Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

In de begroting kondigt het kabinet zijn plannen aan voor het komende jaar. Het kabinet heeft een demissionaire status. Tegelijkertijd ligt op een aantal punten een belangrijke verantwoordelijkheid in 2022. Er wordt uitvoering gegeven aan reeds ingezet beleid. Verder blijft het kabinet actief bijdragen aan internationale trajecten, zowel in EU-verband als mondiaal. Het kabinet pakt uiteraard de urgente zaken op. Zo blijven ook in 2022 maatregelen uit het aanvullend sociaal pakket intact die bijdragen aan het ondersteunen van burgers en bedrijven als gevolg van de coronacrisis. Daarnaast trekt het kabinet lessen uit de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Ten slotte doet het kabinet voorwerk voor een nieuw kabinet, zodat een nieuw te vormen kabinet richting kan geven aan belangrijke vraagstukken.

Aan het einde van de kabinetsperiode startte de coronacrisis. Sindsdien heeft het kabinet vergaande steunmaatregelen genomen om banen te behouden en bedrijven door de moeilijke tijd heen te helpen. De ontstane economische schok had uiteenlopende gevolgen voor verschillende bedrijfssectoren. Sommige sectoren draaiden meer omzet dan ooit, terwijl andere sectoren zware klappen te verduren kregen. Maar er was ook een enorme creativiteit en flexibiliteit zichtbaar bij werkenden en werkgevers. Sommige mensen konden aan de slag blijven binnen hetzelfde bedrijf, andere mensen moesten zich voorbereiden op de overstap naar een andere sector of werkgever. Mensen verloren hun baan en maken zich zorgen om hun toekomst en financiële situatie. Daarom is er via een aanvullend sociaal pakket geïnvesteerd in ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk, scholing en ontwikkeling, bestrijding van jeugdwerkloosheid en een intensivering van de armoede- en schuldenaanpak.

Na een zwaar jaar gloort er licht aan het einde van de tunnel. De vaccinatiegraad stijgt en de economische vooruitzichten zijn gunstig. In sommige sectoren is sprake van een historische krapte op de arbeidsmarkt. Doorgaan met het geven van generieke steun heeft een verstorende werking op de economie. Dit zit verder herstel in de weg en brengt daarmee het toekomstig verdienvermogen van ons land in gevaar. Het kabinet heeft er daarom na anderhalf jaar steun voor gekozen om de generieke steun per 1 oktober 2021 stop te zetten. Het kabinet beseft dat de situatie voor sommige burgers en bedrijven de komende tijd alsnog moeilijk zal blijven. Zo zijn in het vierde kwartaal van 2021 nog enkele regelingen van kracht, waaronder maatregelen uit het aanvullend sociaal pakket die doorlopen in 2022. Hierin blijft er aandacht voor kwetsbare groepen. Komend jaar zal in het teken staan van de definitieve berekening van de NOW-subsidie. Om werkgevers snel te hulp te schieten werkte de NOW met voorschotten, gebaseerd op de verwachte omzetverliezen. Terugbetalingen en nabetalingen zijn onvermijdelijk: het daadwerkelijk omzetverlies wijkt vaak af, bijvoorbeeld omdat het beter met de economie ging dan verwacht. UWV is coulant met de terugbetalingstermijnen.

Het rapport «Ongekend onrecht» maakt pijnlijk duidelijk dat er veranderingen nodig zijn in het toeslagensysteem en bij de betrokken ministeries. Het kabinet heeft diverse scenario’s uitgewerkt voor een nieuw stelsel. Aansluitend wil en moet het kabinet leren van de fouten, waarbij een belangrijk aspect is om de signalen uit de uitvoering beter op te pakken. De bevindingen uit het rapport geven aanleiding om te bezien of er ook plekken in de sociale zekerheid zijn waar signalen onvoldoende doorkomen of anderszins sprake is van onbedoelde hardheid of gebrek aan mogelijkheid tot maatwerk. Alhoewel de besturing en werkwijze in het toeslagenstelsel in het afgelopen decennium niet representatief is voor de bredere sociale zekerheid, zet het kabinet nu over de hele linie versneld en versterkt in op werken vanuit de praktijk en publieke waarden. Het kabinet gaat onder andere nog meer in gesprek met de mensen voor wie het beleid bedoeld is en met degenen die het beleid uitvoeren. Daarnaast wordt er extra geïnvesteerd in de dienstverlening, met benutting van de werkagenda voortkomend uit het traject Werk aan de Uitvoering.

Over de hele kabinetsperiode is gewerkt aan drie grote lijnen, waar het kabinet zich ook in 2022 voor in gaat zetten. Het kabinet heeft belangrijke stappen gezet richting een toekomstbestendige arbeidsmarkt (paragraaf 2.1.1). Denk aan de Wet arbeidsmarkt in balans, het pensioenakkoord en verruiming van het geboorteverlof. In 2022 kunnen mensen inspelen op een veranderde arbeidsmarkt door middel van het STAP scholingsbudget. Verder draagt het kabinet bij aan kansen voor iedereen (paragraaf 2.1.2), bijvoorbeeld met het nieuwe inburgeringsstelsel. Ook wordt de hulp aan mensen met schulden versneld. De coronacrisis heeft de kwetsbaarheden in de sociale zekerheid extra zichtbaar gemaakt. Daarnaast wordt er gewerkt aan een passende balans tussen dienstverlening en handhaving (paragraaf 2.1.3). De menselijke maat staat voorop.

