Base description which applies to whole site

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Tabel 2 Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

artikel

2024

2025

2026

2027

2028

2029

        

Stand begroting 2024 (inclusief NvW)

 

13 154 258

13 974 102

14 318 487

14 704 580

18 608 031

 
        

Belangrijkste mutaties

       

1. VN-bijdrage

1.1

4 705

4 705

4 705

4 705

4 705

 

2. Internationaal recht - agressietribunaal

1.1

‒ 33 000

‒ 33 000

    

3. NAVO-top Nederland 2025

2.1

12 000

38 900

    

4. Oekraïne

2.6

 

55 000

61 000

28 000

28 000

 

5. Afdrachten aan de Europese Unie

3.1

‒ 93 559

‒ 662 264

2 478 544

1 833 524

‒ 620 555

 

6. Europees Ontwikkelingsfonds

3.2

‒ 14 331

‒ 4 777

    

7. Europese Vredesfaciliteit

3.5

‒ 275 750

131 800

99 200

44 750

  

8. Invoerrechten Europese Unie

3.6

‒ 1 034 486

‒ 1 148 000

‒ 1 184 000

‒ 1 251 000

‒ 1 348 000

 

9. Apparaat

7.1

63 122

4 462

24 219

23 970

23 871

 

10. Taakstelling non-ODA

div.

 

‒ 34 108

‒ 30 578

‒ 55 219

‒ 75 008

 

11. Taakstelling ODA

div.

 

‒ 8 388

‒ 13 560

‒ 27 609

‒ 20 202

 

12. Taakstelling apparaat

7

 

‒ 42 804

‒ 89 507

‒ 134 075

‒ 178 694

 

Overige mutaties

 

9 080

‒ 13 506

7 753

26 842

40 818

 
        

Stand ontwerpbegroting 2025

 

11 792 039

12 262 122

15 676 263

15 198 468

16 462 966

16 943 769

Toelichting

Artikelonderdeel 1.1De contributie aan de Verenigde Naties is meerjarig met circa EUR 4,7 miljoen verhoogd, zoals is toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2024.Daarnaast wordt het budget in 2024 voor de verbouwing van het toekomstige agressietribunaal via een kasschuif doorgeschoven naar 2026. Vervolgens wordt het budget in 2025 en 2026 overgeheveld van artikelonderdeel 1.1 naar het nieuwe artikelonderdeel 2.6 voor Oekraïne.

Artikelonderdeel 2.1Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting 2024 komen de kosten als gevolg van de organisatie van de NAVO-Top 2025 gedeeltelijk op de BZ-begroting terecht. Dit betreft een bedrag van EUR 12 miljoen in 2024 en EUR 38,9 miljoen in 2025.

Artikelonderdeel 2.6Onder het nieuwe artikelonderdeel 2.6 worden de budgetten voor steun aan Oekraïne op de BZ-begroting gebundeld. Hiertoe worden bestaande budgetten voor steun aan Oekraïne overgeheveld naar dit artikelonderdeel. Deze mutatie betreft een overheveling van de budgetten voor accountability, de verbouwing van het agressietribunaal en een bijdrage voor humanitaire hulp in Oekraïne.

Artikelonderdeel 3.1In de eerste suppletoire begroting 2024 zijn de bni-afdrachten bijgesteld als gevolg van verschillende mutaties, zoals:

  • De verwerking van de vierde aanvullende Europese begroting 2023 (meevaller van EUR 193 miljoen in 2024);

  • Enkelvoudige marge-instrument: aanpassing afdrachtenraming aan onderuitputting op de Europese begroting (lagere afdracht van EUR 1,3 miljard in 2024 en EUR 0,3 miljard in 2025 en doorschuiving naar 2026 en 2027);

  • Correctie raming boetes (tegenvaller van EUR 56 miljoen in 2027);

  • Een nacalculatie over 2023 (tegenvaller van EUR 260 miljoen in 2025);

