Inleiding en doelstelling
De SEA biedt een overzicht van de belangrijke beleidsthema’s van een departement, een korte toelichting op de inzichtbehoefte per thema en een daarbij passende agendering van evaluatieonderzoek. Deze derde SEA-bijlage is opgesteld om inzicht te bieden in de door LNV verwachtte inzichtbehoefte naar het onderliggende beleid dat vanaf 2020 is uitgevoerd. Dit wordt geboden middels een evaluatieagenda en een toelichting hoe de agenda zich verhoudt tot de context van de onderliggende beleidsvelden.
Deze LNV-SEA geeft aan hoe er in tot 2030 inzichten verzameld worden over de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid van LNV. Door een omvangrijke evaluatieagenda te programmeren, neemt het aantal bruikbare beleidsinzichten toe en daarmee onze kennis over het bereiken van onze departementale missie en onderliggende doelstellingen.
Ter voorbereiding van deze SEA heeft LNV gebruik gemaakt van de aanbevelingen en best practices uit het rapport ‘Eerste ervaringen met de Strategische Evaluatie Agenda’ van Berenschot (2022). Aan de hand daarvan is eind 2022 een traject ingezet om tot een SEA te komen waar een grondige witte vlekken-analyse3 en beleidstheorie (per thema) aan ten grondslag ligt.
Het verwerken van de aanbeveling heeft geholpen om:
– Vast te stellen op welke thema’s beleid kon worden toegevoegd aan de SEA;
– De transparantie van de verantwoording te vergroten door inzicht te bieden in welke evaluaties op welk moment door het ministerie worden uitgevoerd;
– Op feiten gebaseerde besluitvorming te bevorderen door evaluaties op een logisch moment te programmeren en de gegevens en analyses te gebruiken voor de ontwikkeling van nieuw beleid en programma's.
Leeswijzer SEA/opbouw SEA
De SEA kent een gelaagde opbouw en bestaat uit vier verschillende treden. Elke volgende trede gaat in op een dieper detailniveau:
Trede 1: departementale missieTrede 2: hoofdthema'sTrede 3: centrale doelstellingenTrede 4: evaluatieonderzoek
Trede 1 Departementale missie:
Het ministerie van LNV staat voor duurzaam voedsel, waardevolle natuur en een vitaal platteland. Deze missie staat voor ogen bij al het beleid dat we uitvoeren. Ook voor de SEA is deze missie het vertrekpunt.
Trede 2 Thema's:
Onder de departementale missie onderscheiden we drie thema's. Dat zijn: (1) Land- en tuinbouw, (2) Natuur, (3) visserij en (4) Kennis en innovatie. Conform afspraak met de Kamer wordt periodiek (elke 4 tot 7 jaar), per thema verantwoording afgelegd over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Dit gebeurt via een periodieke rapportage (voorheen: beleidsdoorlichting).
Onder deze drie thema’s vallen evaluaties die meerdere doelen dienen. Zo zijn er activiteiten van LNV die ook bijdragen aan het de klimaatopgaves. Deze evaluaties volgen de handreiking klimaatevaluaties (opgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat). De uitkomsten uit deze evaluatie worden meegenomen in de interdepartementale evaluatieonderzoek naar de vordering van het klimaatbeleid.
Trede 3 Centrale doelstellingen:
Elk thema kent een aantal centrale doelstellingen. Dit zijn de doelstellingen die opgenomen zijn in de onderliggende begrotingsartikelen. Om de relaties tussen de beleidsinstrumenten en deze doelen helder in kaart te brengen, is per thema een beleidstheorie opgesteld. Een beleidstheorie is een moment opname (de beleidstheorie kan naar aanleiding van politieke keuzes of veranderend beleid over tijd veranderen), van de relaties tussen beleid en doelen. De beleidstheorie kan op het moment dat een thematische evaluatie plaatsvindt, gebruikt worden om een inschatting te maken van de samenhang van het beleid en daarmee of het overkoepelende beleid doeltreffend en doelmatig was. Daarnaast kan het gebruikt worden om de achterliggende beleidshypotheses te toetsen. Door per thema een beleidstheorie op te nemen, voldoet LNV aan de aanbevelingen van de beleidsdoorlichtingen van het agro- en het natuurbeleid en de daaropvolgende kamerbrieven.45
Trede 4 Evaluatieonderzoek:
Op het niveau van de centrale doelstellingen wordt relevant evaluatieonderzoek weergegeven. Evaluatieonderzoek wordt gebruikt om uitspraken te kunnen doen over het effect van beleid op de voortgang van doelstellingen. Het voorziet in benaderingen en methoden om valide en betrouwbare antwoorden te geven op vragen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid.
