Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

De toegang tot zorg wordt gelijkwaardiger. Je urgentie wordt leidend. Het afwenden van onbeheersbare arbeidsmarkttekorten heeft grote prioriteit en we gaan voor een gezonder en fitter Nederland.

Onze zorg is van onschatbare waarde en staat al langere tijd onder grote druk. Het wordt steeds lastiger voor medewerkers om de groeiende zorgvraag op te vangen. Een ongelijke toegang tot zorg, waarbij veel mensen zorg mijden uit angst voor de kosten, is ongewenst. Ze worden vaak later een ziekere en duurdere patiënt. Niet blijven doorlopen met medische klachten is een effectieve vorm van preventie. Met het flink verlagen van het eigen risico creëert het kabinet een gelijkwaardigere toegang tot zorg, waarbij je urgentie leidend wordt.

Zorg is mensenwerk. Voorkomen moet worden dat het arbeidsmarkttekort onbeheersbaar wordt. We kunnen niet afwachten wat er gebeurt als er te weinig ambulanceverpleegkundigen zijn om uit te rukken in geval van nood, als er te weinig chirurgen en operatieassistenten zijn om noodzakelijke operaties uit te voeren, als er te weinig behandelaars zijn voor mensen met mentale problemen, als er te weinig zorghulpen zijn om een broodje te smeren voor mensen die dat vanwege een handicap zelf niet kunnen of als er te weinig verzorgenden zijn om onze alleroudsten te helpen bij het wassen, aankleden, haren kammen of tanden poetsen.

Het is geen gemakkelijke tijd om deze problemen op te lossen. Het geld is op en houdbare zorgkosten zijn van belang. Al is het maar omdat mensen die ziek zijn veel zorgkosten maken. Toch zien we momentum. Overal in het land bruist het van de ontwikkelingen die het onbeheersbare arbeidsmarkttekort kunnen afwenden. Belangrijke ambities zoals een gezond opgroeiende jeugd, een fitter en sportiever Nederland en het voorkomen van ziekte, blijven - ook als het financieel even tegenzit - een belangrijk deel van ons beleid bepalen. Voorkomen blijft immers beter dan genezen. 

‘Steeds meer mensen mijden zorg om financiële redenen’ (NIVEL). ‘Als we niets doen stevenen we af op een harde tweedeling. Aan de ene kant staan dan de mensen voor wie de zorg nog steeds beschikbaar is, omdat zij de weg kennen en over voldoende middelen beschikken. Aan de andere kant staan dan de mensen die niet over voldoende middelen beschikken en de weg niet kennen’ (De Nederlandse Zorgautoriteit).

Het eigen risico wordt in 2025 en 2026 bevroren op 385 euro en vanaf 2027 fors verlaagd naar 165 euro. En in het ziekenhuis gaat een maximum van 50 euro per behandelprestatie gelden. Omdat het een substantiële verlaging betreft wordt een wetgevingstermijn van twee jaar gehanteerd. In 2025 en 2026 vindt er daarom een nader in te vullen lastenverlichting van 2,5 miljard euro voor burgers plaats. Mensen met lagere inkomens krijgen straks meer zorgtoeslag. De zorgpremie, die als gevolg van de publiek-private verhoudingen zoals vastgelegd in zorgverzekeringswet navenant stijgt, worden voor burgers per saldo volledig gecompenseerd via een verlaging van de inkomstenbelasting en voor bedrijven via de AOF-premie. De forse verlaging van het eigen risico betreft een intensivering van per saldo 4,3 miljard euro. De verwachting is dat met een flink lager eigen risico meer mensen zich bij klachten laten doorsturen naar een medisch specialist. We houden hier rekening mee bij de financiële ruimte voor het zorgaanbod in onze ziekenhuizen, maar omdat het zorgaanbod onvoldoende mee kan groeien met de grotere zorgvraag wordt de wachtlijst ook langer en wordt ingezet op versterking van de triage. De zorgvrager met de grootste urgentie wordt als eerste van de wachtlijst gehaald. Op deze wijze organiseren we een gelijkwaardigere toegang tot medisch specialistische zorg, waarbij je urgentie leidend wordt in plaats van dat je als patiënt je zorgen moet maken om de aanslag op je eigen risico. 

Een heldere zorgverzekering

Voor een aanzienlijk deel van de aanbieders is op dit moment bij de start van het overstapseizoen nog niet duidelijk of zij in het nieuwe jaar gecontracteerd zijn. Verzekerden moeten weten waar zij aan toe zijn. De voorwaarden voor de zorgpolis moeten aan de start van het overstapseizoen glashelder zijn zodat verzekerden de best passende verzekering kunnen kiezen. We zullen verzekeraars en aanbieders ondersteunen in het contracteerproces en de informatievoorziening verder verbeteren. Hetzelfde geldt voor het in voldoende begrijpelijke taal formuleren van de polisvoorwaarden.

Beschikbaarheid geneesmiddelen

De beschikbaarheid van geneesmiddelen in de apotheek is in 2025 een belangrijk aandachtspunt. Het oplossen van geneesmiddelentekorten wordt een veelkoppig monster genoemd. Een aantal verbeteringen zijn al in gang gezet. We signaleren tekorten eerder en beter om zo op tijd naar oplossingen te zoeken voor de patiënt. Ook door samen met behandelaren te kijken welke alternatieven er zijn en/of import uit het buitenland van vergelijkbare geneesmiddelen mogelijk te maken. We maken de Nederlandse markt aantrekkelijker voor geneesmiddelenfabrikanten door te kijken naar onze eigen prijs -en vergoedingsinstrumenten zoals de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP) en het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) maar ook het preferentiebeleid. Ook leggen we extra voorraden aan om een verhoogde vraag of tijdelijke productiestoring op te kunnen vangen. We leggen hierbij de focus op de meest noodzakelijke geneesmiddelen.

Beschikbaarheid medische hulpmiddelen

Medische hulpmiddelen zijn er in alle soorten en maten, van stomazakjes en diabetessensoren tot implantaten en verbandmiddelen. Met deze hulpmiddelen worden patiënten beter behandeld, ondersteund in hun dagelijks leven en ze dragen bij aan diagnostiek en preventie van ziekte. Ook hier zien we tekorten. Door tekorten eerder en beter te signaleren via de Europese Meldplicht Leveringsonderbreking (EML) kan op tijd naar oplossingen gezocht worden. Daarnaast werken we samen met andere landen aan de productie van hulpmiddelen dichter bij huis en het aanleggen van een voorraad, bijvoorbeeld voor mondmaskers en zuurstofconcentratoren.

De voorbije jaren zijn grote stappen gezet om per medewerker steeds meer patiënten te helpen. Desondanks ligt er een prognose van een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort van bijna 200.000 medewerkers in zorg en welzijn in 2033. Het is ondenkbaar dat we dat op z’n beloop laten. Je kunt een beenbreuk niet laten zitten, op straat blijven liggen na een zwaar ongeluk, doorlopen met een blindedarmontsteking, niet meer gewassen worden als hulpbehoevende oudere of maar aan je lot worden overgelaten worden met een baby in stuitligging in je buik. Het kan gewoon niet. Het aanpakken van de personeelskrapte heeft grote prioriteit voor dit kabinet. Waar we het hebben over medewerkers, gaat het bijvoorbeeld om artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, helpenden welzijnsmedewerkers, fysiotherapeuten of andere beroepen in zorg en welzijn.