2.1.1 Richting een toekomstbestendige arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt is voortdurend in beweging. Technologische ontwikkelingen beïnvloeden hoe mensen werken en welke vaardigheden belangrijk zijn. De arbeidsmarkt flexibiliseert. Door flexibele arbeid zijn werkgevers wendbaar om zich aan te passen aan hun omgeving, maar dit leidt bij werkenden ook tot onzekerheid over werk en inkomen. De uitdagingen en mogelijke oplossingsrichtingen zijn benoemd in het rapport van de commissie regulering van werk (de ‘commissie Borstlap’) en «Het betere werk» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1028). Naar verwachting gaan veel Nederlanders meer thuiswerken. Dit heeft voordelen, zoals een besparing op reistijd. Maar er zijn ook lessen te leren, bijvoorbeeld over de verminderde fysieke en mentale vitaliteit.

Om klaar te zijn voor de uitdagingen van de toekomst moeten werkgevers en werkenden weerbaar en wendbaar zijn. Volgens de commissie is het van belang dat de verschillen tussen de contractvormen kleiner worden, dat er meer wordt geïnvesteerd in menselijk kapitaal en dat de regels beter aansluiten bij de behoefte van werkenden en werkgevers. Het kabinet deelt op hoofdlijnen de analyse van het rapport. Het kost tijd om het hoofd te bieden aan deze complexe opgave. Dit kabinet moet de volgende grote stap aan het nieuw te vormen kabinet laten. Dit kabinet treft de nodige voorbereidingen en geeft uitvoering aan reeds ingezet beleid.

Leven lang ontwikkelen

De coronacrisis heeft het belang van een leven lang ontwikkelen onderstreept. Hiermee blijven mensen inzetbaar op een veranderende arbeidsmarkt. Dit kan werkloosheid voorkomen en vergroot inkomenszekerheid en werkzekerheid. Het kabinet streeft er daarom naar dat het voor werkgevers en werkenden vanzelfsprekend wordt om te investeren in de ontwikkeling tijdens de gehele loopbaan.

Het kabinet stimuleert dat mensen zich gedurende hun loopbaan ontwikkelen. Dit gebeurt onder andere met het STAP-budget. STAP staat voor Stimulering Arbeidsmarktpositie. Werkenden en niet-werkenden kunnen vanaf 1 maart 2022 tot € 1.000 aanvragen voor een scholingsactiviteit. Het STAP-budget staat los van de arbeidsrelatie en is beschikbaar voor iedereen: niet alleen werknemers, ook zelfstandigen en werkzoekenden kunnen hier gebruik van maken. Deze groepen kunnen via het crisispakket NL Leert Door daarnaast kosteloos ontwikkeladvies en scholing volgen. Verder is er in 2022 wederom € 49 miljoen beschikbaar vanuit de subsidieregeling leren en ontwikkelen in het mkb (SLIM-regeling). Hiermee worden werkgevers in het mkb gestimuleerd om te investeren in de leercultuur.

Arbeidsmarkt in balans

Met de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) per 1 januari 2020 is het voor werkgevers aantrekkelijker geworden om een vast contract aan te bieden. Zo zijn de kosten- en risicoverschillen tussen contractvormen verminderd. Deze richting ligt in lijn met de voorstellen van de commissie Borstlap en de WRR. Doel is dat flexibel werk wordt gebruikt waar de aard van het werk daarom vraagt en niet omdat het een kostenvoordeel oplevert.

Belangrijk onderdeel van de Wab is de WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract. Doordat werkgevers een lage WW-premie betalen voor vaste contracten en een hoge premie betalen voor flexibele contracten wordt het aantrekkelijker om een vast contract aan te bieden. Om te voorkomen dat contracten die aan de voorwaarden van de lage premie voldoen, zoals vaste contracten, toch als flexibele arbeid worden ingezet, zijn bepaalde uitzonderingen opgenomen. Bij deze uitzonderingen, zogeheten herzieningssituaties, draagt de werkgever met terugwerkende kracht alsnog de hoge premie af. Eén van deze situaties is dat een werknemer binnen een kalenderjaar 30% of meer uren overwerkt. Deze uitzondering is vanwege de coronacrisis opgeschort, maar treedt in 2022 weer in werking.

Arbeidsmarktpositie zelfstandigen

Het kabinet wil zelfstandigen de ruimte geven om te ondernemen en tegelijkertijd zelfstandigen aan de onderkant beschermen. Het kabinet wil zoveel mogelijk een gelijk speelveld voor werkenden creëren, schijnzelfstandigheid aanpakken en duidelijkheid geven of sprake is van een dienstbetrekking. Deze doelstellingen van het kabinet liggen nadrukkelijk in het verlengde van de aanbevelingen door de commissie Borstlap en de WRR. De concrete invulling van de doelstellingen van het kabinet zijn de afgelopen periode echter een zoektocht gebleken. Om zelfstandigen aan de onderkant te beschermen en ruimte te geven aan zelfstandigen aan de bovenkant werkte het kabinet aan een wettelijk minimumtarief voor zelfstandigen en een zelfstandigenverklaring. Deze voorstellen bleken echter niet haalbaar en niet wenselijk. Wel heeft het kabinet een aantal andere stappen gezet om de arbeidsmarkt voor zelfstandigen te verbeteren. Om meer duidelijkheid te geven of er sprake is van een dienstbetrekking is er een webmodule ontwikkeld. Dat is een online tool die (mogelijke) opdrachtgevers van zelfstandigen kunnen gebruiken om in te schatten of er sprake is van een dienstbetrekking. Het kabinet heeft met een pilot onderzocht of deze webmodule een nuttig instrument zou kunnen zijn. Daarnaast is met een aantal sectoren het gesprek gevoerd over de knelpunten die opdrachtgevers en zelfstandigen ervaren. Over de uitkomsten van de pilot van de webmodule is de Tweede Kamer recent geïnformeerd in de zevende voortgangsbrief "Werken als zelfstandige". De besluitvorming hierover wordt aan een volgend kabinet gelaten. Daarnaast zijn er de afgelopen tijd stappen gezet richting een gelijker speelveld. Door het verkleinen van de verschillen tussen zelfstandigen en werknemers, wordt de aard van het werk meer bepalend voor de vorm waarin arbeid wordt aangeboden. Zo is in het pensioenakkoord afgesproken dat er een wettelijke verzekeringsplicht komt voor het arbeidsongeschiktheidsrisico voor zelfstandigen. Ook de geleidelijke afbouw van de zelfstandigenaftrek past bij een gelijker speelveld.

