 73 mln en de onttrekking van € 100 mln ter financiering van het amendement-Mulder c.s. over de openstelling van de ISDE voor het MKB in 2020 en de onttrekking van in totaal € 298,7 mln in 2020 en 2021 ter financiering van aanvullende CO2-reducrende maatregelen is in 2021 rekening gehouden met de eerste terugstorting van € 66,3 mln van in totaal € 398 mln die in de jaren 2015 tot en met 2020 tijdelijk aan de reserve was onttrokken. In de jaren 2023 tot en met 2028 is verder rekening gehouden met een onttrekking uit de begrotingsreserve en overboeking naar het SDE+-budget van in totaal € 1,7 mld. Van de € 3,9 mld die naar verwachting eind 2021 in de begrotingsreserve beschikbaar is zal dan nog ruim € 2,5 mld resteren. Deze € 2,5 mld kan gezien worden als een buffer om eventuele tegenvallers in de ontwikkeling van de energieprijs (en daarmee hogere subsidie-uitkeringen) in de periode 2020-2030 op te kunnen vangen. Zie tabel 27 voor het overzicht van alle geplande stortingen in en onttrekkingen aan de reserve.

Tabel 32 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1 mln)

2020

  

2021

   

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

22,0

0,7

‒ 4,6

18,1

1,0

‒ 0,7

18,4

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2020 € 45,5 mln. Omdat het hier om omvangrijke garanties gaat (maximaal € 18,7 mln per project) is in 2014 een extra storting in de reserve gedaan van ruim € 9 mln. Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, rekening houdend met het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om ook in 2021 een garantieplafond van € 66,6 mln mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

Omdat aardwarmte/geothermie ook in het Klimaatakkoord een belangrijke rol speelt, is de verwachting dat de komende jaren een toenemend beroep op de garantieregeling zal worden gedaan. Dit zal enerzijds leiden tot hogere premie-inkomsten (stortingen), anderzijds tot hogere uitgaven aan verliesdeclaraties (onttrekkingen). Wat dit per saldo voor gevolgen zal hebben voor de omvang van de reserve is nu nog niet te voorzien.

Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting

Tabel 33 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ECN (bedragen x € 1 mln)

2020

  

2021

   

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

6,6

  

6,6

  

6,6

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 34 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie (bedragen x € 1 mln)

2020

  

2021

   

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

395,2

 

‒ 390,6

4,6

  

4,6

Het kabinet heeft in 2019 en 2020 additionele maatregelen genomen om aanvullende CO2-reductie te realiseren (Kamerstuk 32 813, nr. 341). Gelet op de onzekere aard en timing van de aanvullende maatregelen heeft het kabinet besloten deze maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve met een omvang van € 500 mln financieel mogelijk te maken bij de Najaarsnota 2018. Andere departementen, zoals LNV, IenW en BZK hebben ook een beroep kunnen doen op deze reserve voor CO2-reducerende maatregelen. Door middel van aparte Incidentele Suppletoire Begrotingen zijn de middelen in 2019 aan de reserve onttrokken en verdeeld over de vier betrokken departementen (Kamerstukken 35 234, nr. 1; 35 235, nr. 1; 35 236, nr. 1; 35 237, nr. 1).

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • EB Stadsverwarmingsregeling

  • EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

  • EB en kolenbelasting Inputvrijstelling

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 35 Fiscale regelingen 2019–2021, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln) 1
 

2019

2020

2021

Energie-investeringsaftrek (EIA)

127

147

149

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie2

8

8

9

EB Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

4

7

7

EB Salderingsregeling

253

303

332

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

101

120

140

1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2

EB = Energiebelasting

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en CO2-reducerende maatregelen (uitvoering Urgenda-vonnis)

Conform de motie Leegte (Kamerstuk 30 196, nr. 278) is onderstaand een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en de uitvoering van het Urgenda-vonnis. De maatregelen zijn gegroepeerd op basis van de doelstelling uit het Energieakkoord waaraan de maatregelen het meest direct bijdragen. Veel maatregelen dragen echter bij aan meerdere doelen.

In de begrotingen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn verwijzingen naar dit totaaloverzicht opgenomen. De betreffende maatregelen die op deze begrotingen staan zijn in onderstaand overzicht opgenomen. Achter de maatregelen in dit overzicht wordt aangegeven op welke begroting en beleidsartikel de maatregelen feitelijk staan.

De budgettaire gevolgen van het Energieakkoord zijn als bijlage bij de aanbiedingsbrief van het Energieakkoord gevoegd (Kamerstuk 30 196, nr. 202). Hierin zijn ook de fiscale maatregelen vermeld die onderdeel vormen van het Energieakkoord. De fiscale maatregelen zijn, met uitzondering van de Energie-InvesteringsAftrek (EIA) en de MIA/VAMIL voor zover dat een Urgenda-maatregel betreft, niet meegenomen in dit overzicht en worden ook niet apart vermeld in de begroting van Financiën (IX).