Het is onmogelijk om deze arbeidsmarkttekorten af te wenden door steeds meer mensen van buiten de zorg aan te trekken, daar zijn immers ook grote tekorten. We zullen het moeten doen met de mensen die nu al in de zorg werken en de natuurlijke aanwas. Dat vraagt grote inspanningen, maar het kan. Er is momentum om oplossingen waar we het al zo lang over hebben nu echt mogelijk te maken. Het kabinet zet in langs drie lijnen:  

Halveren van de administratietijd in 2030. Als we de administratietijd weten te halveren naar zo’n 20% van de werktijd, zijn we er voor de komende jaren al. Revolutionair zijn de mogelijkheden die generatieve kunstmatige intelligentie (AI) in de zorg heeft. We willen dat organisaties zich hier op voorbereiden. Middels AI kan de arts een patiëntendossier laten samenvatten wat veel voorbereidingstijd scheelt. Een praktijkproef laat zien dat de administratietijd van een consult teruggebracht kan worden van 7 minuten naar minder dan 16 seconden. Met behulp van AI kunnen zelfs conceptbrieven en e-mails automatisch gegenereerd worden, zowel in het jargon van de medisch specialist als in begrijpelijke taal voor de patiënt. Voorlopers in de introductie van generatieve AI in de ziekenhuiszorg, brengen in beeld hoe dit veilig en zorgvuldig kan. Het kabinet zal de wet- en regelgeving die hiervoor nodig is prioritair oppakken en de voorlopers ondersteunen in hun veelbelovende doel: #NooitMeerTikken. Diagnostische AI wordt van een medisch-ethisch kader voorzien. Het kabinet gaat de databeschikbaarheid en gegevensuitwisseling in zorg en welzijn versneld verbeteren. Daarbij let het kabinet goed op privacy en gegevensbeveiliging. Uitgangspunt is dat de burger de keuze heeft om gegevens al dan niet ter beschikking te stellen middels een opt out.

Het verlagen van de administratietijd is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. We ondersteunen de zorgkantoren, verzekeraars en aanbieders bij het ontregelen van de zorg, maar steken ook de hand in eigen boezem. Wet- en regelgeving die tot onnodige administratietijd leidt wordt opgeheven. Vertrouwen in medewerkers wordt het uitgangspunt. De uitvraag moet minder. Samen met het zorgveld en de hiertoe aangestelde gezanten stellen we een werkagenda op. Standaardiseren wordt de norm. Verschillen in regels en vereisten die zorgverzekeraars en zorgkantoren van zorgorganisaties verlangen, worden gelijkgetrokken. Digitaal werken scheelt veel tijd en wordt met prioriteit gestimuleerd in de wijkverpleging, verpleeghuizen en gehandicaptenzorg. Bewezen digitale werkvormen kunnen versneld worden ingezet door de Stimuleringsregeling technologie ondersteuning en zorg. Patiënten kunnen zo bijvoorbeeld voorafgaand aan hun consult online alvast hun vragenlijst invullen waardoor de zorgverlener bij de voorbereiding van het consult al veel informatie heeft voor het vormen van een beeld over wat de patiënt nodig heeft. Het kabinet stimuleert dat medewerkers de juiste vaardigheden hebben voor digitaal werken.

Door het stimuleren van de totstandkoming, opschaling en implementatie van technologische en sociale innovaties, die leiden tot andere manieren van werken in de zorg, maken we het werken in de zorg aantrekkelijker. Een voorbeeld hiervan is implementatie van de medicatiedispenser, waarbij een apparaat het aanreiken van medicijnen overneemt van een zorgmedewerker die daarvoor op gezette tijden langs zou moeten komen. Implementatie en opschaling van dit soort innovaties maakt dat medewerkers meer tijd over hebben. Voor de bevordering van de totstandkoming van innovaties gebruiken we de handvatten van de Kennis- en Innovatieagenda Gezondheid en Zorg 2024-2027 binnen het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. We stimuleren daarnaast het ontwikkelen van de benodigde (digitale) vaardigheden in de zorg zodat de personele inzet en de innovaties volledig worden benut. Ook verbinden we de Topsector Life, Science & Health (LSH) en Topsector ICT onder meer met zorgorganisaties en medewerkers om kansen van arbeidsbesparende technologieën te laten zien en handvatten voor toepassing te bieden. In 2025 organiseren we een evenement over arbeidsbesparende technologische toepassingen. Het doel hiervan is om deze technologische toepassingen aan zorgorganisaties en medewerkers te presenteren vanuit het bedrijfsleven en kennisinstellingen om deze zo snel als mogelijk op de werkvloer te krijgen.

De juiste inzet van medewerkers. Nog steeds worden medewerkers ingezet daar waar dat niet of veel minder zou hoeven. Een voorbeeld hiervan is het veertien keer per week inzetten van een thuiszorgmedewerker om iemand die gebruik maakt van een rolstoel in en uit bed te helpen, terwijl betrokkene het graag zelf zou doen met behulp van een plafondlift, maar deze niet krijgt. Het kabinet voert daarom arbitrage tussen zorgwetten in, waarbij de minste inzet van medewerkers uitgangspunt wordt. Het kabinet hecht eraan dat medewerkers goed kunnen samenwerken met mantelzorgers en vrijwilligers, zodat zij samen meer kunnen betekenen voor de patiënt, waarbij de belastbaarheid van de mantelzorger niet uit het oog wordt verloren. Er wordt gewerkt aan het vergroten van de bekendheid van het recht op flexibel werken, wat werknemers in kunnen zetten om werk en mantelzorg te combineren, en aan de administratieve vereenvoudiging van het verlofstelsel. Ook hebben we extra aandacht voor medische innovaties die de inzet van medewerkers vermindert en tegelijk de belasting voor de patiënt vermindert. Bijvoorbeeld daar waar een modernere manier van behandelen zoals de TAVI kan worden ingezet om een openhartoperatie te voorkomen bij een beschadigde hartklep. Het kabinet maakt afspraken over het toetsen van de effectiviteit van bestaande en veelbelovende innovatieve zorg. In kaart wordt gebracht welke zorg juist in of uit kan stromen. Het is van belang dat bewezen effectieve zorg voor iedereen beschikbaar is. Zorg die niet effectief is hoort niet in het pakket thuis en moet dan ook uit het pakket stromen. Het kabinet zal waar nodig wet- en regelgeving aanpassen zodat het Zorginstituut en zorgpartijen scherpere keuzes kunnen maken.

In 2025 investeren we het samenwerkingsverband Regioplus en de aangesloten werkgeversorganisaties om de arbeidsmarktopgave in de regio verder te ondersteunen. Binnen de regio’s zal er aandacht zijn voor de aanpak van regeldruk, innovatie en AI en regionaal werkgeverschap. Regionaal werkgeverschap draagt eraan bij dat medewerkers in loondienst meerdere organisaties en op meerdere plekken in de regio kunnen werken. Hiervoor zullen specifiek regionale informatiepunten komen voor werkgevers. Om mensen te interesseren voor werk in zorg en welzijn, ondersteunen we diverse loopbaaninstrumenten, zoals online platforms met informatie over opleidingen in zorg en welzijn en loopbaancoaching voor medewerkers. Dit alles draagt bij aan de instroom en behoud van medewerkers.   

Vergroten vakmanschap en werkplezier. We werken voor het einde van het jaar een leidraad vakmanschap en werkplezier uit, geïnspireerd op de aanpak van een aantal voorlopers in de zorg en welzijn. Het kabinet heeft hiermee als doel dat mensen graag blijven werken in zorg en welzijn. Hierbij gaat het kabinet in op de bekostiging van de verschillende opleidingsvormen, waaronder medische vervolgopleidingen en bij- en nascholing, bijvoorbeeld voor palliatieve zorg. In deze leidraad gaan we ook in op het aantrekkelijker maken van werken in zorg en welzijn door meer autonomie en vertrouwen, en staan we stil bij de verhouding van flexibel en vast personeel. Tegelijkertijd gaan we in op de mogelijkheden voor medewerkers in loondienst om bij meerdere organisaties en op meerdere plekken in de regio kunnen werken. Er zijn praktijkvoorbeelden van medewerkers die in de thuiszorg werken die veel vertrouwen en verantwoordelijkheid krijgen. De klanttevredenheid is daar hoog en de inzet van zorguren lager. Een grote domper op het werkplezier is agressie tegen medewerkers. Het kabinet voert een taakstrafverbod in voor fysiek geweld tegen hulpverleners in zorg en welzijn. Dit wordt nader toegelicht in hoofdstuk 8. Daarnaast komt het kabinet met een campagne in 2025: Agressie tegen hulpverleners, dat doe je niet!

