Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

Nederland is voor voedsel en voedselzekerheid afhankelijk van het werk dat in de land- en tuinbouw en visserij wordt verzet. Samen met bedrijven in de voedselketen voorzien deze ondernemers in een primaire levensbehoefte voor ieder van ons. Niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten. Voedselzekerheid is daarmee basisvoorwaarde voor het kunnen functioneren van de samenleving.

Dit is waarom het kabinet de term ‘voedselzekerheid’ heeft toegevoegd aan de titel van de minister en de staatssecretaris en aan de naam van het ministerie. De vertrekpunten zijn helder. In Nederland moeten boeren en tuinders goed en zonder onnodige belemmeringen hun beroep kunnen uitoefenen. Zij moeten kunnen boeren en telen, een bedrijf kunnen voeren. Vissers moeten hun kotters de zee op kunnen sturen.

De Nederlandse land- en tuinbouw en visserij zijn zeer sterke en innovatieve sectoren. Zij worden daar wereldwijd om gerespecteerd. Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zet zich in voor een toekomst met verdienvermogen voor onze boeren, tuinders en vissers. Dit draagt bij aan een vitaal platteland, waar mensen elkaar kennen, waar sociale verbanden bestaan en waar zij goed kunnen leven. Daarnaast zet het ministerie zich in voor waardering, instandhouding en – waar nodig – herstel van de natuur en de biodiversiteit. De Nederlandse land- en tuinbouw kan niet alleen het platteland versterken en de balans in de natuur helpen herstellen, maar dragen zo ook bij aan andere duurzame oplossingen op tal van maatschappelijke terreinen.

Beleid moet werkbaar zijn op het erf, de kotter en in het landelijk gebied. Om voeling te houden met wat in de praktijk werkt en voor het versterken van het onderlinge vertrouwen, is samenwerking en overleg met medeoverheden, uitvoeringsorganisaties, sectorpartijen, gebiedspartners en de boeren, tuinders en vissers zelf vereist. LVVN zet daarom de komende jaren op al deze niveaus het gesprek voort voor een goede samenwerking.

Dit is uitgewerkt in het regeerprogramma. Doordat deze beleidsagenda en begroting voor 2025 gelijktijdig met het regeerprogramma is opgesteld, is het regeerprogramma voor zover mogelijk in dit stuk verwerkt.

1. Een toekomstbestendig voedselsysteem

Voedselzekerheid

Voedselzekerheid, waarbij er voor iedereen voldoende voedsel beschikbaar en toegankelijk is, is maatschappelijk gezien cruciaal. Voedsel is immers een primaire levensbehoefte.

Zoals bijna alle landen is Nederland verbonden met voedselsystemen in de hele wereld. Dat is ook een wereld waarin geopolitieke spanningen heersen, waarin de gevolgen van klimaatveranderingen sterker zichtbaar worden, waarin de natuur soms kwetsbaar is en de biodiversiteit achteruit gaat, en waarin bijna 750 miljoen mensen honger lijden, terwijl er in principe genoeg voedsel geproduceerd kan worden voor iedereen. Het kabinet wil dat Nederland, als vooraanstaand en beeldbepalend landbouwland, in die wereld en in deze wereldomspannende voedselsystemen zijn voortrekkersrol blijft spelen. We streven ernaar om landen waar de omstandigheden om voedsel te produceren ongunstig zijn, te ondersteunen bij het zelf produceren van duurzaam en hoogwaardig voedsel. Het kabinet komt volgend jaar met een integrale nationale voedselstrategie. Het zal zich ook hard maken voor een Europese voedselstrategie.

Nederland en de Europese Unie zijn grotendeels zelfvoorzienend op voedselgebied en we hebben gemerkt dat de voedselvoorziening goed overeind bleef tijdens crises, zoals de oorlog in Oekraïne. Hoewel Nederland netto exporteur van landbouwproducten is, zijn Nederland en de Europese Unie voor bepaalde belangrijke productcategorieën op de import van voedsel aangewezen. Dat maakt ons kwetsbaar in situaties van oorlog en bij andere calamiteiten. Daarom moeten we ons extra inspannen voor langdurige voedselzekerheid, rekening houdend met de eerdergenoemde wereldwijde ontwikkelingen, en met nationale dilemma’s zoals schaarste aan ruimte, arbeid en grondstoffen.

Een sterke voedselketen staat aan de basis van de voedselvoorziening in Nederland. Die keten is niet minder cruciaal voor de Europese Unie. Ook op veel andere plekken in de wereld maakt de Nederlandse land- en tuinbouwsector deel uit van vitale infrastructuur, juist vanwege haar innovatieve en duurzame kwaliteiten. Daar wil het kabinet zich voor blijven inspannen. Daarnaast zet het kabinet in op internationale handel, waarbij afname van de afhankelijkheid van autoritaire regimes het streven is.

Het kabinet heeft de ambitie voedselverspilling tegen te gaan, hetzij door misoogsten of verliezen in de keten, hetzij door consumptiegewoonten. De impact van externe effecten zoals ziekten, plagen, weer en klimaat op de voedselopbrengst kan onder andere worden verlaagd door de ontwikkeling van veerkrachtige gewassen en robuuste akkers.