THEMA 1 - LAND- EN TUINBOUW
Het thema land- en tuinbouw omvat het beleid dat gericht is op de sociaal-economische positie van boeren, duurzame veehouderij, glastuinbouw, weerbare planten en teeltsystemen, mestbeleid, diergezondheid, dierenwelzijn, voedselzekerheid, internationale samenwerking (agro-domein) en overige bijdrages.
Dit beleid komt samen in het overkoepelende hoofddoel: een weerbaar, veerkrachtig en veilig functionerend land- en tuinbouw- en voedselsysteem, dat internationaal concurrerend is, met aandacht voor dierenwelzijn, waarbinnen zorgvuldig wordt omgegaan met natuurlijke hulpbronnen en waar opbrengsten en reststromen zo efficiënt en hoogwaardig mogelijk worden (her)benut (zie figuur 1).
Door beleid hierop te maken, draagt LNV bij aan de volgende subdoelstellingen (zie figuur 1):
1. Het versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens
2. Bevorderen van voedselzekerheid in de wereld
3. Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit
4. Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel
5. Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)
6. Bevorderen plantgezondheid
7. Bevorderen diergezondheid
8. Bevorderen dierenwelzijn
Financiële omvang:
Begrotingsartikel 21 (€ 909,1 mln.) en deels begrotingsartikel 24 (€ 527,5 mln.)
Vorige beleidsdoorlichting:
Volgende periodieke rapportage:
2025
Toelichting periodieke rapportage Land- en tuinbouw:
De periodieke rapportage (syntheseonderzoek) trekt op basis van de onderliggende beleidstheorie (figuur 1) en voortbordurend op de inzichten van de geprogrammeerde evaluaties, conclusies over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid dat onder dit thema valt. De belangrijkste bron voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit deze reeds geplande evaluatieonderzoeken. Aanvullend kan er gebruik worden gemaakt van de conclusies uit het syntheseonderzoek van artikel 23 (kennis en innovatie ‒ 2024). De tussen 2019 en 2025 opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema land- en tuinbouw worden hieronder per centrale doelstelling weergegeven.
Figuur 3
Beleidstheorie thema Land- en tuinbouw
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2019 | Ex post | |
2020 | Ex post | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Tussenevaluatie vermogensversterkende kredieten | 2022 | Ex post |
Brede weersverzekering | 2023 | Ex durante/Fiscaal |
Borgstelling MKB-Landbouwkredieten | 2024 | Ex post |
Subsidiemodule MEI en Energie efficiëntie glastuinbouw (EG) | 2025 | Ex post |
Landbouwvrijstelling | 2023 | Ex-Durante/Fiscaal |
Monitoring en evaluatie GLB middelen | Doorlopend |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2019 | Ex post |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2021 | Ex post | |
2021 | Ex post | |
2022 | Ex post | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
NVWA | 2023 | Agentschapsdoorlichting |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2020 | Ex post | |
2021 | Ex post |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
Wet gewasbeschermingsmiddelen/beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst | 2019 | Ex post |
2020 | Ex post | |
2020 | Ex post | |
2020 | Ex post | |
2021 | Ex post | |
Slimmer landgebruik/nationaal programma landbouwbodems1 | 2021 | Ex post |
Opkoopregeling rondom natura2000 gebieden1 | 2021 | Ex post |
2021 | Ex ante | |
2021 | Ex post | |
2022 | Ex post | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Bossenstrategie1 | 2026 | Ex post |
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen1 | 2023 | Ex post |
Veenweidegebieden (impuls,uitrol)1 | 2026 | Ex post |
Subsidiemodules brongerichte verduurzaming van stallen | 2024 | Ex post |
Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking | 2025 | Ex post |
Integrale aanpak methaan en ammoniak via het voer- en dierspoor | 2025 | Ex post |
Brongerichte maatregelen: pilots en demo’s | 2025 | Ex post |
2021 | Ex ante | |
Wet gewasbescherming en biociden | 2023 | Ex post |
Regeling waterbassins mest | 2025 | Ex post |
Evaluatie meststoffenwet | 2027 | Ex post |
MEI/EHG regelingen glastuinbouw | 2025 | Ex post |
Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2024): | ||
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) | 2027 | Ex post |
Evaluatie actieplan biologische landbouw | 2027 | Ex durante |
Actieprogramma bodem en klimaatadaptatie |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2020 | Brede analyse | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Raad voor Plantenrassen | 20221 | Ex post |
Plantaardige en biologische keuringsdiensten (NAK, Naktuinbouw, BKD, KCB, SKAL) | 20222 | Ex post |
