Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening zijn maatschappelijke opgaven waar grote uitdagingen liggen, zoals de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van woningen en het verdelen van de schaarse ruimte in Nederland. De begroting voor 2025 is de eerste begroting van het nieuwe kabinet Schoof. Vanaf het jaar 2025 heeft het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) een aparte begroting. Met een aparte begroting krijgen deze beleidsterreinen de aandacht die ze verdienen. Het hoofdlijnenakkoord ‘Hoop, Lef en Trots’ en de uitwerking daarvan in het regeerprogramma vormen de basis van ons beleid hierop.

Volkshuisvesting is een grondwettelijke taak van de overheid. Een betaalbare woning is namelijk een van de fundamenten voor een goed leven. Er is jarenlang te weinig gebouwd in verhouding tot de bevolkingsgroei en de veranderende samenstelling van huishoudens. Het terugdringen van het woningtekort is daarom een topprioriteit.

Naast de maatregelen op beschikbaarheid, werken we aan de betaalbaarheid en kwaliteit van woningen en leefomgeving, onder andere door een aanpak gericht op preventie van funderingsschade, door woningen te verduurzamen en door de voortzetting van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). Daarmee verbetert ook de bestaanszekerheid van ouderen, jongeren en dak- en thuisloze mensen. En we zorgen voor lagere energielasten en een grotere energieonafhankelijkheid van Nederland.

Ook hebben we een nationale taak op het gebied van ruimtelijke ordening. Nederland is een klein land met schaarse ruimte dat staat voor grote urgente opgaven die om integrale afwegingen vragen: ruimte voor wonen, ruimte voor landbouw, ruimte voor water, ambitie om meer circulair en biobased te gaan bouwen, ruimte voor leveringszekerheid van energie en ruimte voor economische en demografische ontwikkelingen. In dit verdelingsvraagstuk heeft het Rijk na jarenlange afwezigheid de regie hernomen, maar maakt ze de keuzes nadrukkelijk niet alleen. Zij zal dit in nauwe samenspraak met de burgers van Nederland, de medeoverheden en diverse maatschappelijke organisaties en sectoren vormgeven. Ook het rijksvastgoed (zowel gronden als gebouwen) kan bijdragen aan het realiseren van de nationale ruimtelijke doelen. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) krijgt de opdracht om bij de verkoop van rijksvastgoed (gronden en gebouwen) maximaal in te zetten op het realiseren van maatschappelijke opgaven, waaronder (betaalbare) woningen. Verwerven van gebouwen en grond kan hier deel van uitmaken. De inzet van het RVB bij grootschalige gebiedsontwikkelingen zoals de lopende grootschalige woningbouwprojecten in Almere-Pampus, Lelystad Zuider-C en Oosterwold, wordt voortgezet. De grond en expertise van het RVB wordt ook op andere plaatsen benut. Een belangrijke visie van het Rijk is dat we recht willen doen aan alle regio’s. Ruimte voor defensie en ook ruimte voor economie zijn voorbeelden waarbij niet alleen op lokale en regionale schaal, maar juist ook op nationale schaal keuzes gemaakt moeten worden. Dit om de ontwikkeling van Nederland verder te brengen. Daarbij schuiven we problemen niet af naar elders of door naar toekomstige generaties. Hiervoor benutten we het traject van de Nota Ruimte.

De instrumenten van de Omgevingswet dragen bij aan het bieden van oplossingen en het aanpakken van de opgaven in de fysieke leefomgeving waar ons land voor staat.

Beschikbaarheid

Beschikbaarheid: bouwen

In het regeerprogramma wordt beschreven dat we op verschillende manieren gaan inzetten op het creëren van meer woningen. Er wordt hierbij gefocust op drie doelen:

  • 1. Nieuwbouw van meer passende en betaalbare woningen;

  • 2. Beter benutten en verbeteren van de leefbaarheid in de bestaande woningvoorraad en bestaande gebouwen;

  • 3. Sneller door minder belemmeringen en meer realisatie.

In het regeerprogramma wordt dieper ingegaan op welke concrete maatregelen moeten bijdragen aan het bereiken van deze doelen. Verder wordt er invulling gegeven aan de besteding van de € 5 mld. die door dit kabinet beschikbaar is gesteld om deze doelen te ondersteunen.

Het grootste gedeelte van de € 5 mld. zal worden ingezet voor de nieuwbouw van meer passende en betaalbare woningen, inclusief Caribisch Nederland. Hierbij zal er aandacht zijn voor het beter benutten en verbeteren van de leefbaarheid in de bestaande (woning) voorraad bijvoorbeeld door het stimuleren van transformeren, optoppen, herstructureren en woningdelen.

Om het klimaat voor investeringen in woningen te verbeteren verlagen we het algemeen tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen naar 8%. Om in het algemeen tarief te kunnen differentiëren tussen woningen en niet-woningen is een aanpassing van de systemen nodig. Deze wijziging loopt daarom pas mee in het Belastingplan 2026.

Ook investeert het kabinet in sneller bouwen door minder belemmeringen en meer realisatie. Dit gebeurt door het opschalen van de woningbouw, het wegnemen van belemmeringen, efficiëntere processen en procedures, het stimuleren van innovatief en industrieel bouwen en meer capaciteit bij medeoverheden.

1. Nieuwbouw van meer passende en betaalbare woningen

We voeren regie door nationale doelen vast te stellen en deze te vertalen naar regionale opgaven. Eind 2024 organiseren we een Woontop waar we concrete, landelijke afspraken maken met onder andere medeoverheden, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties. Vanaf begin 2025 actualiseren we de huidige afspraken in de Woondeals over hoeveel woningen we waar en voor wie bouwen. Rijk en provincies krijgen met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting de bevoegdheid om hierop dwingend te sturen. Ook bevat het wetsvoorstel instrumenten om het bouwproces te versnellen. Deze wettelijk afdwingbare afspraken bieden duidelijkheid aan woningcorporaties, marktpartijen en overheden.