De ministeries van Defensie en Justitie & Veiligheid en de NCTV werken samen aan een plan om Nederland voor te bereiden op crises en militaire conflicten. Om de voedselvoorziening te borgen, streeft het kabinet ernaar in de toekomst meer zelfvoorzienend te worden en minder afhankelijk te worden van import. De beschikbaarheid van dierlijke eiwitten blijft onmisbaar. Daarnaast kunnen plantaardige eiwitten een rol gaan spelen. Die ontwikkeling wordt meegenomen in de nationale eiwitstrategie.

Mondiaal

In de hele wereld spelen vraagstukken over de toegang tot en de verdeling van voedsel en het verbeteren van opbrengsten. De kwetsbaarheid van het wereldwijde voedselsysteem neemt op dit moment toe, met name in Afrika, waardoor ook de druk op de lokale stabiliteit toeneemt. Het internationaal georganiseerde attachénetwerk van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zet er op in deze trends te helpen keren, omdat het, onder andere via partnerschappen met ngo's, bedrijven, Wageningen Universiteit en andere kennisinstituten, lokale kansen creëert, en innovatieve en/of kennisintensieve oplossingen introduceert. Het kabinet zet op deze vormen van samenwerking in. Daarnaast blijft Nederland intensief bilateraal samenwerken met landen over de hele wereld en steunt ons land multilateraal de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Toekomstgerichte visserij

Vis, schaal- en schelpdieren zijn gezond en geven mensen de mogelijkheid om gevarieerd te eten. Vissers op zee en in de grote wateren zorgen daar voor en zij leveren met hun bestaan en hun werk een bijdrage aan onze voedselvoorziening. Bovendien is de visserij verweven met onze nationale geschiedenis en cultuur. Daarom onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om vissers te ondersteunen bij het voldoen aan de veranderde eisen die aan de vloot worden gesteld.

We zetten stevig in op het wederom mogelijk maken van de puls. Hiervoor gaan we in Europa draagvlak creëren en gaan we werken aan het schrappen van belemmerende EU-regelgeving. Ook is ondersteuning nodig voor andere innovaties in de visserij, onder meer op het vlak van verduurzaming en robuuste natuur. Voor de garnalenvisserij wordt ingezet op een vrijwillige saneringsregeling in combinatie met een toekomstvisie voor hen die door willen. Deze toekomstvisie wordt in het eerste kwartaal van 2025 aan de Kamer verzonden. Voor visserij is innovatie een belangrijke prioriteit in de uitvoeringsagenda, die de komende tijd verder zal worden uitgewerkt.

Perspectief voor de land- en tuinbouw

Het kabinet zet Nederlandse boeren en tuinders aan het stuur. Zij moeten voedselproducten van topkwaliteit kunnen blijven maken, en zij hebben veelal ook de ideeën en de motivatie om met hun bedrijf voedselverspilling tegen te gaan of uitstoot te helpen verminderen. Het kabinet gaat van maatregel- naar doelsturing en maakt ruimte voor verschillende ontwikkelrichtingen. Daarbij is het belangrijk dat primaire producenten weten waar zij aan toe zijn. Zij moeten zo min mogelijk stuiten op onnodig belemmerende voorschriften of regels. Het kabinet spant zich in om voorwaarden te scheppen zodat voedsel van het land, uit de stal en uit de kas eerlijk kan worden beloond. De overheid werkt aan het belonen van maatschappelijke diensten die de landbouw levert, zoals het versterken van biodiversiteit op boerderijen.

Voor het perspectief van de agrarische sector en de voedselproductie zet het kabinet zich in om hoogwaardige landbouwgrond te beschermen. Waar knelpunten optreden gaat het kabinet het gesprek aan met de Europese Commissie, andere overheden en sectorpartijen. Voor veehouders die vrijwillig willen stoppen werkt het kabinet aan een nieuwe financieel ruimhartige brede beëindigingsregeling.

Het kabinet heeft, in het kader van de aanpak piekbelasting, de verplaatsingsregeling en een subsidieregeling voor emissie-reducerende staltechnieken (Sbv-investeringsmodule) in september van 2024 gepubliceerd. De openstelling van beide regelingen volgt later in 2024 en loopt door in 2025.

In 2025 geeft het kabinet vanuit de aanvullende middelen die vanuit het Hoofdlijnenakkoord beschikbaar zijn gesteld een extra impuls aan de ontwikkeling van doelsturing. Om een lange termijnkoers in te kunnen zetten, moet voor ondernemers duidelijk zijn welke doelen zij moeten behalen. Er wordt een (op termijn afrekenbare) stoffenbalans ontwikkeld die in de praktijk ingezet kan worden. We brengen in beeld wat nodig is om vanuit de overheid te werken met een stoffenbalans voor verschillende thema's, zoals broeikasgassen, stikstof en waterkwaliteit. Om eventueel bij te kunnen sturen op de toepasbaarheid van deze stoffenbalans zullen doeltreffendheid en haalbaarheid worden gemonitord. Deze monitoring, maar ook toezicht en handhaving worden ingericht op doelsturing in plaats van maatregelsturing. Voor de implementatie wordt een actieagenda opgesteld die in de herfst van 2024 met de Tweede Kamer zal worden gedeeld.

