1. Inleiding
Nederland is een welvarend land met een sterke economie. Alle werkenden in Nederland leveren daar hun bijdrage aan. Elke dag opnieuw - of ze nu in loondienst werken of een eigen onderneming hebben. Ondanks onze sterke economie en onze welvaart zijn er ook veel Nederlanders met zorgen. Dit kabinet neemt die zorgen serieus en ziet de noodzaak hier iets aan te doen.
Een deel van de Nederlanders voelt zich onvoldoende gehoord en geholpen door de overheid. Er zijn in ons land allerlei uitkeringen, aanvullingen, toeslagen en andere regelingen om mensen zekerheid te bieden, maar de regels zijn zo ingewikkeld dat mensen de draad kwijtraken. Bovendien zijn er ook regels die tegen elkaar in werken. Daarom zet het kabinet stappen om het stelsel te vereenvoudigen.
Ook de gestegen kosten zorgen voor onzekerheid. ‘Kan ik nog rondkomen?’, is een vraag die veel mensen bezighoudt, zelfs als ze een baan of eigen onderneming hebben. Dit kabinet zet daarom sterk in op het vergroten van de bestaanszekerheid. Mensen moeten meer grip krijgen op hun leven. Inkomen uit werk moet meer lonen en weer een solide basis zijn voor iedereen.
Meer grip is ook hard nodig bij arbeidsmigratie. Het kabinet wil een selectievere inzet van arbeidsmigranten en uitbuiting en misstanden actief tegengaan. Zo zorgen we voor een beheersbare groei van de bevolking. We laten zien dat we luisteren naar mensen die vrees hebben dat ze straks niet meer in een Nederland wonen waar ze zich thuis voelen. Het uitgangspunt voor dit kabinet is dat iedereen in Nederland mee moet kunnen doen en dat iedereen vrij is om zichzelf te zijn. We accepteren niet dat mensen de vrijheden van anderen in de weg staan.
Het vervolg van dit hoofdstuk gaat in op hoe we dat realiseren. Te beginnen met de inzet van dit kabinet op bestaanszekerheid in hoofdstuk 2. Hierop volgt hoe we zorgen dat mensen meedoen op de arbeidsmarkt in hoofdstuk 3. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op hoe we arbeidsmigratie terugdringen. Hoofdstuk 5 legt uit hoe we integratie en maatschappelijke samenhang verbeteren. Tot slot is er in hoofdstukken 6 en 7 aandacht voor de stelselherziening in de kinderopvang en de ontwikkeling van brede welvaart op het terrein van het ministerie van SZW.
2. Bestaanszekerheid
2.1 Naar een begrijpelijk en zeker inkomen
Het kabinet gaat aan de slag met vereenvoudiging. Veel inkomensondersteunende regelingen zijn te ingewikkeld. Mensen weten daardoor niet waar ze recht op hebben, zijn terughoudend met het aanvragen van een uitkering en krijgen te maken met hardheden in het stelsel. Het kabinet start daarom met een hervormingsagenda: de wet- en regelgeving in de sociale zekerheid, toeslagen en inkomstenbelasting wordt vereenvoudigd. Dat doen we samen met gemeenten, publieke dienstverleners zoals UWV, SVB, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen, en andere ministeries. De Nationale Ombudsman, de Staatscommissie Rechtsstaat, de Commissie sociaal minimum en de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (commissie OCTAS) hebben eerder al geadviseerd om het stelsel te vereenvoudigen. De hervormingsagenda heeft drie doelen: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden en makkelijk te begrijpen zijn. En (meer) werken moet lonen. Deze aanpak wordt gevoed door het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM). Ook met de stelselherziening van de Kinderopvang (zie paragraaf 6) en de herziening van de Participatiewet werken we aan vereenvoudigingen. En we kijken naar vereenvoudiging binnen de WIA. Ieder jaar in juni rapporteert het kabinet over vereenvoudiging in de Vereenvoudigingsagenda sociale zekerheid.
Het arbeidsongeschiktheidsstelsel moet toekomstbestendig worden. Het kabinet gaat aan de slag met de aanbevelingen van OCTAS. We willen een arbeidsongeschiktheidsstelsel waarin bestaanszekerheid en vertrouwen centraal staan. En een stelsel dat toekomstbestendig, betaalbaar en uitvoerbaar is. Bij de uitwerking van OCTAS moet ook rekening gehouden worden met instroom in de bijstand. Het kabinet komt dan ook richting het einde van het jaar met voorstellen voor de uitwerking van OCTAS. Daarnaast blijven we werken aan het terugdringen van de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen. De commissie OCTAS biedt aanknopingspunten voor een beter stelsel van arbeidsongeschiktheid, maar de uitwerking daarvan in concrete maatregelen kost tijd. Daarom nemen we in de tussentijd twee maatregelen. Zo is het belangrijk dat het UWV ook in 2025 de ruimte heeft om sociaal-medische centra in te voeren en stapsgewijs toe te werken naar een nieuwe informatievoorziening. Op 1 juli 2024 is ook de maatregel ‘Praktisch beoordelen’ ingegaan, waarmee extra beoordelingscapaciteit beschikbaar komt.
Het kabinet werkt aan een herziening van de Participatiewet. Gemeenten krijgen met het wetsvoorstel «Participatiewet in balans» meer ruimte om mensen in de bijstand te ondersteunen. Het doel is om mensen naar werk of een andere vorm van participatie te begeleiden, bijvoorbeeld door mensen in de bijstand beter te koppelen aan werkgevers. Het kabinet gaat hier met de Tweede Kamer over in gesprek. Mensen moeten gestimuleerd worden om mee te doen en daar ook toe in staat worden gesteld. Hier is een cultuuromslag voor nodig: van denken in systemen naar denken over wat mensen nodig hebben. We gaan samen met gemeenten kijken hoe we dat het beste kunnen doen. Als laatste is er een groep zonder duurzaam arbeidsvermogen zoals arbeidsongeschikte zelfstandigen binnen de Participatiewet. Voor deze mensen is er op dit moment weinig uitzicht op verbetering. Binnen Participatiewet in balans kijkt het kabinet naar opties om de omstandigheden van deze groep te verbeteren.