Ontzorgen kleine werkgevers

Het kabinet komt kleine werkgevers tegemoet in de kosten van loondoorbetaling bij ziekte. Hoewel kleine werkgevers voor vergelijkbare kosten staan als grote werkgevers, zoals het doorbetalen van het loon en de kosten om zieke werknemers terug te brengen naar arbeid, hebben ze vaak minder mogelijkheden om aan die kosten te voldoen. Kleine werkgevers hebben meestal weinig ervaring met ziekteverzuim en weten daardoor minder goed wat er van hen verwacht wordt. Kleine werkgevers ervaren deze kosten hierdoor als disproportioneel. Dat heeft ook nadelige gevolgen voor werknemers. Werknemers krijgen hierdoor namelijk minder snel een vast contract aangeboden. Een aantal nieuwe maatregelen maakt de loondoorbetalingsverplichting voor kleine werkgevers makkelijker, duidelijker en goedkoper.

Een belangrijk onderdeel van dit pakket is het verlagen van de kosten van arbeidsongeschiktheid voor werkgevers. Door de gedifferentieerde premie betalen kleine werkgevers minder Aof-premie dan grote werkgevers. Deze premie geldt vanaf 1 januari 2022. Structureel is € 450 miljoen beschikbaar voor kleine werkgevers. Kleine werkgevers kunnen dit geld gebruiken om zich goed te verzekeren, bijvoorbeeld door het afsluiten van de MKB Verzuim-ontzorg-verzekering. In 2022 is er incidenteel € 300 miljoen extra beschikbaar en in 2023 is dat € 150 miljoen.

Arbeid en zorg

Het kabinet zet zich in voor een gelijkere verdeling van werk- en zorgtaken tussen ouders. Vanaf 2 augustus 2022 krijgen werknemers bij opname van ouderschapsverlof gedurende 9 weken recht op een uitkering. Hiervoor was dit verlof in principe onbetaald. Om ervoor te zorgen dat meer mensen kunnen kiezen hoe ze werk en zorg combineren, krijgen ouders voortaan de eerste 9 weken een uitkering van 50% van hun dagloon (tot 50% van het maximum dagloon). Met deze uitbreiding wordt toegewerkt naar een evenwichtigere verdeling tussen het werk en privéleven van vrouwen en mannen. Daarmee worden partners gelijker behandeld en krijgen beide partners een goede kans om tijd met hun kind door te brengen.

Eerlijk, gezond en veilig werk

De coronacrisis heeft zichtbaar gemaakt dat er helaas nog steeds veel misstanden voorkomen rondom arbeidsmigranten. Het kabinet is aan de slag gegaan met het uitwerken van de adviezen van het aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Veel aanbevelingen zijn al in beleid omgezet. Zo is de website www.workinnl.nl opgezet om arbeidsmigranten voorlichting te geven over hun rechten, plichten en wat ze moeten regelen voor het werken in Nederland. Het Rijk werkt samen met gemeenten, provincies en sociale partners aan het verder tot uitvoering brengen van de aanbevelingen van het aanjaagteam in 2022.

Het kabinet stimuleert werkgevers en werknemers om gezonde en veilige arbeidsomstandigheden te creëren, thuis en op locatie. Gezond werken (thuis en/of op locatie) begint met een goede Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). De naleving hiervan wordt bevorderd door een meerjarenplan. Onderdeel van dit plan is het vergroten van de bekendheid en het bevorderen dat werkgevers in staat zijn risico’s te beheersen. Ook heeft het kabinet € 5 miljoen vrijgemaakt om thuiswerken te bevorderen en daarbij aandacht te besteden aan de mentale gevolgen en gevolgen voor vitaliteit. Het kabinet zet voorts via een brede maatschappelijke en domein­overstijgende samenwerking in op het terugdringen van burn-out klachten en op meer vitaliteit, met concrete trajecten als ‘Bewegen het nieuwe normaal’ en ‘Elk half uur even bewegen’. Daarnaast blijft het veilig werken met gevaarlijke stoffen een belangrijk thema. Het kabinet brengt fundamentele verbeteringen aan in het asbeststelsel en herziet de Aanvullende Risico-Inventarisatie en –Evaluatie. Deze treedt in 2022 in werking en geldt voor bedrijven waar vergelijkbare risico’s zijn als bij bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen maar die minder grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen hanteren. Tevens wordt naar aanleiding van het advies van de commissie Heerts gewerkt aan een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers met ernstige beroepsziekten veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen (Kamerstukken II 2019/20, 25 883, nr. 389). Deze treedt naar verwachting medio 2022 in werking.