Goed verdienen met goed voedsel

Boeren, tuinders en vissers maken voor de ontwikkeling van hun bedrijf eigen keuzes. Het kabinet ondersteunt hen daarbij door praktische kennis te ontsluiten en innovaties te stimuleren. Daarnaast ondersteunt het kabinet boeren die hun bedrijf willen aanpassen of ontwikkelen met advies, bedrijfsopvolging met een vestigingspremie voor jonge boeren en kunnen bedrijven die willen verduurzamen ondersteuning krijgen met de Investeringsregeling Duurzame Landbouw. Agrarische ondernemers kunnen alleen verdergaand emissies reduceren, (nutriënten)verliezen reduceren en grondstoffen optimaal benutten als zij een rendabel verdienmodel hebben. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ondernemers, de overheid en ketenpartijen zoals supermarkten en banken.

Het kabinet streeft ernaar de agrarische sector en ketenpartijen te helpen nieuwe markten en verdienmodellen te ontwikkelen. Dit moet leiden tot extra inkomsten voor boeren. Voorbeelden hiervan zijn nieuwe afzetketens voor toepassingen van reststromen, zoals vezels van gewassen voor bio-based bouwmaterialen. De opschaling van mestvergisting wordt ondersteund met het oog op emissiereductie, duurzame energieproductie (groen gas) en het realiseren van verdienvermogen voor agrarische bedrijven. Voedselproductie staat hierbij voorop; wanneer deze teelten passen in het teeltplan van de boer, is het echter goed deze mogelijkheid te benutten. Ook willen we betalingen voor koolstofopslag stimuleren, en inzet plegen op agrarisch natuurbeheer. We blijven werken aan markttoegang voor hoogwaardige kennis, technologie en agrarische producten in andere landen.

Daarnaast blijft het kabinet investeren in verdienmodellen om in 2040 een klimaatneutrale en economisch rendabele glastuinbouwsector te bereiken. Het kabinet en de glastuinbouwsector blijven samen werken aan ambities op het gebied van energie, waterkwaliteit, circulariteit, robotisering en arbeidsomstandigheden. Het convenant, dat in 2022 met de glastuinbouwsector is gesloten, blijf hierbij leidend.

Aanpak mest

Het doel van het mestbeleid is het verbeteren van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater door het bevorderen van een effectief en efficiënt gebruik van meststoffen in de landbouw. Met het nationale mestbeleid komen we de verplichtingen na die volgen uit de Nitraatrichtlijn (91/676/EEG) en leveren we een bijdrage aan de realisatie van het doel van de Kaderrichtlijn water (2000/60/EG). Daarnaast draagt het mestbeleid op onderdelen ook bij aan de opgaven die er liggen op het vlak van vermindering van stikstofemissies en broeikasgassen.

In 2025 wordt uitvoering gegeven aan het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, het bijbehorende addendum en de derogatiebeschikking 2022-2025. Tegelijkertijd wordt in 2025 een 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (8e AP) voorbereid voor de periode 2026-2029.

Door de afbouw van de derogatie worden boeren geconfronteerd met hoge mestafzetprijzen. De druk op de mestmarkt zal de komende jaren verder toenemen. Een koude sanering en een generieke korting moeten worden voorkomen. Daarom zet het kabinet in Brussel in op een nieuwe derogatie van de Nitraatrichtlijn en aanpassing van de Nitraatrichtlijn om hiermee meer mestplaatsingsruimte te creëren. De Europese Commissie is gestart met een evaluatie van de Nitraatrichtlijn. In het kader van deze evaluatie zal het kabinet (zo mogelijk in samenwerking met gelijkgestemde lidstaten) inzetten op gewenste aanpassingen van de richtlijn, waaronder het schrappen van de norm van 170 kg/ha stikstof uit dierlijke mest.

Het kabinet zet daarnaast in op het opschalen van de toepassing van RENURE (bewerkte dierlijke mest), zodra de Europese besluitvorming hierover is afgerond. Dit betekent dat na publicatie van een aanpassing van de Nitraatrichtlijn hiertoe, zo snel mogelijk de nationale regelgeving voor het toepassen van RENURE in werking treedt.

Om de urgente problematiek op de mestmarkt te verlichten zal het kabinet in 2025 inzetten op (nood)maatregelen, waarover de Kamer separaat wordt geïnformeerd. Van de extra middelen die in 2025 vanuit het Hoofdlijnenakkoord aanvullend beschikbaar komen, zal €15 miljoen hiervoor bestemd worden.

Dierwaardige veehouderij

Het kabinet zet verdere stappen naar een toekomstbestendige, nog meer dierwaardige veehouderij. In dat kader wordt gewerkt aan uitwerking van de Wet dieren in regelgeving (AMvB). Hiervoor is kennisontwikkeling nodig. In 2025 komt €1 mln. beschikbaar voor pilots.