Het kabinet wil daarnaast groepen die in de knel zitten meer inkomenszekerheid bieden. Er zijn een aantal groepen, zoals werkende armen, die het de afgelopen jaren extra zwaar te verduren hebben gehad. Het kabinet stelt geld beschikbaar om groepen in de knel te helpen. Onder andere door lastige knelpunten in de samenloop tussen socialezekerheidsregelingen, toeslagen en belastingen op te lossen. Zo gaan we er onder meer voor zorgen dat mensen met een noodgedwongen elders verblijvende partner vanaf 1 januari 2026 als alleenstaanden worden behandeld voor de WKB, KOT en zorgtoeslag. Daarmee voorkomen we financiële problemen, kinderarmoede en mogelijk grote terugvorderingen. Ook richten we voor 2025 tot en met 2027 een tijdelijke regeling op voor een groep alleenverdieners. Met deze regeling kunnen gemeenten geld geven aan alleenverdieners die minder verdienen dan het bestaansminimum. Zij hebben minder te besteden dan een vergelijkbaar huishouden in de bijstand doordat zij minder toeslagen ontvangen, terwijl ze daar wel recht op hebben. Het wetsvoorstel voor de tijdelijke regeling is in juni 2024 voorgelegd voor advies aan de Raad van State. De komende jaren werken we aan een structurele oplossing voor deze problematiek. Dat gaat via het belastingstelsel. Die oplossing is beoogd per 2028 in werking te treden.
Mensen met een uitkering moeten de zekerheid hebben dat kleine foutjes niet tot grote gevolgen leiden. Daarom werkt het kabinet aan het wetsvoorstel handhaving sociale zekerheid. Echt misbruik pakken we natuurlijk aan. Handhaving van de sociale zekerheid is en blijft noodzakelijk. Maar wel met oog voor de mens achter de uitkering. Als mensen een fout maken, moet daar niet direct een financiële straf op volgen. Daarom wordt het handhavingsinstrumentarium uitgebreid en komt er meer mogelijkheid om maatwerk te leveren. Daarnaast zetten we in op het verkleinen van de kans dat mensen een foutje maken door de preventieve aanpak te versterken. Het kabinet pakt ook het knelpunt aan dat uitkeringen netto worden uitbetaald, maar in sommige gevallen bruto worden teruggevorderd als blijkt dat er geen recht op een uitkering was. Het kabinet wil vanaf 2026 bij uitkeringen alleen het netto te veel ontvangen bedrag terugvorderen.
Het is wenselijk dat mensen gebruik maken van een uitkering waar ze recht op hebben. Met het wetsvoorstel proactieve dienstverlening willen we dit verbeteren: in elk geval voor de Toeslagenwet en de bijstand, waaronder de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO). UWV, SVB en gemeenten kunnen mensen straks vooraf persoonlijk informeren over uitkeringen waar zij recht op hebben. Dit gebeurt op basis van persoonsgegevens. We willen dat de wet in 2026 in werking treedt. Daarom streven we ernaar het wetsvoorstel begin 2025 naar de Tweede Kamer te sturen.
Bestaanszekerheid betekent dat iedereen rond moet kunnen komen van zijn of haar pensioen. De komende jaren maken pensioenuitvoerders en sociale partners de overstap naar de nieuwe pensioenregelingen. Deze overgang monitoren we nauwlettend. Zo zorgen we ervoor dat de transitie zorgvuldig verloopt en deelnemers en gepensioneerden eerder kunnen profiteren van pensioenverhogingen met oog voor uitvoerbaarheid voor pensioenuitvoerders. Met de monitoring, onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris, uitkomsten van het debat in de Tweede Kamer en onze eigen signalering zorgen we ervoor dat eventuele knelpunten voortijdig worden gesignaleerd en opgelost. We houden onze ogen en oren open voor zorgen uit de samenleving. Steeds is er oog voor deelnemers. De Tweede Kamer wordt ten minste tweemaal per jaar geïnformeerd over de voortgang van de pensioentransitie. We willen dat zoveel mogelijk mensen gezond hun pensioen halen en daarnaast stimuleren we duurzame inzetbaarheid zodat mensen zinvol langer aan het werk kunnen blijven. Daarom blijft de maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden ook in 2025 van kracht. Natuurlijk moeten mensen ook na 2025 gezond met pensioen kunnen gaan. Samen met de sociale partners gaan we bespreken hoe we dat het beste kunnen regelen.
Het kabinet verbetert ook de kwaliteit van de publieke dienstverlening om zo het vertrouwen in de overheid te vergroten. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is coördinerend bewindspersoon van het interdepartementale programma Werk aan Uitvoering (WaU). Met dit programma wordt overheidsbreed gewerkt aan betere publieke dienstverlening. Dit gebeurt samen met de ministeries, publieke dienstverleners, medeoverheden, burgers en de politiek. Het programma WaU richt zich op eenvoudiger beleid en uitvoering, gegevensdeling, schaarste in de uitvoering en de samenwerking met de politiek. In aanvulling op de overheidsbrede taak van het programma WaU werkt het ministerie van SZW ook zelf aan het verbeteren van de publieke dienstverlening. Bijvoorbeeld door samen met het UWV en de SVB hard ons best te doen om sneller en beter te reageren op vragen en klachten van burgers.