Het kabinet zorgt ervoor dat gezond en veilig werken de norm blijft, ook op een veranderende arbeidsmarkt. In 2022 wordt een nieuwe lange termijnvisie op het arbobeleid vastgesteld: de Arbovisie 2040. Belangrijke onderwerpen zijn preventie, het verbeteren van de arbeidsgerelateerde zorg en de verbinding daarvan met de reguliere zorg en het verbeteren van de naleving. De concept Arbovisie wordt in 2022 na advies van de SER vastgesteld. Het kabinet werkt de Arbovisie samen met vele betrokkenen in het veld uit in een agenda voor de periode 2022-2025, zodat deze gedragen, concrete maatregelen bevat.

Pensioenen

Het kabinet werkt aan een toekomstbestendig pensioenstelsel. Met de afspraken die in het pensioenakkoord samen met sociale partners zijn gemaakt wordt het pensioenstelsel transparanter, persoonlijker en sluit het beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. De afspraken gaan onder andere over een nieuw pensioencontract, een evenwichtige transitie naar een nieuw stelsel en een nieuw fiscaal kader. Deelnemers krijgen meer inzicht in welke premie er wordt ingelegd, wat het voor de uitkering bestemde persoonlijk pensioenvermogen is voor iedere deelnemer en hoeveel pensioen zij daarmee kunnen verwachten. Er is geen sprake meer van de opbouw van aanspraken, maar van persoonlijk vermogen. Doordat verschillende risico’s gerichter worden gedeeld, zijn pensioenuitkeringen minder gevoelig voor rentedalingen. Tegelijkertijd blijft er ruimte voor gepensioneerden om te profiteren van (in verwachting) positieve rendementen. Daarnaast wordt het nabestaandenpensioen gestandaardiseerd, waardoor risico’s voor de deelnemers worden verkleind. Deze afspraken zijn uitgewerkt in wetgeving die naar verwachting begin 2022 wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Het streven is deze wetgeving uiterlijk op 1 januari 2023 in werking te laten treden.

Duurzame inzetbaarheid wordt gestimuleerd. In het pensioenakkoord zijn middelen vrij gemaakt om ervoor te zorgen dat mensen gezond werkend hun pensioen kunnen bereiken. Via de maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU) ondersteunt het kabinet sectoren die investeren in de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Daarnaast is subsidie beschikbaar voor sectoren die knelpunten ervaren bij het treffen van regelingen voor eerder uittreden. Van 2021 tot en met 2025 is het voor werkgevers onder voorwaarden mogelijk om mensen die eerder uittreden een zogeheten Regeling voor vervroegde uittreding aan te bieden, zonder daarover belasting te betalen. Deze maatregel is bedoeld voor werknemers die overvallen zijn door de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd en die niet in staat zijn gezond de AOW-leeftijd te bereiken. Een voorwaarde is dat de sectoren die subsidie willen voor eerder uittreden ook investeren in duurzame inzetbaarheid.

2.2.2 Kansen voor iedereen

Werk is de sleutel tot een inkomen, maatschappelijke participatie en integratie, daarom wil het kabinet dat zoveel mogelijk mensen kunnen werken. Niet iedereen heeft gelijke kansen op de arbeidsmarkt, denk aan mensen met een arbeidsbeperking of mensen met een migratie-achtergrond. Het is belangrijk dat zij hulp krijgen als dat nodig is. Daarnaast is er een groep kwetsbare burgers die gestapelde zorg en ondersteuning nodig heeft om aan het werk te gaan. Bijvoorbeeld omdat problematische schulden een trigger kunnen zijn voor psychische en lichamelijke klachten en het risico verhogen op (afglijden naar) criminaliteit. Daarom werkt het kabinet nauw samen met gemeenten aan maatschappelijke opgaven als het nieuwe inburgeringsstelsel, multiproblematiek, schulden en de positie van kwetsbare jongeren. De pandemie zorgt voor meer urgentie om samen deze opgaven aan te pakken.

Breed offensief

Het kabinet wil bij het maken van beleid beter aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van de mensen om wie het gaat. Samen met mensen met een arbeidsbeperking, werkgevers en gemeenten, is het kabinet gestart met ‘het breed offensief’. Dit is een pakket maatregelen gericht op het verhogen van de kans op werk van mensen met een arbeidsbeperking. Met het breed offensief wordt het voor werkgevers eenvoudiger om mensen met een beperking in dienst te nemen en te houden. Een ander uitgangspunt is dat werken moet lonen. Hiervoor is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Naar verwachting behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel na het aantreden van een nieuw kabinet. Vanaf 2022 ontvangen gemeenten de middelen voor loonkostensubsidies op basis van realisaties. Hiermee stimuleert het kabinet gemeenten mensen aan het werk te helpen met loonkostensubsidie.

Aanvullend sociaal pakket

Tijdens de crisis konden mensen aanspraak maken op passende begeleiding bij het zoeken naar werk of nieuwe bedrijfsactiviteiten en inkomen. Het kabinet heeft dat mogelijk gemaakt met een aanvullend sociaal pakket. Onderdelen van dit pakket zijn inkomensondersteuning, intensieve ondersteuning en goede begeleiding naar werk, scholing en ontwikkeling, de aanpak van jeugdwerkloosheid en de bestrijding van armoede en schulden. Werkenden, werkzoekenden en werkgevers worden op deze manier ondersteund om in te spelen op de nieuwe economische situatie. Sommige mensen die hun baan verliezen of met werkloosheid worden bedreigd, zijn gebaat bij extra ondersteuning. Voor hen heeft het kabinet samen met werkgevers, werknemers, gemeenten en UWV een nieuwe aanpak ontwikkeld (publiek-private samenwerking). Die aanpak houdt in dat de werkzoekende vroegtijdig bij één «loket» terecht kan, waarbij wordt bekeken wat het beste aansluit op wat hij nodig heeft. Regionale mobiliteitsteams zullen de werkzoekende en de werkgevers daarbij helpen. Hierbij is speciale aandacht voor kwetsbare groepen. Voor de mensen uit de doelgroep banenafspraak geldt bijvoorbeeld dat zij snel inzetbaarheid verliezen wanneer zij niet aan het werk zijn. Deze nieuwe aanpak wordt zorgvuldig geëvalueerd zodat een volgend kabinet hier lering van kan trekken bij structurele hervormingen. Een deel van de trajecten uit dit pakket loopt nog door in 2022, zoals de incidentele extra middelen voor gemeentelijke re-integratie (€ 60 miljoen) en schulden (€ 30 miljoen).

