Base description which applies to whole site

7.9 Bijlage 9: Indicatoren en kengetallen

Inleiding

Dit overzicht gaat in op diverse indicatoren en kengetallen. Deze zijn gecategoriseerd in de herkenbare thema's van de Strategische Evaluatie Agenda (zie Bijlage 6). Dit komt de samenhang tussen monitoring en evaluatieonderzoek ten goede. Indicatoren en kengetallen zijn meetbare grootheden die een belangrijke signalerende functie hebben. Kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. Indicatoren zijn vaker concreet gebonden aan de inzet van een beleidsmaatregel of doelen van beleid. Scores op indicatoren kunnen daarom aanleiding zijn om beleid bij te sturen. Om echter de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid op de «scores» uit de indicatoren vast te kunnen stellen is nader evaluatieonderzoek nodig. De recent afgeronde evaluatieonderzoeken staan opgenomen in Bijlage 6 en op rijksfinancien.nl.

Doelstelling: Versterken concurrentiekracht duurzame agroketens

Tabel 69 Export van agrarische producten uit Nederland (in € mln.)

DOELSTELLING: VERSTERKEN CONCURRENTIEKRACHT DUURZAME AGROKETENS

   
          

Export van agrarische producten uit Nederland (Bron: WUR en CBS)

         

Land

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Duitsland

21.836

22.905

22.688

23.579

24.496

26.100

29.300

29.600

n.n.b.

België

9.119

10.099

10.254

10.779

10.708

12.300

14.500

15.200

n.n.b.

Verenigd Koninkrijk

7.001

7.747

7.665

7.726

7.571

8.700

10.100

10.700

n.n.b.

Frankrijk

8.321

8.576

8.591

8.658

8.524

8.400

9.300

9.400

n.n.b.

China

2.400

2.400

2.400

3.100

3.800

3.700

4.300

3.500

n.n.b.

Overige landen

36.123

38.335

38.798

40.781

40.640

45.200

54.300

55.400

n.n.b.

Totaal landen

84.800

90.062

90.396

94.623

95.739

104.400

121.800

123.800

n.n.b.

Tabel 70 Aantal land- en tuinbouwbedrijven en gemiddeld inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

Kengetallen land- en tuinbouw bedrijven (bron: CBS)

          

Jaartal

2000

2010

2015

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Aantal land- en tuinbouw bedrijven

97.390

72.320

63.910

53.910

53.233

52.700

52.110

50.975

50.900

n.n.b.

Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

 

41.400

46.800

52.500

71.400

52.100

83.500

113.600

112.300

n.n.b.

Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten

 

19.860

   

22.000

  

24.434

n.n.b.

Tabel 71 Toegevoegde waarde en werkgelegenheid in het agrocomplex

Kengetallen toegevoegde waarde (bron: WEcR)

       

Jaartal

2010

2015

2018

2019

2020

2021

2022

Toegevoegde waarde van het agrocomplex (mld. €)

45

49

54

56

55,8

57,7

n.n.b.

Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%)

64%

61%

57%

59%

57%

58%

n.n.b.

Werkgelegenheid in het agrocomplex

545.000

529.000

570.000

573.000

583.000

600.000

n.n.b.

Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%)

68%

67%

66%

67%

63%

63%

n.n.b.

Tabel 72 Opvolging landbouwbedrijven

Kengetallen bedrijfshoofd (bron: CBS)

       

Kengetal bedrijfshoofd

2000

2004

2008

2012

2016

2020

2023

Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar

54.102

46.414

39.839

39.508

33.202

34.136

27.970

Waarvan zonder opvolging (%)

59%

64%

72%

66%

62%

60%

57%

Toelichting

1. Export van agrarische producten uit Nederland

Bovenstaande tabel toont de belangrijkste exportlanden (in waarde in mln. €) van Nederland met betrekking tot agrarische producten en de totale (agrarische) exportwaarde van Nederland.

2. Aantal land- en tuinbouw bedrijven

Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouw bedrijven weer dat actief is in Nederland. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet

3. Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

Dit kengetal geeft het gemiddelde inkomen uit bedrijf in de primaire land- en tuinbouwsector weer in euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Deze gegevens worden verzameld door Wageningen Economic Research via het Bedrijven Informatie Netwerk (BIN).

Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde aje. Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken. Daarmee is het resultaat dus gekoppeld aan de hoeveelheid input.