De middelen ten behoeve van woningbouw voor 2025 worden gedeeltelijk ingezet om door te bouwen op de fundamenten van bestaand beleid. Zo zorgt het kabinet voor toekomstbestendig bouwen door rekening te houden met water, bodem, landschap, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van de leefomgeving en in nieuw te bestemmen gebieden woningbouw, in geval van concurrentie om grond, voorrang te geven boven windmolens en zonnevelden.

Aanvullend op bestaande woningbouwlocaties en (lopende) woondeals wijzen we nieuwe gebieden voor grootschalige woningbouw aan, bij voorkeur rond bestaande infrastructuur. Er komt daartoe zo spoedig mogelijk een voorstel die verankerd wordt in de Nota Ruimte, onder meer gebaseerd op het programma NOVEX.

2. Beter benutten van bestaande gebouwen en verbeteren van de leefbaarheid

Het benutten van de bestaande voorraad gebeurt tot op heden vaak nog op kleine schaal, terwijl onderzoek laat zien dat de potentie hiervan groot is. De woningnood is hoog, daarom moeten we de potentie van de bestaande voorraad scherper en concreter ten volste benutten. Dit doen we door het maken van bestuurlijke regionale afspraken, waar nodig het aanpassen van nationale wetgeving en de inzet van financiële middelen. We houden hierbij oog voor de leefbaarheid en veiligheid.

We maken in de woondeals aanvullende regionale afspraken over het beter benutten van bestaande gebouwen en de bijbehorende omgeving. We sturen actief op de uitvoering en doorvertaling hiervan in beleid van medeoverheden. In het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting nemen we op dat gemeenten in het gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma een plan moeten maken voor hoe zij het benutten van de bestaande voorraad faciliteren, hoe zij leegstand bestrijden en welke acties zij daarvoor ondernemen. Waar nodig passen we wetgeving aan om het beter benutten van de bestaande voorraad makkelijker te maken. Vooruitlopend daarop maken we gebruik van de experimenteerbepaling in de Omgevingswet om alvast aan de slag te gaan met toekomstige wijzigingen. We evalueren de Leegstandwet om te bezien hoe gemeenten de bestaande wet goed kunnen benutten. We bereiden een wetswijziging voor om belemmeringen rond hospitaverhuur weg te nemen. Door bij hospitaverhuur een opzeggingsgrond bij verkoop van de woning te introduceren, wordt het grootste knelpunt voor hypotheekverstrekkers bij het verlenen van toestemming voor hospitaverhuur weggenomen. Verder is onze inzet om een tijdelijk huurcontract voor hospitaverhuur te introduceren en onderzoeken we het uitzonderen van hospitaverhuur bij de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging.

Voor de sociale zekerheidswetten met een kostendelersnorm (onder andere Participatiewet, Anw en Toeslagenwet) verkent het kabinet wat de consequenties zijn als de kostendelersnorm wordt aangepast of afgeschaft en welk effect dit heeft op woningdelen. Voor de AOW verkent SZW een vereenvoudiging van het partnerbegrip en onderzoekt SZW daarnaast met SVB, VWS en VRO door middel van een maatschappelijke kosten-baten analyse of het huidige partnerbegrip een belemmering vormt om te woningdelen en mantelzorg te verlenen.

Het kabinet draagt bij aan de vitalisering van wijken, regio’s en gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat, zoals stedelijke focusgebieden, en regio’s aan de randen van het land die centraal staan in de aanpak van Elke regio telt!. In de kwetsbare gebieden zoals opgenomen in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid is sprake van een grote woningbouwpotentie van circa 130.000 woningen. Om deze te kunnen verzilveren kunnen aanvullende investeringen aan de orde zijn zoals het aanpakken van de openbare ruimte of het op peil brengen van voorzieningen.

Tot slot kan een deel van de € 5 mld. worden ingezet voor de ondersteuning van onrendabele optopprojecten en transformaties (met name corporatieprojecten). De focus voor optoppen ligt bij corporaties omdat meergezins-corporatiewoningen tweederde deel van de potentie voor optoppen uitmaken. Daarbovenop komt dat corporaties vaak ook hetzelfde type gebouwen in hun portefeuille hebben. Dit maakt concepten voor optoppen makkelijker te reproduceren, eventueel via conceptuele bouw.

3. Sneller door minder belemmeringen en meer realisatie

Er wordt een programma gestart om tegenstrijdige en overbodige regelgeving, die woningbouw onnodig duur maakt, te schrappen. Het kabinet gaat samen met medeoverheden, marktpartijen en corporaties aan de slag om de stapeling van lokale regels en procedures aan te pakken en regeldruk te verminderen. Regelgeving wordt aangepast als dit bijdraagt aan verdere versnelling.

Ook zetten we ons ervoor in om procedures te versnellen. We beperken beroepsmogelijkheden, in lijn met het wetsvoorstel Regie op de volkshuisvesting. Zo introduceren we parallel plannen als ''nieuwe norm''. Hiermee worden fases in het bouwproject gelijktijdiger, in plaats van na elkaar, uitgevoerd. We versnellen de behandeling van beroepszaken over woningbouw bij de rechter, in lijn met het wetsvoorstel Regie op de volkshuisvesting.

We nemen in de bouwregelgeving voor woningen geen nieuwe duurzaamheidseisen op, tenzij het de invulling van Europese richtlijnen betreft. Medeoverheden mogen geen zwaardere eisen stellen dan landelijk geldende regelgeving voor gebouwen. Dit stimuleert de gewenste standaardisering van de bouw. Voor innovatie in de bouw maken we uniforme handvatten, zodat opschaling meer kans kan krijgen. Waar nodig passen we bouwregelgeving aan om industriële bouw, flexbouw, verbouw (zoals optoppen) en de bouw van zorgwoningen gemakkelijker te maken. We starten een programma om tegenstrijdige en overbodige regelgeving te schrappen. Dit doen we in nauw overleg met andere overheden, departementen en marktpartijen.