Handhavingsinstrumentarium Keuringsdiensten binnen de Zaaizaad en plantgoedwet | 2022 | Ex post |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2019 | Ex post | |
Evaluatie van de uitbraak van Sars-Cov-2 in de nertsenhouderij | 2022 | Ex post |
Evaluatie van de vogelgriepuitbraken in het seizoen 2020/2021/2022 | 2022/2023 | Ex post |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Evaluatie basismonitoring diergezondheid | 2020-2025 | Ex durante |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2020 | Ex post | |
2021 | Ex post | |
Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID) | 2021 | Ex post |
2021 | Ex post | |
2021 | Ex post | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Identificatie en registratie hond | 2026 | Ex post |
Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 | 2023 | Ex post |
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
Onderzoeksrapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit | 2019 | Onderzoek |
2020 | Onderzoek | |
2021 | Fiscaal | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Brede evaluatie van het verlaagde btw-tarief (incl. sierteelt) | 2023 | Fiscaal |
Vrijstelling overdrachtsbelasting cultuurgrond | 2025 | Fiscaal |
Evaluatie tegemoetkomingsregelingen (COVID-19) | 2024 | Ex post |
Toelichting per centrale doelstelling6
1. Versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens:
LNV draagt door middel van verschillende activiteiten bij aan het versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens. LNV stimuleert duurzaam ondernemen, uitwisseling van kennis, samenwerking tussen verschillende ketenpartijen en neemt risico’s rondom financiering en onverwachte omstandigheden weg. Een deel van deze activiteiten valt onder dit thema en een deel wordt gedekt via het thema kennis en innovatie (zie thema 4). Om een goed beeld te krijgen van de vooruitgang op deze doelstelling, worden door LNV ingezette fiscale-, financiële- en risico mitigerende instrumenten geëvalueerd.
2. Bevorderen voedselzekerheid in de wereld:
Het bevorderen van mondiale voedselzekerheid is een gezamenlijke opgave van de ministeries van LNV en BZ. De inzet van het ministerie van LNV richt zich vooral op de beleidsbeïnvloeding van en uitvoering door multilaterale organisaties (w.o. FAO, CFS) en op de bilaterale samenwerking tussen Nederland en landen waar een landbouwraad is geaccrediteerd. De internationale agenda van LNV is hierbij leidend. Inhoudelijk ligt het accent op de thema’s: a) Transitie duurzaam voedselsysteem en circulaire landbouw; b) Opgaven klimaat en natuurlijke hulpbronnen; c) Internationale markten en duurzame, efficiënte ketens en d) Ontwikkelen van kennis en technologie op landbouwgebied.
3. Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit:
De voedselveiligheid en -kwaliteit wordt geborgd door inzet van meerdere (semi)publieke organisaties. Het gewenste effect achter dit beleid is dat door middel van de uitvoering ervoor gezorgd wordt dat het voedselveiligheidsstelsel in Nederland waarborgt dat geproduceerde voedsel voldoet aan (Europese) veiligheidseisen. De voortdurende controle van de veiligheid en kwaliteit van voedsel biedt voldoende inzicht in de actuele stand van zaken. Verder kan er voor deze doelstelling een beroep gedaan worden op de inzichten uit de evaluaties van de wettelijke onderzoekstaak Voedselveiligheid beleid (LNV) en handhaving (NVWA).
4. Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel:
In de politiek-maatschappelijk vereiste transitie van de (Nederlandse) landbouw is het vergroten van maatschappelijke waardering van landbouw en voedsel van toenemend belang voor het vergroten van waardering van de producenten van ons voedsel, het tegengaan van voedselverspilling, biedt het handelingsperspectief aan consumenten om een duurzamere (en gezondere) keuze te maken ten aanzien van het voedselpatroon en biedt het een stimulans aan verduurzaming van het aanbod en de productie van duurzamere producten.
5. Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw):
De randvoorwaarden (natuur en stikstof, klimaat, gewasbescherming en waterkwaliteit, o.a. via meststoffen) bepalen de ruimte waarbinnen land- en tuinbouw economisch rendabel kunnen produceren. Het doel van dit beleid is om de ecologische ruimte voor land- en tuinbouw te bepalen, waarbij inzicht gewenst is in de effecten hiervan op zowel de beoogde doelen als de economische mogelijkheden voor betrokkenondernemers. De genoemde evaluaties dekken de verschillende domeinen (en instrumentering daarvan) en geven daarmee aanknopingspunten om tot een goede thematische evaluatie te komen.