4. Aantal landbouwbedrijven met verbredingsactiviteiten (multifunctionele landbouw)

Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouwbedrijven weer dat een of meer verbredingsactiviteiten als aanvullende inkomstenbron heeft. De gegevens voor dit kengetal komen uit de landbouwtelling en worden gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet. De verbredingscijfers op basis van de Landbouwtelling kunnen een onvolledig beeld geven, onder andere omdat steeds meer ondernemers hun bedrijven (als gevolg van bv. wetgeving, fiscale voordelen, of risicospreiding) splitsen in meerdere zelfstandige bedrijven met eigen rechtsvorm en boekhouding. Deze bedrijven komen mogelijk niet in beeld via de Landbouwtelling.

Onder verbredingsactiviteiten wordt verstaan: Verkoop aan huis, stalling van goederen of dieren, agrotoerisme, verwerking van landbouwproducten, zorglandbouw, aquacultuur, loonwerk voor derden, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische kinderopvang, boerderij educatie en energieproductie (levering aan derden).

5. Toegevoegde waard van het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de toegevoegde waarde van dit gehele complex weer in miljarden euro’s. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de toegevoegde waarde is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

6. Werkgelegenheid in het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de werkgelegenheid in dit gehele complex weer in het aantal arbeidsjaren. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de werkgelegenheid is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Wegens een revisie van de cijfers kunnen deze afwijken van eerder gepubliceerde cijfers Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

7. Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar

Dit kengetal laat het aantal bedrijven zien dat een bedrijfshoofd heeft van 55 jaar of ouder. Ook wordt weergegeven welk percentage van deze bedrijven al een opvolger heeft. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.

Doelstelling: Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit

Tabel 73 Voldoen controlevereisten HACCP

Doelstelling: Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

  

Voldoen controle vereisten HACCP (bron: NVWA)

  

Indicator

Referentie-waarde

Peil-datum

Raming 2022

Realisatie 2022

Raming 2023

Realisatie 2023

Raming 2024

Realisatie 2024

Streef-waarde

 

Nalevings-niveau HACCP-verplichting

80%

9-apr

92%

93%

94%

87%

87%

87%

100%

 
 

Vertrouwen consument in veiligheid voedsel (bron: NVWA consumentenmonitor)

 

Kengetal

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Meest recente jaar

Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

Geen meting

Geen meting

3.2

3.2

Geen Meting

3.34

Geen meting

3,36

Geen meting

2023

Toelichting

1. Voldoen controlevereisten HACCP

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.

Voor de berekening van het nalevingspercentage HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points) is uitgegaan van de resultaten die tijdens volledige audits bij slachthuizen, wildbewerkingsinrichtingen, uitsnijderijen en koel- vrieshuizen, zijn beoordeeld door auditoren van de NVWA. Voor 2022 is het op deze wijze berekende nalevingspercentage voor HACCP uitgekomen op 92,8%.

Het nalevingspercentage in 2021 was uitzonderlijk hoog terwijl dit percentage voor 2022 meer in lijn ligt met de voorgaande jaren. Hoewel er wel schommelingen zijn is er over de afgelopen 10 jaar wel een verbetering van het nalevingspercentage waar te nemen. Voor de komende jaren verwachten wij dan ook dat het nalevingspercentage zich verder zal verbeteren.

2. Vertrouwen consument in veiligheid voedsel

De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Deze meting vindt om de 2 jaar plaats.

Het kengetal ziet toe op de vraag of de consument zich zorgen maakt over het voedsel in Nederland. Het kengetal van 2023 geeft aan dat er een hele kleine stijging is van het vertrouwen (statistisch niet significant) ten opzichte van 2021.

NVWA Consumentenmonitor voedselveiligheid 2023 | Rapport | NVWA

Doelstelling: Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

Tabel 74 Voedselverspilling (kiloton)

Doelstelling: vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

Voedselverspilling (kiloton) (bron: Monitor voedselverspilling update 2009-2020, WFBR, 2023)

Kengetal

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

 

Voedsel-verspilling (kiloton)

min: 1.781 max: 2.466

min: 1.814 max: 2.509

min: 1.649 max: 2.568

min: 1.514 max: 2.380

2811

Geen meting

2.350

2022

 
 

Afgeleide voedselverspilling in kiloton (absoluut en percentage) (bron: Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research)

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

Streefwaarde

Afgeleide voedsel-verspilling in kiloton (absoluut)

2.124

2.162

2.109

1.947

2.811 (nieuwe methode)