Omdat de bovenstaande mutaties reeds zijn verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2024 worden deze hier niet uitgebreider toegelicht. Het vervolg van deze toelichting richt zich met name op de onderstaande mutaties die na de 1e suppletoire begroting hebben plaatsgevonden:

  • Technische aanpassingen en onderuitputting EU-begroting;

  • Verwerking Europese ontwerpbegroting 2025: bni-korting, VK-bijdrage en overige ontvangsten;

  • Vierde aanvullende Europese begroting 2024 (Lenteraming);

  • Actualisatie rentekosten van NGEU vanaf 2028;

  • Surplus over 2023;

  • Actualisatie van de langjarige groeicijfers;

  • De verwerking van het hoofdlijnenakkoord;

  • Correctie verwerking MFK-herziening.

Technische aanpassing, enkelvoudige-marge instrument en onderuitputting EU-begroting

Ieder jaar doet de Commissie, conform artikel 4 van de MFK-verordening, een aantal technische aanpassingen aan het MFK die gevolgen hebben voor de MFK-plafonds. Het gaat om een actualisatie van de speciale instrumenten, de boete-opbrengsten en de inzet van het enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI).

De raming van de Nederlandse EU-afdrachten is in principe gebaseerd op het maximale MFK-betalingenplafond en de maximale inzet van de speciale instrumenten bij het MFK. In het voorstel voor de EU-jaarbegroting voor 2025 raamt de Commissie de betalingen op EU-niveau circa EUR 29 miljard onder het maximale MFK-betalingenplafond, als gevolg van vertraging in betalingen bij de cohesie- en landbouwfondsen. Om een realistisch beeld te schetsen van de te verwachten Nederlandse afdracht aan de Unie is besloten de raming hierop aan te passen. Dit leidt vooruitlopend op het uiteindelijke akkoord over de EU-begroting voor 2025 tot een lagere afdracht van EUR 1,3 miljard in 2025. Volgens afspraken in het MFK mag de Commissie deze betalingen via het enkelvoudige marge-instrument in beperkte mate doorschuiven naar 2026 en 2027. De verlaging van de raming van de bni-afdracht in 2025 gaat daarom gepaard met een verhoging van de raming van de bni-afdracht in 2026 en 2027. Het effect van deze mutaties is een verlaging van de raming van de bni-afdracht van EUR 373 miljoen tussen 2025 en 2027. De mutaties hebben geen effect op de hoogte van de afdrachtenraming in 2028; deze hangt af van de onderhandelingsuitkomst over het volgende MFK en Eigenmiddelenbesluit (EMB).

In de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK past de Commissie het kasritme van de Brexit Ajustment Reserve aan. De Commissie heeft hiertoe de mogelijkheid op basis van art. 10 van de MFK verordening. De aanpassing die nu wordt verwerkt is bedoeld om de Nederlandse raming gelijk te stellen aan de laatste cijfers van de Commissie. Deze aanpassing heeft een opwaarts effect op de raming van de Nederlandse bni-afdracht van EUR 5 miljoen in 2025.

Als laatste worden in de technische aanpassing ook de speciale instrumenten en de boete-opbrengsten geactualiseerd. Deze aanpassingen hebben gevolgen voor het MFK-betalingenplafond. Deze aanpassing heeft een opwaarts effect op de raming van de Nederlandse bni-afdracht van EUR 22 miljoen in 2024 en een neerwaarts effect van EUR 13 miljoen in 2025.

Verwerking Europese ontwerpbegroting 2025: bni-korting, VK-bijdrage en overige ontvangsten

In het voorstel voor de Europese jaarbegroting 2025 actualiseert de Commissie de verwachte bijdrage van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het Terugtrekkingsakkoord. Deze bijdrage valt voor 2025 lager uit dan waar in de raming van de Nederlandse EU-afdrachten rekening mee werd gehouden. Dit heeft als gevolg dat de raming van de Nederlandse bni-afdracht naar boven wordt bijgesteld met EUR 75 miljoen.