6. Bevorderen plantgezondheid:
Het ministerie van LNV heeft de Europese verplichting om plantgezondheid te bevorderen en borgen, zowel van in Nederland geteeld plantmateriaal als via Nederland doorgevoerd plantmateriaal. Dit vraagt borging en handhaving van deze verplichtingen door verschillende (al dan niet onderling samenwerkende) uitvoeringsorganisaties (Keuringsdiensten, et cetera). Evaluaties geven zicht op de werking van deze organisaties in relatie tot de gestelde taak én de realisatie van de EU verplichtingen, en geven zo nodig aanbevelingen om zwakke punten te verbeteren.
7. Bevorderen diergezondheid:
Het doel van het beleid is om dierziekten zoveel mogelijk te voorkomen, vroegtijdig op te sporen en effectief te bestrijden waar noodzakelijk. De recente evaluaties en hierboven genoemde aanvullende evaluatie voldoen volgens ons voor nu voldoende om inzicht te krijgen in hoe de doelstelling van ons beleid te behalen. Op het gebied van antibioticabeleid krijgt LNV jaarlijks een rapportage van de onafhankelijke stichting diergeneesmiddelen autoriteit. Daarnaast is in 2021 een expert-rapport zoönosen verschenen, die samen met de evaluatie van de uitbraak van Sars-Cov-2 in de nertsenhouderij de basis vormt voor het recent gepubliceerde Nationaal Actieplan Zoönosen. Hiermee bestaat momenteel voldoende inzicht in het beleidsterrein diergezondheid.
8. Bevorderen dierenwelzijn
Veruit de meeste normen voor dierwelzijn bij (landbouwhuis)dieren, transport voor dieren en het doden van landbouwhuisdieren zijn gebaseerd op EU-wetgeving. Vorig jaar is de Europese Commissie een traject gestart voor de herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving. De Commissie komt eind 2023 met voorstellen voor aanpassing van de regelgeving. Ook de normen op het gebied van dierproeven zijn gebaseerd op EU-wetgeving. Daarnaast zet LNV zich in om het niveau van dierenwelzijn verder te verhogen. Voor gezelschapsdieren zijn relatief minder specifieke normen in (EU)-regelgeving opgenomen. In de praktijk worden problemen met dierenwelzijn bij gezelschapsdieren veelal veroorzaakt door gebrek aan kennis bij dieren bij huisdiereigenaren over de lichamelijke en gedragsmatige behoeftes van de dieren. Daarom wordt naast wetgeving voor gezelschapsdieren voornamelijk ingezet op het instrument communicatie (Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren). Daarnaast is handhaving van belang, dat wordt uitgevoerd door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID). De genoemde evaluaties geven zicht op de werking van het (regelgevend) instrumentarium, de handhaving, en geven aanbevelingen om de (uitvoering van) het instrumentarium in de praktijk zo nodig te versterken.
THEMA 2: NATUUR
Het thema Natuur omvat het deel van het natuurbeleid waarvoor de Rijksoverheid verantwoordelijk is. De Rijksoverheid is systeemverantwoordelijke voor de natuur op land en zowel uitvoerend als systeemverantwoordelijke voor de natuur in de grote wateren. Verder vallen onder dit thema systeemtaken van de Rijksoverheid, zoals bij voorbeeld het terugbrengen en voorkomen van invasieve exoten en het eigenaarschap rondom de zelfstandige bestuursorganisaties op het terrein van natuur.
De laatste doorlichting van het begrotingsartikel Natuur (voormalig begrotingsartikel 12) vond plaats in 2020/21 en is eind 2021 met de Kamer gedeeld. In de kamerbrief, volgend op de doorlichting, werd aangegeven dat eerder een beleidstheorie (zie figuur 2) opgesteld zou worden voor het overkoepelende natuurbeleid (Rijksrol) en dat er een verbeteringsslag moest plaatsvinden omtrent het tijdig in kaart brengen van witte vlekken. Deze aanbevelingen zijn door LNV opgevolgd en de producten hieruit (beleidstheorie en witten vlekken-analyse) liggen ten grondslag aan de evaluaties die in dit thema genoemd worden. De grootste uitdaging we in de vorige periodieke evaluatie (beleidsdoorlichting) tegenaan liepen, was de scope van het onderzoek. Een vaak terugkomende vraag was: moet niet het gehele natuurbeleid worden meegenomen in het onderzoek en niet alleen het door het Rijk uitgevoerde beleid? In deze SEA is ervoor gekozen om voor de komende periode vooralsnog het Rijksbeleid op te nemen omdat er nog geen SEA op provinciaal niveau is. Voor het natuurbeleid (en ander decentraal beleid) zou het interessant kunnen zijn om ook evaluaties van provinciaal beleid thematisch te programmaren. Dit blijft voorlopig een vraagstuk voor de lange termijn.