De budgettaire gevolgen van het Klimaatakkoord zijn opgenomen in het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 348). De middelen die in de begrotingsreserve Maatregelen CO2-reductie beschikbaar waren voor extra maatregelen ter uitvoering van het Urgenda-vonnis zijn door middel van Incidentele Suppletoire Begrotingen toegevoegd aan de begrotingen van EZK, BZK, IenW en LNV (Kamerstuk 22 813, nr. 341).

Tabel 36 Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en CO2-reducerende maatregelen (uitvoering Urgenda-vonnis) (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

ENERGIEBESPARING

395.927

610.267

575.669

357.548

306.588

252.784

233.990

MJA3 / MEE (EZK, art. 4)

3.281

3.083

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

EIA (FIN, fiscaal)

127.000

147.000

149.000

149.000

149.000

149.000

149.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

40.313

110.625

179.000

    

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4)

36

65

     

Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4)

20.000

15.000

15.000

17.500

17.500

25.000

 

Overige subsidies (Warmterotonde, Expertisecentrum Warmte) (EZK, art. 4)

16.711

5.194

5.625

    

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 11)

5.956

6.398

1.292

2.666

2.766

2.666

2.666

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 11)

3.131

5.789

6.039

5.889

5.789

5.539

5.539

Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 11)

8.421

4.767

4.967

6.442

6.442

4.942

6.942

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4)

18.000

      

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

4.887

4.532

4.532

4.528

527

523

523

Energiebesparing huursector STEP (BZK, art. 4)

134.309

100.449

37.000

18.951

   

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

12.562

66.398

24.607

7.504

5.575

5.575

1.952

Energiebesparing Koopsector SEEH (BZK, art. 4)

1.320

1.940

3.500

4.500

   

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4)

 

4.514

6.640

10.000

13.721

12.171

20.000

GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4)

 

69.727

100.000

55.000

10.000

10.000

0

Regionale energiestrategie (RES) Gemeentefonds (BZK, art. 4)

 

486

1.199

    

Regionale energiestrategie (RES) Data en Monitoring (BZK, art. 4)

 

500

500

    

Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4)

 

48.800

19.400

58.200

67.900

  

Renovatieversneller klimaatakkoord (BZK, art. 4)

 

5.000

5.000

15.000

25.000

35.000

45.000

Verduurzaming en ontzorging maatschappelijk vastgoed (BZK, art. 4)

 

10.000

     

Wijkgerichte aanpak aargasvrij koopwoningen (SAK) (BZK, art.4)

  

10.000

    
        

HERNIEUWBARE ENERGIE

2.345.752

3.145.534

2.695.143

3.392.983

3.955.784

4.025.666

3.909.624

MEP (EZK, art. 4)

1.515

591

     

SDE/SDE+, incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4)

1.265.767

1.868.086

2.494.245

3.190.908

3.781.156

3.848.776

3.730.719

Postcoderoosregeling (EZK, art. 4)

  

2.965

5.742

8.295

10.557

12.572

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4)

993.682

1.167.657

66.333

66.333

66.333

66.333

66.333

Storting in begrotingsreserve aardwarmte (EZK, art. 4)

420

700

1.000

    

Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4)

0

4.500

600

    

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

84.368

104.000

130.000

130.000

100.000

100.000

100.000

        

ENERGIE-INNOVATIE

140.243

182.317

209.347

246.498

258.441

248.601

225.312

Verduurzaming industrie (EZK, art. 2)

12.588

48.000

36.264

52.666

79.159

82.654

84.400

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) (EZK, art. 4)

57.589

45.704

49.470

51.923

48.909

46.172

43.700

Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) (EZK, art. 4)

42.139

44.690

67.232

74.694

70.537

66.079

64.976

Nationale co-financiering EU Innovation Fund (EZK, art. 4)

  

5.000

20.000

10.000

10.000

5.000

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

1.392

4.500

3.941

5.075

4.296

1.696

1.696

Hernieuwbare Energietransitie (HER+) (EZK, art. 4)

26.535

39.423

47.440

42.140

45.540

42.000

25.540

        

MOBILITEIT

18.539

81.522

133.000

147.000

170.500

167.200

136.000

Elektrisch rijden (EZK, art. 4)

42

      

Elektrisch rijden (IenW, art. 14)

1.498

      

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14)

30

      

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)1

0

      

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

42

      

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

50

      

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14)

54

      

Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

16.823

13.700

8.000

    

Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

 

15.022

     

Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14)

 

5.000

9.500

11.000

12.000

12.500

10.000

Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14)

 

1.300

3.500

5.000

6.500

8.700

5.000

Duurzame logistiek (IenW, art. 14)

 

7.000

13.000

15.000

20.000

20.000

15.000

Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14)

 

7.500

10.000

10.000

11.000

11.500

10.000

Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer (IenW, art. 14)

