Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

Nederland bereikbaar, leefbaar en veilig houden: dat staat ook in 2024 voorop bij het werk van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Daarom zorgt IenW voor een sterke en duurzame infrastructuur, boven en onder de grond. Ook werkt IenW aan een gezonde leefomgeving met schone lucht, schone bodem, schone rivieren en een schone zee. Daarnaast werkt IenW aan een klimaatneutraal, fossielvrij en circulair Nederland.

We doen dat in een periode van grote vraagstukken. De klimaattransitie- en stikstofopgaven zijn onverminderd fors. Tegelijkertijd hebben we te maken met oplopende prijzen, tekorten aan personeel en materialen. In het licht van deze recente ontwikkelingen is het noodzakelijk en onvermijdelijk gebleken om onze bestaande financiële middelen te evalueren en te (her)prioriteren. Vandaar dat IenW binnen het Mobiliteitsfonds heeft besloten tot een financiële schuif van aanleg naar instandhouding. Dit houdt in dat we bij zeventien aanlegprojecten voor hoofdwegen en hoofdvaarwegen op de pauzeknop drukken. De woningbouwopgave heeft onveranderd prioriteit en daarom werken we hard aan het zo goed en duurzaam mogelijk ontsluiten van nieuwe woonwijken. Verder wordt verwacht dat eind 2023 de concessie voor het hoofdrailnet wordt gegund. In 2024 zal IenW als concessieverlener ervoor zorgen dat de overgang van de huidige naar de nieuwe concessie zo goed mogelijk verloopt.

Deze beleidsagenda van het ministerie van IenW geeft een overzicht van de mijlpalen die het ministerie in 2024 wil bereiken. Gezien de demissionaire status van het kabinet is deze beleidsagenda grotendeels beleidsarm opgesteld. Hierbij zijn alleen beleidsinitiatieven tot en met de Voorjaarsnota van 2023 meegenomen.

Onze prioriteiten zijn samen te vatten in de volgende drieslag:

  • 1. De basis op orde. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vervoerssysteem en het watersysteem.

  • 2. Toekomstbestendigheid. We werken niet alleen voor de korte termijn, maar ook voor de lange termijn aan haalbare en duurzame oplossingen.

  • 3. Ambities waarmaken. Er is geld uitgetrokken om verschillende ambities waar te maken, zoals verkeersveiligheid en het ontsluiten van woningbouwlocaties. We willen de middelen snel en doelmatig inzetten.

De eerste twee hoofdstukken van deze Beleidsagenda gaan over Basis op orde en Toekomstbestendigheid. Daarna volgt het hoofdstuk Ambities waarmaken. Het laatste hoofdstuk gaat over de Randvoorwaarden van effectief beleid.

Basis op orde

Instandhouding Rijksinfrastructuur / Basiskwaliteitsniveau netwerken

IenW werkt aan de grootste onderhoudsopgave van onze infrastructuur ooit.

De komende jaren zetten we maximaal in op behoud van onze wegen, vaarwegen en waterwerken voor meer zekerheid voor gebruikers, marktpartijen en uitvoerders. Er is een Basiskwaliteitsniveau van de netwerken van Rijkswaterstaat gedefinieerd. Dit geeft aan waar een weg, vaarweg of waterwerk in de basis aan moet voldoen om gebruikers en belanghebbenden goed te kunnen blijven bedienen.1 Voor de financiering hiervan worden aan het instandhoudingsbudget aanvullende middelen uit het Coalitieakkoord en middelen uit de aanlegportefeuille toegevoegd. Daarbij zijn ook inhoudelijke keuzes gemaakt om ambities met het budget in overeenstemming te brengen. In de komende jaren zal de groei van het productievolume afhankelijk zijn van de ingroei van de beschikbare capaciteit en middelen naar het structurele niveau en zullen we daartoe inhoudelijke keuzes maken.

Met de aanvullende middelen uit het Coalitieakkoord kan het vervanging- en renovatieprogramma fors groeien. De realisatie in de afgelopen jaren bedroeg ongeveer € 0,2 miljard en het budget neemt toe naar € 0,8 miljard per jaar. Dit is een forse opgave voor RWS. Het prognoserapport vervanging en renovatie laat voor de verdere toekomst een nog verdere toename van de opgave zien.2 Hierbij wordt gezocht naar de balans tussen wat nodig is en wat maakbaar is. Bij het spoor zijn de budgetten en instandhoudingsbehoefte tot en met 2025 min of meer met elkaar in evenwicht en is er een Basiskwaliteitsniveau. Voor de periode vanaf 2026 wordt de komende tijd opnieuw een Basiskwaliteitsniveau voor Spoor opgesteld. Dit proces wordt voorjaar 2024 afgerond.

Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH)

In het Interbestuurlijk Programma Versterking VTH-stelsel (IBP VTH) werken Rijk, provincies, gemeenten en omgevingsdiensten in 2024 verder samen aan een veilige en schone leefomgeving. Binnen dit programma wordt sinds medio 2022 in zes pijlers uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen en de Algemene Rekenkamer. De zes pijlers zijn:

  • 1. robuuste omgevingsdiensten;

  • 2. bestuurs- en strafrechtelijke handhaving en vervolging;

  • 3. informatieuitwisseling en datakwaliteit;

  • 4. kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt;

  • 5. onafhankelijke uitvoering van toezicht en handhaving;

  • 6. monitoring kwaliteit milieutoezicht.