De uitvoeringskracht van gemeenten wordt versterkt door onder andere efficiënter om te gaan met bestaande capaciteit, samenwerking tussen gemeenten te bevorderen, kennis te vergroten en standaardisering en digitalisering te bevorderen. Capaciteit en deskundigheid worden gedeeld, zowel tussen overheden als tussen overheid en markt. Het Rijk stuurt hierop en draagt hieraan bij met een programma versterken realisatiekracht gemeenten: met onder andere eerstelijns- en specialistische hulp, en betere kennisdeling.

We werken eraan om juridische en financiële belemmeringen voor een nieuwe derde sector naast huur en koop weg te nemen: coöperatief wonen. Deze bewonersinitiatieven creëren woongemeenschappen die kunnen bijdragen aan betaalbaar en passend wonen en kunnen de leefbaarheid versterken. Het fonds kan daarmee een aantal kansrijke initiatieven realiseren en zo bijdragen aan professionalisering en standaardisatie. Bedoeling is om in 2025 de eerste initiatieven te financieren.

Conceptueel en industrieel bouwen, waaronder modulaire bouw, zijn bouwwijzen om sneller, betaalbaarder en duurzamer te kunnen bouwen en ontwikkelen. We stellen daarom een aanpak industrieel bouwen op en streven ernaar dat per 2030 de helft van de jaarlijkse nieuwbouwwoningen industrieel wordt gebouwd. Verdere digitalisering in de bouwketen kan de versnelling van de bouw ondersteunen, bijvoorbeeld door een brede toepassing van het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO). Via het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) zetten we in op de verduurzaming van bouwmachines en de bouwlogistiek. Ook de landbouw kan een sleutelrol spelen voor de bouw als teler van biogrondstoffen, zoals bijvoorbeeld vezelgewassen voor toepassing in de bouwsector.

Het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Op grond kun je bouwen geeft samen met de eerder gepubliceerde Tussenrapportage IBO Woningbouw en Grond een overzicht van de grootste knelpunten bij woningbouw en met welke (Rijks)maatregelen die geadresseerd kunnen worden. In het IBO worden in paragraaf 4.3. twaalf verschillende beleidsmaatregelen genoemd over vier domeinen, te weten ‘De ruimte’, ‘De grond’, ‘De bouw’ en ‘De afnemer’. De voorstellen die in de domeinen zijn genoemd worden ook meegenomen in de uitwerking van het woningbouwbeleid.

Beschikbaarheid: corporaties en specifieke doelgroepen

In 2025 maken we samen met corporaties, huurders, en gemeenten nieuwe Nationale prestatieafspraken over de opgave voor de komende jaren. We hebben hierbij oog voor zowel de betaalbaarheid voor huurders als voor de investeringsmogelijkheden van corporaties. De financiële herijking van de huidige Nationale prestatieafspraken helpt daarbij. Hiermee zorgen we ervoor dat corporaties volop kunnen investeren en zorgen we voor perspectief dat zij ook op langere termijn hun taak volledig waar kunnen maken. Verder stellen we in 2025 wettelijke maatregelen voor om de onderlinge (financiële) solidariteit tussen corporaties en de mogelijkheden voor projectsteun aan corporaties te verbeteren.

Ook blijven we in 2025 aan de slag om ouderen meer mogelijkheden te bieden voor passende woningen die aansluiten bij hun woonwensen. Met de woondealregio’s maken we afspraken over de programmering van de opgave van 290.000 geschikte woningen voor ouderen op concrete locaties. Ter financiële ondersteuning van de bouw van 80.000 geclusterde en 40.000 zorggeschikte woningen worden in 2025 desbetreffende subsidieregelingen weer opengesteld. Via het wetsvoorstel ‘Versterking regie volkshuisvesting’ worden alle overheden verplicht om in hun volkshuisvestingsprogramma te beschrijven hoe in de bouw van nultredenwoningen, geclusterde- en zorggeschikte woningen wordt voorzien.

Een deel van de ouderen zal verhuizen om passend te wonen. Dit leidt tot doorstroming op de woningmarkt. Wij blijven bezig om ouderen te ondersteunen bij wensen om passend te gaan wonen. Hiervoor maken wij afspraken met woondealregio’s, zodat doorstroming wordt gestimuleerd. Deze afspraken kunnen opgenomen worden in het volkshuisvestingsprogramma als uitwerking van de inzet die gemeenten en provincies in de bestaande woningvoorraad plegen om ouderen passend te huisvesten. Aan de regio’s stellen we informatie en kennis beschikbaar over woon- en verhuiswensen van ouderen. In 2025 worden hierover inzichten gedeeld uit het WoON2024 en ander onderzoek naar verhuiswensen van ouderen. Tevens blijven we gerealiseerde verhuisbewegingen door ouderen monitoren. Tot slot blijven we gemeenten en ontwikkelaars stimuleren om extra aandacht te geven aan de eisen voor een geschikte leefomgeving voor ouderen rondom de woningen.

Met het programma ‘Een thuis voor iedereen’ werken we aan de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen voor diverse kwetsbare groepen. Lokaal worden woonzorgvisies ontwikkeld om te zorgen dat wordt voorzien in de behoefte van deze groepen. Bijvoorbeeld voor mensen met een extra zorg- of begeleidingsbehoefte. En ook voor mensen die huisvesting in specifieke woonvormen nodig hebben, zoals geclusterde en zorggeschikte woonvormen, onzelfstandige wooneenheden voor studenten en arbeidsmigranten en voldoende woonwagenstandplaatsen. Het proces om de woondeals te verrijken met de bouwopgave om te voorzien in de behoefte aan specifieke woonvormen wordt in 2025 voortgezet.