Geen meting

2.350

2022

1.081 (2030)

Afgeleide voedsel-verspilling in % (relatief)

98

100

98

90

t.o.v. omgerekende cijfers: 87

Geen meting

Nog onbekend

2020

50

Tabel 75 Duurzaam voedsel

Duurzaam voedsel (consumentenbestedingen aan voor consumenten herkenbaar duurzamer geproduceerd voedsel) (bron: Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research)

 

2019

2020

2021

2022

2023

Totale consumenten-bestedingen aan duurzaam voedsel (x€1.000.000.0000)

7,6

8,5

9,5

10,8

12,6

Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam voedsel in de totale bestedingen aan voedsel

14%

17%

19%

18%

19%

Toename bestedingen van consumenten aan duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar

18%

7%

12%

13%

14%

Toelichting

1. Voedselverspilling (kiloton)

Er is sprake van voedselverspilling als voedsel dat voor menselijke consumptie bedoeld is, hier niet voor wordt gebruikt. De Monitor voedsel verspilling geeft de omvang van voedselresten in Nederland weer, gebaseerd op openbare cijfers. De totale hoeveelheid reststromen wordt uitgesplitst naar de bestemmingen voedselbank, veevoer, vergisten, composteren, verbranden en storten/lozen. De bestemmingen veevoer tot en met storten/lozen worden beschouwd als voedselverspilling. De totale omvang van voedselverspilling in Nederland in 2020 was 2.811 kiloton, of 161 kilogram per hoofd van de bevolking. Dit is een groter volume dan de voorgaande meting in 2019 (88-136 kilogram). Dit komt doordat de definitie van voedselverspilling is aangepast; sinds 2022 gebruiken we in Nederland de geharmoniseerde Europese definitie van voedselverspilling, die verschilt van de eerder door Nederland gebruikte definitie. Als de cijfers uit de laatste monitor omgerekend worden naar de eerder gebruikte definitie om zo de verschillende jaren met elkaar te kunnen vergelijken, levert dat een aanzienlijke daling op in de bovengrens van de voedselverspilling ten opzichte van 2019 en voorgaande jaren. De omvang in 2020 is volgens de voormalige definitie 97-123 kilogram per hoofd van de bevolking. In 2019 was dit 88-136 kilogram per hoofd van de bevolking.

2. Afgeleid voedselverspilling in kiloton

Nederland heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties (SDG 12.3). SDG 12.3 stelt dat in 2030 t.o.v. 2015 de hoeveelheid voedselverspilling gehalveerd dient te zijn. In de Monitor voedselverspilling werd voorheen de omvang van de voedsel verspilling in Nederland niet als een absoluut getal weergegeven, maar aangeduid met een bandbreedte. De omvang van de voedselverspilling bedraagt tenminste de ondergrens van de bandbreedte (minimum) en ten hoogste de bovengrens van de bandbreedte (maximum). Bij de nieuwe methode is dit niet langer zo maar wordt er wel één totaal berekend.

3. Duurzaam voedsel

De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend. In de cijfers t/m 2018 was het mogelijk 70% van de uitgaven in supermarkten mee te nemen. Vanaf 2019 heeft er een aanpassing in de methodiek plaats gevonden, waardoor 100% van de uitgaven in supermarkten wordt meegenomen.

Doelstelling: Verduurzaming productie en consumptie (d.m.v. kringlooplandbouw)

Tabel 76 Productie van dierlijke mest (miljoen kg stikstof)

Verduurzaming productie en en consumptie (d.m.v. kringlooplandbouw)

Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof (bron: CBS)

 

Plafond1

2019

2020

2021

2022

2023

Landelijk

489,4

489,7

489,4

471

467,1

463,5

(440,0)

Melkvee

286,5

279,9

286,5

273

269,2

273,8

(257,6)

Varkens

91,8

93,7

91,8

88,9

88,6

81,7

(82,5)

Pluimvee

54,7

56

54,7

54,3

53,9

55,4

(49,2)

 

Productie van dierlijke meste uitgedrukt in miljoen kg fosfaat (bron: CBS)

 

Plafond

2019

2020

2021

2022

2023

Landelijk

150,7

155,5

150,7

148

150,4

146,5

‒ 135

Melkvee

73,6

75,5

73,6

74,2

77,2

74,2

‒ 65,9

Varkens

36,7

36,8

36,7

34,5

34,4

33,2

‒ 32,9

Pluimvee

24,1

25,1

24,1

23,2

22,5

22,4

‒ 21,6

1

Vanwege de derogatiebeschikking 2022-2025 is het landelijk plafond in 2022 gewijzigd en de sectorale plafonds in 2024. Tussen haakjes staan de daarvoor geldende de plafonds vermeld.