In 2024 worden de actiepunten die uit de pijlers volgen verder uitgevoerd, waarmee het IBP VTH tot een afronding komt. Voor de versterking van de omgevingsdiensten is met ingang van 2022 structureel € 18 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast is er ook een bedrag van € 6 miljoen uitgetrokken voor de versterking van de aanpak milieucriminaliteit bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. Deze middelen worden op basis van de opgedane kennis en ervaringen uit het IBP VTH structureel ingezet voor een sterker VTH-stelsel.

Digitalisering en cybersecurity

Het onderwerp cybersecurity is belangrijk voor IenW, omdat een digitaal incident in een van de vitale sectoren grote impact kan hebben op de fysieke leefomgeving. De belangrijkste ontwikkeling voor 2024 is de implementatie van de zogeheten NIS2-richtlijn bij sectoren waar IenW systeemverantwoordelijkheid voor draagt. Deze richtlijn vraagt extra cybersecuritymaatregelen rondom risico- en incidentmanagement en een uitbreiding van de onder toezicht vallende organisaties.

Data en digitalisering stellen IenW in staat maatschappelijke opgaven met elkaar te verbinden. Zo kan bijvoorbeeld behoefte aan meer mobiliteit invloed hebben op een schone leefomgeving. Het koppelen van verschillende data- en digitaliseringsinitiatieven maakt het mogelijk deze en andere maatschappelijke opgaven van IenW in samenhang te beantwoorden.

Toekomstbestendigheid

Duurzame mobiliteit

In het klimaatpakket zijn middelen toegewezen aan de verduurzaming van mobiliteit, onder meer voor de opschaling van laadinfrastructuur voor logistiek en personen, verduurzaming van de bouw, het verduurzamen van vrachtwagens, walstroom en waterstof in wegvervoer. In lijn met de Fietsambitie 2022-2025 en het Nationaal Toekomstbeeld Fiets 2040 worden in 2024 afspraken met decentrale overheden gemaakt over hoe IenW bijdraagt aan een landelijk dekkend netwerk van doorfietsroutes. Daarnaast worden projecten ondersteund om het fietsen voor bijvoorbeeld kinderen en ouderen te stimuleren.

Duurzame scheepvaart

Nederland heeft zich op basis van nationale en internationale afspraken gecommitteerd aan een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050. Om dit te realiseren en onze koploperinzet waar te maken, wordt in 2024 gewerkt aan de volgende prioriteiten. Het gaat hierbij om:

  • implementatie van de Europese 'Fit for 55'-voorstellen gericht op de zeevaart en binnenvaart, in overleg met NEa en ILT voor goed uitvoerbare en handhaafbare regelgeving;

  • uitwerking en implementatie van mondiale afspraken over broeikasgasreductie in de zeevaart die dit jaar gemaakt worden in de International Maritime Organisation (IMO);

  • opvolging geven aan de maritieme brandstoftransitie en wat dit vraagt van het Nederlands energiesysteem. Dit gebeurt op basis van onder andere de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart;

  • een routekaart naar klimaatneutraliteit en een (nagenoeg) zero-emissie binnenvaart per 2050;

  • vervolg geven aan het haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheden en opties om de verduurzaming van de binnenvaartvloot te versnellen met behulp van normering;

  • een uitvoeringsplan voor de versnelde transitie naar de toepassing van waterstof en methanol in de binnenvaart;

  • de verdere invoering van walstroom in de Nederlandse havens.

Maritieme veiligheid

Maritieme veiligheid en daarmee maritieme security en cybersecurity zijn de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan. Het verbeteren van de maritieme veiligheid behelst het in kaart brengen van de grootste risico’s, deze analyseren en beheersen tot een acceptabel niveau (risicogerichte aanpak). Met het toenemend aantal windparken en datakabels op en onder zee in de context van de huidige geopolitieke situatie, blijft maritieme veiligheid voorlopig een belangrijk onderwerp. In 2024 treedt daarnaast de herziene Netwerk en Informatie Beveiligingsrichtlijn (NIB) in werking. Hiermee gelden voor meer havengerelateerde ondernemingen een zorgplicht, meldplicht en toezichtafspraken gelden.

Toekomstvisie binnenvaart

De binnenvaart in Nederland is van groot maatschappelijk belang, maar onvoldoende toekomstbestendig. Daarom zijn met een groot aantal stakeholders, op initiatief van IenW, gesprekken gevoerd om de belangrijkste uitdagingen in de binnenvaart te identificeren. De binnenvaart moet beter inspelen op de energietransitie, de toenemende digitalisering, het streven naar ketenoptimalisatie en klimaatverandering. De noodzakelijk transities zijn in de brief Toekomst Binnenvaart van 30 november 2022 thematisch uitgewerkt. Daarna is begin 2023 gestart met het uitwerken van de toekomstvisie in een actieagenda. Dit zal doorlopen in 2024.

Multimodaal goederenvervoer

Het beleid voor multimodaal goederenvervoer staat voor grote uitdagingen. Zo vraagt de energietransitie extra aandacht voor het transportsysteem. Ook is er veerkracht nodig om verstoringen in de logistieke keten op te vangen. In lijn met de Goederenvervoeragenda uit 2019 wordt het antwoord hierop gezocht in een integrale multimodale aanpak van het goederenvervoer. Ten eerste om de modal shift tussen modaliteiten weg, vaarweg en spoor verder te ontwikkelen. Ten tweede via realisatie van papierloos transport en de ontwikkeling en toepassing van instrumenten om data te delen in het transportsysteem via publiek-private samenwerking. En ten slotte met het beter mogelijk maken van buisleidingen binnen het multimodale transportsysteem.