Voorkomen van armoede, schulden en multiproblematiek

Armoede en schulden leiden tot veel stress en daardoor ook tot problemen op het terrein van werk, huisvesting, gezondheid, opvoeding, ggz-problematiek en veiligheid. Het kabinet wil mensen met beginnende geldzorgen, met name uit kwetsbare groepen, vroegtijdig in beeld krijgen en ondersteuning bieden. Zodat mensen problematische schulden kunnen voorkomen. Als gevolg van de pandemie zullen meer mensen naar verwachting te maken krijgen met schulden. Daarom heeft het kabinet de armoede- en schuldenaanpak geïntensiveerd en versneld. De verschillende projecten lopen van begin 2021 tot eind 2022. Het kabinet stimuleert de inzet van saneringskredieten en reserveert daarvoor in totaal € 30 miljoen voor de komende jaren. Met een saneringskrediet houden mensen met schulden alleen de kredietbank over als schuldeiser, waardoor zij minder stress ervaren.

De komende jaren wordt de dienstverlening verbeterd, vanuit het perspectief van burgers. Zij willen niet alleen hulp bij het aanpakken van hun schulden, maar hebben ook vaak ondersteuning nodig op andere terreinen. Zelfs als mensen de regels kennen, is het soms lastig om in actie te komen (doenvermogen).

Samenleving en integratie

Het kabinet streeft ernaar dat nieuwkomers zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren en kunnen meedoen in de samenleving, het liefst via betaald werk. Daarom heeft het kabinet gewerkt aan een nieuw inburgeringsstelsel, dat start op 1 januari 2022. In het nieuwe stelsel start de inburgering sneller, wordt een hoger taalniveau gevraagd en wordt maatwerk en begeleiding geboden door gemeenten. Hierbij is ook aandacht voor de ondersteuning van inburgeraars die vallen onder de huidige Wet inburgering. Het nieuwe stelsel is tot stand gekomen met een groot aantal veldpartijen en kan rekenen op een breed draagvlak. Dat illustreert het belang om nieuwkomers een goede start in Nederland te geven, zodat ze zo snel mogelijk mee kunnen doen.

In het nieuwe stelsel volgen asielmigranten taallessen en participeren ze in de Nederlandse samenleving. Dit wordt veelal gedaan met (vrijwilligers)werk of stage. Het gevraagde taalniveau gaat van A2 naar B1. Hierdoor leren inburgeringsplichtigen de Nederlandse taal op een niveau waarmee zij sneller kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving en hebben zij betere kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Als na de nodige inspanning blijkt dat niveau B1 niet haalbaar is, dan kan op een lager niveau het inburgeringsexamen worden gemaakt. Gezinsmigranten betalen zelf hun taallessen en -examens, waar nodig met een lening van DUO.

De inburgeraar is zelf verantwoordelijk, maar kan rekenen op begeleiding van de gemeente. De inburgeraar is in het nieuwe stelsel eigenaar van zijn eigen inburgering, en dat eigenaarschap komt met verantwoordelijkheden. Een inburgeraar die zich verwijtbaar onvoldoende inzet, zal worden geconfronteerd met sancties. De gemeenten krijgen een belangrijke rol in de begeleiding van de inburgeraars. Doordat zij het dichtst bij de inburgeraars staan, kunnen zij het maatwerk leveren dat nodig is. De gemeente neemt een brede intake af en maakt een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie op. Gemeenten begeleiden in het nieuwe stelsel ook gezinsmigranten en overige migranten. De groep die valt onder de huidige wet zal van de gemeenten zoveel mogelijk in de geest van de nieuwe wet ondersteuning ontvangen. Het kabinet heeft hiervoor € 46,5 miljoen aan gemeenten beschikbaar gesteld. Daarnaast voert het kabinet een verkenning uit naar verbetermogelijkheden binnen de huidige wet, waarbij met name wordt gekeken naar hardvochtige effecten op inburgeraars. Hierover zal de Tweede Kamer op een later moment worden geïnformeerd.

Het kabinet draagt bij aan gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Zij hebben, óók bij vergelijkbare kwalificaties, een minder stevige positie op de arbeidsmarkt. Om hun arbeidsmarktpositie te verbeteren onderzocht het kabinet met pilots ‘wat werkt’. Een aantal van de onderzochte aanpakken blijkt effectief voor het verbeteren van de arbeidsmarktkansen voor de groep met een migratieachtergrond en gemeenten, scholen en werkgevers zijn enthousiast om deze toe te passen. Ze zien mogelijkheden om achterstanden in het onderwijs te verkleinen en discriminatie tegen te gaan. Samen met de landelijke organisaties van werkgevers, gemeenten en het onderwijs heeft het kabinet afgesproken om de geleerde lessen in de praktijk toe te passen.