De Commissie actualiseert in de jaarbegroting voor 2025 ook de cijfers voor de bni-kortingen die Nederland en enkele andere lidstaten ontvangen op de bni-afdracht op basis van de meest recente deflator voor het bbp, zoals vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit. Dit leidt tot een verlaging van de raming van de bni-afdracht van circa EUR 17 miljoen per jaar van 2026 t/m 2029.

Deze mutaties leiden per saldo tot een opwaartse bijstelling van de raming van de bni-afdracht in 2024 van EUR 30 miljoen. In 2025 betreft dit een neerwaartse bijstelling van circa EUR 1 miljoen.

DAB 4 2024 - Lenteraming

In de vierde aanvullende Europese begroting (draft amending budget 4, DAB4 2024) actualiseert de Commissie de begroting op basis van de meest recente economische ramingen voor de eigen middelen, op basis van de Lenteraming en de cijfers die zijn vastgesteld in het Advisory Committee on Own Resources (ACOR). Dit heeft een effect op de raming van de invoerrechten en de plastic-, btw- en bni-afdracht.

De raming van de bni-afdracht stijgt met EUR 456 miljoen in 2024 en EUR 480 miljoen in 2025. Dit wordt voor circa EUR 240 miljoen veroorzaakt doordat de Commissie de invoerrechten op EU-niveau in 2024 en 2025 fors lager raamt dan eerder verwacht, als gevolg van ontwikkelingen in de wereldhandel. Door de daling van de invoerrechten dalen de inkomsten van de Europese begroting, wat leidt  tot hogere bni-afdrachten van de lidstaten, omdat de bni-afdracht de sluitpost van de Europese begroting is. Daarnaast ligt het Nederlandse bni de komende jaren relatief t.o.v. de EU als totaal hoger dan eerder verwacht. Het Nederlandse bni-aandeel neemt toe van 5,9% naar 6,1%. Dit leidt ook tot een stijging van de Nederlandse bni-afdracht. Circa 50% van de stijging van de raming komt door de relatieve stijging van het Nederlandse bni, de andere 50% door lager dan verwachte invoerrechten. De btw-afdrachten stijgen ook als gevolg van de economische ontwikkeling, met respectievelijk circa EUR 6 miljoen in 2024 en EUR 24 miljoen in 2025 De plastic-afdrachten dalen met EUR 6 miljoen in 2025.

In de bestaande ramingssystematiek zijn voor de periode na het huidige MFK (vanaf 2028) aannames gedaan over de omvang van het MFK. Om die reden werken de economische bijstellingen ook na het huidig MFK door in de raming van de EU-afdrachten.          

Actualisatie rentekosten van NextGenerationEU (NGEU) vanaf 2028

Vanaf 2028 zijn de aflossingen en rentebetalingen van het coronaherstelfonds NGEU opgenomen in de raming van de Nederlandse EU-afdrachten op artikelonderdeel 3.1 van de begroting van Buitenlandse Zaken. Bij de Ontwerpbegroting 2025 wordt de raming geactualiseerd op basis van de laatste rentestanden en de uitgifte van leningen door de Europese Commissie. De rente is in de afgelopen periode gestegen. De actualisatie van de rente in de raming leidt tot een opwaartse bijstelling van de bni-afdracht met EUR 197 miljoen in 2028 en EUR 191 miljoen in 2029.

Verwerking surplus EU begroting

In de tweede aanvullende begroting (DAB2 2024) verwerkt de Commissie het verschil tussen de inkomsten en uitgaven (het surplus) van 2023 in de Europese begroting van 2024. Dit surplus over het voorgaande begrotingsjaar wordt ieder jaar verrekend met de EU-afdrachten van de lidstaten middels een aanvullende begroting. Voor Nederland leidt het surplus tot EUR 37 miljoen lagere EU-afdrachten in 2024.