Het kabinet gaat volgend jaar starten met het in de praktijk testen welke stalconcepten voldoende verdiensten genereren, bijvoorbeeld via verwaarding in een ketenconcept. Aanvullend wordt bezien hoe het vervoer van dieren over lange afstanden beëindigd moet worden, als dit niet volgens de geldende, Europese dierenwelzijnseisen kan, en niet kan worden gehandhaafd.

Verder blijft het kabinet zich inzetten voor het welzijn van dieren buiten de veehouderij zoals gezelschapsdieren en proefdieren, inclusief de transitie naar proefdiervrije innovatie.

Dierenwelzijn en diergezondheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarom streeft dit kabinet naar een hoog niveau van diergezondheid. Dit door het zo veel mogelijk voorkomen van dierziekten en zoönosen en waar nodig uitbraken te bestrijden.

2. Robuuste natuur

We moeten de natuur in Nederland op het land en in het water behouden en daarbij kijken we naar wat echt werkt. Waar het goed gaat, waarderen we dat, waar de kwaliteit stabiel is, behouden we die, en waar het slecht gaat, werken we aan herstel. Leidend zijn de daadwerkelijke stand van de natuur en alle factoren die daarop van invloed zijn, zonder eendimensionaal accent op stikstof. We focussen op het in stand houden van belangrijke natuur en robuuste natuurgebieden, waarbij zorgvuldig beheer, en landbouw en natuur samengaan. Er zijn al verschillende programma's en initiatieven, zoals Programma Natuur en de Programmatische Aanpak Grote Wateren, die bijdragen aan het beschermen en vergroten van biodiversiteit, voedselzekerheid (middels ecosysteemdiensten als bestuivers), het groener maken van Nederland en het tegengaan van versnippering van natuur.

We vragen provincies en de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Defensie om situaties te onderzoeken waarbij het herzien van natuurdoelen tussen gebieden kan leiden tot verbeterde natuurwaarden. Dit helpt bij het verbeteren van Natura2000-gebieden om zo effectief mogelijk te voldoen aan Europese richtlijnen, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Het kabinet zet voor 2025 in op uiteenlopende maatregelen, waarvoor (beperkt) middelen beschikbaar zijn. Het gaat bijvoorbeeld om verbetering natuurmonitoring, toekomstbestendige grote wateren, versterken van het integraal natuur-, vis- en waterbeheer in de Waddenzee, vergroting van verbindingszones van natuur (onder andere middels landbouwinclusieve natuur, versterken groen-blauwe dooradering, natuur in windparken op zee), verminderen van drukfactoren, multifunctioneel ruimtegebruik en het tegengaan van verslechtering van de kwaliteit van bestaande natuur.

Door samen te werken binnen het rijk, met medeoverheden en maatschappelijke partners en sectoren verbinden we de natuurherstelopgave onder meer met de energietransitie, de woningbouw- en klimaatopgave en het versterken van het verdienvermogen van de boer. Daarbij stimuleren we actieve betrokkenheid van de betrokken sectoren, inclusief private financiering, bijvoorbeeld via de Agenda Natuurinclusief. Het kabinet vindt het verder belangrijk dat iedereen toegang krijgt tot natuurdata in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en dat dit bestand ook bruikbaar wordt voor vergunningverlening vanaf begin 2025.

Op 17 juni 2024 is de Natuurherstelverordening aangenomen, ondanks een Nederlandse tegenstem in de Raad. EU-lidstaten worden daarmee verplicht binnen twee jaar een concept natuurherstelplan op te leveren inclusief nulmeting. In Montreal (CBD-COP-15 in 2022) is afgesproken dat elk land een Nationaal Biodiversiteit Strategie- en Actieplan (NBSAP) opstelt. Aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 26407, nr.146) dat ook Nederland aan deze afspraak zal voldoen. Dit NBSAP wordt met de CBD gedeeld, voordat COP-16 in november 2024 plaatsvindt. Het vervolg wordt ook in samenhang met de Natuurherstelverordening vormgegeven.

In 2025 start de tweede fase van de uitvoering van het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland (2025–2030). Zwaartepunten voor de aanpak daarvan volgen uit de evaluatie van de plannen voor behoud, herstel en duurzaam gebruik van de ecosystemen in de eerste fase.

Sommige plant- en diersoorten, de zogeheten invasieve exoten, bedreigen in toenemende mate de biodiversiteit, voedselzekerheid, de menselijke gezondheid en de economie. Zestig procent van de gevallen van uitsterven van dieren en planten is hieraan toe te schrijven (IPBES, 2023). Op verzoek van de Tweede Kamer wordt in nauwe samenspraak met de provincies een Aanvalsplan exoten voorbereid. Het plan geeft verdere Nederlandse invulling en versterking aan de EU Exotenverordening. Naar verwachting wordt dit Aanvalsplan gedeeld in Q1 van 2025. Belangrijk element in het plan is een voorstel voor vroegtijdige verwijdering van nieuwe invasieve exoten, omdat dit kosteneffectief is en effectiever werkt in het tegengaan van verspreiding dan wanneer soorten zich al gevestigd hebben. 