Vrachtwagenheffing

De wettelijke basis voor de invoering van de vrachtwagenheffing is gereed. Op basis van de huidige inzichten zal de start van de vrachtwagenheffing in 2026 plaatsvinden, hiertoe zal in 2024 de bijbehorende lagere regelgeving naar de Kamer gestuurd worden. Bij de implementatie van de herziene Eurovignetrichtlijn in de wet Vrachtwagenheffing, die voor de start van de exploitatie in werking moet treden, zal het tarief van de vrachtwagenheffing worden gebaseerd op CO₂-emissies van voertuigen. Onder leiding van de RDW wordt gewerkt aan de realisatie van het heffingssysteem. De gunning voor de Hoofd Dienst Aanbieder (HDA) vindt plaats en de accreditatie van de European Electronic Toll Service (EETS)-aanbieders zal starten. Voor het terugsluizen van de netto-opbrengsten voor verduurzaming en innovatie van de sector wordt op basis van adviezen en consultatie het meerjarenplan uitgewerkt.

Duurzame luchtvaart

De luchtvaart staat wereldwijd voor de uitdaging om bij te dragen aan de klimaatdoelstelling van het Parijsakkoord. In 2024 draagt Nederland in internationaal verband bij aan de implementatie van het mondiale langetermijndoel van netto nul CO2-emissies in 2050. Het doel is om eind 2023 een mondiaal kwantificeerbaar doel voor duurzame luchtvaartbrandstoffen vast te stellen. 2024 zal in het teken staan van het nemen van maatregelen om hier invulling aan te geven.

Nederland zal in 2024 de Europese bijmengverplichting (ReFuelEU Aviation) voor duurzame brandstoffen verder implementeren. In de eerste helft van 2024 zullen wijzigingen voor de Wet milieubeheer en het Besluit energie vervoer, die in verband met de Europese richtlijn RED III (Renewable Energy Directive) nodig zijn, worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarnaast blijft Nederland inzetten op het realiseren van een accijns voor luchtvaartbrandstoffen voor commercieel vliegverkeer binnen de EU, dit gebeurt met de herziening van de richtlijn energiebelastingen.

In 2024 zal het ministerie werken aan de uitvoering van de innovatiestrategie luchtvaart. Dit doen we samen met de luchtvaartsector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Ook wordt er een kennisagenda opgesteld ter ondersteuning van de benodigde innovatie. Het programma Luchtvaart in Transitie, het toegekende Groeifondsvoorstel, wordt in 2024 verder uitgevoerd. Het wetsvoorstel voor het CO₂-plafond zal eind 2024 worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Tot slot zet Nederland in op het stimuleren van meer en gerichter onderzoek naar niet-CO2-klimaateffecten van de burgerluchtvaart, ter ondersteuning van de in 2023 gepresenteerde beleidsaanpak.

Schiphol

In besluitvorming over de afweging van de publieke belangen rondom Schiphol heeft het ministerie besloten om voorrang te geven aan het aanpakken van de geluidsoverlast en tegelijk de economische functie van Schiphol te behouden. Het kabinet heeft besloten om met ingang van november 2024 een bovengrens van 452.500 vliegtuigbewegingen per jaar vast te leggen. Om dit te behalen wordt er in 2024 gewerkt aan het afronden van de balanced-approachprocedure en wordt er een gewijzigd Luchthavenverkeerbesluit voorbereid. Ook zal worden gewerkt aan de verdere invulling van de Programmatische Aanpak Geluid en aan de uitvoering van de gebiedsagenda.

Regionale luchthavens

In 2023 is voor de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport, Groningen Airport Eelde en Eindhoven Airport de procedure gestart om tot een luchthavenbesluit te komen. Er wordt een zorgvuldige procedure doorlopen, waarbij alle stakeholders inclusief de omgeving goed zijn betrokken. Voor de geluidsberekeningen wordt in de luchthavenbesluiten gebruik gemaakt van actuele invoergegevens en de nieuwe berekeningsmethoden Doc29en NORAH (Noise of Rotorcraft Assessed by a Hemisphere), die onlangs gereed zijn gekomen. Op basis van diverse onderzoeken naar luchtverontreinigende emissies van de luchtvaart worden mogelijke maatregelen uitgewerkt, zoals het opnemen van emissiegrenswaarden voor luchtkwaliteit en luchthavenbesluiten. In 2024 wordt in Caribisch Nederland een aantal projecten uitgevoerd ter verbetering van de luchtvaartveiligheid. Ook zullen de drie Caribisch Nederlandse gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba een beheer- en onderhoudsplan gereed hebben om de luchthavens ook in de toekomst veilig en bereikbaar te houden.

Luchtruim

Zoals besloten worden in 2024 het civiele en militaire luchtruim samengevoegd. Dit gebeurt met de integratie van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het militaire Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK). Dit betreft het huidige gebruik van het luchtruim en staat los van de lopende luchtruimherziening. In 2024 starten binnen de pan-Europese luchtverkeersleidingsorganisatie Eurocontrol de gesprekken over een nieuw Performance Plan, dat alle staten voor hun eigen luchtruim moeten opstellen. Hierin moet worden aangetoond dat staten de doelstellingen op het gebied van kosteneffectiviteit, milieu en duurzaamheid, veiligheid en capaciteit realiseren. De huidige periode loopt tot en met 2024.

De maatschappelijke mogelijkheden en het economisch potentieel rond onbemande luchtvaartuigen (bijvoorbeeld inspecties, toezicht en transport) worden steeds meer benut. In 2024 zullen de eerste structurele maatschappelijke toepassingen met onbemande luchtvaartuigen worden geïmplementeerd. Het ministerie van IenW stimuleert en faciliteert deze innovatieve ontwikkeling door te experimenteren met nieuwe vervoersvormen door de digitale infrastructuur (zoals U-space) op een robuuste wijze te implementeren.