Tabel 77 Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven

Gemiddelde nitraatconcencratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven (bron: RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid)

Bodemsoort

2012-2015

2016-2019

2020

2021

2022

Streefwaarde

Löss

72*

75*

100

77

73*

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

Zand

54*

48*

72*

72*

59*

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

Klei

23

30

45

40

27

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

Veen

9*

8*

11

14

7

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

Tabel 78 Broeikasgasemissie glastuinbouw

Totale CO2-emissie glastuinbouw (bron: energiemonitor glastuinbouw WEcR)

Indicator

2015

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

Streefwaarde 2030

Totale broeikas-gasemissie glastuinbouw in CO2- equivalenten

7,7 Mton

7,9 Mton

7,5 Mton

8,2 Mton

5,4 Mton

2022

4,3 Mton

Tabel 79 Aandeel biologisch landbouwareaal

Aandeel biologisch landbouwareaal

2021

2022

Referentie-waarde

Streef-waarde 2027

Streef-waarde 2030

4,10%

4,44%

4,10%

6,50%

15%

Toelichting

1. en 2. Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof en fosfaat

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen zijn er sinds 2006 maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, die de Nederlandse veehouderij mag produceren. Vanwege de derogatiebeschikking 2022-2025 is het landelijke mestproductieplafond in 2022 gelijkgesteld aan de gerealiseerde mestproductie in 2020, daarvoor was deze gelijk aan de mestproductie in 2002. Met ingang van 2024 zijn de sectorale mestproductieplafonds ook gelijkgesteld aan de gerealiseerde sectorale mestproductie in 2020. Vanwege de derogatiebeschikking 2022-2025 moet het landelijk mestproductieplafond in 2025 nogmaals verlaagd worden en wel met ca. 10% ten opzichte van het nu geldende plafond. Er is een Wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet in voorbereiding waarmee en het landelijk plafond wordt aangepast en de sectorale plafonds hiermee in lijn worden gebracht. De hoeveelheid geproduceerde mest is een indicator voor de mate waarin de Nederlandse veehouderij geopereerd heeft binnen de milieu technische grenzen die gesteld zijn.

3. Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven

Het mestbeleid geeft invulling aan de EU-Nitraatrichtlijn, gericht op het terugdringen van uit- en afspoeling van nutriënten uit de landbouw tot op of onder het niveau van 50mg Nitraat/l, om verontreiniging van grond en oppervlaktewater te verminderen en te voorkomen. Elke lidstaat dient per vier jaar een actieprogramma te ontwikkelen dat moet leiden tot een nutriëntenuitspoeling op of onder het genoemde niveau. Het 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn loopt tot 2026. Effecten van actieprogramma’s zijn voor het eerst volledig zichtbaar vijf jaar na afloop van het programma. Het mestbeleid draagt ook bij aan het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn Water welke zich richten op chemisch schoon en ecologisch gezond water.

4. Broeikasgasemissie glastuinbouw

Vanaf dit jaar wordt in de begroting in plaats van de CO2-emissie van de glastuinbouwsector de broeikasgasemissie van deze sector opgenomen. Deze broeikasgasemissie (CO2 en methaan) in Mton CO2-equivalenten wordt jaarlijks in de Klimaat en Energieverkenning (KEV) van PBL gepubliceerd. Dit geeft een overzicht van de ontwikkeling van de broeikasgasemissie van de sector. Cijfers over 2022 zijn nog niet beschikbaar. In de Kamerbrief over Voorjaarsbesluitvorming Klimaat (Kamerstuk 32 813 nr. 1230) is opgenomen dat de restemissiedoelstelling voor de glastuinbouw in 2030 op 4,3 Mton CO2-equivalenten is vastgesteld.

5. Aandeel biologisch landbouwareaal

Biologische landbouw is een innovatieve en extensieve vorm van landbouw met bewezen verdienmodel. Het helpt bij de uitdagingen op het gebied van klimaat, stikstof, natuur, water, bodem en dierenwelzijn. Nederland heeft de ambitie dat in 2030 tenminste 15% van het totale landbouwareaal in Nederland biologisch gecertificeerd is. Dit sluit aan bij de wens van de Europese Commissie om het areaal biologische landbouw te vergroten. De doelstelling in het Nationaal Strategisch Plan 2023-2027 in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is 6,5% biologische landbouw in Nederland in 2027.