De boer beloond voor natuur

Het kabinet streeft naar behoud van onze Nederlandse natuur en van ons cultuurlandschap door middel van landbouwinclusieve natuur. Dat is natuur die boeren creëren en onderhouden en waar zij deels inkomen uit kunnen halen. Met een passende vergoeding voor het leveren van ecosysteemdiensten en agrarisch natuurbeheer dragen zij bij aan de doelen voor natuur en landschap. Hiervoor wordt de uitbreiding van de subsidie voor agrarisch natuur en landschapsbeheer (ANLb) voorbereid en worden mogelijkheden in de Eco-regeling onderzocht. Die uitbreiding is ook nodig in het licht van de start van de ingebrekestelling door de Europese Commissie voor het weidevogelbeheer. Het voornemen is dat de bijdrage van de boer aan de natuur op termijn onderdeel gaat uitmaken van doelsturing met behulp van kritische prestatie-indicatoren (KPI's). Voor de Eco-regeling wordt het gebruik van KPI’s momenteel verkend.

Een ander stikstofbeleid

In plaats van op de neerslag wil het kabinet sturen op de uitstoot van stikstofoxiden en ammoniak. Het gaat met alle betrokken sectoren aan de slag om deze fundamentele wijzigingen in het stikstofbeleid door te voeren. Tevens is het kabinet van plan de kritische depositiewaarde te vervangen door een juridisch houdbaar alternatief. Ook wil het toe naar bedrijfsspecifieke doelsturing, zodat voor boeren duidelijk is aan welke eisen ze moeten voldoen.

Verder streeft het kabinet naar een juridisch houdbare en wetenschappelijk verantwoorde rekenkundige ondergrens of drempelwaarde, ook om een bijdrage te leveren aan een oplossing voor veel PAS-melders, en ruimte te bieden aan woningbouw, de energietransitie, en projecten voor de waterveiligheid en bereikbaarheid. Dit is echter een complex traject met juridische risico's. Het kabinet werkt met natuurdoelanalyses en geeft met gebiedsgerichte maatregelen prioriteit aan Natura 2000-gebieden waar sprake is van verslechtering.

Stikstofreductie blijft nodig voor maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom hanteert het kabinet verschillende regelingen onder de aanpak piekbelasting en de structurele aanpak stikstof. In aanvulling zullen de diverse maatregelen die genoemd zijn onder de landbouwparagraaf, zoals innovatie, tot verdere verlichting van de stikstofdruk moeten leiden. Het kabinet zal samen met provincies en andere gebiedspartners optrekken voor deze en de andere opgaven in het landelijk gebied. Dit is ook van belang om een alternatief te vinden voor de kritische depositiewaarde (KDW) in de wet. De natuurdoelanalyses besteden daarom, behalve aan stikstof, ook aandacht aan andere drukfactoren, zoals verdroging.

Klimaatopgave

In 2030 moet de broeikasgasuitstoot in Nederland ten minste 55% lager zijn dan in 1990; in 2050 willen we klimaatneutraal zijn. Dit ligt vast in de Klimaatwet. Voor de landbouw en het landgebruik ligt er een stevige opgave. We werken komend jaar, met de daartoe beschikbare middelen, een pakket maatregelen uit dat boeren helpt om de uitstoot te verminderen. Het kabinet wil werken met haalbare bedrijfsspecifieke doelen voor de uitstoot. Het kabinet streeft er bovendien naar meer koolstof vast te leggen in het landgebruik daar waar dit haalbaar is.

Aanpassing aan veranderend klimaat

Dat het klimaat verandert merkt iedereen, en zeker boeren, tuinders en terreinbeheerders. In de toekomst dreigen verzilting en langere perioden van droogte of overvloedige neerslag de voedselproductie en de natuur te raken. Het kabinet wil agrarisch ondernemers en terreinbeheerders helpen om een grotere rol bij deze ontwikkelingen te spelen. Dat verloopt via Actieprogramma’s voor klimaatadaptatie landbouw en natuur en de bijbehorende investeringen in kennis over en innovaties met aanpasbare teelten en plantenrassen die beter bestand zijn tegen droogte en verzilting, al dan niet verkregen met nieuwe genetische plantveredelingstechnieken, en via extra geld voor agrarisch natuurbeheer. Lokale aanpassingen zijn wellicht nodig om de kwaliteit van het water of de bodem te beheersen. Bij al deze initiatieven adviseert de Algemene Rekenkamer om de resultaten van terreinbeheerders beter te monitoren.

We willen zorgen voor robuuste natuur. Zo werken we middels de Bossenstrategie, die volgt uit de Klimaatafspraken voor Landbouw en Landgebruik aan bosuitbreiding die nodig is om CO2 op te slaan.

3. Vitaal landelijk gebied en robuuste ruimtelijke inrichting

Het kabinet staat voor de opgave om het landelijk gebied in goede conditie en leefbaar te houden, en dat alles met oog voor de kracht van de regio’s en de ruimte die we in Nederland hebben. Dat is nu nodig, maar we denken nadrukkelijk ook aan volgende generaties. Deze drie ontwikkelingen hangen samen en raken aan de ‘brede welvaart’. Ook dat vraagt om keuzes, slimme combinaties en innovaties die Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur dan ook zal realiseren in samenwerking met andere ministeries, met de regio en via gecombineerde maatregelen.