Programma Luchtruimherziening

Het programma Luchtruimherziening biedt perspectief op lange termijn voor de civiele en militaire luchtvaart. Dit gebeurt door het herstructureren van het luchtruim en het introduceren van een betere manier van het afhandelen van het luchtverkeer. Dat betekent voor de civiele luchtvaart dat de impact van het verkeer op de leefomgeving en het klimaat kleiner wordt. Ook ontstaat ruimte voor de Luchtmacht om met het nieuwe gevechtsvliegtuig de F-35 te kunnen oefenen. In lijn met Europese verplichtingen is het streven om in de eerste helft van 2024 een eerste conceptontwerp voor de nieuwe luchtruimindeling gerealiseerd te hebben. In de vervolgfase van het programma worden diverse stakeholders en belanghebbenden intensief betrokken.

Luchtvaartautoriteit

De middelen die het kabinet ter beschikking heeft gesteld voor de versterking van de luchtvaartautoriteit (€ 12,5 miljoen) zijn ingezet om de capaciteit in het systeem van regelgeving, vergunningverlening, toezicht op de luchtvaartsector en reflectie uit te breiden. Dit doen we om beter invulling te kunnen geven aan de (internationale) verplichtingen en maatschappelijke opgaven. In 2024 wordt in programmavorm gewerkt aan voorstellen voor verbetering van samenwerking in de keten en tussen de betrokken organisaties.

Circulaire economie (CE)

De ambitie van het kabinet is dat de Nederlandse economie in 2050 volledig circulair is. Om die ambitie waar te maken moeten we minder grondstoffen gebruiken, andere grondstoffen gebruiken, producten langer gebruiken en hoogwaardig hergebruiken. In 2024 werkt IenW dan ook verder aan de uitvoering van het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE), dat op 3 februari 2023 aan de Kamer is aangeboden.3 Er wordt verkend hoe gestuurd kan worden op internationale grondstoffenketen en hoe dit verede invulling kan krijgen binnen het klimaatbeleid.

Europees spitst de inzet voor CE zich toe op de wetsvoorstellen die volgen uit het EU-actieplan CE. Het gaat onder meer om de onderhandelingen over het voorstel voor een nieuwe Verpakkingenverordening en het voorstel voor een Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten. Nederland zet zich in voor een ambitieuze uitkomst. De focus ligt hierbij op het verplichten van het gebruik van recyclaat, het bevorderen van hergebruik, recyclebaarheid en hoogwaardige recycling, het verbeteren van de repareerbaarheid en het verlengen van de levensduur van producten.

2024 is een belangrijk jaar voor het realiseren van de recyclingdoelstelling uit de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Deze richtlijn stelt dat per 2025 55% van het stedelijk afval gerecycled moet zijn. Om deze doelstelling te halen zetten we in 2024 in op:

  • het verder uitvoeren van het VANG-programma (Van Afval Naar Grondstof) gericht op de kwaliteit en kwantiteit van afvalstromen uit zowel huishoudelijk als bedrijfsafval;

  • een verkenning van de (on)mogelijkheden voor een landelijke standaardisering van afvalinzameling;

  • het werken aan een gericht pakket aan maatregelen om verbranding van recyclebare materialen tegen te gaan.

Binnen de productgroepen uit het NPCE worden tal van maatregelen uitgevoerd. Samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt IenW bijvoorbeeld aan het stimuleren van hergebruik en een verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen bij Rijksinkoop. Ook continueert het kabinet de uitvoering van de acties uit het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen. Eind 2024 wordt ook de afronding verwacht van de onderhandelingen van een nieuw wereldwijd verdrag over het tegengaan van plastic vervuiling. IenW coördineert de Nederlandse inzet.

De transitie naar klimaatneutraliteit en een circulaire economie zijn nauw verbonden. Circulaire economie draagt bij aan het tegengaan van klimaatverandering, maar ook aan het verbeteren van de biodiversiteit, aan een schonere leefomgeving en aan de leveringszekerheid van grondstoffen. De schaal waarop en het tempo waarmee wereldwijd grondstoffen worden gewonnen is immers onhoudbaar en leidt tot een overschrijding van planetaire grenzen. In het kader van het ingezette beleid gericht op het adresseren van de klimaatopgave zal IenW in 2024 verdere uitvoering geven aan de aanpak circulaire plastics, waaronder ook het beleid gericht op verduurzaming van de afvalverbrandingsinstallaties. Daarnaast komt er per 2024 extra geld beschikbaar voor het continueren van circulaire innovaties en de inzet gericht op circulair gedrag, en circulariteit in onderwijs en arbeidsmarkt, om zo de circulaire transitie verder te ondersteunen.

In 2024 wordt het burgerparticipatietraject voor de vorming van het nieuwe Beleidsprogramma Textiel voor de periode 2025-2030 afgerond. Verder wordt in 2024 voor de eerste keer verslag gelegd over de Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV)-textiel die op 1 juli 2023 van kracht ging. Ook in 2024 worden investeringen in milieuvriendelijke technieken via de Milieulijst voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) bevorderd. Daarnaast werkt IenW samen met financiële instellingen om de financierbaarheid van circulaire businesscases te bevorderen.