Doelstelling: Bevorderen plantgezondheid

Tabel 80 Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Bevorderen plantgezondheid

 

Aantal projecten toolbox kwekersrecht

 

Raming 2022

Realisatie 2022

Raming 2023

Realisatie 2023

Raming 2024

10 projecten

18 projecten

10 tot 15 projecten

13 projecten

16 projecten

Toelichting

1. Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Het kwekersrecht stimuleert bedrijven om nieuwe plantenrassen met verbeterde eigenschappen te ontwikkelen. Verbeterde plantenrassen zijn van groot belang om de landbouw duurzamer te maken (meer productiviteit, minder chemische middelen). Nederland is actief via het "PVP Development Program» (PVP-toolbox) waarin Nederlandse kennis en ervaringen met het ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van kwekersrecht wordt gedeeld met landen die kwekersrecht willen implementeren of verder ontwikkelen. De projecten lopen uiteen van het geven van voorlichting, het trainen van technici of beleidsmakers tot het ontvangen van delegaties om laten zien hoe we een en ander hebben georganiseerd. Jaarlijks komen via o.a. landbouwattachés voorstellen voor projecten binnen. Deze worden door een internationale stuurgroep beoordeeld en geprioriteerd.

Doelstelling: bevorderen diergezondheid

Tabel 81 Reductie antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Bevorderen diergezondheid

 

Reductie antibioticagebruik in de dierhouderij (bron: SDa)

 

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Raming 2024

Streef-waarde

Planning

Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Antibiotica verkoop in 2009

2009

77,40%

76,40%

 

70% reductie (ten opzichte van 2009)

Is nog niet bepaald

Toelichting

1. Reductie antibioticagebruik in de dierhouderij

De bovenstaande indicator betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2024 is afhankelijk van de uitwerking van de in 2019 afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 247). Het streven is om antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2022 was 77,4 % ten opzichte van het referentiejaar 2009.

Doelstelling: Zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit

Tabel 82 Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Doelstelling: zorgen voor instandhouding van biodiversiteit

Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

69.989 ha

76.943 ha

83.968 ha

88.795 ha

91.822 ha

102.382 ha

      

Uitbreiding bossen in Nederland (bron: vierjaarlijkse Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI)

 

Startpunt 2021

Tussendoelen in periode 2021-2030

Streefdoel 2030

  

Areaal bos in Nederland

363.801 hectare

823 ha uitbreiding gerealiseerd

37.400 hectare uitbreiding

  

Toelichting

1. Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Via het integreren van natuur in het landbouwbedrijf verbetert de kwaliteit van het ecosysteem, neemt de druk op het milieu af en ontstaan meer foerageer- en schuilplekken voor specifieke soorten. Om deze ontwikkeling te stimuleren, zetten provincies en LVVN een scala aan instrumenten in, waaronder het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal is in 2023 toegenomen van  90.168 ha in 2022 naar 102,382 ha in 2023. 2023 is het eerste jaar van de uitvoering GLB 2023-2027 waarbij de inzet en ambitie is om  het ANLB te versterken en uit te breiden. In het GLB is een extra inzet opgenomen, waarbij het de doelstelling is dat het ANLb groeit van ruim 100.000 ha in 2023 naar 130.000 ha in 2027.  Met de realisatie van 102.382 ha in 2023 is een goede start gemaakt om de ambitie vanuit het GLB te realiseren. Daarnaast is het ANLb een belangrijk instrument voor het ondersteunen van de transitie in de landbouw, als ecosysteemdiensten die de landbouw structureel levert aan de maatschappij.