Belangrijk is dat medewerkers van zorg- en welzijnsorganisaties met plezier in loondienst kunnen blijven werken. Dat betekent een goed evenwicht met zzp’ers, zodat medewerkers in loondienst niet de gaten in de roosters hoeven dicht te lopen. Zelfstandigen in zorg en welzijn blijven binnen de kaders van wet- en regelgeving welkom.

Zorgmedewerkers blijven zich ontwikkelen in hun vakgebied. Werkgevers bieden hiervoor ruimte en hebben zekerheid nodig over hoe zij dit kunnen betalen. Het gaat hierbij over verschillende opleidingsvormen in de zorg, waaronder medische vervolgopleidingen en bij- en nascholing. Organisaties in zorg en welzijn kunnen daarom in 2025 opnieuw gebruik maken van SectorPlanPlus. Dit is een subsidie die werkgevers ondersteunt bij opleidingstrajecten gericht op nieuwe instroom, scholing en behoud van medewerkers. Daarnaast kunnen ziekenhuizen per 1 januari 2025 gebruik maken van de vernieuwde bekostiging voor het opleiden van gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel. Hiermee is het mogelijk om beschikbaarheidsbijdragen toe te kennen per afgeronde module in plaats van per afgeronde opleiding. Deze stap richting het modulair en flexibel opleiden draagt sterk bij aan het loopbaanperspectief van de zorgmedewerker. Tot slot, worden vanaf het schooljaar 2024/2025 ongeveer 25 tot 30 opleidingsplaatsen extra beschikbaar gesteld voor verpleegkundig specialisten (VS) in de wijk. Mogelijk volgt er een uitbreiding naar 45 plaatsen.

Ook vergroten we de autonomie van medewerkers in zorg en welzijn. Enerzijds door praktische initiatieven op instellingsniveau. Anderzijds betrekken we medewerkers op landelijk niveau in een klankbordgroep.

Op basis van de eerste resultaten van het preventieplan, een datagedreven aanpak die handvatten biedt voor het voorkomen van verzuim en verloop, zetten we erop in om samen met bestuurders, toezichthouders en medewerkers het verzuim en verloop omlaag te brengen. We werken hierin samen met enthousiaste en inspirerende bestuurders uit de sector. Vanaf 2025 organiseren we bijeenkomsten voor bestuurders en toezichthouders over de inzichten uit het preventieplan voor zorg en welzijn en zorgen we dat deze informatie voor alle relevante partijen te vinden is.

Het bestaande zorgakkoord wordt verbreed, geïntensiveerd en geconcretiseerd in een aanvullend zorg en welzijnsakkoord tot en met 2028, waarin we het verschil willen maken voor de mensen die zorg nodig hebben. In dit nieuwe akkoord staan de gelijkwaardigere toegang tot zorg en welzijn en het afwenden van het arbeidsmarkttekort centraal. Beide kerndoelen worden ondersteund door de huidige beweging in het IZA om het medisch zorglandschap naar de voorkant te versterken, dit zullen we verder concretiseren. In een wijk, in een dorp en ook in een krimpregio zijn vaak de huisarts en de wijkverpleegkundige het eerste aanspreekpunt voor mensen met een medische zorgvraag. Het kabinet versterkt daarom de onderlinge samenwerking in de eerstelijnszorg. De eerstelijnszorg is een cruciale schakel in ons zorglandschap voor een doorverwijzing naar medisch specialistische zorg. Het kabinet zet in op voldoende praktijkhoudende huisartsen, het verlagen van drempels voor startende praktijkhouders zodat het makkelijker wordt een huisartsenpraktijk over te nemen en meer mensen toegang tot goede huisartsenzorg te bieden. De huisarts heeft meer tijd om goed te luisteren naar de behoefte van de patiënt, zodat er een betere keuze gemaakt kan worden over het vervolgtraject, dat bij sociale problemen ook een vervolg bij een welzijnswerker kan zijn. En de huisarts ontlast met behulp van praktijkondersteuners het ziekenhuis. 

Eenmaal doorverwezen naar een dichtbij gelegen kleiner ziekenhuis in de stad of een streekziekenhuis in de regio bouwt de patiënt een zorgrelatie op met zijn of haar specialist. Mocht er op enig moment een complexe operatie nodig zijn, zoals bijvoorbeeld een openhartoperatie, dan wordt er doorverwezen naar een hooggespecialiseerd ziekenhuis. De patiënt gaat zodra het kan, na de operatie weer terug naar het eigen ziekenhuis, waar de eigen specialist de zorg overneemt en naasten gemakkelijker op bezoek kunnen komen. Het kabinet wil ervoor zorgen dat ziekenhuizen meer samenwerken en dat streekziekenhuizen in zo volwaardig mogelijke vorm behouden blijven. Grote ziekenhuizen gaan kleine ziekenhuizen ondersteunen, zodat zij goede zorg kunnen leveren en operaties van meer eenvoudigere aard worden niet langer gecentreerd. Dit komt de toegankelijkheid voor patiënten ten goede die minder hoeft te reizen en maakt dat meer specialisten reden hebben om in het perifere ziekenhuis te blijven werken. Het kabinet wil met zorgverzekeraars afspreken dat zij meerjarige financiële afspraken met ziekenhuizen maken zodat ziekenhuizen meer zekerheid kunnen bieden over hun financiële toekomst wat medewerkers meer zekerheid geeft om te blijven en ervoor zorgt dat gebruikers van ziekenhuiszorg minder vaak naar de stad hoeven te reizen voor ziekenhuiszorg. Het kabinet wil ervoor zorgen dat de beschikbaarheid van spoedeisende zorg en acute verloskunde in iedere regio goed geregeld is. Het kabinet zal daarom de regelgeving aanpassen die gevolgd moet worden als een ziekenhuis overweegt het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie te beperken. Omdat hier tijd voor nodig is, stelt het kabinet tot die tijd een handreiking op voor wat er in de tussentijd nodig is om te voorkomen dat de beschikbaarheid van de spoedzorg in het geding komt. Daarnaast gaat het kabinet de telefonische bereikbaarheid van spoedzorg verbeteren door zorgcoördinatie.

Lange wachttijden in de spoedzorg

Het is breed bekend dat we in spoedeisende situaties van leven en dood het alarmnummer 112 moeten bellen. Maar wat te doen met een bloederig ongeluk waarbij een vinger klem is komen te zitten? Veel mensen kennen de weg niet goed als het gaat om spoedzorg. Daarbij is de wachttijd lang als eenmaal het juiste spoednummer is gevonden. Hier is verbetering nodig. Met inzet van een publiekscampagne leggen we uit wat te doen bij spoed.

Aanbieders in de spoedzorg werken samen vanuit zorgcoördinatie om zo de meest geschikte zorg voor patiënten te vinden, door meer tijd te nemen voor triage van spoedaanvragen buiten kantoortijden. Er wordt goed gekeken naar welke zorgverlener (huisartsenpost, spoedzorg, gespecialiseerd ziekenhuis) de patiënt moet worden doorverwezen. Onderdeel van zorgcoördinatie is ook inzicht in de capaciteit van aanbieders en dit verbetert de snelheid en kwaliteit.

Het IZA regelt dat er per ROAZ-regio plannen worden opgesteld. Alle betrokken partijen, zoals zorgaanbieders en zorgverzekeraars, hebben de knelpunten van de regio in beeld gebracht en afspraken gemaakt over hoe die opgelost moeten worden. Hiermee gaan zij komend jaar verder en wij zullen helpen waar nodig.

Daarnaast werken we vanuit de visie eerstelijnszorg aan de verbetering van de regionale samenwerking. De patiënt kan hierdoor rekenen op samenhangende en goed toegankelijke eerstelijnszorg. Via regionale eerstelijnssamenwerkingsverbanden kunnen afspraken gemaakt worden over de toestroom en doorstroom van patiënten.