Gezonde, schone en veilige leefomgeving

Chemische stoffen, waaronder de Zeer Zorgwekkende Stoffen

De Europese Green Deal en hieruit voortvloeiende strategieën als de Europese Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen en de Europese zero pollution ambition zijn voor Nederland uitgangspunt in de aanpak van die chemische stoffen. Nederland zet zich onder meer in op een effectieve implementatie van de bestaande regelgeving. Daarom werken we aan het voorbereiden van beheersmaatregelen voor diverse stoffen. Hiertoe behoort ook het innemen van een standpunt op het definitieve voorstel voor een Europees verbod voor poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS). Deze wordt in de loop van 2024 verwacht. Daarnaast zet Nederland zich actief in op een goede en ambitieuze herziening van de Europese REACH-verordening (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen). We verwachten eind 2023 een Europees voorstel.

Het beleid gericht op het terugdringen van emissies van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zal onder de Omgevingswet worden voortgezet. Om bedrijven en bevoegde gezagen daarbij te ondersteunen zal in 2024 een landelijke ZZS-emissiedatabase in gebruik worden genomen. Vanuit die database zullen emissiegegevens voor het brede publiek ontsloten worden. Verder wordt in 2024 het Impulsprogramma Chemische Stoffen voortgezet. Hiermee worden urgente knelpunten binnen het beleid voor chemische stoffen projectmatig aangepakt. Via een aantal projecten wordt meer verbinding gelegd tussen de verschillende milieuterreinen (lucht-, water- en bodemkwaliteit, stoffen, productketens en productieprocessen) en tussen de betreffende wettelijke kaders gericht op het voorkomen en beheersen van risico’s van chemische stoffen.

Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

Bij de ontwikkelingen in de energiemarkt, waarbij kernenergie naar verwachting een nadrukkelijkere rol krijgt, staat de veiligheid voorop. Het huidige stelsel van wet- en regelgeving voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming wordt dan ook in 2023 geëvalueerd en er wordt gestart met de implementatie van de uitkomsten ervan. De (milieu)procedures om de Kernenergiewet aan te passen om de kerncentrale Borssele langer in bedrijf te kunnen houden worden voortgezet. Internationale richtlijnen en peer reviews worden gebruikt om de Nederlandse wetgeving over nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en toezicht op de naleving ervan op orde te brengen en te houden. In 2023 heeft Nederland hiervoor drie missies vanuit het Internationaal Atoom Energieagentschap ontvangen. In 2024 beginnen we met de uitvoering van de aanbevelingen.

Het Nationaal Programma Radioactief Afval (NPRA) beschrijft het beleid voor alle soorten radioactief afval in Nederland en geeft aan welke ontwikkelingen in de komende jaren voorzien worden. Een update van het NPRA, voortvloeiend uit Europese verplichtingen, is voorzien in 2025. Het PlanMER (milieueffectrapport), dat onderdeel is van de actualisatie van het NPRA, wordt in 2024 afgerond.  Een ander integraal onderdeel van het nieuwe NPRA is een routekaart naar de eindberging voor (Nederlands) radioactief afval. Dit bevat ook een tijdpad voor wanneer welke beslissing genomen moet worden. Medio 2024 brengt het Rathenau Instituut op basis van een vijfjarig onderzoeksprogramma advies uit over het besluitvormingsproces voor het langdurig beheer van radioactief afval. Op dit advies volgt een reactie.

Geur

In 2024 gaan we verder met de voorstellen van de Wageningen University & Research (WUR) om de werking van emissiearme stalsystemen en technieken te verbeteren.

Luchtkwaliteit

Het kabinet werkt aan een gezonde, schone en veilige leefomgeving en stelt daarvoor in 2030 tussendoelen in, om toe te werken naar zero pollution in 2050. Het Schone Lucht Akkoord heeft als doel om in 2030 minimaal 50% gezondheidswinst te realiseren ten opzichte van 2016. Daarom werkt het kabinet samen met decentrale overheden aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Deze maatregelen dragen ook bij aan reductie van stikstof. Verder worden naar verwachting in 2024 de onderhandelingen over de herziening Europese richtlijn Industriële Emissies en de Europese luchtkwaliteitsrichtlijnen afgerond. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze herziening leiden tot lagere emissie-eisen en scherpere EU-grenswaarden. Ook onder de Omgevingswet blijven we de luchtkwaliteit monitoren. De monitoring zal gebruikt worden om te bepalen of Nederland aan de EU-grenswaarden voor luchtkwaliteit voldoet.

Geluid

Ook de bescherming tegen geluidshinder draagt bij aan een gezonde leefomgeving. De nieuwe geluidsregels van de Omgevingswet treden in 2024 in werking. Met de koepels IPO (provincies) en VNG (gemeenten) zijn afspraken gemaakt over de monitoring van de effecten van de nieuwe geluidsregels. De voorbereiding op het werken met de Omgevingswet levert waardevolle praktijksignalen op. Deze nemen we mee bij het invullen van de monitoringsafspraken. In 2024 wordt gewerkt aan de ondersteuning van overheden en worden de beleidskeuzes die voortvloeien uit het advies van de WHO over omgevingsgeluid uitgewerkt. Dit betekent in ieder geval de voorbereiding van beperkte wijzigingen van de geluidsregelgeving onder de Omgevingswet voor treinverkeer.

Klimaatadaptatie

Klimaatverandering voltrekt zich in een hoger tempo dan voorzien en met duidelijk merkbare gevolgen. Daarom bereiden we een update van de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS).

