Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

1. Inleiding

De uitdagingen waar Nederland voor staat zijn urgent en complex. Bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) werken we aan duurzame landbouw en voedsel, waardevolle natuur, de kwaliteit van onze leefomgeving en aan brede welvaart in het landelijk gebied. De opgaven in het landelijk gebied pakt LNV structureel en integraal aan. Voor het beschermen en herstellen van de natuur betekent dit onder andere dat het ministerie met prioriteit inzet op het verbeteren van de biodiversiteit, het verminderen van stikstof- en broeikasgasuitstoot en het verbeteren van de water- en bodemkwaliteit. Hierbij komen we internationale en Europese afspraken en richtlijnen na en wegen we landelijke en regionale belangen en doelen continu af.

De transitie van het landelijk gebied en het herstel van de natuur gaan hand in hand met een transitie van de landbouw. Deze ingrijpende verandering is nodig zodat in Nederland ook in de toekomst een robuuste, duurzame en innovatieve landbouw kan bestaan, met een verdienmodel voor boeren, vissers en andere voedselproducenten in balans met de leefomgeving en dus met de hiervoor genoemde condities op het gebied van stikstof- en broeikasgasuitstoot en water- en bodemkwaliteit. Het is in het belang van de gehele samenleving, maar ook in het bijzonder van de boeren, om samen met betrokkenen verder te blijven werken aan deze noodzakelijke transitie.

Het succes van nationaal landbouw-, visserij, natuur en voedselbeleid is in hoge mate mede afhankelijk van de internationale en in het bijzonder de EU context. Internationaal zullen de activiteiten vanuit LNV zich richten op drie thema's: biodiversiteit/water; klimaat/voedselzekerheid; en innovatie/duurzaam verdienvermogen, inclusief gelijk speelveld. Eind 2023 wordt een brief over de internationale strategie naar de Tweede Kamer gestuurd die leidend zal zijn voor de inzet vanaf 2024.

Het LNV Attaché Netwerk (LAN) blijft actief in en met andere landen werken aan een houdbaar en toekomstbestendig mondiaal voedselsysteem en een veerkrachtige natuur. Zo draagt het LAN ook bij aan de uitvoering van de internationale klimaatstrategie. Binnen de EU draagt het LAN, zowel in Brussel als in de andere lidstaten, bij aan het bevorderen van de Nederlandse prioriteiten en standpunten in Europese beleidsprocessen. 

Met de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024, en de daaropvolgende benoeming van een nieuwe Europese Commissie en vaststelling van haar mandaat voor de periode 2024-2029, is het van belang om de Nederlandse prioriteiten goed onder de aandacht te brengen in Brussel. Begin 2024 wordt een brief over de EU Strategie aan de Kamer gestuurd, deze zal leidend zijn voor de inzet vanaf 2024. (cf. Motie Van Campen).1Gezien de verwevenheid binnen beleidsvelden tussen de nationale en EU en/of internationale context, zal hierop bij specifieke onderwerpen worden teruggekomen.

Bij de Rijksoverheid is er groeiende aandacht voor brede welvaart. Naar aanleiding van de motie Hammelburg kondigde het kabinet in 2022 aan te gaan kijken naar de mogelijkheden om brede welvaart te koppelen aan departementale begrotingen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft sindsdien voor elk departement een factsheet met brede welvaartsindicatoren ontwikkeld. Daarbij zijn de voor LNV relevante brede welvaartsuitkomsten in beeld gebracht. Zo gaat het bijvoorbeeld over de relatie tussen de landbouwproductie en de conditie van bodem, lucht, water, klimaat en natuur, maar ook over de gevolgen van onze productie en consumptie buiten onze grenzen.

2. Toekomst landbouw

We werken aan verduurzaming van de landbouw, waarbij enerzijds de natuur, onze wateren en bodems gezond blijven en anderzijds boeren, tuinders en vissers perspectief houden, en zij ook op de lange termijn een goede boterham blijven verdienen. Dat is niet alleen voor deze ondernemers belangrijk, maar ook voor de kwaliteit van de voedselvoorziening, het landelijk gebied en de regionale economie.

Op 21 juni 2023 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de onderhandelingen voor het landbouwakkoord zijn beëindigd (Kamerstuk 30 252, nr. 99). Ook heeft de Tweede Kamer de laatste versie van het concept landbouwakkoord ontvangen, zoals dat op verzoek van de hoofdtafel is afgerond door de onafhankelijk voorzitter. De noodzaak en onze ambitie om met een stabiele lange termijn aanpak samen met de boeren en tuinders, de partijen in de keten, overheden en natuurorganisaties te werken aan een duurzame toekomst staat onverkort overeind. In het bijzonder om de jonge boeren perspectief te geven zodat ze met vertrouwen de transitie in kunnen gaan.

Om de benodigde transitie van de landbouw te stimuleren heeft het kabinet besloten om € 175 mln. uit het Transitiefonds vrij te maken, zoals eerder aangekondigd na het beëindigen van de gesprekken over het landbouwakkoord. Het gaat hier om steun voor bedrijfsopvolging door jonge boeren; ontwikkeling en ondersteuning van een marktprogramma voor de biologische sector gelet op de hier benodigde impuls; de versnelling van de start van het aanvalsplan landschapselementen en de investering in een implementatieprogramma doelsturing. Met het beschikbaar maken van deze middelen wordt geborgd dat de transitie niet stil valt. In de beleidsartikelen worden deze maatregelen nader toegelicht.

We hebben daarbij het volgende toekomstbeeld voor ogen. Boeren die kwalitatief hoogwaardig en duurzaam produceren, met kringlooplandbouw als leidend motief voor innovatie, ontwikkeling en investeringen. Vakkundige boeren, die technisch en ecologisch vakmanschap hebben, daarbij geholpen door impulsen vanuit het onderwijs. Boeren die in balans produceren met de draagkracht van de omgeving. Een overheid die stuurt op doelen en ruimte geeft aan de ondernemers om te bepalen hoe aan deze doelen wordt voldaan. Er is ruimte voor verschillende ontwikkelpaden variërend van doorontwikkeling (primaire productie centraal, schaal en techniek als sleutels) tot omschakeling (biologisch, maximaal duurzaam, korte keten en/of multifunctioneel). We stimuleren nieuwe markten voor duurzame producten zoals de groei van biobased in grondstoffen voor bouw. De landbouw krijgt een belangrijke rol in het leveren van ecosysteemdiensten zoals ontwikkelen van biodiversiteit die afhankelijk is van boerenland zoals akker- en weidevogels en wordt daar ook voor beloond. Met ketenpartijen die eerlijke prijzen betalen en de overstap maken naar duurzame producten niet alleen in Nederland maar ook op de West-Europese markt en waarbij het beroep op ondernemerschap onverminderd groot is.