We willen dat de acute spoedeisende hulp, acute verloskunde en de intensive care afdelingen gefinancierd worden op basis van een vast budget. De NZa wordt gevraagd gefaseerd en zo snel mogelijk budgetbekostiging mogelijk te maken. Dit geeft zekerheid voor kleinere ziekenhuizen en maakt samenwerking gemakkelijker. Zorgverzekeraars kopen deze zorg in op dezelfde manier als ambulancezorg. Op deze manier werkt het kabinet aan minder marktwerking in de zorg en toegankelijkere zorg in de regio. De minister van VWS stuurt de Tweede Kamer dit najaar een notitie met de visie van het kabinet op marktwerking in de zorg. We willen voor het einde van 2024 een aanvullend akkoord sluiten voor de jaren 2025 ‒ 2028. Met deze afspraken maken we samen met de partijen een structurele beperking van de uitgavengroei mogelijk door de beweging naar zorg en ondersteuning in de eigen omgeving en regio en de inzet van digitale hulpmiddelen voor patiënten en cliënten.​

Gegevensuitwisseling

We werken aan een toekomstbestendig gezondheidsinformatiestelsel. Zo krijgen burgers regie over gegevens over hun gezondheid en zijn deze gegevens op het juiste moment op de juiste plek beschikbaar voor zorgverleners. Hiermee leggen we ook de basis voor de verdere doorontwikkeling en inzet van AI. 

Om dit te bereiken wordt in deze kabinetsperiode gewerkt aan het realiseren van een veilige publieke infrastructuur (waarbij de data bij de bron blijft). Ook zorgen we voor standaardisatie en landelijke randvoorwaarden en generieke voorzieningen die nodig zijn voor dit stelsel. Bij de uitwerking hiervan houden we rekening met internationale ontwikkelingen die bijdragen aan dit doel.

Met de vorig jaar unaniem aangenomen Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) worden zorgaanbieders stap voor stap verplicht tot elektronische gegevensuitwisseling met afspraken over eenheid van taal en techniek. Dit vraagt van ICT-leveranciers dat zij hun producten en diensten hiervoor geschikt maken. Daarnaast gaan we in 2025 door met de uitvoering van zorgvraag standaarden.

Naast de Wegiz zal in 2025 de voorbereiding voor de inwerkingtreding van de European Health Dataspace (EHDS) verordening starten. De wens van de Kamer voor een opt-in (toestemming geven voor gegevensgebruik) is niet in de EHDS opgenomen. De EHDS biedt wel de ruimte aan Lidstaten om een opt-out (intrekken van toestemming voor gegevensgebruik) vorm te geven op nationaal niveau. Medische gegevens zijn privacygevoelig en diefstal komt voor. Geheel waterdichte systemen zijn moeilijk vorm te geven. We versterken de gegevensbeveiliging zoveel als mogelijk en breiden de opt-out uit met meer subcategorieën. Dit kunnen patiënten zelf beheren in hun persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO).

Onze ouderen verdienen zorg en ondersteuning die bijdraagt aan hun kwaliteit van leven. Er zijn steeds meer ouderen die nu of in de toekomst zorg nodig hebben. Zij moeten erop kunnen rekenen dat de zorg voor hen klaar staat als zij die nodig hebben. We kunnen onze ouderen, die onze welvaart en samenleving hebben opgebouwd, niet opzadelen met zorgen over of er voor hen wel zorg of een geschikte woning is als ze zorgafhankelijk worden. De ouderenzorg is hopeloos versnipperd over verschillende zorgwetten. Mensen raken verdwaald tussen zorgloketten die naar elkaar wijzen voor vergoeding. Het kabinet zorgt ervoor dat zorgwetten beter op elkaar worden afgestemd en daar waar doorrekeningen aantonen dat het goedkoper en efficiënter kan, worden voorbereidingen getroffen om ze ook samen te voegen.

De grootste arbeidsmarkttekorten worden verwacht in de ouderenzorg. Daarnaast liggen er veel financiële uitdagingen. Het kabinet zal het voortouw nemen tot een hoofdlijnenakkoord voor de ouderenzorg waarin de onbeheersbare arbeidsmarkttekorten worden afgewend en de ouderenzorg daarmee ook financieel houdbaar wordt. Het is ondenkbaar dat we dit op zijn beloop laten. Er zijn genoeg verzorgenden nodig om hulpbehoevende ouderen te helpen bij het opstaan, wassen, aankleden, haren kammen, tanden poetsen en het maken van een praatje of een ommetje. We kunnen ze niet aan hun lot overlaten. Voldoende medewerkers en voldoende opgeleide medewerkers staat in de verpleeghuizen gelijk aan kwaliteit. De administratietijd in de verpleeghuizen is ongeveer 35%, terwijl bewoners er maar 1 keer komen wonen. We sturen daarom aan op een halvering in 2030. Generatieve kunstmatige intelligentie kan ook hier een revolutie veroorzaken. Denk alleen al aan de dagelijkse overdrachten van bewonersdossiers tussen de verschillende diensten. Daarnaast zal ook hier het kabinet de hand in eigen boezem steken en wetgeving doorlichten en verbetervoorstellen doen zoals het beëindigen van het systeem van herindicaties voor mensen die in een verpleeghuis wonen. De indicatiestelling blijft gebruikt worden voor de urgentie op de wachtlijst. Ondanks dat er al langer breed politiek draagvlak is om stervenden zelf te laten beslissen over waar ze willen overlijden, schuurt dat nog steeds met de praktijk. Palliatieve en terminale zorg moeten een vanzelfsprekend onderdeel worden van reguliere zorg. Het kabinet onderzoekt welke aanpassingen hiervoor nodig zijn in de verschillende zorgwetten.

Palliatieve en terminale zorg

Palliatieve zorg is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven, voor mensen van alle leeftijden die ongeneeslijk ziek zijn, of voor wie het levenseinde door kwetsbaarheid in zicht komt. Palliatieve en terminale zorg moeten een vanzelfsprekend onderdeel worden van reguliere zorg. Het kabinet onderzoekt welke aanpassingen hiervoor nodig zijn in de verschillende zorgwetten. Het is belangrijk dat mensen zich bewust zijn van hun wensen en grenzen in de laatste levensfase en deze tijdig bespreken met naasten en zorgverleners. Mensen kiezen zoveel als mogelijk zelf waar zij willen sterven. Binnen het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II wordt ingezet op het aanpakken van knelpunten in de bekostiging. Daarnaast wordt er extra aandacht besteed aan opleidingen, zodat palliatieve zorg onderdeel is van alle basisopleidingen (mbo, hbo en universitair). Goede palliatieve zorg vraagt dat medewerkers in zorg en welzijn hiervoor goed zijn opgeleid.

Het kabinet zal voldoende geschikte huisvesting voor ouderen moeten realiseren. Het aantal ouderen met dementie zal de komende jaren fors toenemen. Dat zal de voornaamste reden zijn om te verhuizen naar een meer geschikte woonomgeving. Op geclusterde zelfstandige woonvormen voor ouderen wordt reeds ingezet. Voor ouderen voor wie een plek in het verpleeghuis nog niet aan de orde is, maar de zorgafhankelijkheid wel al gevorderd is, zullen we middels nadere doorrekeningen ook de terugkeer van de verzorgingshuizen (een gezamenlijk huis met toezicht in de nacht) onderzoeken. De meest kwetsbare zorgafhankelijke ouderen kunnen terecht in een verpleeghuis. In 2025 zullen we dan ook bezien hoe we de investering van 600 miljoen voor betere ouderenzorg voor bijvoorbeeld zorg-/verpleegplekken zullen inzetten. In samenwerking tussen de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zet dit kabinet in op de realisatie van 290.000 woningen voor ouderen in 2030. De staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg gaat over de kwaliteit in de zorginstellingen en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de gebouwde omgeving. Het programma WOZO wordt langs deze lijnen opgedeeld. 

Toegankelijke informatie

Niet iedereen kan meekomen in de steeds digitaler wordende zorgwereld. Veel mensen zijn laaggeletterd of hebben ouderdomsklachten zoals slechthorendheid en slechtziendheid, die meedoen lastiger maken. Om de toegankelijkheid van zorg voor deze mensen te verbeteren wordt er gewerkt aan het verhogen van de digitale vaardigheden en de vindbaarheid van het digitale ondersteuningsaanbod. Dit wordt onder meer mogelijk gemaakt vanuit IZA middelen en regionale Wlz-budgetten van de zorgkantoren. Ook is er binnen de Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg (STOZ) aandacht voor de belangen van de cliënt, patiënt en mantelzorger bij het gebruik van digitale zorg en welzijn.