Om ons land beter aan te passen aan klimaatverandering is uitwerking van het beleidsdoel ‘water en bodem sturend’ van groot belang. Dit gebeurt onder meer in de vorm van een ruimtelijk afwegingskader voor klimaatadaptieve gebouwde omgeving, dat samen met BZK wordt ontwikkeld. Hiermee geven we aan regionale en lokale overheden meer houvast voor het sturend laten zijn van het water- en bodemsysteem in de locatiekeuze van nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw. Daarnaast wordt gewerkt aan de juridische borging van de landelijke maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Dit is onderdeel van de Nationale Aanpak Klimaatadaptatie Gebouwde Omgeving van de ministeries van BZK, IenW en LNV. De landelijke maatlat zet naast gevolgbeperking door overstromingen, wateroverlast, hitte en droogte ook in op bodemdaling en biodiversiteit.

Als een van de acties van de beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater is IenW opdrachtgever voor bovenregionale stresstesten in het hele land. IenW ondersteunt daarnaast de decentrale overheden en de openbare lichamen van Caribisch Nederland. Dit gebeurt onder andere in de vorm van klimaatscenario’s van het KNMI, met kennis die beschikbaar is via de portal klimaatadaptatienederland.nl en door een klimaateffectatlas.

Het KNMI werkt als Early Warning Centre voor Nederland in 2024 onder meer aan het in kaart brengen van gevolgen van meteorologische omstandigheden met behulp van impact-based forecasting. Hierbij wordt in samenwerking met gebruikers ingeschat wanneer extreem weer en klimaatverandering tot problemen leiden. In 2024 wordt de samenwerking met veiligheidsrisico's en waterschappen verder geoperationaliseerd voor de monitoring van extreem weer om tijdig en gericht te kunnen waarschuwen.

Nederland zet zich in om de kwetsbaarste landen in de wereld te ondersteunen op het gebied van klimaatadaptatie en integraal waterbeheer. Belangrijke mijlpalen zijn de COP29 en het Wereld Water Forum (Egypte). Daarnaast is het Internationaal Panel voor Delta’s en Kustgebieden (IPDC) verder geconsolideerd, waarin aan een concrete klimaatadaptatieaanpak wordt gewerkt. In 2024 is de eerste IPDC-conferentie voorzien waarin de (ei)landen de eerste aanbevelingen en bevindingen presenteren. Nederland stelt hiervoor diverse instrumenten beschikbaar zoals de programma’s Partners voor Water, Blue Deal en Water as Leverage.

Nederland was in 2023 met Tadzjikistan co-host van de tweede VN-waterconferentie. Een belangrijke uitkomst is de Water Actie Agenda, waarin meer dan 800 commitments door landen, bedrijven en organisaties zijn ingebracht. Een van de nationale commitments van Nederland is de ontwikkeling in Nederland van Water en Bodem Sturend. Nederland zal in 2024 de ervaringen hiermee inbrengen in internationale beleidsdiscussies en laten doorwerken in de uitvoering van internationale programma’s van Nederland op het gebied van water en daarbuiten, zoals het International Panel on Deltas en Coasts, Partners voor Water en Water as Leverage.

Water en Bodem Sturend

Inzichten over het klimaat van morgen passen we toe op de ruimtelijke ordening van vandaag. Nederland moet dan ook met urgentie water en bodem sturend laten zijn bij alle planprocessen. Het ministerie werkt in 2024 aan nadere uitwerking van gemaakte structurerende keuzes en helpt andere overheden bij het regionaal en lokaal toepassen ervan. In een uitvoeringsagenda werken rijkspartijen, gemeenten, provincies, waterschappen en vele andere betrokken partijen samen aan pilotprojecten, kennissessies, het beter delen en gebruiken van digitale data en oefenen met de nieuwe manier van doen. Ook werkt het ministerie aan bewustwording bij andere sectoren als de woningbouw en de energietransitie en verkennen we samen hoe zij water en bodem sturend kunnen maken. In het belang van toekomstige generaties werken we aan steviger borging van water en bodem in besluitvorming. Stap voor stap helpt IenW ondertussen projecten overal in het land steeds meer toekomstvast te plannen en realiseren door water en bodem als uitgangspunt te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Ambities waarmaken

Verkeersveiligheid

Het kabinet geeft prioriteit aan het verbeteren van de verkeersveiligheid. Daarom werkt IenW ook in 2024 samen met decentrale overheden en maatschappelijke partners aan de uitvoering van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (SPV). In het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid 2022-2025 zijn de maatregelen opgenomen die de ministeries van IenW en Justitie en Veiligheid de komende periode nemen voor de uitvoering van het SPV. Belangrijk aandachtspunt is daarnaast de integrale aanpak voor het tegengaan van rijden onder invloed van drank, drugs en rijgevaarlijke medicijnen in 2024. Aanleiding hiervoor is de forse toename van alcohol en drugs achter het stuur de afgelopen jaren.

Ontsluiting woningbouw

In 2024 wordt verder gewerkt aan de uitvoering van de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn in het kader van de € 7,5 miljard voor de ontsluiting en de bereikbaarheid van de woningbouwopgave.4 Het interdepartementale Programma Woningbouw en Mobiliteit draait volop. De Kamer wordt eind 2024 met een voortgangsrapportage geïnformeerd. Voor de afspraken woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur wordt in 2024 de tweede termijn van de middelen uitgekeerd naar de gemeenten. Ook is in 2024 de specifieke uitkering voor de mobiliteitspakketten en het gebiedsbudget gereed en kunnen hiervoor aanvragen worden ingediend door de gemeenten.

Openbaar vervoer en spoor

Hoofdrailnetconcessie NS

Het voornemen is om eind 2023 de HRN-concessie opnieuw onderhands aan NS te gunnen. Ingangsdatum van de nieuwe concessie is 1 januari 2025. Ingangsdatum van de nieuwe concessie is 1 januari 2025. In 2024 zal NS starten met voorbereidingen voor de nieuwe concessie, zodat ze bij de start kan voldoen aan de eisen van  het concessiebesluit. Als concessieverlener zal het ministerie in 2024 de voortgang van de voorbereidingen en de overgang van de lopende naar de nieuwe concessie intensief bewaken.