De belangrijkste vraagstellingen waarin de komende jaren inzicht moet worden verworven voor het in kaart brengen van de doeltreffendheid, volgen uit de overkoepelende doelstelling van het Rijksnatuurbeleid en daaronder hangende subdoelstellingen (gebaseerd op de CBD-doelen).
De centrale doelstelling van het Rijksnatuurbeleid is:
– In 2050 is de natuur blijvend voldoende veerkrachtig om zichzelf in stand te houden en ecosysteem-diensten voor (inter)nationale maatschappelijke behoeften te leveren
De daarbij behorende subdoelen:
1. Meer en betere natuur
– De integriteit van ecosystemen wordt vergroot door groei gebieden, connectiviteit, vermindering uitsterving en gezonde en genetisch diverse populaties (CBD).
– Voordelen van benutting van natuur zijn wereldwijd eerlijk verdeeld (CBD).
2. De transitie naar een natuurinclusieve samenleving
– Ecosysteemdiensten worden op de juiste waarde geschat en onderhouden.
– Er zijn voldoende financiële middelen, capaciteit, techniek en samenwerking beschikbaar voor de realisatie van het hoofddoel.
Financiële omvang:
Begrotingsartikel 22 (€ 770,5 mln.) en deels begrotingsartikel 24 (€ 527,5 mln.)
Vorige periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:
2021
Oplevering periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:
2027
Toelichting periodieke rapportage:
De voor 2027 geplande periodieke rapportage moet inzicht bieden in de mate waarin de natuurmaatregelen, die vanaf 2021 Rijksbreed genomen worden, bijdragen aan het dichterbij brengen van de centrale doelstelling. De rapportage moet inzicht bieden in de mate waarin de verschillende kernfactoren voor de versterking en instandhouding van de natuur en biodiversiteit door overheidsbeleid worden bediend. De periodieke rapportage kan in die zin inzicht bieden in de mate waarin het beleid doeltreffend bijdraagt aan het versterken van het biodiversiteitssysteem, en welke voorwaarden er nog missen om de natuur op een zo doelmatig mogelijke manier te versterken. De belangrijkste bron voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit relevante evaluatieonderzoeken. Recent opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema natuur zijn hieronder weergegeven.
Figuur 4
Beleidstheorie Natuur
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type |
Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit) | 2019 | Ex post |
2020 | Ex durante | |
Evaluatie collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer (ANLb) | 2021 | Ex post |
Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS | 2020 | Ex post |
2020 | Ex durante | |
Opkoop rondom Natura 2000 gebieden | 2021 | Ex post |
2021 | Ex post | |
2022 | Ex durante | |
Bestaande evaluatieplanning:1 | ||
Natuurbeleids- en koraal actieplan Caribisch Nederland 2020–2030 | 2025 | Ex post |
Beheerautoriteit Waddenzee | 2023 | Ex durante |
Impuls natuurherstelmaatregelen | 2025 | Ex post |
Programma Natuur | 2023 | Ex post |
Bossenstrategie | 2026 | Ex post |
Veenweiden | 2026 | Ex post |
Houtopstanden (paragraaf Wet natuurbescherming/Besluit activiteiten leefomgeving) | 2023 | Ex post |
Evaluatie Kroondomeinen | 2024 | Ex durante |
Aanpak Natuurlijk kapitaal | 2024 | Ex post |
Natuurschoonwet | 2025 | Ex durante |
Strategische Evaluatie Soortenbeleid | 2026 | Ex durante |
Agrarisch natuurbeheer | 2026 | Ex post |
Natuurinclusief 2.0 | 2028 | Ex durante |
EVALUATIES FISCALE REGELINGEN | ||
---|---|---|
Recent afgerond onderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2020 | Voortgangsrapportage | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Vrijstelling overdrachtsbelasting natuurgrond | 2025 | Fiscaal |
Vrijstelling overdrachtsbelasting Bureau Beheer Landbouwgronden | 2025 | Fiscaal |
Vrijstelling overdrachtsbelasting inrichting landelijk gebied | 2025 | Fiscaal |
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet | 2033 | Fiscaal |
IB/VPB Bosbouwvrijstelling | Na 2025 | Fiscaal |
Vrijstelling IB/VPB vergoeding bos- en natuurbeheer | Na 2025 | Fiscaal |
Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3 | 2025 | Fiscaal |
Toelichting bij de centrale doelstelling: De instandhouding van biodiversiteit
De evaluatieaanpak van het natuurbeleid is vormgegeven via twee sporen, die tegelijkertijd worden gerealiseerd
1. Meer en betere natuur
2. De transitie naar een natuurinclusieve samenleving
Dit beleid wordt in nauwe samenspraak met provincies en andere natuur gerelateerde partijen gevoerd.