Ook in de toekomst heeft de Nederlandse landbouw op deze manier een belangrijke positie. Als kennisbron van duurzame, kennisintensieve productiemethoden gezien de groeiende behoefte aan duurzaam voedsel in de wereld. Door klimaatverandering nemen de oogstrisico's in de wereld toe. Nederland kan ook een belangrijke rol blijven spelen met de productie van uitgangsmateriaal dat is aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

Zoals reeds aangekondigd doen we in 2024 ervaring op met de stoffenbalans 1.0. Als eerste stap om in de praktijk ervaring op te doen om de stoffenbalans verder te ontwikkelen om op termijn doelsturing mogelijk te maken.

In 2024 wordt verder uitvoering gegeven aan bestaande ambities om voedselverspilling te halveren, consumenten en bedrijven openheid en inzicht te geven in de duurzaamheid van het voedselaanbod en de voedselconsumptie duurzamer te maken. Het gaat daarnaast ook om beleid gericht op ketenpartijen en organisaties helpen om te zorgen dat er meer duurzaam voedsel op de markt komt, dat er vaker duurzaam voedsel wordt gekocht en gegeten, en er minder voedsel wordt verspild. Met een database van het RIVM wordt het ook mogelijk gemaakt om de gemiddelde milieu-impact van voedingsmiddelen te vergelijken.

Om in de toekomst gewassen te kunnen telen die gezond zijn, beter bestand tegen ziekten en plagen en beter aangepast zijn aan droogte, hogere temperaturen en verzilting, streven we in Europees verband naar het toelaten van veilige technieken. Hiermee bedoelen we technieken die binnen de soortgrens blijven. Het voorstel dat de Europese Commissie dit jaar heeft gepubliceerd over nieuwe genomische technieken vormt een goede basis voor zorgvuldige Europese afspraken.

We werken samen met de sector verder aan het verminderen van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen en reduceren van het gebruik van deze middelen en in het bijzonder van de meest schadelijke middelen. In 2023 zijn al tussendoelen geformuleerd voor het terugdringen van het gebruik van hoogrisicomiddelen en stimuleren van laagrisicomiddelen. In het verlengde hiervan wordt in 2024 een digitale gewasbeschermingsmonitor ontwikkeld voor het registreren van de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming, wordt het beleidsvoornemen (Kamerstuk 27858 nr. 609) voor onafhankelijk gewasbeschermingsadvies uitgewerkt en wordt een subsidieregeling opengesteld om het gebruik van innovatieve maatregelen en -technieken op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming financieel te ondersteunen.

In Europees verband zet LNV zich in voor een optimaal toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen, met nadruk op het vereenvoudigen van de toelating van laagrisicomiddelen en herziening van beoordelingskaders op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Tevens wordt, als onderdeel van de beoogde herziening van Richtlijn 2009/128 (EG) tot een verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen, conform de Kabinetsinzet (Kamerstuk 27 858 nr. 609) ingezet op het vaststellen van reductiedoelen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen en een grotere beschikbaarheid en gebruik van minder risicovolle alternatieven.

Door de Nationale Eiwitstrategie neemt de afhankelijkheid van de import van eiwitgewassen (met name soja) van buiten Europa af en neemt de zelfvoorzieningsgraad van Nederland voor eiwitten toe. Reststromen uit onder andere de landbouw, de levensmiddelenindustrie en de biobrandstoffenindustrie bevatten waardevolle nutriënten die ook als veevoer kunnen worden verwerkt. In 2024 worden afspraken gemaakt met de betrokken ketenpartijen, inclusief bijbehorende afspraken over de transparantie van deze stromen.

We gaan in 2024 door met het uitvoeren van het nationaal actieplan biologische landbouw en consumptie. Doel van dit plan is om te zorgen dat in 2030 15 procent van het landbouwareaal wordt gebruikt voor de productie van biologisch voedsel. Consumenten moeten daaraan bijdragen en de markt wordt ervoor klaargestoomd.

In 2024 is het Regieorgaan Stalinnovaties operationeel. Dit regieorgaan vloeit voort uit de brief ‘Toekomst bevorderen innovatie van emissiearme stalsystemen’ die aan de Tweede Kamer is gestuurd. Hiermee wordt de publiek-private samenwerking om duurzame emissiereductie in de veehouderij te versnellen uitgewerkt. De inzet is om te komen tot doorbraakinnovaties die technisch, juridisch, economisch en maatschappelijk goed uitwerken. Daarnaast wordt conform de brief aan de Tweede Kamer van juni 2023 (Kamerstuk 30 252, nr. 96) gewerkt aan een openstelling van de investeringsmodule van de Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen specifiek voor piekbelasters.

Met het marktprogramma ‘Verduurzaming dierlijke producten’ wordt het aandeel van dierlijke producten vergroot die duurzamer zijn dan er wettelijk wordt vereist. Het programma ondersteunt de marktinitiatieven van ketens met kennis, onderzoek en voorlichting.

De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en de Lbv-plus zijn opengesteld tot en met respectievelijk 1 december 2023 en 5 april 2024. Deze subsidieregelingen bieden veehouders de mogelijkheid om hun bedrijfslocaties te beëindigen, en dragen bij aan de blijvende reductie van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. De Lbv-plus maakt deel uit van de aanpak piekbelasting en ondernemers die kwalificeren als piekbelaster kunnen aanspraak maken op de regeling. Aanvragers ontvangen uiterlijk in 2024 een beschikking waaruit blijkt of zij deel kunnen nemen aan de regelingen. Daarmee staat 2024 in het teken van de uitvoering.

Via het mestbeleid wordt een verantwoord gebruik van meststoffen bevorderd, opdat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater verbetert en Nederland kan voldoen aan de verplichtingen uit de Nitraatrichtlijn en de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Hiertoe worden de maatregelen uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en het bijbehorende addendum en uit de derogatiebeschikking 2022-2025 uitgevoerd. Uitgangspunten van het nieuwe mestbeleid zijn verder een grondgebonden melkveehouderij en transparante afvoer en hoogwaardige mestverwerking van mest van niet-grondgebonden bedrijven en een gebiedsgerichte aanpak in gebieden waar doelen voor waterkwaliteit niet gehaald worden. Om het gebruik van kunstmest te verminderen blijven we in de Europese Unie werken aan toelating van het gebruik van producten uit dierlijke mest.