Herijking Toekomstbeeld Openbaar Vervoer

Samen met decentrale overheden, reizigersorganisaties, personen- en spoorgoederenvervoerders en spoorwegbeheerders werken we aan de herijking van Toekomstbeeld Openbaar Vervoer 2040. De herijking vindt plaats naar aanleiding van de grote maatschappelijke ontwikkelingen (onder andere inflatie, arbeidsmarktkrapte en de effecten van COVID-19) die van invloed zijn op het openbaar vervoer en de spoorwegen, zoals ook benoemd in de motie-Van Ginneken/Bouchallikh.5 Het doel is om de resultaten van de herijking, in de vorm van handelingsperspectieven, in 2024 op te leveren.

Internationaal spoorvervoer blijft een van de belangrijkste prioriteiten vanwege de klimaatopgave en de groeiende vraag en noodzakelijke langjarige samenwerking met buitenlandse partijen. Het Werkprogramma Internationaal Spoor voor Personenvervoer wordt de komende jaren verder uitgevoerd.6 De verdere uitwerking van het Toekomstbeeld Spoorgoederenvervoer zal samen met alle relevante stakeholders en in samenhang met de herijking van Toekomstbeeld OV verder ontwikkeld worden. In 2024 zal het uitgewerkte Toekomstbeeld aan de Kamer worden aangeboden.

Lelylijn

Het MIRT-onderzoek Lelylijn is in 2023 van start gegaan en de eerste resultaten zijn neergezet. Een eerste participatieronde heeft tot ruim 11.000 reacties geleid en in het BO Leefomgeving Noord is gesproken over het schetsontwerp voor de NOVEX-gebiedsontwikkeling (Nationale Omgevingsvisie Extra). In 2024 wordt verder gewerkt aan de NOVEX-opgave, tracéalternatieven en kostenramingen voor de Lelylijn en wordt onderzocht wat de brede meerwaarde is voor de lijn voor Noord-Nederland. Eind 2024 wordt deze beslisinformatie opgeleverd. Tot eind 2023 vinden in Europees verband onderhandelingen plaats over het nieuwe TEN-T (Trans-European Transport Network). De inzet vanuit Nederland is om de verbinding Amsterdam-Groningen-Bremen op het uitgebreide kernnetwerk te krijgen. Daarvoor vinden intensief gesprekken plaats met onder andere Duitsland.

Verkenning Oude Lijn en OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer

Voor de MIRT-verkenning Oude Lijn wordt onderzocht wat er nodig is om extra sprinters te laten rijden tussen Den Haag en Dordrecht. Daarnaast wordt de opening van vier nieuwe stations onderzocht (Rijswijk Buiten, Schiedam Kethel, Rotterdam Van Nelle en Dordrecht Leerpark) en wordt voor vier bestaande stations (Leiden Centraal, Den Haag Laan van NOI, Schiedam Centrum en Dordrecht) onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de voorziene toestroom van extra reizigers op te kunnen vangen.

Voor de OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer wordt door het ministerie, VRA, gemeente Amsterdam, Haarlemmermeer, provincie Noord-Holland, Schiphol, Schiphol Area Development Company (SADC) en NS gezamenlijk breed verkennen wat ervoor nodig is om de verbinding te realiseren. Hierbij worden partijen betrokken die als adviseur hun expertise inbrengen, zoals ProRail en GVB. De samenwerkende partners hechten eraan om participatie en tegenspraak te organiseren.

Noordzee

In 2024 wordt gewerkt aan de implementatie van het Programma Noordzee 2022-2027 (PNZ). Onderdeel daarvan wordt de in het PNZ aangekondigde Partiële Herziening (PH). Hierin worden onder andere de windenergiegebieden aangewezen voor de periode na 2031. Eind 2024 zal de concept-PH worden vastgesteld en daarna wordt het ter inzage gelegd. Bovendien wordt in 2024 de actualisatie van Mariene Strategie deel 1 (MS1), ter uitwerking van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM), vastgesteld en aan de Europese Commissie gerapporteerd. MS1 bevat een beoordeling van de huidige milieutoestand van de Noordzee, de beschrijving van de gewenste goede milieutoestand en daarbij behorende doelen en indicatoren.

Kaderrichtlijn Water

Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten werken in 2024 verder aan het impulsprogramma Kaderrichtlijn Water. Met een stevige aanvullende inzet is het de bedoeling om eind 2027 te voldoen aan de Europese eisen. Bij de uitvoering gaat het ten eerste om het tijdig realiseren van afgesproken maatregelen en het aanpakken van obstakels daarbij, bijvoorbeeld bij planning en regelgeving. Ten tweede gaat het om uitwerking van integrale ruimtelijke maatregelen via het Nationaal Programma Landelijk Gebied, zoals beekherstel. Ten derde betreft het intensivering van maatregelen in de stoffenketen, van bron tot zuivering en handhaving. Ten vierde gaat het om verdere verankering van afspraken in regelgeving. In 2024 komt de tussenevaluatie KRW gereed met de toestand van onze wateren, de resterende opgaven en het handelingsperspectief. Dit leidt tot aanvullende acties voor het impulsprogramma. Tot slot werken we verder aan verantwoording richting 2027.