We stoppen met het Nationaal Programma Landelijk Gebied. We gaan op een andere manier werken aan de internationale doelstellingen, waar nodig via een uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak. Omdat uitdagingen en opgaven per gebied verschillen, is regionaal maatwerk nodig, waarbij partijen die een rol hebben te vervullen ook daadwerkelijk resultaten leveren. Gelijktijdig wil het kabinet ondernemers in de regio duidelijkheid bieden over de vereisten. De structurele middelen die beschikbaar zijn voor agrarisch natuurbeheer zullen hierbij een belangrijke rol vervullen. Deze middelen willen wij optimaal inzetten ook daar waar de gebiedsspecifieke opgaven en uitdagingen voor de agrarische sector het grootste zijn en waar een specifieke aanpak nodig is om ondernemers te ondersteunen om de doelen te bereiken, zoals in de veenweidegebieden, kwetsbare Natura 2000-gebieden, brede beekdalen en grondwaterbeschermingsgebieden. Bij de besteding van de middelen voor agrarisch natuurbeheer neemt het kabinet de regie, zoveel mogelijk sturend op doelen, en niet op maatregelen. We bieden meerjarige zekerheid. We werken met een uitvoeringsgerichte aanpak die zich richt op specifieke omstandigheden, samen met medeoverheden, waarmee we individuele ondernemers maximaal kunnen versterken. Al naar gelang de aard van de opgave, zetten we ons in voor een vitaal landelijk gebied. De hoofdlijnen van deze aanpak sturen we voor het einde van 2024 naar de Kamer en deze krijgt verdere uitwerking in 2025.

Het kabinet blijft in gesprek met medeoverheden over de opgaven op het boerenerf en in het landelijk gebied. Een voorbeeld is het gebiedsgericht oplossen van PAS-meldersproblematiek waarvoor middelen beschikbaar zijn, of inzet daar waar sterke gebiedsspecifieke uitdagingen spelen met grote opgaven voor agrarische ondernemers, zoals waterkwaliteit, bodemdaling, verzilting, of verdroging. We kijken daarvoor ook samen naar de inzet van Rijksinstrumenten.

Met trajecten zoals de Regio Deals en ‘Elke Regio Telt’ zet het Rijk in op structurele samenwerking met regio's. LVVN maakt zich bij deze trajecten hard voor een leefbaar en sociaaleconomisch vitaal landelijk gebied. We concretiseren onze inzet in 2025. Daarnaast faciliteert LVVN (kennis)uitwisseling tussen partijen rondom brede welvaart in het landelijk gebied en zet LVVN zich ervoor in dat het nationale beleid aansluit bij de context van het landelijk gebied om de vitaliteit te waarborgen en verbeteren. In de Nota Ruimte worden de ruimtelijke aspecten van grote nationale programma’s verder uitgewerkt. We gaan door met een actieve inzet op de Nota Ruimte en de interdepartementale samenwerking zodat thema's als bescherming van landbouwgrond, leefbaarheid in het landelijk gebied, gelijkwaardige afweging tussen functies en doelen van het landelijk gebied hiermee geborgd blijven.

Binnen de NOVEX heeft LVVN een Rijkstrekkersrol voor het Groene Hart, de Peel, en Arnhem/Nijmegen Foodvalley. Hier spelen voor LVVN belangrijke opgaven in de ruimtelijke ordening een dominante rol, zoals de toekomst van de landbouw, woningbouw, natuur- en stikstofopgaven. De bestuurlijke samenwerking tussen provincies, gemeenten, waterschappen en het Rijk wordt voortgezet. Door de bestuurders van de gebieden worden uitvoeringsagenda’s en regionale investeringsagenda’s opgesteld die vanaf 2025 zullen worden uitgevoerd.

Een kritische succesfactor voor een vitaal platteland is grondmobiliteit, voor een optimale structuur van landbouwgebieden met het behoud van robuuste natuurgebieden. Het kabinet verzamelt kennis en brengt nieuwe en bestaande instrumenten in kaart, om in 2025 een overkoepelend grondbeleid te realiseren. Voor het realiseren van de doelen voor landbouw, natuur (klimaat, water, stikstof) en landschap in het landelijk gebied streeft LVVN naar een actief grondbeleid om regie te hebben op de benodigde mobiliteit. Aanvullend op het beleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) wordt vanuit LVVN doorgewerkt aan de uitwerking van de modernisering van het grondbeleid in het landelijk gebied. De in 2023 opgezette Nationale Grondbank kan op verzoek van provincies grondaankopen doen om ontwikkelingen te ondersteunen.