Het Nationaal Programma Landbouwbodems loopt door in 2024. Dat voorziet onder andere in kennisoverdracht op het boerenerf over nieuw ontwikkelde en bewezen maatregelen voor duurzaam bodembeheer en koolstofvastlegging. Dat geldt ook voor het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw, dat voorziet in kennisontwikkeling en -verspreiding over klimaatadaptieve maatregelen, in een gebiedsgerichte aanpak om regionaal en bodemgericht maatwerk te kunnen leveren, en in risicomanagement en financiële ondersteuning.

De glastuinbouw wil in 2040 een klimaatneutrale en economisch rendabele sector zijn. In het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030 (Kamerstuk 32627, nr. 43) is afgesproken hoe de deelnemende partijen zich daarvoor inzetten. Als gevolg van de voorjaarsbesluiten rond het Klimaatpakket worden in 2024 Klimaatfondsmiddelen ingezet voor energiebesparende maatregelen (via de EG-regeling) en investeringen in warmte-infrastructuur. In 2024 wordt het individuele sectorsysteem ter beprijzing van CO2-gebruik uitgewerkt zodat introductie per 1 januari 2025 mogelijk is.

Een vernieuwd Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is van kracht en loopt door tot 2027. Hoe boeren in deze periode ondersteund worden, ligt vast in het Nationaal Strategisch Plan dat ook aan de omslag naar een duurzame landbouw bijdraagt en de voedselvoorziening borgt. Via dit plan worden boeren beloond voor inspanningen voor bodem, water, klimaat en biodiversiteit. In 2024 wordt het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) voortgezet en de ecoregeling uitgebreid. Ook wordt het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid meer gebiedsgericht ingezet, bijvoorbeeld bij de Provinciale Programma’s Landelijk Gebied. Het Nationaal Strategisch Plan kan op basis van de EU-regels jaarlijks gewijzigd worden. Waar nodig vinden in 2024 aanpassingen plaats. Het GLB heeft daarnaast een nieuwe systematiek die veel administratieve inspanningen heeft gevraagd van boeren en van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Daarom wordt in 2024 gestreefd naar efficiëntere aanvraagprocedures, zodat boeren makkelijker en zonder problemen subsidies uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid kunnen aanvragen.

Via de agrarische ondernemerschapsagenda zijn maatregelen genomen om de positie van de boer in de keten te versterken en ongelijke machtsverhoudingen tegen te gaan. Ketenpartijen hebben een belangrijke rol bij de overgang naar een duurzaam voedselsysteem en het versterken van het verdienmodel van boeren. Waar nodig worden afspraken juridisch geborgd.

3. Inzetten op een sterke natuur en gezonde leefomgeving

We benaderen maatschappelijke vraagstukken rond biodiversiteit, klimaat, water, bodem, landbouw, gezondheid, woningbouw en mobiliteit in samenhang. Het beter beschermen en herstellen van de natuur is hier een onderdeel van. Daarbij gaat het enerzijds om het beschermen, verbeteren en herstellen van natuurgebieden en anderzijds om het verder stimuleren van natuur buiten die gebieden. Dat vraagt niet alleen om inzet van natuurbeheerders, maar juist ook van actoren als boeren, burgers en bouwbedrijven. Boeren kunnen een belangrijke rol spelen in het beschermen van kwetsbare natuur, bijvoorbeeld door de inzet van laag-risico gewasbeschermingsmiddelen. Zij benutten natuur door optimaal gebruik van ecosysteemdiensten als bestuiving en waterberging te maken. Bovendien kunnen ze een belangrijke bijdrage leveren aan het verder verrijken van natuur door foerageer- en nestelgelegenheden te bieden aan bijvoorbeeld de grutto. Dit wordt ook wel natuurinclusief denken en handelen genoemd.

We werken in 2024 aan klimaatadaptatie van natuur. Dat gaat zowel over klimaatadaptatie ván als klimaatadaptatie mét natuur. Dat gebeurt bijvoorbeeld door de inzet van nature based solutions. Dat zijn oplossingen die de natuur beschermen, herstellen en duurzaam gebruiken zodat de natuur en de ecosysteemdiensten die zij levert een oplossing kunnen bieden voor maatschappelijke opgaven. De Agenda Natuurinclusief 2.0 voorziet in een publiek-privaat samenwerkingsverband voor 2024, met concrete acties per domein, maar ook acties die domeinen onderling kunnen versterken, zoals de bouw en de landbouw. Een ander belangrijk onderdeel van deze agenda is het vergroenen van financiële stromen. Ook zal meer ingezet worden op het meten en monitoren van natuurinclusiviteit.

We werken in 2024 verder aan de Basiskwaliteit Natuur: het (minimale) niveau van omgevingscondities dat nodig is, zodat algemene soorten zoals de egel, de korenbloem en de huismus, algemeen kunnen blijven of worden; en daarmee ook de basis op orde is waarvan ook soorten die vallen on de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) kunnen profiteren. De basiskwaliteit gaat over het minimum aan kwaliteiten die landschappen moeten hebben om de bijpassende biodiversiteit te behouden. De beleidsontwikkeling vindt plaats langs twee sporen: een kennisspoor om een ecologische methodiek per landschapstype te verkrijgen en een experimenteel spoor op gebiedsniveau om te leren wat daarvoor een effectieve systematiek is (Kamerstuk 33 576, nr. 271). Deze aanpak geeft LNV samen met provincies en maatschappelijke partijen vorm.

Ook werken we in 2024 verder aan het handhaven en verbeteren van de implementatie van Natura 2000-gebieden, die een onderdeel vormen van een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Verantwoordelijke instanties worden ondersteund met geactualiseerde richtlijnen en instructies om deze beschermde gebieden adequaat te beheren. Ook updaten we de landelijke doelen voor de regionale verdeling in het Natuurpact. Hierin zijn afspraken gemaakt over het vergroten en versterken van het Natuurnetwerk en de benodigde middelen hiervoor. In 2024 wordt de EU-rapportage over de staat van instandhouding van Natura 2000-gebieden voorbereid, die in 2025 moet worden ingediend.