We versterken de bestaanszekerheid van inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Caribisch Nederland). Veel mensen in Caribisch Nederland leven in armoede. Het kabinet wil een waardig en zeker bestaan voor inwoners van Caribisch Nederland. We werken samen met de drie openbare lichamen om het lokale armoede- en schuldenbeleid te versterken. We versterken hiervoor de dienstverlening op de eilanden en verkennen een wettelijke grondslag voor participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook werken we aan een steviger vangnet bij tegenslag met de introductie van een werkloosheidsregeling en een regeling voor verlof bij medische begeleiding in het buitenland. Ook verkennen we of, en op welke manier, een inkomensafhankelijke kindregeling mogelijk is op de BES-eilanden.
2.2 Versteviging koopkracht en brede aanpak van armoede en schulden
Het kabinet geeft een impuls aan de koopkracht. Het kabinet ondersteunt de koopkracht van kwetsbare groepen en werkende middeninkomens met een evenwichtig koopkrachtpakket. De koopkrachtmaatregelen richten zich onder andere op de doelen uit het hoofdlijnenakkoord om de (kinder-)armoede niet te laten oplopen, werkende middeninkomens erop vooruit te laten gaan, het verlagen van de marginale druk en de wens om het belastingstelsel begrijpelijker te maken. Het kabinet introduceert bijvoorbeeld een extra belastingschijf in de inkomstenbelasting met een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Dit wordt deels gefinancierd door een verlaging van de algemene heffingskorting. Het kabinet maakt werken lonender door de tariefsverlaging in de inkomstenbelasting en de vereenvoudiging van de huurtoeslag. Vanaf 2027 wordt het eigen risico in de zorg verlaagd van 385 euro naar 165 euro. Al vanaf 2025 gaat het eigen risico niet meer omhoog. In het koopkrachtbeeld is de koopkrachtontwikkeling van werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden in balans. Voor koopkrachtverbetering in Caribisch Nederland wordt een structurele reservering getroffen.
Armoede staat mensen in de weg om zich maximaal te ontplooien. De afgelopen jaren zijn de armoedecijfers in Nederland gedaald. Tegelijk zijn economische ontwikkelingen onvoorspelbaar. Het kabinet neemt zich voor de (kinder-)armoedecijfers niet uit te laten komen boven het referentiejaar 2024. Om (kinder-)armoede tegen te gaan neemt het kabinet verschillende maatregelen. Zo wordt bijvoorbeeld het kindgebonden budget en de huurtoeslag verhoogd. Ook bevriest het kabinet van 2025 tot en met 2027 de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand. Voor mensen in de bijstand voorkomt het kabinet daarmee dat hun uitkering tussen 2025 en 2027 daalt. Daarnaast werkt het kabinet toe naar een oplossing voor het knelpunt in het kindgebonden budget rondom de noodgedwongen elders verblijvende partner.
Armoede gaat niet alleen over inkomen, maar ook over de mate waarin mensen kunnen meedoen in de maatschappij. Het kabinet focust daarom ook op werk, want werk biedt de beste weg uit armoede. Ook wil het kabinet kijken naar de oorzaken van (kinder-)armoede die overgaat van generatie op generatie, en de effecten daarvan op zorg, onderwijs, leefomgeving en veiligheid. Bovendien zet het kabinet in 2025 het programma schoolmaaltijden voort om in de basale levensbehoeften van kinderen te voorzien, zodat zij kunnen leren en ontwikkelen.
We werken aan de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige energietransitie om problemen voor veel huishoudens te verminderen. TNO laat zien dat er in 2023 ongeveer 400.000 huishoudens energiearm waren, met nog eens 500.000 huishoudens die uit de energiearmoede bleven door de energietoeslag en het prijsplafond. Deze huishoudens zijn gebaat bij zowel hulp op de korte termijn, als structurele oplossingen voor hun hoge energierekening op de lange termijn. Ook voor middengroepen is het van belang dat zij hun energiekosten kunnen blijven betalen. Daarom spant het kabinet zich in voor een rechtvaardige en betaalbare energietransitie, zowel voor middeninkomens als voor huishoudens met een kleine portemonnee. Concreet treft het kabinet voor 2025 en 2026 een reservering van 60 miljoen euro om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Daarbij is bereidheid van private partijen om aan dit fonds bij te dragen nodig.
Het kabinet streeft naar het terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar problematische schulden vormt het uitgangspunt bij de aanpak van problematische schulden. We willen schuldenproblematiek bij de bron aanpakken, bijvoorbeeld met ondersteuning bij beginnende betalingsachterstanden en het strenger reguleren van ‘Buy Now, Pay Later’ constructies. De overheid moet zelf verantwoordelijker omgaan met invordering. Het kabinet gaat het stelsel van publieke en private invordering verbeteren door schulden zoveel mogelijk in een vroeg stadium op te lossen. We maken daarbij steeds een afweging tussen de belangen van mensen met schulden en schuldeisers. Voor de verbetering van de (gemeentelijke) schuldhulpverlening bouwen we voort op de basisdienstverlening. Mensen met (beginnende) problematische schulden komen sneller in beeld en ontvangen een passend hulpaanbod. De samenwerking tussen publieke en private partijen moet worden versterkt, waardoor bijvoorbeeld meer mensen met geldzorgen sneller geholpen worden en versnippering van initiatieven wordt tegengegaan.
2.3 Zekerheid over werk
Het kabinet werkt aan een goed functionerende arbeidsmarkt die werkzekerheid biedt. Werkenden, werkgevers, onze samenleving, onze economie: iedereen heeft baat bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Dat gaat niet vanzelf. Te veel mensen zijn onzeker over hun werk of inkomen. Ook zijn bedrijven niet altijd wendbaar genoeg. De commissie Borstlap wees daar al op. Dit kabinet gaat daarom door met het hervormen van de arbeidsmarkt en werkt aan een aantal verschillende wetsvoorstellen. We richten ons op meer werkzekerheid, meer duidelijkheid en meer wendbaarheid. Bij nieuw beleid doen we ons best de regeldruk te beperken. Bij het maken van beleid houden we ook rekening met de gevolgen voor kleine ondernemers, zodat ook zij voldoende vrijheid houden om personeel aan te nemen.
Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel dat meer werkzekerheid biedt aan flexwerkers. Dit wetsvoorstel vervangt nulurencontracten door een bandbreedtecontract met meer rooster- en inkomenszekerheid. Ook verkorten we de meest onzekere fases van uitzendwerk en voorkomen we draaideurconstructies van tijdelijke contracten. We gaan het concurrentiebeding moderniseren. Het concurrentiebeding zorgt ervoor dat werknemers niet zomaar naar een concurrent over kunnen stappen om daar hetzelfde werk te doen. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers misbruik maken van het concurrentiebeding. Daar wil het kabinet paal en perk aan stellen. Zo wordt de positie van werkenden sterker en verbetert de arbeidsmobiliteit. Ook willen we een verkenning doen naar de hoogte van het jeugdloon. We kijken naar het evenwicht tussen bestaanszekerheid voor wie erin zijn bestaan nu van afhankelijk is en het stimuleren van het volgen van onderwijs voor jeugdige werknemers om een betere positie te verkrijgen op de arbeidsmarkt.
Het kabinet versterkt de wendbaarheid van werkgevers zodat zij kunnen anticiperen op veranderende omstandigheden. Per 1 januari 2025 geldt het lagere WW-tarief bij overwerk voor werknemers met een vast contract van gemiddeld meer dan 30 uur per week. Hierdoor krijgen werkgevers meer mogelijkheden om werknemers met een groot vast contract flexibeler in te zetten tegen de lage WW-premie. Daarnaast wil het kabinet kleine en middelgrote ondernemers meer wendbaarheid geven bij re-integratieverplichtingen. Dat kan door eerder duidelijkheid te creëren over het vervangen van een langdurig zieke werknemer. Het kabinet werkt de plannen zo snel mogelijk uit. Ook werken we aan het Wetsvoorstel Personeelsbehoud bij Crisis. Zo worden werkgevers geholpen om hun werknemers te behouden tijdens crises die buiten het reguliere ondernemersrisico vallen. Werkgevers kunnen in crisissituaties terechtkomen die ze niet kunnen voorzien en waar ze niks aan kunnen doen. Door dit wetsvoorstel kunnen zij hun werknemers dan tijdelijk herplaatsen binnen hun bedrijf. Of ze kunnen werknemers tijdelijk minder laten werken, en daarbij een loonsubsidie aanvragen. Door deze maatregelen stellen we bedrijven in staat om makkelijker vaste contracten aan te bieden en zijn ze weerbaarder voor crises.
Het kabinet wil zorgen voor duidelijkheid voor en bescherming van zelfstandigen en werknemers. Wanneer werk je als werknemer en wanneer ben je zelfstandige? Met een wetsvoorstel wil het kabinet meer duidelijkheid geven. Opdrachtgevers en ook uitvoerders en toezichthouders weten zo beter wanneer loondienst passend is. En onder welke voorwaarden opdrachtgevers zelfstandige ondernemers kunnen inschakelen. Het doel is om een gelijker speelveld te creëren op de arbeidsmarkt. Het wetsvoorstel introduceert ook een (civielrechtelijk) rechtsvermoeden, waarop werkenden of hun vertegenwoordiger zich kunnen beroepen. Dit om schijnzelfstandigheid aan de basis van de arbeidsmarkt zoveel mogelijk te voorkomen. Om schijnzelfstandigheid verder te bestrijden, gaat het kabinet per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid van de Belastingdienst opheffen. Ook werkt het kabinet aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Zij worden zo beter beschermd tegen verlies van inkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Tegelijkertijd zorgt deze verzekering voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling, en tussen werknemers en zelfstandigen. Zodat zelfstandigen de kansen van het ondernemerschap kunnen benutten én de risico’s kunnen dragen.
Het kabinet past de WW aan. Hiervoor worden verschillende varianten uitgewerkt in afstemming met onder andere UWV en de sociale partners. Een integrale blik, met aandacht voor vereenvoudiging van de wetgeving voor de WW-gerechtigde, de werkgever en de uitvoering zijn belangrijk. Er is ook oog voor de kwetsbare arbeidsmarktpositie van oudere werklozen. Daarnaast wordt een structurele besparing gerealiseerd op de WW.
Werkzekerheid betekent ook gezond en veilig kunnen werken. Met de Arbovisie 2040 werken we aan het verlagen van het aantal arbeidsongevallen, zieken en doden door werk. Werkgevers moeten meer doen aan preventie. Het kabinet onderzoekt hoe dit het beste kan worden geregeld en kijkt onder andere naar een brede verantwoordelijkheid van opdrachtgevers. In 2025 werken we verder aan een wijziging van de regelgeving rondom asbest, naar aanleiding van de EU-richtlijn asbest, en andere gevaarlijke stoffen. Ook zetten we in op de aanpak van psychosociale arbeidsbelasting, zoals burn-outs, en de aanpak van agressie en geweld. En met het actieprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld is er aandacht voor sociale veiligheid op het werk. We blijven werken aan de kwaliteit van arbeidsgerelateerde zorg. Onder andere met een subsidie voor het vergroten van de opleidingscapaciteit voor bedrijfsartsen.