Nationale Dementiestrategie

Op dit moment zijn er in Nederland circa 300.000 mensen met dementie. De verwachting is dat dit stijgt dat naar ruim 500.000 in 2040. De Nationale Dementiestrategie heeft drie hoofdthema’s: een onderzoeksprogramma gericht op preventie, diagnose en behandeling van dementie; een samenleving die openstaat voor mensen met dementie waarin ze naar vermogen kunnen participeren; goede zorg en ondersteuning voor mensen met dementie. Het onderzoek naar casemanagement dementie en ook de tussentijdse evaluatie van de Nationale Dementiestrategie worden nog in 2024 afgerond. Aan de hand van deze evaluatie wordt bepaald of en waarop de strategie moet worden aangepast.

Onafhankelijke indicatiestelling ongecontracteerde wijkverpleging (Zvw)

In de ongecontracteerde wijkverpleging worden gemiddeld hogere kosten gemaakt. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn. Hogere tarieven kunnen de ene keer goed te verklaren zijn en de andere keer niet. Door de invoering van onafhankelijke indicatiestelling zorgen we voor helderheid over gehanteerde tarieven. Naast bestuurlijke afspraken met de betrokken partijen en scholing van alle verpleegkundigen werken we ook aan een wettelijke verplichting.

Dak- en thuisloosheid

De aanpak van dakloosheid heeft onverminderd de aandacht van het kabinet. Het bieden van maatschappelijke opvang is geen structurele oplossing voor het tegengaan van dakloosheid. In het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis (2023-2030) wordt daarom vooral ingezet op het voorkomen van dakloosheid door het versterken van de bestaanszekerheid en het realiseren van passende huisvesting. Dit vraagt een andere manier van samenwerken tussen gemeenten, zorgpartijen en woningcorporaties bij het snel en duurzaam huisvesten van dakloze mensen. Om de beweging lokaal te versterken, is vanuit het Rijk ondersteuning beschikbaar om partijen hierbij te helpen. Gemeenten worden bijvoorbeeld ondersteund bij de onderbouwing van hun preventiebeleid en bij het opzetten van Housing First praktijken.

In het volkshuisvestingsprogramma, dat onderdeel is van het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting, worden langjarige afspraken gemaakt over de bouwopgave voor woningen voor aandachtsgroepen, waaronder mensen die uitstromen uit zorginstellingen en (dreigend) dakloze mensen.

Het kabinet werkt samen met de organisaties in de jeugdzorg (jeugdhulp, jeugdbescherming en reclassering), onderwijs en gemeenten verder aan de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd en het doorvoeren, conform advies Algemene Rekenkamer en Afdeling advisering Raad van State, van hervormingen in de structuur van taken, bevoegdheden en indicatiestelling om de prestaties van de jeugdzorg te verbeteren.

Het kabinet wil in de eerste plaats voorkomen dat steeds meer kinderen, jongeren en gezinnen hulp nodig hebben. Nu doet al één op de zeven jongeren en kinderen een beroep op jeugdzorg, waar dit in 2000 nog één op de 27 kinderen was. Dat kan en moet minder, want dit is (ook financieel en qua arbeidsmarkt) niet houdbaar en moet dus anders. Juist ook om ervoor te kunnen zorgen dat de meest kwetsbare kinderen en jongeren die specialistische zorg echt nodig hebben de zorg krijgen die ze verdienen en niet eindeloos op wachtlijsten staan. Het kabinet zal daartoe met een wetsvoorstel komen. Daarbij zet het kabinet onder andere in op het versterken van sociale netwerken in de buurt. We willen er ook naar toe dat gezinnen worden ondersteund door stevige lokale wijkteams, waar je voor de meeste vragen terecht kan. Voor eenvoudige vragen wordt namelijk nu nog te vaak verwezen naar een specialist. Vier op de tien gezinnen ervaart problemen op meerdere domeinen zoals armoede en schulden, huisvesting, zorg en veiligheid. Jeugdhulp is niet altijd het juiste of enige antwoord voor deze gezinnen. Daarom gaat het kabinet met gemeenten inzetten op een veel meer gezamenlijke aanpak. We geven een steuntje in de rug waar dat nodig is, maar de opvoeding blijft natuurlijk altijd een verantwoordelijkheid van de ouders.

Door minder verschillende regels te maken voor de specialistische jeugdzorg pakt het kabinet daarnaast de bureaucratie aan. Het kabinet stuurt nog dit jaar regelgeving naar de Tweede Kamer waarin is vastgelegd welke specialistische jeugdhulp beschikbaar moet zijn.

Lokale wijkteams, jeugdhulp, jeugdbescherming, en andere organisaties gaan nauwer samenwerken. Zo kunnen ze sneller op het gezin gerichte passende hulp bieden. Op die manier vergroten we de veiligheid voor kinderen en verminderen we het aantal uithuisplaatsingen.

Kinderen en jongeren die toch even niet thuis kunnen wonen, ontvangen zo dicht mogelijk bij huis liefdevolle hulp. De gesloten jeugdzorg wordt zo snel mogelijk afgebouwd. In plaats hiervan kom er een alternatief aanbod. Het kabinet gaat hier zo snel mogelijk mee aan de slag. Regio’s en aanbieders zullen hierbij worden ondersteund.

Voorkomen is beter dan genezen. Het kabinet neemt daarom maatregelen om de gezondheid van alle Nederlanders te beschermen en te bevorderen, waaronder mentale gezondheid. Hiertoe werken we een samenhangende effectieve preventiestrategie uit.

Preventie

Ons doel is een gezonde generatie in 2040. We stimuleren onder andere een gezondere leef- en schoolomgeving. We staan voor vrije keuzes. Kinderen en jongeren hebben echter niet altijd de mogelijkheid zelf een weloverwogen keuze te maken. Daar ligt een taak voor de overheid. Daarom gaan we marketing van ongezonde producten gericht op kinderen en jongeren tegen, rekening houdend met de proportionaliteit van (met name) de wettelijke maatregelen voor de betrokken partijen, waaronder de regeldruk voor ondernemers. We dringen met een actieplan met een focus op jongeren het vapen terug en voeren campagne over de negatieve gezondheids- en maatschappelijke consequenties  van het kopen en gebruiken van illegale drugs. Door dit zichtbaar te maken, willen we dit bewustzijn versterken. We hebben daarnaast volop aandacht voor de mentale gezondheid van jongeren en studenten.

Het lukt onvoldoende om investeringen in preventie vooraf te relateren aan besparingen later. Daarom werken we samen met organisaties in de zorg aan een investeringsmodel voor preventie. We maken afspraken met gemeenten over de inzet van bewezen effectieve maatregelen, zoals valpreventie, kansrijke start en het bevorderen van seksuele gezondheid.

Vaccins

Het kabinet neemt de zorgen om de gedaalde vaccinatiegraden zeer serieus. Daarom maken we het onder andere makkelijker om vaccinaties te krijgen, met name in wijken en gebieden waar de vaccinatiegraad achterblijft. We zetten in op het vergroten van het vertrouwen in vaccinaties door begrijpelijke en doelgroepgerichte voorlichting. En door het tegengaan van onjuiste medische informatie, over vaccinaties, maar ook over andere onderwerpen.

We gaan, vanaf 2025, het vaccin dat kinderen beschermt in hun eerste RS-virus seizoen, opnemen in het Rijksvaccinatieprogramma. Dit voorkomt ontzettend veel leed bij kinderen en bezorgde ouders en naar verwachting daalt hiermee het aantal ziekenhuisopnames met [2.000 ‒ 2.500 per jaar].

Ook gaan we, vanaf 2025, eenmalig een nieuw pneumokokkenvaccin aanbieden aan mensen vanaf 60 jaar oud. Hiermee wordt een aanzienlijke gezondheidswinst geboekt.