Het kabinet ontwikkelt een ‘sociale weerbaarheidsagenda 2022-2025’ gericht op democratische waarden en de weerbaarheid onder kwetsbare groepen. Het kabinet werkt hierin samen met gemeenten en andere partijen om problematisch gedrag, ongewenste buitenlandse invloeden en radicalisering tegen te gaan.

Het kabinet zet in op versterken van samenleven in verscheidenheid. Discriminatie en uitsluiting vormen een groot onrecht in het leven van velen. Daarom heeft het kabinet besloten tot de instelling van een Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme (NCDR) en een Staatscommissie evenals het nieuw te ontwikkelen Nationaal Programma.

Caribisch Nederland

Inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba moeten, net zoals in Europees Nederland, zonder zorgen kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Daarom zet het kabinet stappen richting een sociaal minimum, wordt armoede bestreden en worden de levensomstandigheden verbeterd. Daarvoor moeten de inkomens verhoogd worden en de kosten van levensonderhoud teruggebracht tot een redelijk niveau. Ook is er aandacht nodig voor het economisch potentieel van de eilanden, door de economie en arbeidsmarkt verder te verbeteren. De afgelopen jaren zijn er door het kabinet al stappen gezet op het gebied van de inkomens, door het wettelijk minimumloon beleidsmatig te verhogen. De uitkeringen hebben deze ontwikkeling gevolgd. Tegelijkertijd is aan de kostenzijde een stevige (financiële) impuls gegeven aan de kinderopvang.

Het volgende kabinet kan hierop voortbouwen, daarvoor is er al een aantal bouwstenen in voorbereiding. Voor het verbeteren van de kinderopvang is ontwerpwetgeving nagenoeg gereed. Op het introduceren van een werkloosheidsvoorziening ligt er al een aantal bouwstenen voor besluitvorming. Op thema’s als het moderniseren van de arbeidsomstandighedenwetgeving en het verbeteren van het verlofstelsel, is wetgeving opgesteld of in voorbereiding.

2.2.3 Passende balans dienstverlening en handhaving

Er zijn verbeteringen nodig om te komen tot wet- en regelgeving en passende dienstverlening met oog voor de menselijke maat. Dit blijkt uit de rapporten ‘Ongekend Onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 2) en het rapport «Klem tussen balie en beleid» van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (Kamerstukken II 2020/21, 35 387, nr. 2). De afgelopen jaren heeft het kabinet ingezet op een goede uitwisseling met de praktijk en goede randvoorwaarden voor de uitvoeringsorganisaties om de publieke waarden van de overheid structureel in de praktijk te brengen. In 2019 is het kabinet gestart met het traject ‘Werk aan Uitvoering’. De hieruit voortgekomen rapporten (Kamerstukken II 2020/21, 29 362, nr. 290) geven aanleiding om over de gehele breedte van het SZW-domein te kijken naar wat er beter kan en moet. De handelingsperspectieven en acties uit de hiervoor genoemde rapporten zijn uitgewerkt in de Werkagenda voor de uitvoering. Dit kabinet benut de middelen die naar aanleiding van het rapport «Ongekend Onrecht» beschikbaar zijn gesteld om een behoorlijk deel van de acties uit de Werkagenda te kunnen verwezelijken.

Het kabinet is op zoek naar de juiste balans tussen enerzijds maatwerk en dienstverlening en anderzijds handhaving. In deze zoektocht spelen verschillende dilemma’s. Het is aan de uitvoerende organisaties en betrokken ministeries om deze goed inzichtelijk te maken zodat ze publiek kunnen worden gewogen. Het kabinet deelt deze dilemma’s via de standen van de uitvoering.

Zo wil het kabinet burgers tijdig helpen, maar hen ook maatwerk bieden. Tijdige dienstverlening voor grote groepen mensen vraagt om een grootschalig, gestandaardiseerd en (deels) geautomatiseerd proces. Tegelijkertijd is maatwerk van belang als de uitvoering van regels tot resultaten leidt die niet overeenkomen met de bedoeling van de wet. Daarbij gaat het om het bieden van een passende oplossing aan burgers door bijvoorbeeld dienstverlening aan te bieden die aansluit bij de persoonlijke omstandigheden. De balans tussen tijdige massale dienstverlening en maatwerk zal een uitdaging blijven.

Het kabinet wil werken vanuit vertrouwen, maar moet ook alert zijn op misbruik en fraude. Voor de handhaving betekent dat een goed onderscheid tussen administratieve fouten en bewuste fraude, en proportionele maatregelen. Vergissingen en fouten van burgers bij uitkeringen moeten voorkomen worden. Dat vraagt veel van professionals in de praktijk, ook omdat het onderscheid soms lastig te maken is. Het dilemma tussen werken vanuit vertrouwen en het voorkomen van misbruik zal blijvend aandacht vergen.

Het kabinet blijft alert op georganiseerde fraude en misbruik, die soms onderdeel uitmaken van ondermijning. Het gaat dan bijvoorbeeld om kwaadwillende bedrijven die mensen valselijk ontslaan, waarna deze mensen met een uitkering weer aan het werk gaan. Georganiseerde uitkeringsfraude en ondermijning liggen vaak dicht tegen elkaar aan en moeten beide onverkort worden bestreden.

Menselijke maat in de kinderopvangtoeslag

De overheid heeft veel ouders met kinderopvangtoeslag groot onrecht aangedaan. Dit moet worden hersteld. Daarom is besloten tot het pauzeren van publieke en private schulden, het kwijtschelden van alle publieke schulden en het zoveel mogelijk afbetalen en oplossen van private schulden. Ten aanzien van de publieke schulden op het terrein van SZW gaat het om de socialezekerheidswetten en de Wet inburgering. Dit betekent dat gedupeerde ouders het geld dat zij als compensatie krijgen zoveel mogelijk zelf kunnen houden en een schuldenvrije start krijgen. Deze inzet gaat door in 2022.