Het kabinet faciliteert een landbouwsector die goed samenwerkt met natuur en de samenleving. Door stad en platteland en landbouw en natuur meer met elkaar te verbinden, kunnen we oplossingen vinden voor verschillende maatschappelijke uitdagingen. Natuur speelt hierbij een cruciale rol, bijvoorbeeld bij het tegengaan van wateroverlast en hitte. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zoals woningbouw wordt ruimte gereserveerd voor groene, gezonde en klimaatbestendige leefomgevingen. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk-, recreatie- en sportomgeving, terwijl negatieve effecten zoals verdroging, vernatting en overstromingsrisico's worden verminderd.

Met het programma Verbinden Landbouw en Natuur stimuleert LVVN boeren om actief bij te dragen aan natuurbeheer. De ambitie is om agrarisch natuurbeheer en ecosysteemdiensten financieel te belonen met langdurige zekerheid, ondersteund door structurele middelen. Boeren voegen met landschapsdiensten ecologische waarde toe aan het landschap, bijvoorbeeld door waterbeheer of beplanting. In 2025 heroverwegen we de pachtregelgeving in brede zin.

4. Dwarsdoorsnijdende thema’s

EU-inzet en nationale koppen

De in Nederland geldende wetten en regels voor landbouw en natuur zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit de Europese Unie. Het kabinet wil daar op een aantal punten wijzigingen in voorstellen, onder andere voor regels rond natuur, mest, pulsvisserij en biotechnologie. Tegelijkertijd zullen we nieuwe wet- en regelgeving aan de voorkant scherper juridisch toetsen om rechtszaken achteraf te voorkomen. Het kabinet wil op handelsgebied zoveel mogelijk een gelijk speelveld creëren en bezien of de interne markt beschermd kan worden tegen de invoer van producten die binnen de EU niet geproduceerd mogen worden. Het kabinet realiseert zich bij dit voornemen terdege hoe belangrijk het onderhouden van contacten met de Europese instellingen en andere EU-lidstaten is om de nationale belangen op een passende manier te behartigen. Om in ieder geval niet verder te gaan dan Brusselse wetgeving vereist, zal het kabinet onnodige nationale koppen op Europese regelgeving voorkomen en in beeld brengen waar er nu sprake is van die koppen.

Op 19 juni 2024 heeft de Europese Commissie, in het kader van het Europees Semester, gevraagd de aanbevelingen uit het Herstel- Veerkrachtplan snel te implementeren én verdere inspanningen te leveren op het gebied van duurzame landbouw. Het Herstel- en Veerkrachtplan is een uitwerking van de in 2021 ingestelde Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit en van de maatregelen uit 2023 om de EU minder afhankelijk te maken van Russisch gas (REPowerEU). LVVN voert dit plan uit via het Programma Natuur en via de inmiddels gesloten Saneringsregeling Varkenshouderij (SRV). Eind 2024 zal Nederland het tweede betalingsverzoek bij de Europese Commissie indienen, waarvan vanuit LVVN de uitvoering en verantwoording van de SRV onderdeel zal zijn. De Commissie zal dit verzoek begin 2025 beoordelen. Programma Natuur zal onderdeel zijn van het vijfde betaalverzoek in 2026.

Kennis en innovatie

Investeringen in de brede toepassing van robots, weerbare teeltsystemen en andere innovatieve praktijkkennis zijn noodzakelijk, want daarmee kunnen knelpunten op het bedrijf worden opgelost. Zo houden boeren, tuinders en vissers het vol en zo worden maatschappelijke doelen haalbaar. LVVN wil daar een stimulerende en faciliterende rol in spelen. De Kennis- en Innovatieagenda Landbouw, Water en Voedsel vormt hiervoor het kader. Deze wordt in 2025 geprioriteerd. De samenwerking met de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen wordt voortgezet, maar de manier van besturen wordt eenvoudiger. Voor verdienvermogen en voedselzekerheid op de lange termijn zullen we specifieke, veelzijdige programma's ontwikkelen en voortzetten, bijvoorbeeld op het gebied van bemesting, weerbare gewassen en veilige gewasbeschermingstechnieken.

In een nieuw innovatieprogramma ‘Robots naar de boerenpraktijk’, dat gericht is op het besparen van arbeidskrachten, komt met ingang van volgend jaar het accent te liggen op praktisch gebruik van robots in de alledaagse bedrijfsvoering. Robots en automatisering kunnen immers extra kansen toevoegen aan precisielandbouw, aan betere oogsten, en aan veranderingen in de nationale energievoorziening.

Het kabinet wil veehouders meer ondersteunen bij het ontwikkelen en toepassen van innovatieve stal- en managementmaatregelen, zodat de uitstoot in de veehouderij en plantaardige sectoren naar beneden gaat. Het Regieorgaan «Versnellen innovatie emissiereductie duurzame veehouderij» werkt samen met publieke en private partijen om te experimenteren met en te leren van veelbelovende innovaties. Dat gebeurt met respect voor dierenwelzijn en aandacht voor de betrokken ketens.

De ambitie is om vanaf 2025 te werken aan het realiseren van vraaggestuurde experimenteerlocaties, waarbinnen nieuwe innovaties in de praktijk samen met boeren, tuinders en vissers worden uitgetest. In 2025 is het kabinet voornemens om drie tot zes experimenteerlocaties op te starten, met de mogelijkheid tot uitbreiding van dit aantal in de daarop volgende jaren. Aanvullend komt er een nationaal platform voor de uitwisseling van de op de locaties opgedane, direct toepasbare praktijkkennis.