Veel van de genoemde thema’s waar het kabinet mee aan de slag gaat, hebben een internationaal karakter. Het kabinet wil daarom samenwerken met de nieuwe Europese Commissie. Bijvoorbeeld als het gaat om arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, de toekomst van arbeidsrecht en gezond en veilig werken. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet zich ook buiten Europa in voor fatsoenlijk werk en sociale rechtvaardigheid. Bijvoorbeeld via de Internationale Arbeidsorganisatie. Ook werken we met andere departementen met een werkagenda aan de doelstellingen voor 2040 uit de nationale strategie (Kamerstukken II 2023/24, 24 170, nr. 309) in het kader van het VN-Verdrag Handicap.
3. Meedoen op de arbeidsmarkt en krapte
Het kabinet stimuleert en helpt mensen om (meer) te werken. Werk biedt mensen betekenis, plezier en een toekomstperspectief. Een baan geeft mensen zekerheid over hun bestaan. Tegelijkertijd draag je door te werken bij aan de samenleving en help je anderen in wat zij nodig hebben. Zeker in deze tijden van arbeidsmarktkrapte is iedereen hard nodig op de arbeidsmarkt. Daarom is het belangrijk dat iedereen die kan werken, dat ook doet.
Het kabinet werkt een rijksbrede arbeidsmarktagenda uit. Er zijn veel werkgevers met een personeelstekort. De Nederlandse arbeidsmarkt is historisch krap. We zien nu al dat dit leidt tot bijvoorbeeld langer wachten in de zorg en een vierdaagse schoolweek. De verwachting is dat arbeidsmarktkrapte ook in de toekomst een belangrijk aandachtspunt zal zijn. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 heeft helder beschreven hoe de druk op de arbeidsmarkt als gevolg van vergrijzing in de toekomst verder zal toenemen. Het kabinet ziet daarom een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd om de krapte in goede banen te leiden. Het kabinet zet in op beleid langs vijf lijnen: kiezen voor kwaliteit van werk, versterken van de economie, verhogen van de productiviteit, het vergroten van duurzame arbeidsmarktparticipatie en het verbeteren van de match tussen werkzoekenden en werkgevers. Een deel van de in dit hoofdstuk gepresenteerde beleidsvoorstellen maken daar deel van uit. Daarbij ziet het kabinet de krapte ook nadrukkelijk als een kans om ouderen, statushouders en andere groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt naar werk te begeleiden. De inzet langs vijf lijnen werkt het kabinet uit in een brede arbeidsmarktagenda. Tijdens een top over arbeidsmarktkrapte zal hierover met de maatschappij gesproken worden.
Om werken aantrekkelijk te maken, zorgt het kabinet dat werken meer gaat lonen. Het kabinet verbetert de koopkracht van werkende middeninkomens en verlaagt de lasten. Inkomensondersteuning moet zekerheid bieden en makkelijk te begrijpen zijn. De marginale druk moet omlaag. Zo gaat werken meer lonen, wordt het voorspelbaarder wat je overhoudt als je meer gaat werken en maken we werken aantrekkelijker. Of het nu gaat om meer uren werken, of om aan het werk gaan vanuit een uitkering.
Het kabinet stimuleert mensen die in deeltijd werken om meer te gaan werken. Met het project ‘Meer uren werkt!’ willen we zichtbare en onzichtbare drempels wegnemen. In de sociale omgeving, bij arbeidsorganisaties en bij deeltijders zelf. Denk hierbij aan het mogelijk maken van het anders inroosteren van de werkdag en het mogelijk maken van combinatiebanen. Zodat deeltijders die meer uren willen werken, dat ook kunnen doen. Dit draagt bij aan hun economische zelfstandigheid en aan de welvaart in Nederland.
Het kabinet zorgt dat mensen hun werk en zorgtaken voor kinderen en naasten goed kunnen combineren. Kinderopvang en verlofregelingen bieden ondersteuning. Bijvoorbeeld aan gezinnen die zo’n belangrijke rol spelen in de samenleving. Het verlofstelsel uit de Wet arbeid en zorg is ingewikkeld. Dit kabinet onderzoekt hoe dit stelsel op korte termijn kan worden vereenvoudigd. Op lange termijn is de uitdaging hoe we arbeid en zorg combineren, als steeds meer mensen mantelzorg moeten verlenen. De SER werkt aan een advies hierover. Daarnaast onderzoeken we ook of er andere knelpunten zijn waar gezinnen – in al haar verschijningsvormen – tegenaan lopen.
Het kabinet draagt bij aan leren en ontwikkelen om de duurzame inzetbaarheid van werkenden en het verdienvermogen van werkgevers te vergroten. Ook draagt leren en ontwikkelen bij aan het oplossen van de mismatch op de arbeidsmarkt. Via de SLIM-regeling ondersteunen we werkgevers. Dit is aanvullend op de eigen inspanningen van werkgevers en werknemers op het gebied van leven lang ontwikkelen. In maatschappelijk cruciale kraptesectoren wordt arbeidsmarktgerichte scholing gestimuleerd. Het kabinet ontwikkelt samen met sectoren waar we ook in de toekomst voldoende mensen nodig blijven hebben (waaronder zorg, kinderopvang, techniek, bouw & energie, groen en onderwijs) sectorale ontwikkelpaden. Zo bevorderen we dat werkzoekenden met de juiste hulp aan de slag kunnen op (laagdrempelige) leerbanen in deze sectoren en dat werkenden zich stapsgewijs een leven lang kunnen ontwikkelen en scholen in de praktijk. Ook middelen die overblijven na afronding van de subsidieregeling MDIEU (2021-2025) kunnen worden ingezet om de duurzame inzetbaarheid en productiviteit van werkenden te verbeteren. Bijvoorbeeld door te kijken naar innovatieve manieren om het werk in te richten zodat werkenden gezond, productief en met plezier hun werk kunnen uitvoeren.