Daarmee zijn we er nog niet, het moet beter. We treffen voorbereidingen voor het volgende kabinet. Het is voor het kabinet overduidelijk dat een aantal problemen niet binnen het huidige toeslagenstelsel kan worden opgelost en dat er moet worden toegewerkt naar vernieuwing van het stelsel. In de scenariostudie vormgeving kindvoorzieningen (Kamerstukken II 2020/21, 31 322, nr. 424) en de eindrapportage alternatieven voor het Toeslagenstelsel (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. V) zijn diverse scenario’s voor een nieuw stelsel uitgewerkt. Het is aan het volgende kabinet om hier besluiten over te nemen.

In de tussentijd werkt het kabinet aan verbeteringen van de huidige werkwijze. In reactie op de motie Lodders/Van Weyenberg (Kamerstukken II 2020/21, 35572 nr. 49) heeft het kabinet geïnventariseerd welke knelpunten er binnen het huidige toeslagenstelsel zijn en hoe die opgelost kunnen worden (kenmerk 2021-0000117264). Ook in 2022 blijft het kabinet onderzoeken waar hardvochtige effecten optreden in wet- en regelgeving. Daarnaast wordt de samenwerking tussen de Belastingdienst Toeslagen en SZW verder geïntensiveerd zodat signalen en problemen in de uitvoering ook bij de beleidsmakers terecht komen en er gezamenlijk aan een oplossing gewerkt kan worden. Zo werken SZW en Toeslagen samen in het verbetertraject kinderopvangtoeslag om de dienstverlening aan ouders te verbeteren en zodoende het aantal (hoge) terugvorderingen terug te dringen. De meest in het oog springende verbetering is dat ouders beter ondersteund worden bij het actueel houden van de gegevens, zodat het voorschot dat ouders ontvangen beter aansluit bij de toeslag waar zij recht op hebben.

Handhaving door uitvoeringsorganisaties

Handhaving begint met preventie vanuit (persoonlijke) dienstverlening. Hierbij is het vertrekpunt dat de burger te weten komt welke informatie moet worden verstrekt en hoe juist te handelen om zodoende de uitkering te ontvangen waar diegene recht op heeft. Daarmee wordt vooral gefocust op het voorkomen van fouten als gevolg van ‘niet weten wat’ en ‘niet weten hoe’. Het Aanjaagteam Preventie heeft als doelstelling het doen van concrete aanbevelingen op het SZW-domein die bijdragen aan het voorkomen van fouten en vergissingen met betrekking tot de inlichtingenplicht tijdens de aanvraag en gedurende de uitkering.

Naast een actief preventief beleid moet er een passend handhavingsinstrumentarium zijn. Wanneer een burger een fout maakt, moet dat niet direct leiden tot het stempel fraudeur en bejegening als zodanig. Er is daarbij behoefte aan een betere balans tussen aard van fout of overtreding en handhavend optreden, waarbij de uitvoering ruimte heeft voor maatwerk. Uitdagingen daarbij zijn bijvoorbeeld de toepassing van principes als rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Tegelijkertijd moet het handhavingsinstrumentarium ook toereikend zijn in situaties waar willens en wetens de regels worden overtreden, ook al ligt de bewijsrechtelijke lat hier hoger. Misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en regelingen opsporen en aanpakken blijven daarmee onderdeel van het handhavingsbeleid en dragen bij aan het maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid. Op dit moment wordt het huidige SZW-handhavingsinstrumentarium geëvalueerd en put het kabinet uit verschillende rapporten, zoals de bevindingen van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties (Kamerstukken II 2020/21, 35 387, nr. 2), om te komen tot een herijking van de handhavingskoers.

Hardheden in de sociale zekerheid

Het kabinet wil in de sociale zekerheid balans vinden tussen de menselijke maat en het efficiënt bestrijden van fraude. Het is de taak van de overheid om actief te monitoren hoe wet- en regelgeving in de praktijk uitpakt voor burgers en in te grijpen waar dat nodig is. In de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend Onrecht’ is dan ook aangegeven dat het kabinet actief gaat inventariseren bij de uitvoering, belangenorganisaties en de Nationale ombudsman welke mogelijke hardheden er in wet- en regelgeving en in de uitvoering ervan bestaan die mensen in de knel kunnen brengen. Een extern onderzoeksbureau stelt een definitie op van hardvochtigheid en onderzoekt het komende jaar waar hardvochtige effecten voor groepen burgers optreden en komt met voorstellen hoe deze terug te dringen. In de uitwerking van de voorstellen wordt gezocht naar een evenwichtige koers.

Het kabinet heeft onder andere specifieke aandacht voor de Participatiewet. Deze zomer is het traject een opgavegerichte aanpak Participatiewet gestart. In de eerste helft van 2021 zijn rondetafelgesprekken met gemeenten georganiseerd om een concreet beeld te krijgen van waar de hardheden in de uitvoering optreden. In het traject «opgavegerichte aanpak Participatiewet» worden samen met de gemeenten, bijstandsgerechtigden en andere betrokken stakeholders oplossingsrichtingen uitgewerkt. Er is ook aandacht voor de uitwerking van concrete relatief snel implementeerbare oplossingen en de eventuele financiële gevolgen. Hierdoor kan het toekomstige kabinet bij aantreden worden geadviseerd over oplossingsrichtingen voor de lange termijn en over concrete verbeteringen voor de tussenliggende periode.