Voor de groepen acuut woningzoekenden, zoals mensen in een echtscheiding en dak- en thuislozen, zet het kabinet in op het versterken van de bestaanszekerheid door het vergroten van de beschikbaarheid van (tijdelijke) woonplekken die snel gerealiseerd kunnen worden. Om te zorgen voor extra bescherming voor de meest kwetsbare bewoners verankeren we in de wet dat alle gemeenten over een huisvestingsverordening moeten beschikken met daarin een urgentieregeling voor specifieke groepen in de meest kwetsbare posities. Bijvoorbeeld mensen die uitstromen uit de jeugdzorg en de maatschappelijke opvang, mensen met een ernstige medische noodzaak, en mantelzorgers. Doordat alle gemeenten een urgentieregeling moeten hebben, ontstaat meer kansengelijkheid op een woning voor deze groepen. Daarmee willen we zorgen dat groepen beter worden verdeeld over alle gemeenten en dat ook de kans van regulier woningzoekenden verbetert, met name in gemeenten die nu bovengemiddeld veel urgent woningzoekenden huisvesten. Daarbij is het belangrijk dat gemeenten over de huisvesting van urgenten ook in de regio afspraken maken. Dit proces om te komen tot regionaal afgestemde huisvestingsverordeningen is al in diverse delen van het land, zoals in Friesland, gestart en wordt in 2025 voortgezet.

Om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren ontwikkelen we een nieuw type huurovereenkomst waarmee zowel voor de arbeidsmigrant als voor de werkgever duidelijkheid wordt gegeven over de geldende huur(prijs)bescherming. Kern is dat zo’n huurovereenkomst in beginsel voor onbepaalde tijd is, maar dat de verhuurder de huur kan opzeggen indien de huurder niet meer kwalificeert als arbeidsmigrant. Daarmee biedt dit contract meer bescherming dan de vaak kortdurende contracten die in de huidige situatie worden gebruikt.

We wijzigen de Huisvestingswet 2024 en stellen een verbod in op het geven van voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen aan statushouders op grond van het feit dat zij statushouders zijn. We blijven gemeenten ondersteunen bij het invullen van de geldende taakstelling. Dit doen we bijvoorbeeld door de bouw van extra tijdelijke woonvormen te stimuleren, door in te zetten op onder meer woningdelen en door het beschikbaar stellen van subsidies zoals de regeling grote gezinnen. We zetten ons in 2025 wederom in om de zelfredzaamheid en participatie van Oekraïense ontheemden te stimuleren. Dit doen we door belemmeringen in kaart te brengen bij het zelfstandig huren van een woning en ook door uit te werken hoe een eventueel verblijf van deze groep op langere termijn eruit zou zien.

Tabel 2 Beschikbaarheid1

Doel

Kernindicator

Rapportage 2022 (tenzij anders vermeld)

Rapportage 2023 / meest recente cijfer

Toewerken naar de realisatie van 100.000 woningen per jaar

Aantal gerealiseerde woningen

90.200* (2022)

88.200* (2023)

Voldoende plancapaciteit, 130%, voor de resterende bouwopgave van de woondeals (t/m 2030)

Aantal woningen in de plannen (netto plancapaciteit tot en met 2030 in absoluut aantal en als percentage van de resterende bouwopgave)

1.052.700129%(najaar 2022)

996.100126%(najaar 2023)

Bouw van 300.000 woningen door corporaties

Aantal gerealiseerde woningen door corporaties

13.100 (2022) CBS

14.300 (2023) CBS

Voldoende betaalbare woningen voor alle aandachtsgroepen, met een evenwichtige verdeling over gemeenten.

Sociale huurvoorraad (van corporaties) t.o.v. woningvoorraad (toegroeien naar 30%)

26% (2021)

26% (2022)

Bouwen voor ouderen

Aandeel ouderen in nieuwbouw

17,4% (2022)

17,6% (2023)

Doorstroming van ouderen verbeteren

Aandeel ouderen (65+) dat verhuisd is

4,7% (2022)

4,5% (2023)

1

* Nieuwbouw en overige toevoegingen minus onttrekkingen (zoals transformaties, splitsingen minus samenvoegingen en administratieve correcties). In de vorige Staat van de volkshuisvesting: nieuwbouw en transformaties.

Betaalbaarheid

In 2025 werken we eraan om het aandeel hurende huishoudens met te hoge woonlasten omlaag te brengen. Ook zetten we stappen om ook voor andere groepen een betaalbare woning dichterbij te brengen. Zo dragen we bij aan de bestaanszekerheid van deze groepen.

Zo stelt het kabinet structureel € 500 mln. extra ter beschikking voor de huurtoeslag. Hiermee wordt de huurtoeslag vereenvoudigd. Het aantal huishoudtypes wordt verminderd van vier naar twee, zodat er geen onderscheid meer is tussen ouderen en niet-ouderen. Meerpersoonshuishoudens (niet-ouderen) krijgen net als de andere huishoudtypes 40% vergoeding over het huurdeel boven de aftoppingsgrens. Daarnaast wordt vanaf 2026 de berekeningsmethode van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage aangepast, zodat deze lineair afloopt, en wordt nog de eigen bijdrage verlaagd met €11,58. Met deze investering in de huurtoeslag blijft voor huurders met de laagste inkomens de bestaanszekerheid op peil. En ook is in 2023 en 2024 de huurtoeslag verhoogd met respectievelijk € 16,94 en € 34,67 en € 3,05 per maand, door een verlaging van de eigen bijdrage. Daarnaast hebben we op 27 februari 2023 de Wet Vereenvoudiging van de Huurtoeslag aangeboden aan de Tweede Kamer. Als deze wordt aangenomen schaffen we de maximum huurgrenzen als voorwaarde af, subsidiëren we servicekosten niet meer en harmoniseren we leeftijdsgrenzen met die van andere regelingen. Door implementatie hiervan zullen 117.000 van de meest kwetsbare huurders er gemiddeld € 172 per maand op vooruitgaan en wordt de huurtoeslag eenvoudiger. Ook gaan we hiermee ‘duur scheefwonen’ tegen: huurders met een laag inkomen maar een huur boven de liberalisatiegrens kunnen dan alsnog gebruik maken van de huurtoeslag. Dit is belangrijk voor hun bestaanszekerheid. We blijven daarnaast de beschikbaarheid van de sociale huur voor de mensen die dit het meest nodig hebben waarborgen door ‘goedkoop scheefwonen’ (een relatief hoog inkomen ten opzichte van de betaalde huurprijs) te ontmoedigen met het gebruik van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Verder willen we dat mensen beter in kunnen schatten hoeveel huurtoeslag ze krijgen als hun inkomen stijgt en zorgen dat (meer) werken meer loont. We willen daarvoor de huurtoeslag versimpelen, waaronder door de invoering van een lineaire inkomensafhankelijke afbouw.