Daarnaast zorgt het kabinet dat werkzoekenden en werkgevers elkaar eenvoudig kunnen vinden, om mensen snel aan een baan te helpen. Om deze reden werkt het kabinet aan de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur. Zo komt in elke arbeidsmarktregio één gezamenlijk regionaal loket: het Werkcentrum. Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen daar terecht met vragen over werk, loopbaanontwikkeling, scholing en personeelsvraagstukken. Ook wordt het van-werk-naar-werk-stelsel versterkt om wisselen van baan soepeler te laten verlopen. Verder versterken we de samenwerking tussen de publieke en private partijen. Een goede samenwerking met (private) uitvoerders, opleidingsinstituten en uitzendorganisaties in de arbeidsmarktregio is van belang voor goede matching. Om de samenwerking verder te verstevigen en arbeidsmarktbeleid af te stemmen komt er een Landelijk Beraad en in iedere arbeidsmarktregio een Regionaal Beraad. Het Werkcentrum dient als toegangspoort voor dienstverlening van een publiek-private netwerksamenwerking.
Het kabinet vergroot de baankansen van mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet zet stappen naar een inclusievere arbeidsmarkt waarin mensen met een arbeidsbeperking volop meedoen. En waarin zij bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. Ook als zij hierbij een steuntje in de rug nodig hebben. Daarom verbeteren we de banenafspraak en bevorderen we beschut werk. Sociale ontwikkelbedrijven hebben een belangrijke rol. Daarom onderzoekt het kabinet hoe hun impact kan worden verbeterd. We zorgen samen met het Ministerie van OCW voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare jongeren. Ook wordt het voor mensen makkelijker gemaakt om te wisselen tussen uitkering, dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en regulier werk. Bovendien trekt het kabinet extra geld uit voor het starten van Individuele Plaatsing en Steuntrajecten (IPS) in 2025. Hiermee kunnen ook in 2025 mensen met psychische problemen in de gemeentelijke doelgroep starten met meerjarige ggz-trajecten die bijdragen aan het vergroten van hun baankansen.
Door de krapte moet ook de overheid prioriteren. Niet alles kan immers tegelijk. Het kabinet wil de vraag naar arbeid niet onnodig aanjagen. Daarom kijkt het kabinet in de beleidsontwikkeling kritisch naar de personele inzet die daarmee gepaard gaat. En wordt het bestaande beleid doorgelicht op beleid dat de vraag naar arbeid onnodig aanjaagt.
4. Grip op arbeidsmigratie
Het kabinet wil grip krijgen op arbeidsmigratie en misstanden actief tegengaan. Arbeidsmigranten zijn onderdeel van onze samenleving en leveren een belangrijke bijdrage. Dat werkt twee kanten op. Onze economie heeft daar baat bij en zij hebben werk. Maar we zien ook dat veel arbeidsmigranten werken tegen lage lonen en onder slechte arbeidsomstandigheden. Op dit moment profiteren werkgevers te vaak van deze laagbetaalde arbeidsmigranten met flexibele contracten. Het leunen op goedkope arbeid maakt lui: het staat innovatie en vernieuwing in de weg. Bovendien zorgt te veel arbeidsmigratie voor druk op de publieke voorzieningen, het woningaanbod en de lokale sociale samenhang. De kosten en baten van migratie zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving. Dit kabinet heeft goed geluisterd naar de zorgen die mensen uiten en wil misstanden bestrijden en gerichter arbeidsmigratiebeleid te voeren. De inzet op hoogwaardige kennismigratie en het aantrekkelijk blijven voor talent blijft belangrijk voor de Nederlandse concurrentiekracht en het innovatief vermogen van onze economie.
Het kabinet neemt verschillende maatregelen om meer grip te krijgen op arbeidsmigratie. Met gericht en weloverwogen arbeidsmigratiebeleid wordt arbeidsmigratie tegen lage lonen beperkt, worden slechte omstandigheden tegengegaan, en worden de baten en kosten eerlijker verdeeld, in lijn met het door de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 geadviseerde scenario van gematigde groei. Er komt een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven in relatie tot arbeidsmigranten en ruimte. Het kabinet onderzoekt hoe de kennismigrantenregeling scherper kan. Ook wil het kabinet werkgevers van arbeidsmigranten verantwoordelijk maken voor de overlast en kosten die kunnen ontstaan wanneer arbeidsmigranten geen reguliere huisvesting hebben. Wanneer arbeidsmigranten langdurig in Nederland verblijven, moeten hun werkgevers ervoor zorgen dat zij de Nederlandse taal leren. Het kabinet maakt flexibele arbeid minder aantrekkelijk. De verwachting is dat dit helpt bij het grip krijgen op arbeidsmigratie. De 30%-regeling voor kennismigranten, die sinds 2024 is versoberd naar een 30%-20%-10%-regeling, wordt gewijzigd naar een 27%-regeling zonder afbouw in het vrijgestelde forfait. Het selectieve toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten uit derde landen blijft in stand. Net als de verplichte tewerkstellingsvergunning voor arbeidsmigranten van buiten de EU.
Het kabinet pakt misstanden met arbeidsmigranten aan en versterkt hun positie. We gaan door met het integraal uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie-Roemer). Daarnaast dient het strafrecht voldoende handvatten te bieden om gericht en krachtig op te kunnen treden tegen ernstige misstanden. Het kabinet maakt de strafbaarstelling van mensenhandel toegankelijker met het wetsvoorstel ‘Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel’. Hierin regelen we dat ernstige arbeidsmisstanden via het strafrecht kunnen worden aangepakt als ‘ernstige benadeling’. Daarnaast introduceren we met dit wetsvoorstel een verruiming van de strafbaarheid voor ernstige arbeidsmisstanden. Naar verwachting treedt het wetsvoorstel medio 2025 in werking. Ook wil het kabinet dat informatie voor iedere arbeidsmigrant eenvoudig vindbaar en toegankelijk is. En dat mensen hulp krijgen wanneer zij juridische ondersteuning nodig hebben. Daarom is er in 2024 een netwerk van informatiepunten uitgerold. Ook is gestart met laagdrempelige en meertalige dienstverlening voor arbeidsmigranten vanuit het juridisch loket en wordt in 2025 gestart met een experiment om laagdrempelige en snellere geschilbeslechting door de kantonrechter mogelijk te maken.