Sport en Bewegen

Het kabinet wil dat iedereen veilig kan sporten en bewegen. Daarom hebben we volop aandacht voor integriteit binnen de sport. We zetten in op voldoende bewegen en dragen zo bij aan een gezonde leefstijl en een verhoging van ons fysieke en mentale welzijn. Daarom ondersteunen we de sportinfrastructuur en duurzame leefomgeving die uitnodigt tot bewegen. Er is extra aandacht voor groepen die minder sporten en bewegen. Vanzelfsprekend blijven we (top)sport en evenementen ondersteunen. Dit werken we komende maanden uit.

Sport is niet alleen van groot belang voor een fysiek en mentaal gezonder Nederland, maar is ook van groot sociaal belang in onze maatschappij. Sportverenigingen spelen daarin een belangrijke rol. Hoge energielasten bedreigen echter de financiële positie en daarmee ook de continuïteit en/of een betaalbare contributie voor veel sportverenigingen. Daarom blijven we investeren in het verduurzamen van sportverenigingen via de BOSA-regeling en kijken we waar en hoe we deze regeling kunnen verbeteren. Zodra de toegezegde aanpak regeldruk voor vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen beschikbaar is zullen wij deze uitwerken voor de sportverenigingen. Onze ambitie is dat iedereen in Nederland de kans heeft om zonder belemmering te sporten en te bewegen en hierbij te kunnen schitteren en te kunnen genieten. Van de Typhoonloop van AV Typhoon uit Gorinchem, tot recent de Olympische en Paralympische Spelen in Parijs. 

Gezondheidsbevordering

Kwaliteit van leven en gezondheid is belangrijk voor iedereen. Daarbij kijken we ook voorbij het zorgdomein. Het kabinet maakt afspraken over hoe beleid op andere terreinen de gezondheid kan bevorderen. Bijvoorbeeld over een goede luchtkwaliteit, effectieve schuldhulpverlening en de aanpak van schimmelwoningen. Zo wordt gewerkt aan een betere gezondheid via verschillende beleidsterreinen. We maken een actieagenda Hitte om Nederland beter voor bereiden op klimaatverandering.

Mentale gezondheid

Een goede (mentale) gezondheid is belangrijk voor iedereen. Het verbeteren van de weerbaarheid en mentale gezondheid van mensen helpt ook de druk op de zorg te verminderen. Zo kan de zorg en ondersteuning voor mensen met een psychische aandoening toegankelijk en betaalbaar blijven. We presenteren in 2025 een werkagenda mentale gezondheid en ggz waarmee we een samenhangende aanpak, van preventie tot zorg, maken. De aanpak van wachtlijsten en de toegankelijkheid van cruciale zorg voor mensen met een ernstige, meervoudige psychiatrische aandoening, waar in het Integraal Zorgakkoord afspraken over zijn gemaakt, zullen hier ook onderdeel van uitmaken. Deze agenda draagt bij aan een betere mentale gezondheid, weerbaarheid en passende zorg en ondersteuning voor wie dat nodig heeft. Het voornemen is om de wet Integrale suïcidepreventie in 2025 in werking te laten treden en te starten met implementatie. Daarnaast zetten we in op een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige steunpunten en het opzetten van mentale gezondheidsnetwerken, waarbij door professionals uit de ggz en het sociaal domein verkennende gesprekken worden gevoerd. Daartoe start per 1 januari 2025 een vierjarig experiment zodat zorgverleners de kosten van het verkennende gesprek apart kunnen declareren. Tot slot werken we in 2025 samen met andere departementen verder aan de aanpak voor mensen met verward of onbegrepen gedrag.

Volksgezondheid

De inzet op een betere volksgezondheid doen we samen met gemeenten, zorgverzekeraars en maatschappelijke partners. We maken de baten van preventie en gezondheidsmaatregelen zichtbaar, waardoor het duidelijk is wat het investeren in gezondheid oplevert, zowel in als buiten de zorg. Hiermee zetten we gezondheid centraal, inclusief sport en bewegen, om de gezondheid te verbeteren, gezondheidsachterstanden te verkleinen en de zorgvraag te beheersen. Door gezondheid te betrekken bij alle beleidsdomeinen streeft het kabinet naar een gezondere en weerbaardere samenleving met betere gezondheid voor mensen in een kwetsbare situatie.

De wettelijke kaders van (onderzoek naar) embryo’s, abortus en euthanasie blijven ongewijzigd, behoudens onvoorziene en belangwekkende ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe (wetenschappelijke) inzichten en mogelijkheden, wetsevaluaties en adviezen van bijvoorbeeld de Gezondheidsraad. Het kabinet heeft aandacht voor de lopende wijziging van de Embryowet. Ook de voortgezette behandeling van twee aanhangige initiatiefvoorstellen kunnen leiden tot een wijziging van de wettelijke kaders. Bij wetswijzigingen op medisch-ethisch vlak betrekt het kabinet specifiek ook (vooraf) de beroepsgroepen.

Bescherming van de medisch-ethische balans

Op het gebied van medisch-ethische thema’s spelen vaak vraagstukken die raken aan leven en dood. Hierbij is zorgvuldigheid en respect voor elkaars standpunten en opvattingen, en verschillen hierin, van groot belang. Medisch-ethische wetgeving kennen een belangrijk evenwicht tussen enerzijds respect voor de menselijke waardigheid en menselijk leven én andere waarden, zoals het genezen van zieken en lichamelijke autonomie. Wetgeving zorgt enerzijds voor bescherming en begrenzing van wat kan en mag, en anderzijds wordt mogelijk gemaakt dat we op een zorgvuldige manier wetenschappelijke kansen kunnen benutten, de kwaliteit van zorg kunnen verbeteren en het recht op lichamelijke autonomie beschermen. Om deze balans te waarborgen, zal het kabinet het debat over ontwikkelingen omtrent medisch-ethische vraagstukken zorgvuldig blijven voeren, en bij belangwekkende of onvoorziene ontwikkelingen eventueel aanpassing van wet- en regelgeving voorstellen.

Van 12 september 2024 tot 15 augustus 2025 herdenken we dat 80 jaar geleden de Tweede Wereldoorlog eindigde en vieren we dat we in Nederland sindsdien in vrijheid leven in een democratische rechtsstaat.

Tijdens dit lustrumjaar leveren lokale 4 en 5 mei comités, gemeenten en provincies, Nationaal Fonds voor Vrede Vrijheid en Veteranen, oorlogsmusea en herinneringscentra, vrijwilligersorganisaties van verzetsdeelnemers en slachtoffers van vervolging en vele andere organisaties een belangrijke bijdrage aan de viering van 80 jaar vrijheid door het organiseren en financieren van een verscheidenheid aan herdenkingen en activiteiten door het hele land die voor iedereen toegankelijk zijn. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft samen met de provincies en organisaties die hierbij betrokken zijn, een symbolische route langs vijf nationale thema’s uitgestippeld:

  • 1. Bevrijding van Zuid-Nederland in september-oktober 2024;

  • 2. Herdenking van de Holocaust in januari 2025;

  • 3. Bevrijding van Noordoost-Nederland in april 2025;

  • 4. Nationale Herdenking en Bevrijdingsdag op 4 en 5 mei 2025;

  • 5. Einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië/Indonesië en Azië tijdens de  Nationale Herdenking 15 augustus 2025.

Dit lustrum geeft een impuls aan de ambitie van dit kabinet dat alle inwoners van Nederland in iedere levensfase op een kwalitatief goede manier in aanraking te laten komen met het brede verhaal van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Met het wegvallen van de generatie die de oorlog zelf heeft meegemaakt is het onze verantwoordelijkheid om aan volgende generaties duidelijk te maken tot welke verschrikkingen intolerantie, uitsluiting, en discriminatie kunnen leiden.

In de komende periode geven we verder invulling aan het Nationale Plan Versterking Holocausteducatie, onder andere door de structurele financiering van het Nationaal Holocaust Museum en de versterking van de educatieve functie van de Nationale Herinneringscentra.

Ook is het streven om de aandacht voor de genocide op Sinti en Roma structureel te borgen binnen de WOII-sector. Eerste stap hierin is het Nationaal Programma Herdenking 80 jaar Vervolging Sinti en Roma, geïnitieerd en gecoördineerd door Herinneringscentrum Kamp Westerbork en uitgevoerd door verschillende vertegenwoordigers uit de Sinti en Roma gemeenschappen.