2. Uitbreiding bossen in Nederland

De Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI) rapporteert elke 5 jaar over de staat van het Nederlandse bos. In juni 2022 is de meest recente NBI verschenen en die rapporteert over de periode 2017-2021. In 2021 bedroeg de oppervlakte bos 363.801 hectare.6 Het oppervlakte bos in 2021 is beperkt gedaald ten opzichte van het bosareaal in 2017. Net als in de voorgaande periode is het areaal bos teruggelopen doordat bos verdwenen is voor andere natuurtypen en er tijdelijke bossen op agrarische grond zijn teruggezet naar landbouwareaal. Rijk en provincies hebben in de landelijke Bossenstrategie uit 2020 een ambitie gesteld om het areaal bos in Nederland met 10% te vergroten (37.400 hectare) tot en met 2030. De voortgangsrapportage natuur (VRN) rapporteert jaarlijks over de voortgang van de Bossenstrategie. In 2021 en 2022 is in totaal 823 ha nieuw bos gerealiseerd (9e VRN, december 2023).7 Het tempo van realisatie ligt dus nog ver achter op het doelbereik. De uitvoering van de bossenstrategie is in 2021 gestart en mede door ontbrekend instrumentarium is de opstart langzaam verlopen. Met het wegvallen van het transitiefonds is de dekking voor de realisatie en versnelling van de uitvoering van de Bossenstrategie nog onzeker. Najaar 2024 worden in de 10e VRN de cijfers over 2023 gepubliceerd.

Figuur 7 Bosareaal in Nederland

3. Condities VHR-doelbereik landnatuur

Om de effecten van het beleid te laten zien, gebruikt het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn voor landnatuur als indicator. Deze indicator wordt modelmatig berekend door het effect in te schatten van de stikstofdepositie, grondwaterstand, zuurgraad van de bodem en ruimtelijke condities (omvang en inrichting Natuurnetwerk Nederland) op de staat van instandhouding van VHR-soorten.

Het getal van ruim 57% VHR-doelbereik voor 2022 betekent dat er voor ruim 57% van de VHR-soorten een duurzame instandhouding bereikt kan worden op basis van de bekeken condities.

In deze modelberekening zijn actuele (meet)gegevens van het RIVM en de provincies gebruikt over stikstofdepositie, natuurinrichting en -uitbreiding. Actuele bodem- en grondwatercondities konden niet worden gebruikt door het ontbreken van monitoring op dit vlak. De toename in VHR-doelbereik sinds 2018 komt vooral voort uit de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland door aankoop en inrichting van nieuwe natuur.

De indicator wordt door het PBL tweejaarlijks berekend in het kader van de evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering.

Figuur 8 Condities doelbereik Vogel- en Habitatrichtlijn

Bron: Planbureau voor de Leefomgeving: clo.nl/nl1606

*het planpotentieel is het te verwachten effect in 2030 als het concreet uitgewerkte voorgenomen beleid volledig, zonder vertraging en ecologisch optimaal wordt uitgevoerd. Daarbij is dus geen rekening gehouden met de te lage realisatiesnelheid waarover in de negende Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33576, nr 362) is gerapporteerd.

4. Fauna van land en zoetwater

De indicator van de fauna is dit jaar uitgebreid met zoetwater en moeras in figuur 9. De ‘Fauna op land’ in figuur 9 is in figuur 10 verder toegelicht voor bos, open natuurgebieden, agrarisch gebied en broedvogels in stedelijk gebied. De afzonderlijke gegevens van bos en open natuurgebieden in figuur 10 waren vorig jaar samengevoegd weergegeven in de figuur ‘Fauna in natuurgebieden op land’.

Figuur 9 Grafiek over ontwikkeling van fauna op land en in zoetwater/moeras

Bron: NEM (Soortenorganisaties, CBS): clo.nl/nl1569

Figuur 10 Grafiek over ontwikkeling van fauna in bos, open natuur, agrarisch en stedelijk gebied

Bron: NEM (Soortenorganisaties, CBS) clo.nl/nl1162, clo.nl/nl1586, clo.nl/nl1580, clo.nl/nl1585

Sinds 1990 zijn de zoetwater- en moerassoorten sterk toegenomen. Dit is mede een gevolg van een sterk verbeterde waterkwaliteit, met name dankzij verbeterde rioolwaterzuiveringen en afname van meststoffen in het water. Ook zijn er natuurherstelmaatregelen genomen en is de oppervlakte moeras uitgebreid. Tenslotte zijn er relatief veel soorten die profiteren van de klimaatverandering en flink in aantal of verspreiding zijn toegenomen. Dit heeft ook een keerzijde: soorten die gevoelig zijn voor droogval of hittestress namen de laatste jaren juist af.

Voor de afname van landsoorten is onder meer een aantal soorten van open natuurgebieden (heide, duinen, schrale graslanden) verantwoordelijk. De hoge stikstofdepositie speelt bij die afname een belangrijke rol, naast verdroging, verminderde dynamiek en versnippering van leefgebieden.