Het kabinet pakt malafide uitzendconstructies aan. Het wetsvoorstel «Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten» is nu in behandeling bij de Tweede Kamer. Het voorstel introduceert een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus en andere uitleners van arbeidskrachten. Zij moeten voortaan aan strenge eisen voldoen om kwetsbare arbeidskrachten te beschermen. Ook willen we voorkomen dat goedwillende uitleners lijden onder malafide partijen die zich niet aan de wet houden. Inleners mogen na invoering van het stelsel alleen van toegelaten uitleners arbeidskrachten inhuren. De Arbeidsinspectie zal bij uitleners en inleners handhaven. De start van de handhaving op de toelatingsplicht is beoogd op 1 januari 2027, tot die tijd worden de extra inspecteurs, nadat zij zijn opgeleid, ingezet op de handhaving van de huidige arbeidswetten.
Effectief arbeidsmigratiebeleid vraagt om internationale samenwerking. In Europees verband zet het kabinet zich in voor het bevorderen van eerlijke arbeidsmobiliteit door het tegengaan van oneigenlijke detachering van derdelanders, een sterkere Europese Arbeidsautoriteit (ELA), het verbeteren van de informatievoorziening in landen van herkomst en samenwerking met landen van herkomst rondom terugkeer.
5. Integratie en sociale samenhang
Het is essentieel dat iedereen meedoet in de samenleving. Dat betekent de Nederlandse taal spreken, maar ook de Nederlandse normen en waarden onderschrijven zoals vastgelegd in onze democratische rechtsorde. Dat is de basis van onze samenleving, en die moet door iedereen worden gerespecteerd. Een kleine groep houdt zich niet aan de regels van de democratische rechtstaat met intolerante of onverdraagzame gedragingen of zet anderen daartoe aan. We verkennen de mogelijkheden om tegenwicht te bieden aan deze ondermijnende invloeden. Het kabinet blijft ook de dialoog aangaan om maatschappelijke samenhang te realiseren – hiermee willen we scheidslijnen in de samenleving overbruggen en verbinding stimuleren.
Het kabinet verwacht ook van nieuwkomers dat zij participeren op de arbeidsmarkt en meedoen in de samenleving. Veel nieuwkomers zetten zich daar ook volop voor in en helpen zo mee onze samenleving vorm te geven. De participatiegraad van nieuwkomers op de arbeidsmarkt blijft echter achter bij de rest van de Nederlandse beroepsbevolking. We zetten ons daarom in voor het verhogen van de arbeidsparticipatie van nieuwkomers. Zo dragen zij hun steentje bij en integreren ze snel in de Nederlandse samenleving. Het kabinet biedt hierbij ondersteuning op het terrein van taal, werk en kennis van de Nederlandse samenleving inclusief normen en waarden. Het actieplan ‘Statushouders aan het werk’ biedt daarbij een bredere aanpak om deze groep aan het werk te krijgen. Onderdeel hiervan is het creëren van startbanen voor statushouders. Ook stimuleert het kabinet de arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond met de werkagenda ‘Verdere integratie op de arbeidsmarkt’. Hierbij ontzorgen we werkgevers, zodat zij hier niet onnodig veel geld en tijd aan kwijt zijn.
Het kabinet helpt Oekraïense ontheemden mee te doen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Door de Russische invasie van Oekraïne zijn veel Oekraïners hun land ontvlucht. Momenteel vangt Nederland ruim 117.000 Oekraïense vluchtelingen op. Hierbij is het uitgangspunt dat zij terugkeren wanneer het land weer veilig genoeg is. Meer dan de helft van hen heeft betaald werk in Nederland, vaak in deeltijd en onder het eigen opleidings- en kwalificatieniveau. Daar waar nodig wordt deze groep ondersteund door ze te begeleiden naar passend en duurzaam werk. Daarbij is oog voor de effecten op Oekraïense ontheemden en de Nederlandse samenleving op de (middel)lange termijn.
Het kabinet versterkt zelfbeschikking en de vrijheid om eigen keuzes te maken. Ook in een gesloten gemeenschap moet je zelf richting kunnen geven aan je leven. Daarom zetten we extra in op verandering vanuit die groepen zelf en op de aanpak van schadelijke praktijken waaronder huwelijksdwang, genitale verminking en afwijzing van lhbtiq+ personen. Het kabinet zet met het Meerjarenplan Zelfbeschikking 2022-2025 in op het versterken van zelfbeschikking van mensen in gesloten gemeenschappen.
Het kabinet pakt discriminatie, racisme, antisemitisme en moslimhaat aan. Hier is geen plaats voor in Nederland. Niet op straat en ook niet online. Voor de preventie en aanpak van alle vormen van discriminatie en racisme zal het kabinet een Nationaal Programma met meerjarenagenda opstellen met de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. De inzet van het ministerie van SZW specifiek richt zich op preventie. Met bijvoorbeeld het verkennen van uitdragen van een sociale norm of het faciliteren van trainingen om discriminatie en racisme te herkennen en hierbij in te grijpen. Ook faciliteren we interreligieuze dialoog en stimuleren we gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Samen met werkgeversorganisaties werken we aan de ontwikkelagenda ‘Voor een inclusieve arbeidsmarkt’.