Integraal Riviermanagement

In 2024 wordt het Programma onder de Omgevingswet Integraal Riviermanagement (POW IRM) vastgesteld. Hierin zal een visie over klimaatrobuuste riviersystemen in 2050 worden opgenomen. Daarnaast worden beleidsbeslissingen genomen over de eventuele verruiming van de afvoer- en bergingscapaciteit van de Maas en de Rijn. Hierbij worden ook keuzes gemaakt over de sedimenthuishouding en de bodemligging van beide rivieren.

Het POW IRM bevat de opgaven en ambities voor waterveiligheid, bevaarbaarheid, zoetwaterbeschikbaarheid, natuur en ecologische waterkwaliteit en ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Onderdeel is een prioritering van gebieden met meerdere opgaven die als eerste opgepakt moeten worden. Ook bevat het programma de urgentste systeemmaatregelen, een kennisagenda en een werkwijze voor efficiënte samenwerking tussen Rijk en regio.

Programma Bodem en Ondergrond

Het Programma Bodem en Ondergrond heeft als doel het duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem, ondergrond en grondwater te bevorderen. Het streven is om het programma in 2024 vast te stellen. Het ministerie van IenW is coördinator. Het programma wordt in samenwerking met betrokken departementen en decentrale overheden ingevuld. Het programma bouwt voort op de structurerende keuzes uit Water en Bodem Sturend,7 het convenant en de bestuurlijke afspraken en samenwerkingsagenda Bodem en Ondergrond 2022-2030.8

Verduurzaming industrie en maatwerkafspraken

Doel is het sluiten van bindende maatwerkafspraken met grote industriële bedrijven om hun CO2-uitstoot en negatieve effecten op de leefomgeving te verminderen. Het gaat hier om extra inzet van de bedrijven boven op datgene dat ze wettelijk verplicht zijn te doen. In 2023 worden de intentieverklaringen verder uitgewerkt. Verwacht wordt dat in 2024 de volgende stap met concrete acties genomen kan worden. Ook wordt de overgang naar een bindende maatwerkafspraak voorbereid via onder andere een staatssteuntoets. In dit proces zorgen we dat er voldoende aandacht is voor leefomgevingsaspecten en voor het milieu. Bij Tata Steel wordt in 2023 en 2024 verder gewerkt om naast de maatwerkaanpak zo spoedig mogelijk verbetering te bewerkstelligen van de leefomgeving langs de lijnen van het Plan van Aanpak Tata Steel (onder andere aanscherpen vergunningen, uitbreiden roadmap volgend op de motie-Hagen c.s., (inter)nationale regelgeving).

Randvoorwaarden effectief beleid

Randvoorwaarden voor effectief IenW-beleid zijn onder meer de uitvoering, toezicht en handhaving.

Om de uitvoerbaarheid te borgen is het noodzakelijk om de uitvoeringspraktijk intensief bij de beleidsvorming te blijven betrekken. Door het vroegtijdig betrekken van zowel inwoners en bedrijven als de uitvoering kan de beschikbare kennis worden benut bij de ontwikkeling van het beleid en het prioriteren en programmeren van de werkzaamheden.

Bij het opstellen van beleid kunnen toezichthouders vooraf met hun inhoudelijke en praktijkkennis onafhankelijk inbreng leveren en beleid daarmee verbeteren. Tussentijds en bij beleidsevaluaties kunnen signalen van de toezichthouder reflecteren op de mate waarin de beoogde doelen van beleid worden behaald en misstanden aan de kaak stellen.

Bij dit alles benadrukken we dat het beleid van IenW afhankelijk is van ontwikkelingen op aanverwante beleidsterreinen binnen de fysieke leefomgeving, zoals op het gebied van klimaat, energie en stikstof.

CBS-factsheets brede welvaart

Gelijktijdig met het verschijnen van de Rijksbegroting publiceert het CBS dit jaar een afzonderlijk document met factsheets over brede welvaart. De factsheets per departement zijn op de website van het CBS gepubliceerd. Het betreft een nog in ontwikkeling zijnde set met indicatoren vanuit een zo veel mogelijk samenhangend economisch, ecologisch en sociaal-maatschappelijk perspectief. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie-Hammelburg c.s.9 om bredewelvaartsindicatoren zichtbaar te maken op politieke verantwoordingsmomenten als analyse-instrumentarium.

In de factsheets van het CBS is op het terrein van IenW, naast gunstige trends bij voertuigemissies door personenvoertuigen van CO2 en fijnstof, gewezen op ervaren problemen op de terreinen van water, luchtvaart en geluid. Het ministerie werkt hard om de scores op die terreinen te verbeteren. Wel is belangrijk te benadrukken dat het hier gaat over de effecten van beleid op de lange termijn, wat een complex proces is. IenW kijkt ook naar de effecten over generaties (later) en regio’s (hier en elders).

De rapportage van het CBS is waardevol, IenW kijkt uit naar de uitwerkingen van de komende jaren. Dit vergt samenwerking met vele betrokkenen.

1

Kamerstuk 29385, nr. 119, 17 maart 2023

2

Kamerstuk 36200 A, nr. 56, 30 november 2022

3

Kamerstuk 32852, nr. 225, 7 februari 2023

4

Kamerstukken 35925-A, nr. 76; 36200-A, nr. 9; 36200-A, nr. 78

5

Motie-van Ginneken/Bouchallikh, nr. 23645-774

6

Kamerstukken II, 2021-2022, 29984, nr. 994, 16 september 2022

7

Kamerstuk 27625, nr. 592, 25 november 2022

8

Kamerstuk 30015, nr. 111, 2 januari 2023

9

Kamerstukken II 2021–2022, 35 925, nr. 88

Licence