Uitvoering UWV en SVB

De SVB en UWV presteren over het algemeen goed. Het kabinet verstevigt de inzet op uitvoering die werkt voor burgers. Er wordt zorg gedragen voor de realisatie van de beoogde maatschappelijke effecten van beleid en de verbetering van de uitvoerbaarheid van de regelingen voor de uitvoeringsorganisaties zelf én voor burgers. Daarnaast worden knelpunten, belemmeringen en mogelijke oplossingen bij de uitvoering van regelingen in kaart gebracht door in dialoog te gaan met beleidsmakers en de politiek. Hiervoor wordt capaciteit toegevoegd. Verder maken de SVB en UWV, net als andere onderdelen binnen het Rijk, de beweging naar meer openheid en transparantie richting burgers en instanties door onder andere actieve openbaarmaking. Een goede informatiehuishouding ondersteunt dit.

De SVB en UWV gaan er zoveel mogelijk voor zorgen dat burgers terechtkunnen voor reguliere dienstverlening die aansluit bij hun persoonlijke behoeften en bieden waar nodig maatwerk. Hierbij is laagdrempelig contact (zowel bij een fysiek loket, via de telefoon als digitaal) met een professional mogelijk. Daarnaast krijgen professionals van de SVB en UWV de ruimte om met meer tijd en aandacht de burger te kunnen helpen waardoor zoveel mogelijk recht kan worden gedaan aan ieders persoonlijke situatie. De professionals van de SVB en UWV worden ook beter toegerust om burgers te kunnen helpen, door het versterken van ambtelijk vakmanschap. Bij een complexe situatie gaan de SVB en UWV burgers – waarbij een oplossing binnen de reguliere processen niet voor handen is – nog meer en beter passend helpen in de vorm van maatwerk. De uitvoeringsorganisaties gebruiken deze praktijksituaties ook om ervan te leren door deze casussen te bespreken in maatwerkplaatsen, een overheidsbreed netwerk van maatwerkinitiatieven om te leren en te verbeteren van en met elkaar.

2.1.4 Kerncijfers

Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2020 is toegelicht in het jaarverslag over 2020. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2020 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.

Zoals toegelicht in de brief over de Stand van de Uitvoering uit juli 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652), is UWV en de SVB opdracht gegeven om ook in het geval van een schending van de inlichtingenplicht een minder strikt inningsbeleid toe te passen. Dit biedt de uitvoerders meer ruimte voor maatwerk, bijvoorbeeld ten aanzien van betalingstermijnen. Hierdoor kan de incassoratio1 in het eerste jaar van invordering lager liggen dan voorheen. Dit besluit heeft betrekking op diverse regelingen die worden uitgevoerd door UWV en de SVB. De invorderingen van ten onrechte verstrekte uitkeringen of boetes worden verrekend met de begrote uitgaven aan de verschillende regelingen.

Tabel 1 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

 

2018

2019

2020

2018

2019

2020

UWV1

8,3

9,0

6,7

26

25

23

SVB2

3,9

10,5

3,9

7,9

10,6

6,0

Gemeenten3

33

31

25

70

67

59

Totaal

4

4

4

104

103

88

1

UWV, Jaarverslag.

2

SVB, Jaarverslag.

3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Betreft het aantal vorderingen vanwege een overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Vanwege het definitieverschil wordt geen totaal weergegeven.

Tabel 2 Kerncijfers sanctionering UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal boetes (x 1.000)

Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln.)

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

 

2018

2019

2020

2018

2019

2020

2018

2019

2020

UWV1

4,9

4,8

3,7

4,9

4,3

3,7

5,8

6,6

4,9

SVB2

1,8

2,3

1,1

1,3

1,4

0,9

5,0

9,6

4,6

Gemeenten3

13,7

11,8

9,2

8,7

7,9

5,6

11,3

9,9

7,3

Totaal

20

19

14

15

14

10

22

26

17

1

UWV, jaarverslag.

2

SVB, jaarverslag.

3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Tabel 3 Kerncijfers incassoratio UWV, SVB en gemeenten

Incassoratio benadelingsbedrag + boetevordering ultimo 2020 (%)

2016

2017

2018

2019

2020

UWV1

73

65

49

42

23

SVB2

54

55

42

36

23

Gemeenten3

38

36

29

20

12

1

UWV, Jaarverslag.

2

SVB, Jaarverslag.

3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door het UWV aan het werk zijn geholpen. In 2020 vonden 10.250 mensen met een arbeidsbeperking een baan. Dit is lager dan in de voorgaande jaren.

Tabel 4 Aantal door UWV aan het werk geholpen mensen met een beperking1
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Streefwaarde 2022

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering

400

250

150

2

Mensen met recht op Ziektewetuitkering

1.000

750

400

2

Mensen met recht op WIA-uitkering

2.900

3.500

3.000

3

Mensen met recht op Wajong

9.000

8.600

6.700

8.000

Totaal

13.300

13.100

10.250

Bron: UWV, jaarverslag.

1

De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.

2

Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

3

Bij het ontwikkelen van de persoonlijke dienstverlening met de extra middelen van het kabinet wordt tevens ingezet op een verbetering van het inzicht in de resultaten van deze dienstverlening. Hierdoor kunnen naar verwachting in de toekomst ook voor de WIA streefwaarden worden opgesteld.

1

De verhouding tussen enerzijds het totaal aan ingevorderde uitkeringen en boetevorderingen die tot nu toe zijn ontvangen en anderzijds het totaal aan uitstaande ingevorderde uitkeringen en boetevorderingen van een bepaald jaar.

Licence