Het stelsel van inkomensondersteuning moet eenvoudiger, zodat het een zeker en voorspelbaar inkomen biedt en begrijpelijk en doenlijk wordt voor mensen, maar ook om te zorgen dat werken meer loont. Dat vraagt om een integrale aanpak over de wetten en domeinen heen: van fiscaliteit, toeslagen, sociale zekerheid en gemeentelijke regelingen. We trekken met de ministeries van SZW, Financiën, OCW en VWS hier gezamenlijk in op met gemeenten en publieke dienstverleners (programma VIM). We werken daarom stapsgewijs aan verbeteringen in de sociale zekerheid, fiscale regelingen en de toeslagen, zodat werken meer loont en treffen voorbereidingen voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel, waar ook de wet Vereenvoudiging van de Huurtoeslag aan bijdraagt.

In de afgelopen jaren zijn er veel veranderingen doorgevoerd in het Nederlandse huurstelsel. Er zijn verschillende maatregelen genomen om betaalbaarheid te verbeteren en huurders beter te beschermen. We zorgen in de komende periode voor de implementatie en uitvoering van deze maatregelen, zodat effecten zichtbaar kunnen worden. Onderdeel van deze maatregelen is dat huurprijzen in het middensegment zijn gereguleerd, en dat het woningwaarderingsstelsel dwingend is gemaakt en gemoderniseerd is. De komende tijd ligt de focus op het goed informeren van marktpartijen (huurders, verhuurders en investeerders) en het maatschappelijk middenveld en gemeenten over de gevolgen van de maatregelen. Voor de implementatie en uitvoering is stabiliteit en continuïteit van de regelgeving van belang.

De effecten van deze inzet worden stapsgewijs zichtbaar, waarvan een deel al in 2025. Uiteindelijk verlagen we de huren van ongeveer 300.000 woningen met gemiddeld € 190 per maand. Bij het monitoren van de maatregelen kijken we naast het effect op de betaalbaarheid ook naar het effect op het aanbod aan (betaalbare) huurwoningen. Hiervoor ontvangen we onder meer op kwartaalbasis cijfers van het Kadaster over het aantal aan- en verkopen van woningen door beleggers en monitoren we de voortang van de bouw van de 100.000 middenhuurwoningen die de markt en corporaties samen tot en met 2030 willen bouwen (elk willen zij 50.000 middenhuurwoningen realiseren). Om meer inzicht te krijgen in de bestaande voorraad en om bestaande en nieuwe maatregelen beter te kunnen monitoren, zetten we een huurregister op. Om huurders en verhuurders doeltreffend en snel bij te staan bij onduidelijkheid of geschillen over hun huursituatie versterken we de uitvoering en versimpelen we procedures bij de Huurcommissie.

Ook is het doel om in 2025 de nieuwe regelgeving over servicekosten in werking te laten treden. Dit moet leiden tot meer duidelijkheid over welke kosten onder de servicekosten geschaard mogen worden. In de toekomst worden de servicekosten dus beter afgebakend.

De verordening dataverzameling- en deling kortetermijnverhuur van accommodatie ziet toe op een uniforme manier van registratie van toeristische verhuur van woningen in de Europese Unie (EU) en op het verzamelen en delen van data door online platforms met overheden ten behoeve van regulering en handhaving door overheden. De Huisvestingswet 2014 en het Besluit toeristische verhuur dienen te worden gewijzigd naar aanleiding van de verordening. Vanaf 20 mei 2024 is een implementatietermijn gestart van 2 jaar.

Om starters op de woningmarkt te ondersteunen is er via twee amendementen € 70 mln. vrijgemaakt voor de financiering van het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen. (Kamerstukken II 2022/23, 36200 VII, nr 52, Kamerstukken II, 2023/2024, 36410-VII, nr. 15). Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) wordt, samen met Stichting OpMaat, de uitvoerder van het fonds.

Tabel 3 Betaalbaarheid

Doel

Kernindicator

Rapportage 2022

Rapportage 2023

Te hoge woonlasten aanpakken voor mensen met een laag inkomen

Aandeel hurende huishoudens met te hoge woonlasten (boven indicatieve huurquote)

9,1% (282.000) (2021)

geen data beschikbaar

Meer betaalbare woningen

Aantal woningen betaalbaar voor lage en middeninkomens

5.155.900 (2021)

geen data beschikbaar

Kwaliteit

Via kwaliteitsverbetering van woningen, gebouwen en wijken dragen we in 2025 bij aan de energietransitie en energieonafhankelijkheid, aan een betere woonsituatie en aan een lagere energierekening. Met het oog op de naderende vergrijzing werken we ook aan veilige, gezonde en toegankelijke woningen voor ouderen. Daarnaast werken we onder andere aan de verbetering van de informatievoorziening over funderingsschade en de verbetering van de leefbaarheid in kwetsbare wijken.