Het kabinet kreeg het advies van bemiddelaar Johan Remkes om een alternatief te zoeken voor de kritische depositiewaarde (KDW) als omgevingswaarde in de Wet Stikstofreductie en Natuurherstel. Deze verkenning naar alternatieven voor de kritische depositiewaarde richt zich op oplossingen die de natuur centraal stellen. De verkenning is gestart in februari 2023. Om samen met sectorpartijen een zorgvuldige traject te doorlopen was een jaar uitgetrokken. Eind 2023 zal het ministerie samen met de betrokken partijen een haalbaarheidsstudie afronden, op basis waarvan een kabinetsbesluit kan worden genomen.

De effectiviteit van de maatregelen voor habitattypen en soorten uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn wordt inzichtelijker. Dat maakt het mogelijk om de natuur meer kansen te geven om te herstellen. Daartoe worden in 2024 bij de natuurmonitoring op twee manieren gegevens over het natuurherstel verzameld, namelijk via het Verbeterprogramma Vogel en Habitat Richtlijn-Natuurmonitoring en via de Nationale Database Flora en Fauna.

We zetten ons met de bossenstrategie in voor behoud en aanplant van bomen en bossen. Deze strategie dient als bijdrage aan het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813 nr. 342) en staat als doel in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Samen met onder andere provincies en Staatsbosbeheer zal in de periode tot 2030 37.400 hectare nieuw bos worden gerealiseerd en bestaand bos toekomstbestendig worden gemaakt (Kamerstuk 33 576 nr. 186). De strategie wordt vanaf 2021 uitgevoerd. Over de voortgang wordt gerapporteerd in de Voortgangsrapportage Natuur.

Daarnaast zetten we ons in voor het wereldwijd behoud en herstel van bossen (Kamerstuk 30 196, nr. 708). In 2021 hebben meer dan 140 landen, waaronder Nederland, een verklaring ondertekend om de internationale inzet te verhogen om ontbossing en landdegradatie voor 2030 te stoppen. De versterkte inzet van Nederland richt zich met name op beleidsbeïnvloeding binnen de EU en in multilaterale fora om tot duurzame en ontbossingsvrije handelsketens te komen en innovatieve financiering voor duurzaam landgebruik op te schalen. In 2025 treedt de Europese verordening ontbossingsvrije producten in werking.

In 2024 werken we met andere overheden samen aan een verbeterde aanpak van invasieve exoten. Dit zijn planten, dieren of andere organismen die van nature niet in Nederland voorkomen, de overhand kunnen nemen en daarmee ecosystemen kunnen schaden. Het gaat om een aanpak op basis van de evaluatie implementatie exotenverordening. Hierbij ligt de nadruk op voorkomen dat invasieve exoten in Nederlandse natuur terechtkomen en op samenwerking rond deze soorten met en tussen provincies (Kamerstuk 33 576, nr. 325).

We blijven ons onverminderd inspannen om internationale afspraken na te komen. Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake Biologische Diversiteit, ofwel het VN Biodiversiteitsverdrag, en het VN Klimaatverdrag (United Nations Framework Convention on Climate Change) uit 1992 zijn hierin leidend.

In december 2022 is tijdens de biodiversiteitsconferentie in Montréal onder het VN biodiversiteitsverdrag het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework (internationaal biodiversiteitsraamwerk) overeengekomen, met doelen en targets voor 2030 om biodiversiteit te herstellen en beschermen. Naar aanleiding van dit raamwerk, volgt in het eerste kwartaal van 2024 een National Biodiversity Strategy & Action Plan. Hierin staat wat Nederland doet om de doelen van het op de conferentie afgesproken Global Biodiversity Framework voor 2030 te halen (Kamerstuk 26 407, nr. 146). Daarnaast blijven we ons inspannen voor ambitieuze internationale afspraken op de tweejaarlijkse bijeenkomst van het Biodiversiteitsverdrag, waarvan de volgende in oktober 2024 zal plaatsvinden. In 2024 zetten we ook in op de uitbreiding van wereldwijde toegang tot kennis over biodiversiteit, onder meer via het Intergovernmental Platform on Biodiversity and Ecosystem Services.

Ook de Caribische delen van het Koninkrijk hebben zich met het ondertekenen van het Biodiversiteitsverdrag van de Verenigde Naties verbonden aan het opstellen van een National Biodiversity Strategy & Action Plan. Dit doen zij in samenhang met het plan van Nederland en zij kunnen daarvoor gebruikmaken van Nederlandse ondersteuning en expertise. In 2024 vindt ook de evaluatie plaats van de eerste fase van het Natuur- en Milieubeleidsplan, ter voorbereiding van de tweede fase (2025-2030). In 2024 is er voor het Natuur- en Milieubeleidsplan bijzondere aandacht voor bestrijding van erosie en sedimentatie, afval- en afvalwaterbeheer, herstel en behoud van habitats en soorten, versterking van de handhaving en wet- en regelgeving, landbouwontwikkeling en diergezondheid.

In 2024 zijn de verkiezingen voor een nieuw Europees Parlement, waarna ook een nieuwe Europese Commissie aantreedt. Er wordt een voortzetting verwacht van de Europese Biodiversiteitsstrategie uit 2020. We ondersteunen de ambities hiervan, maar blijven de ontwikkelingen nauwlettend volgen, met name waar er gevolgen kunnen zijn voor het ruimtelijk beleid. Als de natuurherstelverordening in eind 2023 of begin 2024 wordt aangenomen, implementeren we deze in 2024, onder andere door een natuurherstelplan te maken. Dat plan moet twee jaar na inwerkingtreding van de verordening gereed zijn.

Daarnaast start in 2024 een beleidsprogramma Nationale Parken dat we in 2023 hebben gemaakt met de provincies, de parken en de partners (Kamerstuk 33 576, nr. 351), naar aanleiding van de evaluatie van de parken in 2022 (Kamerstuk 33 576, nr. 320). De inzet draait onder meer op educatie en versterking van de positie van parken.

Om natuur in steden te versterken werken we met andere ministeries en overheden samen. Dat gebeurt via het programma Groen in en om de stad. We onderzoeken of er landelijk eisen kunnen worden gesteld aan de aanleg van natuur in stedelijke gebieden en hoe gemeenten en provincies kunnen worden ondersteund met richtlijnen, financiering en andere instrumenten. In 2024 werken we verder aan de soortenmanagementplannen (gebiedsgericht ecologisch onderzoek en biodiversiteitsplan), die in 2023 met een subsidieregeling voor gemeenten en provincies zijn gestart.