We maken de samenleving weerbaar tegen intern en extern conflict. Ontwikkelingen in het buitenland, ongewenste buitenlandse beïnvloeding en spanningen tussen groepen in Nederland vragen om actie. We ondersteunen gemeenten en professionals met kennis en handelingsperspectief en het vergroten van de bewustwording binnen de samenleving. Van 2023-2025 loopt de Agenda Veerkrachtige en Weerbare Samenleving, waarbinnen veerkracht- en weerbaarheidsinterventies worden getest en geëvalueerd in enkele tientallen gemeenten. Deze interventies richten zich bijvoorbeeld op het versterken van de sociale samenhang of digitale weerbaarheid.
6. Kinderopvang
Een toegankelijke kinderopvang is van groot belang voor onze samenleving. Het zorgt ervoor dat ouders kunnen werken als zij dat willen. Tegelijkertijd zorgt kwalitatief goede kinderopvang voor een goede start voor kinderen. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat verbetering van het stelsel nodig is. Dit kabinet werkt aan zekerheid, voorspelbaarheid en betaalbaarheid van de kinderopvang voor werkende ouders.
Het kabinet bouwt aan een toekomstbestendig stelsel voor kinderopvang. We zetten de herziening van het stelsel voortvarend door samen met de kinderopvangorganisaties. De herziening is een belangrijke stap in het eenvoudiger maken van maatregelen die het inkomen ondersteunen. Instellingen voor kinderopvang worden voortaan rechtstreeks gefinancierd en de ondersteuning van werkende ouders is niet langer afhankelijk van de hoogte van hun inkomen. Zo voorkomen we dat werkende ouders achteraf geconfronteerd worden met terugvorderingen. Werkende ouders en kinderopvangorganisaties krijgen zo meer zekerheid en voorspelbaarheid. Ook wordt kinderopvang voor de meeste werkende ouders goedkoper.
Het kabinet heeft alle kinderopvangorganisaties hard nodig om samen met hen deze overgang te maken. De herziening van het financieringsstelsel heeft immers grote gevolgen voor de sector. De overgang van het oude naar het nieuwe stelsel moet zorgvuldig verlopen. 2025 zal in het teken staan van het verder ontwikkelen van de wetgeving en het voorbereiden van de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel. Ook gaat de kinderopvangtoeslag omhoog. In 2025 is daar ruim 400 miljoen euro voor beschikbaar. Vooral werkende huishoudens met een middeninkomen zijn daardoor minder geld kwijt aan kinderopvang. Tegelijk blijven we investeren in de toegankelijkheid en kwaliteit van kinderopvang binnen het huidige stelsel.
Ook in Caribisch Nederland werken we verder aan kinderopvang. In 2024 is de Wet kinderopvang BES gepubliceerd. Hiermee verbeteren we de kwaliteit en de betaalbaarheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland. De wet zal naar verwachting op 1 juli 2025 in werking treden.
7. Brede welvaart
Het welzijn van mensen gaat over meer dan alleen inkomen. Het gaat bijvoorbeeld ook over gelijke behandeling of kwaliteit van werken. Over toegang tot zorg en onderwijs en over de sociale samenhang. Daarom vindt het kabinet het belangrijk om te kijken hoe het ministerie van SZW bijdraagt aan brede welvaart. De aanleiding is de motie Hammelburg c.s. (Kamerstukken II 2021/22 35 925, nr. 122, Kamerstukken II 2021/22 34 298, nr. 37) die door de Tweede Kamer is aangenomen. Die motie riep het kabinet op om in kaart te brengen hoe ministeries bijdragen aan brede welvaart. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stelt een factsheet op met de ontwikkeling van de brede welvaartsindicatoren die relevant zijn voor SZW.
Het algemene beeld van de brede welvaart op de voor SZW meest relevante terreinen is positief. De meeste resultaten zijn beter dan eerdere jaren. Bij ruim de helft van de uitkomsten zit Nederland bij de top 5 van de Europese Unie. Nederlanders zijn zeer tevreden met onze arbeidsomstandigheden en met hun leven, en Nederlanders ervaren veel eigen regie. De langdurige werkloosheid is laag en de werk-privé balans goed.
Daar staat tegenover dat het aandeel huishoudens met problematische schulden tussen 2021 en 2023 is toegenomen. Het aandeel vrouwen in managementposities is gestegen, maar Nederland loopt achter bij andere Europese landen. Ook is het ziekteverzuim hoger dan in het verleden. Verdere verbetering van de brede welvaart op SZW-terrein is dus mogelijk.
Kerncijfers
Handhaving UWV, SVB en gemeenten
Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2023 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.
Aantal boetes (x 1.000) | Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln) | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2023 | 2021 | 2022 | 2023 | 2021 | 2022 | 2023 | |
UWV1 | 2,1 | 1,7 | 1,1 | 2,5 | 2,0 | 1,2 | 6,5 | 7,1 | 4,4 |
SVB2 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,8 | 0,9 | 1,1 | 3,2 | 4,0 | 4,0 |
Gemeenten3 | 7,2 | 5,8 | 4,3 | 4,3 | 3,7 | 2,9 | 6,8 | 4,2 | 5,2 |
Totaal | 10 | 8 | 6 | 8 | 7 | 5 | 17 | 15 | 14 |
Re-integratie
Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door UWV aan het werk zijn geholpen.
Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Streefwaarde 2025 | |
---|---|---|---|---|
Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering | 150 | 150 | 100 | ‒2 |
Mensen met recht op Ziektewetuitkering | 450 | 500 | 400 | ‒2 |
Mensen met recht op WIA-uitkering | 3.000 | 4.200 | 4.500 | ‒3 |
Mensen met recht op Wajong | 7.100 | 7.700 | 7.100 | ‒3 |
Totaal | 10.650 | 12.600 | 12.100 | ‒ |
Bron: UWV, jaarverslag.
De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.