Zo zetten we verdere stappen in de verduurzaming van onze woningen en gebouwen. Dit gaat verder dan alleen emissiereductie. Een duurzaam verwarmd en goed geïsoleerd huis of gebouw is niet alleen goed voor het klimaat, het is ook comfortabeler en goed voor de portemonnee. Het is van cruciaal belang dat iedereen kan deelnemen. Daarom wordt extra aandacht besteed aan hulp en ondersteuning voor mensen met lage inkomens, onder andere via de lokale aanpak gericht op de woningen met de slechtste energielabels van het Nationaal Isolatieprogramma. We vereenvoudigen en bundelen in 2025 een aantal subsidies voor verduurzaming via warmtenetten zodat deze beter toegankelijk worden.

We werken in 2025 aan vereenvoudiging van de besluitvorming voor Verenigingen van Eigenaren (VvE’S) met het oog op het treffen van verduurzamingsmaatregelen en onderzoeken om de besluitvorming voor optoppen eenvoudiger te maken. Ook financiële ondersteuning van VvE’s en praktische hulp voor VvE’s worden verbeterd conform de Versnellingsagenda verduurzaming VvE’s. Verduurzaming kan ook bijdragen aan lagere woonlasten voor huurders. Regelgeving is in voorbereiding om deze verduurzaming te versnellen. Dit betreft onder meer aanpassing van het instemmings- en initiatiefrecht van huurders en regelgeving gericht op het uitfaseren van woningen met energielabel E, F en G van verhuurders. De subsidie verduurzaming en onderhoud (SVOH) voor particuliere verhuurders wordt in 2025 verlengd en vereenvoudigd.

In 2025 gaan we aan de slag met de implementatie van de Europese richtlijn die onder andere voorziet in een toename van renovaties van gebouwen en het aanscherpen van duurzame eisen aan nieuwbouw om klaar te zijn voor de toekomst (EPBD4). Het gaat hierbij onder meer om het aanpakken van gebouwen met de slechtste energieprestatie. We werken aan innovatie en industrialisatie in de bouw gericht op verduurzaming, en sneller en betaalbaar bouwen. Dit wordt bevorderd door het stimuleren van langdurige zekerheid voor opdrachtnemers, het faciliteren van duurzaam werken in de gehele bouwketen, het bevorderen van digitale ketensamenwerking en prefab-productie in fabrieken. Circulair bouwen vermindert de negatieve impact van de bouwsector op het milieu, maakt ons minder afhankelijk van nieuwe materialen (uit het buitenland), draagt bij aan industriële woningbouw en aan de verduurzaming en benutting van de bestaande voorraad. We stimuleren circulair bouwen door middel van richtlijnen, regelgeving, het faciliteren van innovatieve en duurzame bouwmethoden en met kennisuitwisseling. Daarnaast wordt er ingezet op financiële prikkels en subsidies voor circulaire bouwmaterialen en projecten. We werken aan groen en klimaatbestendig bouwen en inrichten onder andere door het stellen van landelijke kaders, kennisondersteuning en -uitwisseling en het meenemen van groen en klimaatadaptatief bouwen en inrichten bij de andere transities. Daarbij houden we rekening met het effect op regeldruk en kosten in nieuwe en bestaande bouw.

Daarnaast werken we aan een nationale aanpak gericht op onder andere de verbetering van de informatievoorziening over funderingsschade, naar aanleiding van het advies van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (Rli). Hierbij beginnen we voor vier jaar met het verbeteren van de informatievoorziening en het oprichten van een landelijk informatiepunt funderingsproblematiek.

In 20 stedelijke focusgebieden staat de leefbaarheid en veiligheid onder druk. Om de leefsituatie en het perspectief van 1,3 miljoen inwoners van deze gebieden te verbeteren is in 2022 gestart met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Door middel van een integrale aanpak op gebiedsniveau pakken we de fysieke leefomgeving aan en wordt ingezet op onderwijs, werk, gezondheid en een afname van armoede. Daarnaast investeren we in de preventie van jeugdcriminaliteit en de weerbaarheid van jongeren. De interventies in het fysieke en sociale domein vergen een langjarige inzet. In overleg met de partners in de gebieden stemmen we de rijksinzet daarop af. In 2025 focussen we op het verder bundelen van geldstromen naar voorbeeld van de SPUK (specifieke uitkering) Kansrijke Wijk uit 2023. Op deze manier verminderen we de administratieve lasten voor de stedelijke focusgebieden. Hiermee zorgen wij ervoor dat zij beter in staat zijn om zich te richten op het uitvoeren van de lokale integrale uitvoeringsplannen.

Tabel 4 Kwaliteit1

Hoofddoel Kwaliteit

Kernindicator

Rapportage 2022 (tenzij anders vermeld)

Rapportage 2023 / meest recente cijfer

Verbeteren van de fysieke leefomgeving en Vergroten van de veiligheid

Aandeel woningen in focusgebieden met Leefbaarheid zwak of lager

geen data beschikbaar

54% (2020)

Verbeteren slechte woningen in 20 focusgebieden

Aandeel slechte ‘woningvoorraad’ in Leefbaarometer

geen data beschikbaar

5% (2020)

Verminderen CO₂-uitstoot door de gebouwde omgeving. doel in 2023: restemissie 13,2 Mton in 2030

CO₂-uitstoot door de gebouwde omgeving (temperatuurgecorrigeerd)

20,7 MT (2022)

18,6MT (2023)*

Verlagen van het gasgebruik

Gasverbruik woningen (temperatuurgecorrigeerd)

248,7 PJ (2022)

221,3 PJ (2023)*

Isoleren van 2,5 miljoen woningen met nadruk op uitfaseren slechte labels (E, F, G)

Aantal woningen met slechte labels (E, F of G)

1,49 miljoen (1-1-2022)

1,43 miljoen (1-1-2023)

Meer woningen aardgasvrij

Aandeel aardgasvrije woningen

7,2% (2021)**

8,1% (2022)

1

* Cijfers voor 2021 zijn gecorrigeerd door CBS en PBL.