Ook soorten van het agrarisch gebied zijn gemiddeld genomen aanzienlijk afgenomen, zoals grutto en kievit. Onder andere de voortdurende intensivering van het agrarisch gebied is hiervan de oorzaak. Bossoorten daarentegen zijn gemiddeld juist iets toegenomen. Dit heeft vooral te maken met het ouder en gevarieerder worden van de bossen. 

De trend van vogelsoorten in stedelijk gebied daalt licht. De daling betreft vooral soorten van parken, struwelen en open groen. Watervogels en de slechtvalk gaan juist vooruit.

Doelstelling: Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector

Tabel 83 Mate van duurzame bevissing

Doelstelling: Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector (bron: Wageningen University & Research report C045/20)

Mate van duurzame bevissing

Omschrijving

Basis- of Referentiewaarde en jaar

Huidige waarde en jaar

Streefwaarde en jaar

Het percentage duurzaam bevist, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden.

Basiswaarde 2022 per vlootsegment:Pelagisch: 1,01Grootschalige boomkor: 0,69

De laatst bekende waarde is 2022

1 (of lager)

Toelichting

1. Mate van duurzame bevissing

Voor het beoordelen of de Nederlandse vissersvloot afhankelijk is van overbeviste visbestanden en/of een biologisch risico vormt voor uitgeputte visbestanden wordt gebruik gemaakt van de duurzame oogst indicator. Indien deze indicator onder of gelijk is aan 1, danis de oogst van het bestand in balans.

Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

Tabel 84 Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

 
 

Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR (bron: Wageningen Research)

 

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2022

Realisatie 2022

Raming 2023

Realisatie 2023

Raming 2024

Streef-waarde

Planning

Klanttevredenheid

8,6

2020

8,5

8,7

8,5

8,8

8,5

8

2020

Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

93%

2020

>90%

93%

>90%

92%

>90%

>80%

2020

 

Percentage innoverende agrarische bedrijven (bron: WEcR)

  

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2022

Streef-waarde

Planning

  

Percentage innoverende agrarische bedrijven

8%

2017

8,90%

5,30%

n.t.b.

10%

2025

  
 

Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport (bron: WEcR & CBS)

  

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Raming 2023

Streef-waarde

Planning

  

Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport

9.5%

2019

9,30%

9,80%

8,84%

12%

2021

  
 

Verhouding duurzame / totale investeringen (bron: WEcR)

 

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2022

Realisatie 2022

Huidige schatting 2022

Streefwaarde

Planning

Verhouding duurzame / totale investeringen

25%

2017

18%

27%

29%

29%

29%

30%

2025

Toelichting

1. Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en 2. Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR

In 2015 zijn alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klant tevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden.

3. Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

4. Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport

Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen.

5. Verhouding duurzame / totale investeringen

Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.

6. Impact Missiegedreven innovaties voor landbouw, water en voedsel

LVVN monitort en evalueert de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw Water Voedsel (KIA LWV) op verschillende niveaus van output, outcome en impact. Er wordt ook gewerkt aan een monitorings- en effectmeting voor de nieuwe KIA LWV 2024-27. Hierbij sluiten we aan op EZ’s topsector beleid.

  • Output: we monitoren het aantal projecten en budget per jaar. Om te kwantificeren meten we de kern-kpi’s van de publiek-private samenwerkingsprojecten (PPS-projecten) zoals type partners (kennisinstelling, mkb en grote bedrijven), verhouding tussen publieke en private financiering.

  • Outcome: kern-kpi’s worden ontwikkeld zoals aantal nieuwe of verbeterde producten/processen/diensten ontwikkeld, kennis en innovatie ontwikkeld voor maatschappelijke opgaven, opschaling, verspreiding en toepassing (valorisatie) zoals het aantal agrarische ondernemingen (land- en tuinbouw en agro food sector)

  • Impact: kwalitatief gaan we evalueren hoe ontwikkelde innovatie en kennis in 4 jaar bijdraagt aan de beleidsagenda en hoe innovatie en kennis bijdraagt bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Daarbij rapporteren we over de inhoudelijke voortgang op de missiedoelen. De Theories of Change die voor elk Meerjarig Maatschappelijk Innovatie Programma (MMIP) zijn opgesteld, zijn het uitgangspunt. 

6

Zevende Nederlandse Bosinventarisatie (NBI) WOt-rapport 142 (wur.nl)

Licence