Om organisaties in staat te stellen op een aansprekende manier (cultureel)educatieve en museale activiteiten te realiseren over de Tweede Wereldoorlog wordt een subsidieregeling ontwikkeld die in 2025 inwerking treedt. Prioriteiten hierbij zijn aandacht voor de Holocaust en onderbelichte onderwerpen.

Voorts blijft het kabinet zich inzetten voor de collectieve erkenning van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in Nederland dat als doel heeft het erfgoed van deze gemeenschappen te verankeren in de Nederlandse samenleving en de kennis over deze geschiedenis te vergroten.

Tot slot blijft de hoogwaardige zorg en ondersteuning voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers vanwege bijzondere solidariteit en ereschuld een belangrijk onderdeel van ons beleid.

Met de begroting die voor u ligt geven we dit jaar 110 miljard euro uit aan zorg, toch is er nog steeds vaak sprake van schrijnende situaties waarin we nee moeten verkopen omdat we geen dekking hebben. Het is dan onverteerbaar dat er wordt gegraaid uit de zorg pot, schattingen komen soms op duizelingwekkende getallen. Er is regelmatig sprake van fraude met zorggeld of fraude met diploma’s, er is zelfs sprake van criminele netwerken. Soms lekt zorggeld ook op legale wijze weg, bijvoorbeeld uitkering van winsten via onderaannemers.

We zetten ons in op het voorkomen, stoppen en bestraffen hiervan. We stellen een vergunningsplicht vooraf in voor nieuwe aanbieders. We stellen extra weigerings- en intrekkingsgronden in voor de vergunning in het wetsvoorstel «Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders». We nemen extra bepalingen op voor excessieve winstuitkeringen in de zorg en jeugdhulp.

Het stoppen en bestraffen van zorgfraude krijgt verder een impuls door het versterken van datagericht toezicht en meer gerichte interventies in de keten van zorginkopers, toezichthouders, opsporingsdiensten en het openbaar ministerie. In samenhang met de start van de Stichting Informatieknooppunt zorgfraude passen we de rol van de Taskforce Integriteit Zorgsector aan om de effectiviteit in de operationele samenwerking te verstevigen. In overleg met alle betrokken partijen zal het kabinet de regierol van de NZa op het terrein van zorgfraude versterken.

Private equity in de zorg

Onze zorg is van oudsher privaat georganiseerd. Wie een huisartsenpraktijk, tandartspraktijk, verpleeghuis of ziekenhuis begint, gaat voor een lening naar de bank, investeert met eigen geld of doet een beroep op private investeerders. Banken zorgen nog steeds voor het grootste deel van financiering in de zorg. Tegelijkertijd zie je dat banken terughoudender zijn geworden in het verstrekken van leningen. Daarbij speelt dat de aard van investeringen verandert bijvoorbeeld voor investeringen in digitale zorg, waarbij geen vastgoed als onderpand kan dienen. Dan komen er alternatieve kapitaalverschaffers in beeld. Private equity partijen zijn partijen die vermogen aanbieden aan niet-beursgenoteerde ondernemingen, waaronder zorgaanbieders. Doorgaans verkrijgen ze dan ook autonomie.

Er zijn grote verschillen tussen private equity partijen. Sommige richten zich op een duurzame manier van investeren in de zorg, sommige zijn uit op groot financieel gewin, waarbij het soms ook om excessieve winstuitkering gaat. De patiënten en burgers zijn hiervan de dupe. Het kabinet is tegen excessieve winstuitkering en ook tegen partijen die financieel gewin laten prevaleren boven de zorg voor de patiënt. We zetten in op maatregelen om integere bedrijfsvoering te borgen in de zorg en komen in het eerste kwartaal van 2025 met een wetsvoorstel integere bedrijfsvoering. Ook komt dit kabinet met maatregelen voor een meer inhoudelijke beoordeling van concentraties (overnames/fusies) in de zorg door de NZa.

De zorg in Nederland moet niet alleen in het hier en nu, maar onder alle omstandigheden zo goed mogelijk toegankelijk zijn. Daarom bereiden we ons voor op actuele en toekomstige dreigingen die een grote impact op de maatschappij en het zorgsysteem (publieke gezondheid, curatieve en langdurige zorg) kunnen hebben. De dreigingen waar we rekening mee moeten houden zijn divers. Bijvoorbeeld een gewapend conflict, maatschappelijke ontwrichting, grote uitbraken van infectieziekten of extreme weersomstandigheden. In zulke crises is slagvaardige, wendbare en opschaalbare (nood)zorg nodig, met als doel om de zorgverlening voor zoveel mogelijk mensen zo lang mogelijk toegankelijk te houden met een daarbij passende kwaliteit. In de uitwerking en de voorbereiding richten we ons voornamelijk op de zorgcapaciteit en de organisatie van de gewondenzorg, de medische voorraden, IT en data, de bevoegdheden bij een crisis en de verbetering van de civiel-militaire samenwerking in de zorg. Hiermee voldoen we ook aan onze verplichtingen in NAVO-verband en in het kader van het landelijk crisisplan militaire dreigingen.

In het Regeerprogramma is de kabinetsbrede inzet op het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid opgenomen. Hier maakt de zorg een belangrijk onderdeel van uit. Dit samenhangend overheidsbreed weerbaarheidsbeleid wordt in de komende maanden verder uitgewerkt onder regie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). In dit traject zal ook de weerbaarheidsopgave van VWS nader worden geconcretiseerd. Daarbij zullen ook de gevolgen van de bezuiniging op pandemische paraatheid, die in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken, worden betrokken. Deze bezuiniging heeft uiteraard grote impact op de voortgang die we op dit onderwerp kunnen en willen maken. Dat raakt vanaf 2025 uiteraard de bescherming tegen en bestrijding van infectiezieken-uitbraken, maar heeft ook bredere gevolgen voor basis noodzorg in Nederland.

Het terugdraaien van de intensiveringen van de beleidsopgave versterken publieke gezondheid en infectieziektebestrijding conform hoofdlijnenakkoord wordt voor 2025 beleidsmatig ingevuld door onder andere de SPUK voor de GGD te verlagen en de inzet op kennis, innovatie en versterking te verminderen. Dit betekent dat in 2025 de voorgenomen vergroting van personele capaciteit bij de GGD’en niet wordt uitgevoerd en dat een aantal voorgenomen (onderzoeks)trajecten, zoals rond het verbeteren van de modellering van infectieziekte uitbraken, de opschaling van de IC-capaciteit en het bevorderen van leveringszekerheid van medische producten, niet van start gaan. De beleidsmatige gevolgen van dit onderdeel van het hoofdlijnenakkoord voor 2026 en verder dienen nog nader te worden bezien.

Zorgaanbieders gebruiken veel energie en veel grondstoffen, bijvoorbeeld voor voedsel en medicijnen. Daarmee maken ze mensen gezond(er) bieden ze goede kwaliteit van leven. Energie en grondstoffen worden echter steeds duurder. Door energie en materialen spaarzaam te gebruiken, kunnen we zorgkosten besparen voor producten, energie of afvalverwerking. Dat kan door verspilling tegen te gaan en door processen slimmer en efficiënter in te richten, zonder in te leveren op kwaliteit. Zo zorgt de gezondheidszorg voor minder schade aan het milieu en draagt het ook bij aan het behalen van de klimaatdoelen. Dat is goed voor onze gezondheid en vermindert de druk op de zorg.

In 2025 ondersteunen we partijen bij het verduurzamen van de gezondheidszorg. We delen kennis, maken onderzoek naar «groene zorg» mogelijk, stimuleren groene initiatieven en zorgen dat die op veel plekken worden toegepast. Ook nemen we obstakels in beleid en regelgeving zo veel mogelijk weg. Tegelijkertijd zorgen we dat regelgeving voor klimaat en milieu niet botst met de betaalbaarheid en toegankelijkheid van gezondheidszorg. Het Uitvoeringsprogramma verduurzamen (publieke) zorg en welzijn en de Green Deal ‘Samen werken aan Duurzame Zorg 2023-2026’ (GDDZ 3.0), met inmiddels ruim 400 ondertekenaars, vormen de basis voor de verduurzaming van de gezondheidszorg.