De twee kanten van het natuurbeleid (beschermde natuur blijven beschermen en herstellen enerzijds en daarbuiten natuurinclusief handelen anderzijds) worden ook voor de grote wateren en de Noordzee gevolgd.

Voor de Europese Kaderrichtlijn mariene strategie wordt in 2024 een geactualiseerde beschrijving van de huidige milieutoestand, de beoogde milieutoestand, milieudoelen en indicatoren opgesteld (Mariene Strategie deel 1) en aan de Europese Commissie gerapporteerd. LNV is daarbij verantwoordelijk voor enkele onderwerpen (biodiversiteit, niet-commercieel vissen, voedselwebben, integriteit van zeebodem). Er komen in dit verband aanvullende soortenbeschermingsplannen om maatregelen uit te voeren waarmee soorten worden beschermd en de natuur zich herstelt.

4. Duurzame visserij

De visserijsector heeft een lange traditie en is diep verankerd in de Nederlandse identiteit en cultuur. De sector staat echter voor grote uitdagingen als gevolg van de Brexit, sluiting van windparken en natuurgebieden en hoge brandstofprijzen. Een transitie is nodig voor een ecologische, economische en sociaal duurzame visserij.

In 2023 heeft een sanering van de visserijsector plaats gevonden, met name waar het de boomkorvisserij betreft. Daarmee is de beschikbare vangstcapaciteit beter in overeenstemming gebracht met de nieuwe gereduceerde vangstmogelijkheden als gevolg van de handelsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk na de Brexit. Samen met de resterende kleinere vloot zal deze transitie naar een duurzamer vloot worden voortgezet. Ondernemers worden ondersteund om hiertoe de noodzakelijke stappen te zetten. Daarnaast wordt in 2023 een visie op voedsel uit zee en grote wateren opgesteld om ondernemers perspectief te bieden en deze voedselwinning ook op lange termijn te borgen. Deze visie zal o.a. de basis vormen voor het waar nodig aanpassen van het nationale beleid, Europese samenwerking rond de borging van voedsel en innovaties, meer aandacht voor het behoud van ruimte voor voedselwinning en tenslotte de inzet van de middelen.

Geld uit het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund en financiële middelen die in het kader van wind op zee uit het Klimaatfonds ter beschikking zijn gesteld voor aanpassing van de visserij worden ingezet om innovaties, investeringen en onderzoek te ondersteunen, de visserijmethoden aan te passen, medegebruik van windparken te stimuleren en de benodigde kennis en innovaties te ontwikkelen of op te schalen. Gedurende de looptijd van het EMFAF worden innovaties in de aquacultuursector ook gestimuleerd. Begin 2024 wordt de eerste aquacultuur innovatieregeling open gesteld. Daarnaast zullen middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar komen voor aanpassingen van de keten en gemeenschappen volgend op aanpassingen van de primaire sector.

Eind 2023 zal een toekomstperspectief met afspraken over een duurzame en toekomstbestendige garnalenvisserij gereed zijn, die in 2024 en verder geïmplementeerd zullen worden.

Voor IJsselmeervissers wordt in 2024 het Actieplan ‘Toekomstig visserijbeheer IJsselmeergebied’ (Kamerstuk 29 664, nr. 71) uitgevoerd. Aan de Europese Commissie is goedkeuring gevraagd voor een saneringsregeling, een van de bouwstenen ter uitvoering van het Actieplan. Het betreft een gedeeltelijke uitkoop van staande netten voor de visserij op schubvis.

Het beleid voor visserijvrije zones dat in 2020 gepresenteerd is, krijgt in 2024 verder vorm door de visserijvrije zones bij de grote Rijkswerken en in de overige wateren wettelijk vast te leggen.

5. Samenwerken aan de Klimaatopgave

In 2030 moet de netto broeikasgasuitstoot ten minste 55 procent lager zijn dan de uitstoot in 1990. Dit volgt uit Europese regels en is inmiddels ook wettelijk vastgelegd in de Nationale Klimaatwet. Voor realisatie van dit doel is een inhaalslag nodig. Daartoe heeft het kabinet in het voorjaar van 2023 een pakket met extra maatregelen per sector gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 1230). Ook in EU-verband wordt gewerkt aan minder netto-uitstoot van broeikasgassen met het Fit for 55-pakket. De onderhandelingen over dat pakket zijn grotendeels afgerond. Deze Europese voorstellen, die in 2024 in werking treden, hebben ook impact op de landbouw en het landgebruik. Dit betreft onder meer de verordening inzake de verdeling van inspanningen (ESR) waarin nationale reductiedoelen zijn vastgelegd voor de ESR-sectoren, waaronder de landbouw. Aan de verplichtingen zal de komende jaren invulling gegeven moeten worden.

Begin 2024 worden naar verwachting ook de onderhandelingen over de verordening voor de certificering van koolstofverwijdering afgerond. Die verordening moet ervoor zorgen dat er minder koolstofdioxide in de atmosfeer terechtkomt door menselijk handelen of industriële bedrijvigheid. Samen met onder andere het ministerie van Economische Zaken en Klimaat benoemen we in 2024 een nationale autoriteit als toezichthouder op certificeringsinstellingen.

Daarnaast moet Nederland eind 2023 het concept Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan hebben ingediend bij de Europese Commissie, dat vervolgens in de loop van 2024 definitief wordt. Het tweede nationale klimaatplan – dat is afgeleid van het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan – wordt dan ook gepubliceerd, en zal ook klimaatdoelen in 2050 voor de landbouw en het landgebruik bevatten.

Klimaatverandering is grensoverschrijdend en vergt een mondiale aanpak. Om een impuls te geven aan de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs heeft Nederland een internationale klimaatstrategie opgesteld (Kamerstuk 2023Z11857). De Kamer wordt jaarlijks in het voorjaar geïnformeerd over de voortgang van de integrale uitvoering van de Internationale Klimaatstrategie in een Kamerbrief.