1. Meer en betere natuur
Onder deze subdoelstelling valt het beter en sneller doorvoeren van reeds ingezet en beoogd beleid om de natuur te beschermen en nieuwe natuur te ontwikkelen. Te denken valt hierbij aan het afmaken van het Natuurnetwerk Nederland in 2027, het beheer van de Natura 2000-gebieden, het uitvoeren programmatische aanpak grote wateren, het Noordzee-akkoord, de Bossenstrategie, Nationale Parken, het Programma Natuur en het verder vergroten van het natuurareaal (niet Natura 2000), conform het coalitieakkoord (onderdeel Transitiefonds).
2. De transitie naar een natuurinclusieve samenleving
Uit onderzoek, zowel nationaal als internationaal (onder meer het IPBES-rapport uit 2019, Kamerstuk 26407, nr. 130), wordt steeds meer duidelijk dat het beschermen van de bestaande natuur en het uitbreiden van het areaal beschermde natuur niet voldoende is om de natuur en biodiversiteit duurzaam te versterken. Daarvoor is een transitie nodig naar een natuurinclusieve samenleving.
Natuur moet een vanzelfsprekend onderdeel worden van alle maatschappelijke domeinen en ook het landschap buiten beschermde natuurgebieden dient natuurinclusief ingericht te worden. Denk hierbij aan de veranderingen in de landbouw naar kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw, maar ook aan natuurinclusief bouwen en wonen, het vergroenen van infrastructuur en bedrijventerreinen en onze consumptie-en productiemechanismen (ecologische voetafdruk). In de Agenda Natuurinclusief, gepresenteerd in juni 2022, komen veel van deze ambities samen.
Door gebruik te maken van de SEA kan de samenhang van het natuurbeleid met andere beleidsdomeinen, zoals landbouw, klimaat en energie, en daarmee ook de samenhang van de evaluatie van dat beleid, versterkt worden. Andere departementen kunnen putten uit onze SEA om interdepartementale periodieke rapportages te agenderen (zoals bij het klimaatbeleid). De terechte behoefte aan meer integraliteit is verder versterkt door de ambities uit het coalitieakkoord met betrekking tot onder andere het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), het Transitiefonds en het Klimaatfonds en de daarbij behorende gebiedsgerichte uitwerkingen. De grote uitdaging daarbij is om het natuurbeleid goed in te bedden in de transitie die het landelijk gebeid de komende jaren zal doormaken. Daarbij is het belangrijk om aan de voorkant duidelijke doelen te stellen, onder andere om de inzichten uit toekomstige evaluaties te verscherpen.
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type evaluatie |
2021 | Lerende evaluatie (PBL) | |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Regio Envelop | 2023 | Ex post |
Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2024): | ||
Lerende evaluatie Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) | n.t.b.1 | Ex durante |
Ex ante evaluatie NPLG | 2024 | Ex ante |
Inzichtbehoefte: regie voeren over de instandhouding van de kwaliteit van het landelijk gebied en een vitale regio
De doelstelling ‘regie voeren over de instandhouding van de kwaliteit van het landelijk gebied en een vitale regio’ is nog in ontwikkeling. Op dit moment wordt gewerkt aan de opzet van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In de komende jaren zal duidelijk worden hoe dit beleid zich verder ontwikkeld en zal de SEA op deze doelstelling verder ingekleurd worden.
Op dit moment is er bekend:
Inzichten vanuit de lerende evaluatie IBP Vitaal Platteland (IBP-VP) worden gebruikt in de ontwikkeling van het NPLG. Alle handelingsperspectieven die de evaluatie aanreikt (publieke waarden/doelen centraal stellen, visie voor de lange termijn, creëren van duidelijke kaders vanuit het Rijk, het verbinden van beleid en praktijk en doorbreken van sectorale aansturing) worden hierbij ingezet. Inzichten vanuit de Regio Envelop zullen, waar deze relevant en op tijd beschikbaar zijn, ook ingezet worden.
Verwachte inzichtbehoefte:
In afwachting van de definitieve doelstelling is de verwachting dat er inzicht gewenst is in de impact en (door)werking van het NPLG. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan benodigde randvoorwaarden, instrumentarium, sturing, of sociaal-economische impact.