Volkshuisvesting en ruimtelijk beleid Caribisch Nederland

Op Caribisch Nederland (CN) liggen er eveneens uitdagingen op het vlak van beschikbaarheid, kwaliteit, en vooral betaalbaarheid. VRO werkt daarom in 2025 samen met de Openbare Lichamen Bonaire, St. Eustatius en Saba aan de verdere uitvoering van de Beleidsagenda Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Caribisch Nederland uit januari 2023.

Ook in 2025 is het verbeteren van de levensstandaard en het bestrijden van armoede het belangrijkste doel voor CN. De volkshuisvestelijke instrumenten die daarvoor kunnen worden ingezet, zoals de bouw van betaalbare woningen en subsidiëren van huur in de sociale en particuliere huursectoren, staan daarbij voorop. Verder worden op Rijksniveau twee wetten aangepast, waardoor het verstrekken van middelen t.b.v. de betaalbaarheid van wonen eenvoudiger wordt (VROMBES) en waardoor het stelsel van huurcommissies in CN beter gaat functioneren (WMHCN). Er wordt ook een nieuwe Woningwet BES opgesteld, waarmee woningstichtingen in CN op termijn Toegelaten Instellingen kunnen worden en ze door geborgde leningen eenvoudiger de bouw van betaalbare woningen kunnen financieren.

Verder bevorderen we de bestendigheid van de uitvoerende capaciteit van de eilanden op het vlak van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, zal er worden gezorgd voor actuele basisgegevens over de volkshuisvesting in CN en breiden we het ruimtelijk instrumentarium uit. Ook geven we uitvoering aan het Ruimtelijk Ontwikkelingsprogramma Caribisch Nederland, waarin recent het rijksbeleid voor ruimtelijke ordening op de eilanden is vastgesteld.

Nationaal ruimtelijk beleid

Hoe Nederland er in de toekomst uitziet wordt bepaald door de keuzes die we nu maken. Het Rijk werkt in 2025 verder aan de nieuwe Nota Ruimte waarmee de nationale regie op de ruimte wordt hernomen en waarin de grote ruimtelijke keuzes worden gemaakt die nodig zijn voor de ontwikkeling van Nederland voor nu, straks en later. De nieuwe Nota Ruimte biedt een langetermijnvisie op ons land en zal antwoord geven op de vraag hoe we met de schaarse ruimte omgaan en tegelijkertijd onze ambities kunnen waarmaken en hoe we met elkaar vorm en richting willen geven aan de grote opgaven waarvoor we gesteld staan. Daarnaast werken we met andere ministeries, andere overheden en maatschappelijke partners continu aan actualisatie van het ruimtelijk beleid.

Nationaal grondbeleid

Waar het ruimtelijk beleid is verbonden met de maatschappelijke opgaven in Nederland gaat het bij grondbeleid om de ontwikkeling en realisatie van die ruimte. Beschikbaarheid van grond en de betaalbaarheid daarvan zijn essentieel voor gebiedsontwikkeling. De prijs moet passen bij de functie en het programma. Kosten van gebiedsontwikkeling moeten, voor zover redelijk, kunnen worden betaald uit de waardestijging.

We zetten allereerst in op het verbeteren van de huidige wet- en regelgeving. Daarnaast willen we verder uitwerken hoe we via een planbatenheffing of vergelijkbaar systeem ervoor kunnen zorgen dat de waardestijging als gevolg van een functiewijziging benut kan worden voor gebiedsontwikkelingen en meer specifiek voor de bereikbaarheid en de realisatie van betaalbare huur- en koopwoningen. We werken verder uit hoe we een belasting op onbebouwde grond kunnen vormgeven met als doel woningbouw te bevorderen en speculatie met bouwgrond tegen te gaan. Het bewust vertragen van het realiseren van woningbouw mag immers niet lonen. Tot slot geven we verder uitvoering aan de modernisering van het grondbeleid, om gebiedsontwikkeling voor zowel ontwikkelaar als gemeente haalbaar en betaalbaar te maken.

Ruimtelijke informatie

Voor een evenwichtige verdeling van de schaarse ruimte, maar ook een effectieve uitvoering van beleid, is ruimtelijke informatie essentieel. Er kan in de planfase met behulp van data over de ondergrond, bodemdaling en het eigendom sneller en betere besluitvorming plaatsvinden, en bij de uitvoering kan schade worden voorkomen doordat bij de aanleg van wegen en gebouwen bijvoorbeeld de locatie van kabels en leidingen inzichtelijk is en zo graafschade wordt voorkomen. In lijn met de meerjarenvisie ‘Zicht op Nederland’ zetten we daarom een volgende stap in het datagedreven werken aan de fysieke leefomgeving. We werken toe naar het streefbeeld waarin elke burger, ondernemer en overheidsorganisatie gebruik kan maken van dezelfde betrouwbare en samenhangende informatie bij het maken, doorwerken, uitvoeren en evalueren van ruimtelijke plannen op lokaal, provinciaal of nationaal niveau. We werken daarbij, net als bij het vormgeven van het ruimtelijk beleid zelf, nauw samen met medeoverheden en betrokken departementen.

Ruimtelijke kwaliteit

We staan voor complexe opgaven die een grote impact kunnen hebben op onze directe leefomgeving en de belevingswaarde hiervan. Een goede ruimtelijke ordening op rijksniveau is onontbeerlijk om de vele transities en ruimtevragers een goede plek te geven en het behoud van een goede kwaliteit van onze steden, dorpen en landschappen te borgen. Dit is niet alleen een verdelingsvraagstuk, maar ook een vraagstuk dat actief stuurt op de kwaliteit van de gebieden. Het gaat naast de gebruikswaarde ook om de belevingswaarde nu en in de toekomst. Vanuit het Programma Mooi Nederland werken we aan concrete en innovatieve oplossingen met ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt en met de inzet van ontwerp als instrument om in gebieden partijen samen te kunnen laten werken. Om de uitvoeringskracht vorm te geven brengen we de opgaven concreet in beeld en ontwikkelen we handreikingen. Daarnaast zetten we samen met regio’s werkplaatsen op om gebiedsgericht oplossingen te testen en uitvoering te versnellen.