6. Transitie Landelijk Gebied

Een gezonde leefomgeving gedijt bij duurzaam land- en watergebruik en robuuste natuur. Door water- en bodemkwaliteit te verbeteren en de natuur te herstellen door onder andere het verminderen van stikstofuitstoot ontstaat er meer ruimte voor vergunningverlening voor bijvoorbeeld woningbouw, vervoer, bedrijvigheid, landbouw (en PAS-melders) en de noodzakelijke overgang naar een duurzame energievoorziening. Tegelijkertijd is deze aanpak een effectieve manier om te voldoen aan de (inter)nationale afspraken die Nederland heeft gemaakt en Europese doelen voor de klimaatopgave.

Op aanbeveling van de Commissie Remkes zijn we medio 2023 begonnen met de zogeheten aanpak piekbelasting. In 2024 gaan we door met de uitvoering en het bereiken van resultaten. We verwachten daarmee de stikstofneerslag in kwetsbare natuurgebieden snel terug te dringen voor de natuur, PAS-melders en het verder op gang helpen van economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Agrarische bedrijven die veel stikstof uitstoten en zijn gevestigd in de buurt van beschermde Natura 2000-gebieden kunnen zich daarbij aanmelden. Hiermee krijgen circa 3000 agrarische bedrijven de mogelijkheid om tegen financieel aantrekkelijke voorwaarden de uitstoot fors te verlagen. Voor agrarisch ondernemers staan zaakbegeleiders ter beschikking. Op basis van verschillende (uit te werken) regelingen kunnen agrarische ondernemers de keuze maken om hun bedrijf te beëindigen dan wel anders vorm te geven door (combinaties van) innoveren, extensiveren, omschakelen of verplaatsen. Deelname is vrijwillig. De aanpak richt zich naast agrarische ondernemers ook op industriële piekbelasters.

De aanpak piekbelasting is gericht op de reductie van stikstof op de kortere termijn. Tegelijkertijd worden naast het NPLG de maatregelen uit de structurele aanpak stikstof voortgezet. Bij de implementatie van het bronmaatregelenpakket van de structurele aanpak stikstof bleek dat er sprake is van vertraging en van tegenvallende resultaten. We werken daarom aan bijsturing en intensivering van de maatregelen voor de beoogde stikstofreductie .

We delen de urgentie om de bedrijven en ondernemers die in het verleden gebruik hebben gemaakt van het voormalige programma aanpak stikstof, de zogeheten PAS-melders, zo snel mogelijk te legaliseren en stellen alles in het werk om meldingen te legaliseren. Uitgangspunt is de beleidslijn uit de Hoofdlijnenbrief (Kamerstukken 33 576, nr. 265, 2022) en uitwerking daarvan in de Kamerbrief Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State in de Porthoszaak (Kamerstuk 34 682 nr. 108, 2022).

Zoals aangegeven wordt in 2024 het Nationaal Programma Landelijk Gebied vastgesteld als programma onder de Omgevingswet. Het kabinet en betrokken partijen zorgen voor samenhang tussen NPLG en de Provinciale Programma’s Landelijk Gebied (PPLG’s) en in de uitvoering daarvan. Voor het NPLG wordt een cyclus vastgesteld om het NPLG te kunnen actualiseren en nader uit te werken.

Zogeheten ontwerp-natuurdoelanalyses, opgesteld met de beschikbare wetenschappelijke kennis, worden getoetst door de Ecologische Autoriteit. Zo wordt inzichtelijk hoe het gaat met de natuur in een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied en of extra maatregelen nodig zijn. Deze analyses worden opgenomen in de gebiedsprogramma’s. De onafhankelijke Ecologische Autoriteit, die voor acht jaar is ingesteld om de natuurdoelanalyses en gebiedsprogramma’s te toetsen, vervolgt in 2024 de toetsing van de natuurdoelanalyses en gebiedsprogramma’s. De autoriteit toetst hierbij ook natuurdoelanalyses die in 2023 niet behandeld konden worden, alsook verbeterde versies uit 2023.

In 2024 begint verder de tweede fase van het programma Natuur (2023-2030) dat het Rijk, de provincies en terreinbeherende organisaties gezamenlijk uitvoeren om kwetsbare natuurgebieden in Nederland te herstellen en verbeteren. Provincies leveren daarvoor begin 2024 uitvoeringsprogramma’s aan. Deze worden getoetst aan de provinciale kaders voor gebiedsprogramma’s die in het Nationaal Programma Landelijk Gebied zijn opgenomen. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied voorziet tevens in een programma Verbinden Landbouw en Natuur dat gaat over afspraken met en rondom boeren, zodat zij een grotere rol kunnen spelen in het natuurbeheer.

Voor de grote veranderingen in het landelijk gebied spelen informatievoorziening en data een belangrijke rol. Een meerjarig programma ‘Informatievoorziening Transitie Landelijk Gebied’ is gestart en wordt de komende jaren verder ontwikkeld en verbeterd. De doelstelling van dit programma is om gefaseerd te komen tot een informatievoorziening (IV) die informatie en data beschikbaar stelt voor het maken en uitvoeren van NPLG-gerelateerde beleidskeuzes. Informatie wordt daartoe centraal, van kwalitatief niveau, actueel en op uniforme wijze toegankelijk gemaakt.

In maart 2023 heeft het Adviescollege ICTtoetsing uitgevoerd en adviezen gegeven over het AERIUS-instrumentarium. In lijn met deze adviezen wordt het AERIUS-instrumentarium in 2024 verder ontwikkeld om het proces van toestemmingsverlening en de uitvoering van het beleid te ondersteunen. Er wordt gewerkt aan een datawetsvoorstel dat de grondslag voor de gebruikte data kan verstevigen.

Monitoring van het Programma stikstofreductie en natuurverbetering en de Wet Stikstofreductie en natuurverbetering vindt plaats via tweejaarlijkse rapporten. Het consortium van het Planbureau voor de Leefomgeving, het RIVM en de WUR brengen in 2024 de monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden uit, met daarin de voortgang en de afstand tot de doelen van 2025 en 2030.

Een kritische succesfactor van het Nationaal Programma Landelijk Gebied is grondmobiliteit. Een team Grondbeleid van LNV is aan de slag om kennis te verzamelen, nieuwe en bestaande instrumenten in kaart te brengen en daarmee in 2024 een overkoepelend grondbeleid mogelijk te maken. Een van de instrumenten is de Nationale Grondbank, die vanaf 2023 operationeel is en in 2024 naar verwachting een aantal grondaankopen zal doen. De Nationale Grondbank koopt op vrijwillige basis gronden aan en stelt deze weer beschikbaar voor provinciale gebiedsprocessen. De Nationale Grondbank is een aanvulling op het provinciaal instrumentarium voor grondmobiliteit en kan helpen om de water-, bodem-, klimaat- en biodiversiteitsdoelen uit Nationaal Programma Landelijk Gebied sneller te halen en om bij te dragen aan duurzame landbouw.