THEMA 3: VISSERIJ
Dit thema omvat het Rijksbeleid dat gericht is op de visserijsector. Het in stand houden van visbestanden en het reguleren van vangsten zijn, samen met het verduurzamen en toekomstbestendig maken van de visserijvloot, de belangrijkste taken voor de Rijksoverheid. De visserijsector levert belangrijke hoogwaardige en gezonde voedingsmiddelen voor Nederland en andere EU-landen. Door actief beleid te voeren, wordt overbevissing voorkomen en steunt de overheid de sector in het (verduurzamen)innoveren van de vloot.
Deze systeemtaken worden gerealiseerd door het ondersteunen van netwerken, het toepassen van wet- en regelgeving, subsidies en beheer/regie op de grote wateren.
De centrale doelstellingen waar dit beleid is:
– De Rijksoverheid streeft naar de realisatie van een duurzame en economisch rendabele visserijsector
Hier vallen de volgende subdoelstellingen onder:
– Subdoel 1: Per gebied onttrekt de visserij niet meer dan het ecosysteem kan dragen
– Subdoel 2: De Nederlandse visserij wordt duurzamer en meer rendabel (Kottervisie en Noordzeeakkoord)
– Subdoel 3: De Nederlandse vlootcapaciteit is in balans met de toekomstige vangstmogelijkheden
– Subdoel 4: De nalevingsbereidheid van Nederlandse vissers & de effectiviteit van controle en handhaving neemt toe
– Subdoel 5: De garnalensector heeft een toekomstperspectief
– Subdoel 6: De natuur in de Nederlandse wateren wordt versterkt
Financiële omvang:
Deels Begrotingsartikel 21 (€ 909,1 mln.) en deels begrotingsartikel 22 (€ 770,5 mln.)
Vorige periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:
Niet van toepassing
Oplevering periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:
2030
Toelichting periodieke rapportage:
Het thema visserij is in deze SEA voor het eerst als een afzonderlijk thema opgenomen. In het verleden is het visserijbeleid meegenomen in de beleidsdoorlichtingen van het Agro beleid. Gelet op de complexiteit van de transities waarvoor de visserijsector op dit moment staat, past het beter om het thema visserij afzonderlijk als periodieke evaluatie in te plannen. Door in 2030 een periodieke rapportage uit te voeren, kan de (reeds) aangevulde evaluatieplanning grondig uitgevoerd worden. Daarnaast biedt het de kans om voorafgaand gedurende deze periode eventuele jaarlijkse indicatoren bij te houden om zo de ontwikkeling een duurzame en economische visserijsector in kaart te brengen.
Figuur 5
Beleidstheorie Visserij
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgeronde evaluatieonderzoek: | Jaartal | Type |
2020 | Ex post | |
2023 | Ex-durante | |
Bestaande evaluatieplanning | Jaartal | Type |
EU gemeenschappelijk visserijbeleid | 2022 | Ex post |
Noordzeeakkoord | 2023 | Ex durante |
Visserij Innovatie Netwerk | 2024 | Ex durante |
Maatregelenpakket IJsselmeergebied | 2026 | Ex post |
Brexit Adjustment Reserve | 2024 | Ex post |
Bijdrage Rijksrederij | 2027 | Ex durante |
Beheerautoriteit Waddenzee | 2023 | Ex durante |
Energie Efficiëntie subsidieregeling visserij | 2025 | Ex durante |
Wijziging Visserijwet | 2029 | Ex durante |
Inzichtbehoefte: zorgen voor een duurzaam beheer van visbestanden
Om te komen tot een duurzaam beheer van de visbestanden, is het van belang dat de visserijsector een transitie doormaakt en zich richt op vangst- of vismethoden om selectiever te vissen, met minder bodemberoering en de negatieve effecten op natuur en milieu vermindert. Door de verschillende functies (regisserende, faciliterende, netwerkende en regulerende) van de overheid te evalueren, wordt er aan de inzichtbehoefte gewerkt om een inschatting te kunnen of de huidige maatregelen voldoende zijn om op een doeltreffende en doelmatige manier de doelen voor de visserijsector te behalen.
THEMA 4: KENNIS & INNOVATIE
LNV stimuleert de kennisontwikkeling omtrent de het verduurzamen en optimaliseren van de landbouw-, visserijsector en het landelijkgebied, alsmede het versnellen van de toepasbaarheid van innovaties voor agrarische ondernemers. Door het waarborgen van een hoogwaardige onderzoeksinfrastructuur, draagt LNV bij aan het voldoen aan (een deel) van de randvoorwaarden om de doelen genoemd in thema 1, 2 en 3 dichterbij te brengen. De beleidsaanname die hieraan ten grondslag ligt is dat er een aantal randvoorwaarden nodig zijn om tot een gebalanceerd landbouw/voedselsysteem te komen. Deze randvoorwaarden komen voort uit de transitietheorie waarin kennis, innovatie, gedrag, wet- en regelgeving en beleidsafspraken worden benoemd als factoren die een transitie kunnen versnellen of vertragen. Door in te zetten op het ontwikkelen, versnellen en verspreiden van kennis en innovatie, draagt LNV bij aan dit proces. Aanvullend heeft LNV de taak om aan een aantal Europese verplichtingen te voldoen op belangrijke maatschappelijke onderwerpen zoals voedselveiligheid, beheer van genetische bronnen en het voorkomen van uitbraken van besmettelijke dierziektes.