 

2.000

6.000

6.000

6.000

7.000

7.000

Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's (IenW, art. 14)

 

11.000

16.000

20.000

22.000

39.000

44.000

Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's (IenW, art. 14)

 

8.000

15.000

20.000

30.000

27.000

 

Klimaatakkoord: Bestel en Vracht (IenW, art. 14)

 

6.000

17.000

25.000

38.000

41.500

45.000

Innovatieregeling bouw GWW (IenW, art. 12)

 

5.000

10.000

10.000

   

Aavulling klimaatakkoord: Fietsparkeren (IenW, art. 13)

  

25.000

25.000

25.000

  
        

URGENDA-MAATREGELEN

106.433

418.817

220.000

10.000

0

0

0

Urgenda en industrie (EZK, art. 2)

386

53.764

59.500

10.000

   

Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4)

82.500

11.900

     

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie (EZK, art. 4)

11.000

      

Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4)

4.228

178.772

     

Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4)( koop en huur)

 

25.000

125.000

    

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (LNV, art. 11)2

 

60.000

10.000

    

Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 21)

 

1.500

14.500

    

Energiebesparingsmaatregelen warmtenetten (restwarmte CO2 project ) (LNV, art. 21)

  

2.500

    

MIA/VAMIL (fiscaal, FIN)

 

10.000

     

Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textile (IenW, art. 21, via DEI+)

219

23.281

     

Stimulering van CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie (IenW, art. 21 via DEI+)

1.190

27.510

     

uitvoeringkosten voor RVO voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21)

 

300

     

Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21)

1.000

16.500

     

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)

836

1.164

     

Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14)

 

2.000

     

Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14)

54

1.946

     

Retourpremie koel- en vrieskasten (IenW, art. 21)

  

1.000

    

Circulaire maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21)

  

7.500

    

Bijdrage RWS (IenW, art. 21)

2.500

2.500

     

Bijdrage EZK (EZK, art. 4)

2.500

2.500

     

Bijdrage ILT (EZK, art. 4)

20

180

     
        

CIRCULAIRE ECONOMIE

0

5.000

10.000

10.000

15.000

15.000

15.000

Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) (IenW, art. 21)

 

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

Ketenaanpak (IenW, art. 21)

 

3.000

3.000

3.000

5.000

5.000

5.000

Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden (IenW, art. 21)

 

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

Kunststof- en textielrecycling (IenW, art. 21)

  

3.000

3.000

4.000

4.000

4.000

        

LANDBOUW

0

137.828

179.309

103.178

64.438

59.934

74.813

Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (LNV, art. 21)

 

928

4.209

7.178

9.438

10.434

29.813

Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dierspoor (LNV, art. 21)

 

6.000

6.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Brongerichte maatregelen pilots en demo's (LNV, art. 21)

 

3.400

4.600

4.000

4.000

4.000

4.000

Kas als Energiebron (EG) (LNV, art. 21)

 

3.500

16.500

17.000

17.000

18.500

16.500

Kas als Energiebron (innovatie) (LNV, art. 21)

 

9.500

10.500

7.500

8.500

8.500

8.500

Kennisverspreiding en innovatie bodemkoolstof (LNV, art. 21)

 

8.000

7.000

3.000

3.000

2.000

2.000

Kunstmestvervanging (LNV, art. 21)

  

4.000

4.000

4.000

3.000

3.000

Randvoorwaarden voor verdienmodel / klimaatvriendelijke producten (LNV, art. 21)

 

2.000

2.000

2.000

   

Advisering ondernemers ikv kringlooplandbouw (LNV, art. 21)

 

1.000

1.000

500

500

1.000

1.000

Tegengaan voedselverspilling (LNV, art. 21)

 

1.000

1.000

500

500

  

Versterken bomen, bos, natuur (LNV, art. 22)

 

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

3.500

Aanpak veenweideproblematiek en impuls veenweidegebieden (LNV, art. 22)

 

76.500

76.500

6.500

6.500

1.500

1.500

Minder intensief landgebruik veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden (LNV, art. 22)

 

20.000

40.000

40.000

   
        

OVERIGE

25.958

35.840

26.625

26.625

26.625

26.625

26.625

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4)

4.987

5.000

     

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/ISDE/HER (EZK, art. 4)

20.971

30.840

26.625

26.625

26.625

26.625

26.625

        

Totaal

3.032.852

4.617.125

4.049.093

4.293.832

4.797.376

4.795.810

4.621.364

1

Gesplitst omdat de budgetten per 2018 naar artikel 21 zijn overgeheveld.

2

Naast deze regeling is er voor LNV ook voor energie-efficiëntie Glastuinbouw (EG) in 2019 € 4,0 mln en in 2020 € 12,0 mln beschikbaar gekomen. Voor Innovatieagenda energie € 2,5 mln in 2020. Deze bedragen zijn meegenomen in de categorie energiebesparing.

Licence