De Regieorganisatie Transitie Landelijk Gebied is aangewezen om in 2024 namens het Rijk aan de grote ruimtelijke ontwikkelingen te werken in drie zogeheten NOVEX-gebieden. Daartoe moeten eind 2023 in het Groene Hart, de Peel en Foodvalley Arnhem-Nijmegen ontwikkelperspectieven gereed zijn.

Om goedgekeurde maatregelen uit te voeren kunnen provincies en Rijk aanspraak maken op geld uit het Transitiefonds.De Instellingswet voor het Transitiefonds is aangenomen in de Tweede Kamer en ligt ter besluitvorming bij de Eerste Kamer. Financiële middelen die nodig zijn in 2024 worden opgenomen in de LNV-begroting van 2024. De uitgaven worden getoetst aan de eisen zoals opgenomen in de Instellingswet.

Vrijwel alle provincies hebben een eerste versie van gebiedsprogramma’s en maatregelpakketten ingediend. Beide doorlopen een integrale beoordeling waarvan een ex ante evaluatie door de kennisinstellingen op doelbereik een onderdeel is. Provincies zullen naar aanleiding van de toetsing de gebiedsprogramma’s en maatregelpakketten nader concretiseren. Het is belangrijk dat de transitie van het landelijk gebied vaart houdt. De feitelijke staat van de natuur en het water en de opgave van het klimaat kunnen geen vertraging gebruiken. Hiervoor was in het debat van 5 april jl. brede steun in de Tweede Kamer, dit wordt ook ondersteund door mede overheden en maatschappelijke partners. Zo snel mogelijk na de integrale beoordeling en nadat de kennisinstellingen een positief advies hebben uitgebracht zal het kabinet een versnelde Incidentele Suppletoire Begroting indienen. Middels deze begrotingswijziging komen middelen op de LNV begroting beschikbaar om de eerste maatregelpakketten te kunnen financieren.

Tabel 1 Overzicht reeks onttrokken van AP Transitiefonds landelijk gebied en stikstof (bedragen in € mln. )
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

Totaal

Originele reeks (25 mld. t/m 2035, waarvan 20 mld. t/m 2030)

 

700

1.300

1.500

3.300

3.300

3.300

3.300

3.300

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

25.000

Taakstelling VJN 2022

  

100

200

200

160

        

660

Totaalreeks na taakstelling (a)

 

700

1.200

1.300

3.100

3.140

3.300

3.300

3.300

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

24.340

Uitvoeringskosten 2022

0

94

33

33

33

33

33

33

33

33

33

25

22

12

448

Versnellingsmaatregelen Provincies

0

504

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

504

Toekomstbrief landbouw

0

103

123

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

226

Aankoop gronden NGB1

0

0

0

0

28

35

59

0

0

0

0

0

0

0

122

LBV+

0

0

200

600

200

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1.000

Uitvoeringskosten 20231

0

0

166

64

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

231

Maatregelen Transitie Landbouw

0

0

42

41

35

36

10

11

0

0

0

0

0

0

175

Totaal onttrokken (b)

0

701

564

738

296

104

102

44

33

33

33

25

22

12

2.706

Resterend op AP (a-b)

0

0

636

562

2.804

3.036

3.198

3.256

3.267

967

967

975

978

988

21.635

1

Deze middelen staan nog niet op de LNV begroting maar zijn wel voor dit doel gereserveerd.

7. Dierenwelzijn en diergezondheid

In 2024 zal in Brussel onderhandeld worden over de voorstellen verwacht van de Europese Commissie voor een herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving. We zetten ons in om de bestaande diersoortspecifieke regels te updaten en regels toe te voegen voor diersoorten- en categorieën waarvoor nog (soort)specifieke wetgeving ontbreekt (Kamerstuk 28286, nr. 1255 en Kamerstuk 21501-32, nr. 1497). Ook willen we dat langeafstandstransporten van slachtdieren en jonge ‘ongespeende’ dieren worden verboden (Kamerstukken 28286, nr. 1255, 28286 nr. 1290, 21501-32 nr. 1518 en beantwoording van 24 april 2023 van Kamervragen van het lid Vestering – Aanhangsel handelingen II, vergaderjaar 2022-2023, nr. 2405), dat pelsdierhouderij in de EU wordt verboden (Verslag LVR 26 en 27 juni 2023, nr. 2023Z13193), en dat er betere regels komen rond het welzijn van dieren die worden geslacht. De aanpak van stalbranden blijft een speerpunt en er wordt verder gewerkt aan het in slachthuizen en verzamelcentra verplicht stellen van cameratoezicht.

De fysieke en mentale gezondheid van gezelschapsdieren moet verbeteren. Daartoe richten we ons op de dierhouders. Het is immers hun verantwoordelijkheid om te voorkomen dat dieren lijden onder ernstige afwijkingen of ziekten, vanwege de behoefte aan dieren met een bepaald uiterlijk. Het ingezette beleid tegen het fokken van en de handel in dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken wordt verder gebracht. Dat gebeurt met een houdverbod voor dieren met fysieke kenmerken die altijd voor lijden zorgen. Daarnaast werken we aan een vertoningsverbod van dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken. In 2024 treedt de huis- en hobbydierenlijst in werking. Bij de totstandkoming wordt rekening gehouden met de behoeften van het dier en de veiligheid van mensen, waaronder zoönotische risico’s.

Ook proefdieren verdienen bescherming van hun welzijn. We zoeken mogelijkheden om proefdieren te vervangen en hun gebruik te verminderen en te verfijnen, en stimuleren onderzoek zonder proefdieren. In dat laatste voorziet het versnellingsprogramma Transitie Proefdiervrije Innovatie. In 2024 wordt een bijdrage uit het Nationaal Groeifonds gevraagd om een nationaal centrum voor proefdiervrije biomedische translatie mee op te richten.