De centrale doelstellingen die uit deze taakopgaves volgen zijn:
1. Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur.
2. Borgen van wettelijke onderzoekstaken (WOT’s).
Financiële omvang:
Begrotingsartikel 23 (€ 379,6 mln.)
Vorige periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:
Het kennis- en innovatiebeleid van LNV is nog niet eerder als een losstaand thema geëvalueerd. Eerder viel het kennis- en innovatiebeleid onder de doorlichting van het agrobeleid. In 2019 is het voor de laatste keer als onderdeel van het agrobeleid geëvalueerd. Doordat de SEA de vrijheid biedt om thematisch te evalueren en kennis en innovatie een separaat begrotingsartikel is geworden, moet het afzonderlijk worden geëvalueerd.
Oplevering periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:
2024
Toelichting periodieke rapportage:
De periodieke rapportage van het Kennis- en Innovatiebeleid moet uiteindelijk inzichtelijk maken in hoeverre LNV op een doeltreffende en doelmatige manier bijdraagt aan het (behouden van) het hoogwaardige niveau van de Nederlandse kennis- en innovatiestructuur. In de thematische evaluatie zal onderzocht worden in hoeverre het beleidsinstrumentarium alle treden van zowel de technological- (TRL) en social (SRL) readiness level dekken. Daarbij wordt de vraag gesteld in hoeverre het toegankelijk is en haalbaar is voor agrarische ondernemers om de TRL en SRL te doorlopen. Verder zal de periodieke rapportage ingaan op het doelbereik van het instrumentarium en de algemene samenhang van de geëvalueerde beleidsinitiatieven. Tenslotte wordt het algehele doelbereik van het overkoepelende WOT-instrumentarium geëvalueerd. De belangrijkste bronnen voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit relevante evaluatieonderzoeken, data uit de Staat van de Landbouw, Natuur & Voedsel en uit de AKISreview7 van de OECD. Recent opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema kennis & innovatie worden hieronder per centrale doelstelling weergegeven.
Figuur 6
Beleidstheorie Kennis en Innovatie
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek | Jaartal | Type |
2020 | Ex durante | |
2021 | Ex durante | |
Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (o.a. Wageningen Research) | 2021 | Ex post |
2021 | Ex post | |
Subsidieregeling Instituten voor toegepast onderzoek (TO2-regeling) | 2022 | Ex post |
Bestaande evaluatieplanning: | ||
Regeling Agrarische bedrijfsadvisering en educatie (SABE) | 2023 | Ex durante |
Kennis- en Innovatieagenda (KIA) | 2023 | Ex durante |
Inzichtbehoefte borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur
Onder dit onderdeel vallen de activiteiten die gericht zijn op het versnellen en stimuleren van kennisontwikkeling en innovaties. Voorbeelden van deze activiteiten zijn het missiegedreven innovatiebeleid, innovatiegelden en kennisverspreiding via groen onderwijs. In de afgelopen vijf jaar zijn de instrumenten, die hieronder vallen (wanneer het eigenaarschap bij LNV lag), geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid.
Evaluaties | ||
---|---|---|
Recent afgerond evaluatieonderzoek | Jaartal | Type |
2021 | Ex post | |
2021 | Ex post | |
2021 | Ex post | |
2021 | Ex post | |
2022 | Ex post | |
2022 | Ex post |
Inzichtbehoefte borgen wettelijke onderzoekstaken
Het ministerie van LNV heeft de Europese verplichting om zes wettelijke onderzoekstaken uit te laten voeren. Deze onderzoekstaken/systeemtaken worden namens LNV door verschillende Wageningse instituten uitgevoerd. De evaluaties van deze wettelijke onderzoekstaken geven inzicht in hoeverre deze taken doeltreffend en doelmatig worden uitgevoerd. Het verschaft daarnaast per wettelijke onderzoekstaak specifieke inzichten in een variatie aan thema’s zoals bijvoorbeeld de interactie tussen de verschillende betrokken ministeries, Europese vergelijking (uitvoering van deze taken in verschillende landen) en de toekomst bestendigheid van de wettelijke onderzoekstaken (vergrijzing).