Gebiedsgerichte uitvoering

In het hoofdlijnenakkoord is er aandacht voor het gebiedsgericht langjarig gezamenlijk investeren en samenwerken om de doelen op gebiedsniveau te realiseren. Met het programma NOVEX is al gestart om gebiedsgericht en in samenspraak met de medeoverheden de uitvoering van de huidige Nationale Omgevingsvisie te versnellen en de ruimtelijke opgaven waar we met elkaar voor staan gezamenlijk op te pakken. Dat doen we via twee sporen: de samenwerking met de provincies en de gebiedsgerichte aanpak in de 16 NOVEX-gebieden.

De samenwerking met de provincies stond in 2024 in het teken van de ruimtelijke voorstellen die de provincies in reactie op het startpakket hebben aangeboden aan het Rijk. Vanuit deze ruimtelijke voorstellen werken we toe naar 12 ruimtelijke arrangementen, waarin Rijk en provincie wederkerige, bestuurlijke afspraken vastleggen, die nodig zijn voor het ruimtelijk inpassen en uitvoeren van de nationale opgaven. De ruimtelijke arrangementen worden in de loop van 2025 vastgesteld.

In het programma NOVEX leidt de gebiedsgerichte aanpak in 2024 tot het gereedkomen van een toekomstvisie van de NOVEX-gebieden, in de vorm van 16 gezamenlijke ontwikkelperspectieven. Daarin zijn ook de mogelijkheden meegenomen die het rijksvastgoed biedt om bij te dragen aan de gewenste ontwikkelingen. Deze ontwikkelperspectieven vormen het uitgangspunt om per NOVEX-gebied een uitvoeringsagenda op te stellen met concrete stappen over wie wanneer wat doet. Het opstellen van de uitvoeringsagenda’s ronden we in 2025 af. Ook zullen we met de drie nieuwe verstedelijkingsregio’s: Twente, Stedendriehoek en Centraal Limburg (langs intercitystations) onderzoeken wat er nodig is om tot verstedelijkingsstrategieën te komen.

Regio Deals

Via Regio Deals werkt het kabinet samen met bedrijven, kennisinstellingen maatschappelijke organisaties en medeoverheden aan het verbeteren van het leven, wonen en werken van inwoners en ondernemers in heel Nederland. Elke regio telt. Er zijn Regio Deals gesloten in 2023 en 2024. In 2025 wordt de zesde ronde Regio Deals gesloten. Daarna willen we Regio Deals samen met bedrijven, kennisinstellingen en medeoverheden uitbouwen tot strategische investeringsagenda’s, op het gebied van onder andere onderwijs, bereikbaarheid, economie en zorg. Daar waar deze agenda’s samenvallen met andere programma’s zet het kabinet in op het elkaar laten versterken van de verschillende aanpakken. Hierin komen de aanpakken van NPLV, NOVEX en Elke regio telt samen met de doorontwikkeling van Regio Deals: in deze gebieden wordt gewerkt aan één agenda tussen rijk en regio met een focus die passend is bij de regionale opgaven en de ambities van het kabinet.

Omgevingswet

Lopende implementatie en uitvoering in 2025

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is een belangrijke stap gezet in de stelselwijziging in de fysieke leefomgeving. Het gaat om een ontwikkeling in fases die de komende jaren nog doorlopen. Medeoverheden, het Rijk, maatschappelijke partners en bedrijven geven de opgave om anders te gaan samenwerken verder vorm door de inzet van (nieuwe) instrumenten onder de Omgevingswet en de maatschappelijke doelen. De overgangstermijnen van de in de wet genoemde in gebruik te nemen instrumenten lopen nog door. De coördinerende rol van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wordt mede ingevuld door op aanpassingen van regelgeving van het stelsel van de Omgevingswet structureel een stelselcheck te verrichten. Zo waarborgen we de uitgangspunten en de wetgevingskwaliteit. Ook wordt in 2025 verzamelwetgeving voorzien om juridische onvolkomenheden of onduidelijkheden in het stelsel van de Omgevingswet op te heffen.

Het gaan werken als één overheid kan nu verder worden ingevuld, zodat dit bij kan dragen aan het integraal en sneller zorgen voor besluitvorming, waar voorheen aanvragen met aparte besluitvorming bij diverse overheden nodig was. De praktijkervaringen met de nieuwe keten in de fysieke leefomgeving worden gebruikt om de uitvoering in werkwijze, de techniek en beleid en regelgeving in de fysieke leefomgeving verder te ontwikkelen. De komende jaren werken we verder aan de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Op basis van gebruikerservaringen met het DSO werken we aan het in stappen realiseren van een duidelijk, voorspelbaar omgevingsrecht waarbij de fysieke leefomgeving centraal staat en dat beter inzichtelijk en te gebruiken is dan de oude stelsels. Daarnaast worden de bevoegd gezagen ondersteund in de wijzigingen in werkwijze en proces om te gaan werken als één overheid en het gebruiken van de instrumenten van de Omgevingswet en de toepassing ervan in de fysieke leefomgeving.

Monitoring en evaluatie in 2025

Met behulp van input uit de uitvoeringspraktijk, inzichten van de Regeringscommissaris en adviserende instanties, de monitor Werking Omgevingswet en de vijfjaarlijkse evaluatie door de ingestelde onafhankelijke Evaluatiecommissie, houden we zicht op de werking van de Omgevingswet in de praktijk en het op termijn behalen van de doelen van de wet. In 2025 worden de eerste rapportages over 2024 hiervoor opgeleverd op basis van de Monitor Werking Omgevingswet en de Monitor Financiële Effecten. Daarnaast wordt in 2025 een invoeringstoets uitgevoerd naar de werking van regelgeving in de praktijk.

Licence