Langjarige groeicijfers

De verwachte groeicijfers voor de jaren 2028 en 2029 zijn in de Nederlandse raming voor de EU-afdrachten aangepast op basis van cijfers van de Europese Commissie. Tot nu toe werd voor deze jaren uitgegaan van een gelijkblijvend groeicijfer voor alle EU lidstaten. Deze zijn vervangen voor specifiekere verwachte groeicijfers per lidstaat. Dit leidt tot een daling van de ramingen voor de bni- (EUR 11,1 miljoen in 2028 en EUR 21,7 miljoen in 2029) en btw-afdrachten (EUR 1,6 miljoen in 2028 en EUR 4 miljoen in 2029) voor Nederland op langere termijn.

Verwerking hoofdlijnenakkoord

In het hoofdlijnenakkoord staat dat het kabinet er in de onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) en Eigenmiddelenbesluit (EMB) op in zal zetten dat de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting vanaf 2028 met EUR 1,6 miljard per jaar structureel minder zullen stijgen dan nu in de meerjarenraming is voorzien. Deze voorgenomen besparing van 1,6 miljard euro is opgenomen in de Nederlandse raming van de nationale afdrachten (bni-afdracht) aan de EU vanaf 2028.

Correctie verwerking MFK-herziening

De gevolgen van de MFK-herziening zijn verwerkt in een incidentele suppletoire begroting. Er is een correctie gedaan op de verwerking hiervan. Dit leidt tot een verlaging van de raming van de bni-afdracht met EUR 1,7 miljoen in 2026.

Artikelonderdeel 3.2 De Nederlandse afdrachten aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) zijn neerwaarts bijgesteld, op basis van een geactualiseerde raming van de Europese Commissie. Zie de eerste suppletoire begroting 2024.

Artikelonderdeel 3.5Op basis van de geactualiseerde meerjarige allocatie van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) wordt het uitgavenbudget voor de Nederlandse EPF-bijdrage voor Oekraïne in 2024 verlaagd met EUR 276 miljoen. Dit bedrag wordt via een kasschuif doorgeschoven naar 2025, 2026 en 2027.

Artikelonderdeel 3.6Met ingang van de Ontwerpbegroting voor 2024 worden de nationale afdrachten op basis van bni, btw en niet-gerecycled plasticafval (artikelonderdeel 3.1) apart weergegeven van de traditionele eigen middelen (invoerrechten, artikelonderdeel 3.6). Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2024 treedt er bij de invoerrechten gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op, omdat aan de inkomsten- en uitgavenkant een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het Ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Om te corrigeren voor dit saldo-effect wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding. Deze correcties leiden tot een verlaging van de raming van de invoerrechten van EUR 1,1 miljard in 2025. Dit is een gevolg van de bijstelling op basis van de CEP-cijfers (EUR -479 miljoen, zie de eerste suppletoire begroting 2024) en de MEV-cijfers (EUR -669 miljoen).

Zowel op basis van de laatste economische cijfers uit die zijn vastgesteld in het Advisory Committee on Own Resources (ACOR) als op basis van de ramingen van het ministerie van Financiën wordt verwacht dat de invoerrechten fors lager zullen zijn dan eerder verwacht, als gevolg van ontwikkelingen in de wereldhandel.

Tot slot zijn er nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM). De Nederlandse douaneautoriteiten voeren een zelfanalyse uit op casussen waarvan de invoerrechten nog niet met zekerheid zijn vastgesteld of nog niet door de lidstaat zijn geïnd. Als gevolg van de zelfanalyses heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd. Dit heeft geleid tot circa EUR 20,5 miljoen aan TEM nabetalingen.

Artikelonderdeel 7.1Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting 2024 betreffen deze mutaties met name de bijstellingen voor de LPB.

Taakstelling non-ODAVoor 2025 en 2026 zijn er binnen de bestaande structuur van de begroting al beleidsspecifieke keuzes op hoofdlijnen gemaakt voor de non-ODA bezuiniging van EUR 34 miljoen (2025) en EUR 31 miljoen (2026). Hiermee is de eerste stap gezet naar een verdere hervorming van het instrumentarium. De bezuinigingen voor 2027 en verder, die een verdere oploop kennen, vragen een verdere zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Hoofdlijnenakkoord. De verdeling over de beleidsartikelen vanaf 2027 volgt daarom op een later begrotingsmoment. Voorlopig is deze naar rato verdeeld voor EUR 55 miljoen in 2027, EUR 75 miljoen in 2028 en EUR 72 miljoen structureel vanaf 2029.