Vanwege de risico’s voor de volksgezondheid en de grote impact op zowel in het wild levende dieren als gehouden pluimvee, wordt de aanpak van vogelgriep geïntensiveerd. Dat gebeurt inmiddels met het Intensiveringsplan preventie vogelgriep, dat ook in 2024 doorloopt. In 2023 is stapsgewijs begonnen met een aanpak voor vaccinatie van pluimvee (Kamerstuk 28 807, nr. 286). In 2024 komen de resultaten van de veldproef beschikbaar en er volgt een project om te kunnen experimenteren met een kleinschalig vaccinatieprogramma. Ook wordt er gewerkt aan een organisatievorm waardoor regionale en lokale partijen kadavers kunnen opruimen en kunnen zorgen dat mensen op de juiste manier omgaan met zieke wilde fauna.

In 2024 wordt het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid verder uitgevoerd. Dit actieplan is gericht op de preventie en detectie van zoönosen en de respons daarop (Kamerstuk 25 295, nr. 1935). In 2023 is samen met de veterinaire beroepsgroep begonnen met een plan om de veterinaire beroepsuitoefening te versterken. Daar wordt in 2024 met de beroepsgroep over gesproken op basis van onderzoek naar de rol, positie en kwaliteitsborging van de dierenarts en de arbeidsmarkt voor dierenartsen (Kamerstuk 29 683, nr. 263).

8. Kennis en innovatie

Kennisontwikkeling en -verspreiding zijn cruciaal bij grote veranderingen en met de overstap naar duurzamere landbouw, tuinbouw en visserij groeit de behoefte aan kennis over verduurzaming. Hier dragen we op verschillende manieren aan bij, zoals met onderwijs en scholing, een Kennis- en Innovatieagenda, innovatieregelingen, sociaaleconomische begeleiding van boeren, kritische prestatie-indicatoren, het werken met fieldlabs, kennis over digitalisering en een kennisprogramma over stikstof.

We blijven met partners uit het samenwerkingsverband genaamd Groenpact investeren in vernieuwing van onderwijs en scholing, opdat ook de aankomende generatie kan bijdragen en inspelen op de maatschappelijke veranderingen. Voor de periode 2025-2034 werken we aan een concept Groenpact 4.0.

Een nieuw Kennis- en Innovatie Convenant zal de in 2023 geüpdatete Kennis- en Innovatieagenda voor 2024-2027 bevatten, die uiteraard is toegespitst op wat nu nodig is voor de natuur, onze wateren en bodems en het klimaat (Kamerstuk 33 009 nr. 120).

Na de start van de nieuwe innovatieregeling ‘Samenwerken aan innovatie’ (van het European Innovation Partnership-netwerk) in 2023, volgt een nieuwe openstelling in 2024. Hiermee kunnen samenwerkende partijen ondersteund worden bij het uittesten en realiseren van technische en/of sociale innovaties in de praktijk. De projecten gaan onder andere over ketens, technieken, nieuwe verdienmodellen, dierenwelzijn, gebiedsgerichte fieldlabs of over een combinatie van deze thema’s.

Met het Nationaal Kennisprogramma Stikstof wordt de wetenschappelijke onderbouwing van het stikstofbeleid verbeterd. Door meer of anders meten kunnen boeren op termijn werken met doelvoorschriften in plaats van de middelvoorschriften. Het doel is om een standaard gereed te hebben voor het gebruik van bedrijfsspecifieke metingen in een beloningssystematiek. Daarnaast zorgt het Nationaal Kennisprogramma Stikstof in 2024 voor een samenhangend netwerk van regionale meetinitiatieven.

In 2024 worden activiteiten uitgevoerd ter ondersteuning en stimulering van vrouwen en om de diversiteit in de agri- en foodsector te vergroten. Dit omdat Nederland op deze punten achterblijft vergeleken bij andere EU-landen.

9. Toezicht en uitvoering

De impact van beleid en regelgeving is voor een groot deel afhankelijk van uitvoering en toezicht. We werken samen met onder andere de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aan de uitvoering van en toezicht op de beleidsuitvoering.

Met de extra middelen uit het coalitieakkoord ontwikkelt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zich tot een toekomstbestendige en innovatieve toezichthouder. Zo krijgt de NVWA weliswaar meer slagkracht, maar er zitten grenzen aan. Voor meer slagkracht worden nieuwe methoden, zoals drones, apps en gedragsinterventies, slim ingezet.

In 2024 werkt de NVWA aan de volgende fase van de herziening van het stelsel van keuren en toezicht. LNV stelt in die fase een tijdelijke commissie in voor het stelseltoezicht op de vleesketen. In 2024 zal de splitsing van directie Keuren in twee directies (Slachttoezicht en Handelstoezicht) plaatsvinden.

De onafhankelijkheid van de Rijksinspectie NVWA krijgt de nodige aandacht in relatie tot de ontwikkeling van de Wet op de rijksinspecties en de te verwachten aanpassing van de Regeling agentschappen.

Voor de NVWA is een stabiele financiering met een transparante verdeling van kosten tussen overheid en bedrijfsleven van belang. In 2024 wordt op basis van het in 2023 geïntroduceerde kostprijsmodel de inzet van het kabinet om te komen tot kostendekkende tarieven afgerond.

Het takenpakket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland neemt mede als gevolg van de ontwikkelingen in de agrarische sector en natuur toe, zoals door de uitvoering van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de grote veranderingen in het landelijk gebied en in de landbouw. Gelet op de beheersbaarheid en de schaarste op de arbeidsmarkt kan het takenpakket van LNV aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland niet al te veel toenemen en worden bij nieuwe taken prioriteiten gesteld.

10. Herstel en veerkrachtplan

Op 4 oktober 2022 is het definitieve Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) goedgekeurd. Dit bestaat uit 49 maatregelen. LNV geeft uitvoering aan vijf maatregelen: vier maatregelen van het Programma Natuur en de Saneringsregeling Varkenshouderij (SRV).

Rijksbreed wordt momenteel hard gewerkt aan de implementatie van het HVP. Over de voortgang hiervan wordt de Kamer tweejaarlijks geïnformeerd. In het voorjaar van 2024 gebeurt dit vanuit het Nationaal Hervormingsprogramma en in het najaar door middel van een aparte Kamerbrief.

Nederland is voornemens eind 2023 de eerste betalingsverzoeken in te dienen bij de Europese Commissie, deze hebben echter geen betrekking op LNV. In 2024 zal de SRV meelopen in het betaalverzoek, en in 2025/2026 het Programma Natuur. Over de beoordeling van de betalingsverzoeken door de Europese Commissie zal de Kamer te zijner tijd worden geïnformeerd.

Licence