We werken aan een samenleving waarin iedereen met een beperking mee kan doen en in staat is een betekenisvol leven te leiden. In 2025 werken met het beleidsprogramma ‘Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking’ (2022-2026) verder aan goede en toekomstbestendige zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking, zowel in de Wmo2015 als in de Wlz. De Toekomstagenda heeft drie hoofddoelstellingen.

Als eerste het zorgen voor beschikbare en goede zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Bijvoorbeeld door de inzet van zorgtechnologie te stimuleren zodat eigen regie van mensen met een beperking wordt vergroot. En door te werken aan verbetering van de complexe zorg. Een ontwikkelprogramma ondersteunt aanbieders om kwalitatief goede zorg te leveren voor mensen met een verstandelijke beperking en onbegrepen gedrag. Om ervoor te zorgen dat zorgaanbieders voldoende plekken voor deze cliënten aanbieden worden de tarieven voor drie zorgprofielen (waaronder VG7) vanaf 2025 verhoogd. Voor cliënten met een VG7 indicatie werd in toenemende mate door zorgaanbieders terughoudend omgegaan met het leveren van deze zorg. Belangrijk knelpunt hierbij was de bekostiging van de zorg. De aanpassing van de tarieven per 2025 die volgt uit het door de NZa uitgevoerde kostprijsonderzoek, zorgt ervoor dat de tarieven kostendekkend zijn waardoor cliënten in deze prioritaire groepen de juiste zorg kunnen ontvangen. Dit geldt ook voor cliënten die een ZG (zintuigelijk gehandicaptenzorg) of een SGLVG (sterk gedragsgestoord en licht verstandelijk gehandicapt) indicatie hebben. Hiervoor wordt structureel € 168 miljoen aan het Wlz-kader toegevoegd.

Ten tweede beperken we de administratieve lasten voor mensen met een beperking en hun naasten. Bijvoorbeeld door een passende beschikkingsduur te stimuleren binnen de Wmo2015. En het verbeteren van de toegang tot zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking, door o.a. de bekendheid van cliëntondersteuning te vergroten.                                               

Ten derde zorgen we voor meer kansen en mogelijkheden voor mensen met een beperking om zichzelf te ontplooien. Via branche-erkende opleidingen krijgen zij meer mogelijkheden zichzelf te ontwikkelen binnen de dagbesteding of het voortgezet speciaal onderwijs. Daarnaast zorgt de inzet van zorgtechnologie voor meer eigen regie en zelfredzaamheid voor mensen met een beperking en hun naasten.

Daarnaast wordt er gewerkt aan een toegankelijke en ontvankelijke samenleving voor mensen met een beperking en hun naasten, ook wanneer zij zorg en ondersteuning ontvangen. We doen dat via de Nationale strategie voor het VN-verdrag handicap, die tot en met 2040 is vastgesteld. In 2025 wordt gestart met de uitvoering van de eerste rijksbrede vijfjarige werkagenda. De werkagenda wordt samen met mensen met een beperking en hun naasten opgesteld.

Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget is een gewaardeerde mogelijkheid voor mensen met een beperking en ouders van ernstig zieke kinderen om hun dagelijkse zorg en hulp aan huis zelf vorm te geven. In 2025 zet VWS zich in om het pgb gebruiksvriendelijker te maken voor zowel de budgethouder als de zorgverleners, door waar mogelijk het proces te vereenvoudigen, danwel de instructie en communicatie te verbeteren. Het pgb-werkgeverschap verlangt bijzonder veel vaardigheden en administratietijd van de budgethouder, ook dit willen we vereenvoudigen.

Geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld (waaronder Eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en achterlating, vrouwelijke genitale verminking en ouderenmishandeling) en kindermishandeling hebben een groot effect op de (mentale) gezondheid en welzijn, en kunnen in het ergste geval zelfs leiden tot de dood. Het is dan ook van groot belang om deze vormen van geweld te voorkomen, te stoppen en duurzaam op te lossen.

Onze aanpak sluit ook aan op  de op 7 mei 2024 aangenomen EU-Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Het doel van deze richtlijn is de ingezette brede en integrale aanpak te versterken. In 2025 beginnen we met de uitvoering van deze richtlijn.

We werken samen met de ministeries van JenV en OCW en met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Bijvoorbeeld door het vergroten van expertise van professionals, het ondersteunen van gemeenten en het verbeteren van laagdrempelige hulp- en meldpunten voor slachtoffers, omstanders en plegers.

Naast de brede aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling zetten we via programma’s en aanpakken ook in op enkele specifieke vormen van huiselijk geweld of vraagstukken gerelateerd aan geweld in afhankelijkheidsrelaties.

Met het actieprogramma ‘Stop Femicide!’ zorgen we voor meer bewustwording van professionals, slachtoffers, plegers en omstanders en handelingsperspectieven. Onder andere door het verbeteren van de veiligheids- en risico taxatie bij huiselijk geweld, de dossieropbouw bij onzichtbaar partnergeweld, multidisciplinaire training en bewustwordingscampagnes, moeten slachtoffers eerder in beeld komen en de juiste ondersteuning en hulp krijgen. Ook voor plegers moet deze inzet leiden tot eerder en beter juiste interventies vanuit zowel zorg en straf.

Het doel van het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming is het verminderen van gedwongen maatregelen zoals uithuisplaatsingen in combinatie met een betere rechtsbescherming (met name in het vrijwillig kader). Het programma werkt aan doorontwikkeling en toepassing van gezinsgerichte werkwijzen en van nieuwe samenwerkingsvormen in de (jeugd)beschermingsketen.

Het Nationaal Actieprogramma SGG en SG (NAP) is er om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te voorkomen, herkennen en aan te pakken en hulp te bieden aan de slachtoffers. Concreet werken we aan het ontwikkelen van steun- hulp en meldpunten voor slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Het doel is dat hulpverlening laagdrempelig en goed vindbaar is georganiseerd en waar de samenwerking tussen de ketenpartijen is afgestemd op de behoeften van de slachtoffers en melders.

Met het Actieplan Samen tegen Mensenhandel zetten we in op het verbeteren en intensiveren van onderdelen van de aanpak mensenhandel. Het Actieplan ziet onder andere toe op het vergroten van bewustwording en meldingsbereidheid, de bescherming van en hulp en opvang voor (minderjarige) slachtoffers en het verbeteren van (boven)regionale samenwerking. Doel is dat voldoende en passende opvang en hulpverlening beschikbaar is voor alle slachtoffers van mensenhandel. Verder worden ter versterking van de bescherming van minderjarige slachtoffers voorstellen en interventies ontwikkeld en eerstelijns professionals getraind.

Voor Caribisch Nederland werken we aan zorg en ondersteuning die gelijkwaardig is aan Europees Nederland. Dit vraagt ten eerste om aandacht voor het op niveau brengen van voorzieningen die nog onvoldoende op niveau zijn of voor voorzieningen die in zijn geheel niet beschikbaar zijn. Ook het niveau van regelgeving vraagt aandacht. We zetten in op een zorgstelsel op maat dat rekening houdt met de kleinschalige context van de eilanden. We werken aan de opbouw van maatschappelijke ondersteuning en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en voorzien deze van een juridische basis. Verder verbeteren we het aanbod voor jongeren met complexe problematiek. Zetten we in op het verbeteren van de curatieve zorg door in te zetten op veilige en betrouwbare elektronische gegevensuitwisseling en e-health initiatieven. En we brengen verdere verbeteringen aan in de organisatie van medische uitzendingen. Naast het wegwerken van achterstanden moeten de Caribische gemeenten zich voorbereiden op uitdagingen rondom vergrijzing, arbeidsmarktproblematiek en klimaatverandering. Met de lokale overheden werken we daarom aan de doorontwikkeling van publieke gezondheid. Bewegen en een gezonde leefstijl moeten onderdeel worden van het dagelijks leven van inwoners.

Licence