Om te zorgen voor voldoende beschikbaar talent is inzet nodig op kennisverspreiding, onderwijs en educatie. Menskracht vormt namelijk de basis voor vernieuwing en een duurzame concurrentiekracht. Het Groenpact, Jong Leren Eten en DuurzaamDoor worden daarom vervolgd in 2025.

Noodzakelijk overleg

Een belangrijke les van de afgelopen jaren is dat er meer aandacht nodig is voor de sociaaleconomische impact van grote maatschappelijke veranderingen. Dialoog en goede overlegstructuren waar overheden en maatschappelijke partijen in zitten moeten het draagvlak versterken. Het kabinet zal daarom flink investeren in de relatie met maatschappelijke belanghebbenden, in het bijzonder de vertegenwoordigers van de land- en tuinbouw en visserijsectoren, opdat beleid wordt gebaseerd op wat in de praktijk werkt. Hiertoe neemt LVVN het initiatief tot strategisch periodiek overleg over landbouw en visserij en maken we een integrale voedselstrategie met een evenwichtige vertegenwoordiging van belanghebbenden.

Voor de Waddenzee en de Noordzee bestaan al overleggen, zoals het Omgevingsberaad Waddengebied en het Noordzeeoverleg. In die overleggen spreken LVVN en andere rijkspartijen regelmatig met belanghebbenden en andere overheden.

Uitvoering en toezicht

Voor uitvoering en toezicht werken we samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De staatssecretaris van LVVN is verantwoordelijk voor de NVWA en opdrachtgever voor de RVO. De onafhankelijkheid van de NVWA is momenteel vastgelegd in de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en zal worden geborgd in een Kaderwet rijksinspecties. Het toezicht van de NVWA verloopt momenteel grotendeels via bestaande wettelijke normen voor bedrijven. Het overstappen naar doelsturing, op basis van nog te formuleren eindresultaten, heeft gevolgen voor het toezicht. Voor invoering daarvan moeten vragen worden beantwoord over de rol die toezicht speelt, hoe deze rol te definiëren en welke randvoorwaarden moeten worden gesteld.

In 2025 zal de nadruk liggen op de overgang naar nieuwe regelingen die aansluiten op de beleidsdoelen van het nieuwe kabinet. Omdat er bij RVO en ook bij de NVWA nu al sprake is van een onbalans tussen de omvang van het portfolio en de beschikbare middelen, vraagt dit bij veranderingen in het opdrachtenportfolio om scherpe keuzes. LVVN werkt hiervoor aan de invoering van de systematiek van portfoliomanagement en een aanscherping van de sturing op het opdrachtenportfolio.

Taakstelling

In het Hoofdlijnenakkoord is besloten om de subsidiebudgetten te verlagen via een zogeheten taakstelling. De taakstelling op de LVVN-begroting bedraagt in totaal € 48 mln. in 2025. De consequentie op artikel 21 is dat subsidiebudgetten zoals de Lbv en de Lbv-plus regeling worden verlaagd met 1,9%. Dat is een verlaging van respectievelijk € 12,4 mln. en € 19,9 mln. Daarnaast wordt de taakstelling ingevuld door een verlaging van een aantal andere subsidiebudgetten en een opdrachtenbudget van artikel 21 (Dierwaardige Veehouderij (€ 0,1 mln.)). Op artikel 22 wordt de taakstelling ingevuld door het aanvalsplan landschapselementen met circa € 1 mln. te verlagen, de saneringsregeling garnalenvisserij met € 0,5 mln. te verlagen en de Maatwerkoplossingen piekbelasters te verlagen met eveneens € 0,5 mln. Op artikel 23 wordt de taakstelling ingevuld door naar rato alle subsidiebudgetten te verlagen. De grootste verlaging is € 1,1 mln. voor missiegedreven topsectoren. Op artikel 51 wordt het budget verlaagd met circa € 1,3 mln. wegens een onvoorzien tekort bij de invulling van de taakstelling.

Tabel 1 Subsidietaakstelling Hoofdlijnenakkoord (bedragen x € 1.000)

Subsidietaakstelling, invulling in 2025

 

Artikel 21 - subsidies

‒ 40.547

Artikel 21 - opdrachten

‒ 88

Artikel 22 - subsidies

‒ 2.184

Artikel 23 - subsidies

‒ 2.930

Artikel 51

‒ 2.292

Totaal

‒ 48.041

Non-ODA

De taakstelling op non-ODA raakt de LVVN-begroting met name op de budgetten voor het LVVN-attachénetwerk. Dit budget wordt verlaagd met circa €1,3 mln. De consequentie van deze verlaging is dat er keuzes zullen moeten worden gemaakt over de inzet van het attachénetwerk. De resterende non-ODA taakstelling bedraagt €1,4 mln. Dit zorgt voor een verlaging van het budget voor bijdragen aan de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN en onderzoeksprojecten.

Licence