Taakstelling ODADe ODA-taakstelling op de BZ-begroting is volledig (2025 t/m 2029) naar rato verdeeld.

Taakstelling apparaatDe rijksbrede taakstelling op het ambtenarenapparaat leidt bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken tot een ombuiging van EUR 27,2 miljoen in 2025 oplopend tot EUR 113,7 miljoen in 2028. Voor 2025 is de taakstelling ingevuld. Voor de andere jaren wordt dat op een later moment ingevuld.

Tabel 3 Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

artikel

2024

2025

2026

2027

2028

2029

        

Stand begroting 2024 (inclusief NvW)

 

4 075 549

2 646 353

3 104 480

1 532 637

1 593 387

 
        

Belangrijkste mutaties

       

1. Diverse ontvangsten EU

3.10

942 840

‒ 287 000

‒ 296 000

‒ 312 750

‒ 337 000

 

2. Europees herstelfonds

3.11

‒ 1 185 101

1 185 101

    

3. Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

4.20

13 310

16 465

16 014

15 658

11 966

 

4. Diverse ontvangsten

7.10

‒ 95 000

95 000

    

Overige mutaties

 

‒ 2 300

‒ 2 300

‒ 2 300

‒ 2 300

‒ 2 300

 
        

Stand ontwerpbegroting 2025

 

3 749 298

3 653 619

2 822 194

1 233 245

1 266 053

1 302 759

Toelichting

Artikelonderdeel 3.10De ontvangsten onder dit beleidsartikel betreffen de zogenaamde perceptiekostenvergoeding die Nederland ontvangt voor de kosten die gemaakt worden bij de inning van de douanerechten. De perceptiekostenvergoeding is 25% van de geïnde douanerechten. Omdat de invoerrechten op basis van CEP-cijfers (EUR - 120 miljoen, zie de eerste suppletoire begroting 2024) en MEV-cijfers (EUR -167 miljoen) zijn aangepast, wordt de perceptiekostenvergoeding in 2025 met EUR 287 miljoen naar beneden bijgesteld. Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op. Dit verschil ontstaat doordat er aan de inkomsten- en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect.

Artikelonderdeel 3.11In het najaar van 2023 is de invulling van de geplande betaalverzoeken voor het Herstel- en Veerkrachtplan gewijzigd, hetgeen leidt tot een kasschuif in de verwachte ontvangsten voor het Europees Herstelfonds. Volgens planning dient Nederland in Q4 2024 het tweede betaalverzoek in. Op basis van een beoordeling door de Europese Commissie brengt het Economic and Financial Committee (EFC), het hoogambtelijk comité van de Ecofinraad een opinie over het betaalverzoek uit, waarna in het HVF-comité (comitologieprocedure) zal worden besloten over de uitbetaling. De kans is groot dat Nederland het geld uit het tweede betaalverzoek pas begin 2025 ontvangt. Daarom is het bedrag van circa EUR 1,2 miljard van 2024 naar 2025 verschoven. Tot en met 2026 maakt Nederland aanspraak op in totaal EUR 5,4 miljard uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit.

Artikelonderdeel 4.20De ontvangsten voor consulaire dienstverlening stijgen naar verwachting omdat er meer paspoort en visa aanvragen zijn. Dit komt door de 10-jaars piek, aangezien documenten die zijn uitgegeven sinds 9 maart 2014 10 jaar geldig zijn. Hiermee heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een structurele hogere ontvangst.

Artikelonderdeel 7.10Er is een ontvangst van EUR 95 miljoen verschoven van 2024 naar 2025. Dit houdt verband met het moment waarop de ontvangsten worden verwacht van een grote verkoop en is reeds gemeld in de eerste suppletoire begroting 2024.

Licence