Base description which applies to whole site

5.1 Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Overheveling agentschappen naar VRO

De standen voor 2023 en 2024 vallen formeel niet onder het begrotingshoofdstuk van VRO, maar worden hier voor de inzichtelijkheid wel getoond. De gerealiseerde begrotingsstanden voor het jaar 2023 zijn formeel verantwoord onder agentschapsbegroting 5.7 van het jaarverslag van BZK. De vermoedelijke uitkomsten voor 2024 vallen formeel onder agentschapsbegroting 5.7 van de begroting van BZK en zullen daarom worden verantwoord middels achtereenvolgens de tweede suppletoire wet en de Slotwet en het Jaarverslag 2024 van BZK.

Inleiding

Het RVB is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is verantwoordelijk voor het beheer en het onderhouden van de grootste en meest diverse vastgoedportefeuille van Nederland. Daarbij zet het RVB het Rijksvastgoed ook in voor grote maatschappelijke opgaven van deze tijd. Denk onder andere aan de inzet van rijksgronden voor het mogelijk maken van meer woningbouw, de energietransitie en de aanwending van vastgoed voor opvang van kwetsbare mensen, waaronder studenten, arbeidsmigranten en statushouders.

De opdracht van het RVB is om medeoverheden te helpen bij hun huisvestingsvraagstukken. Zo regelt het RVB van oudsher de huisvesting van de Rijksoverheid en het rijksbrede privaatrechtelijk beheer van gronden en gebouwen namens de Staat. Het RVB werkt continu aan het vastgoed dat wij beheren om ervoor te zorgen dat deze eigentijds en veilig is voor degenen die erin werken of verblijven. Onder het Kabinet Rutte IV is ingezet op concentratie en verduurzaming van het defensievastgoed. Daarnaast wordt gewerkt aan de revitalisering van de gevangenissen. De uitvoering van deze ambities ligt voor een groot deel bij het RVB.

Het Rijksvastgoedbedrijf in vogelvlucht

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is een baten-lastenagentschap en beheert een omvangrijke en diverse vastgoedportefeuille die op dit moment bestaat uit 85.796 hectare grond en 11,4 miljoen m2 gebouwen. Het gaat om:

  • de Rijkshuisvesting voor kantoren en specialties;

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken (AZ), de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van monumenten in beheer van het RVB;

  • het onderhoud aan en beheer van Defensiegebouwen en terreinen;

  • projectontwikkeling en nieuwbouw voor Defensie;

  • de doelmatige verkoop van overtollig Rijksvastgoed en/of geeft dit waar mogelijk in gebruik bij derden;

  • uitgifte in pacht van gronden en de inzet van gronden en vastgoed voor stikstofproblematiek, maatschappelijke doelen en duurzaamheid;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige Rijksdoelstellingen aanwezig zijn;

  • de bijdrage aan urgente opgaven in het ruimtelijk domein.

Waar we als Rijk een privaatrechtelijke rol hebben, omdat we grond en/of gebouwen bezitten, kunnen we snel handelen. Zo ook op de hierboven genoemde maatschappelijke taken. Dit gebeurt allemaal binnen de spelregels van het agentschapsmodel, waarbij specifieke opdrachten voor de uitvoering van Kabinetsbeleid aan de basis worden gelegd. Deze opdrachten komen vanuit VRO of vanuit andere departementen.

Het RVB werkt vraaggestuurd. Deze vraag vloeit met name voort uit de masterplannen voor de kantoorhuisvesting, de huisvestingsbehoeften vanuit de specialties, de wensen voor dienstverlening vanuit Defensie, de behoefte aan te ontwikkelen projecten danwel gebieden en de vraag vanuit beleidsdepartementen voor de inzet van Rijksvastgoed voor strategische beleidsopgaven. Daarnaast beïnvloeden ook externe ontwikkelingen de vraag voor het RVB. Denk daarbij aan het hybride werken of beleidsmatige keuzes over bijdragen die het RVB kan leveren door Rijksvastgoed in te zetten voor maatschappelijke opgaven.

De door het RVB uitgerolde vastgoedvisie, waarin onder meer oog is voor planmatige verduurzaming, draagt bij aan een toekomstbestendige vastgoedportefeuille die bestand is tegen snelle en soms onvoorspelbare schommelingen in de vraag naar vastgoed. Door een strategische samenstelling en opbouw van onze vastgoedportefeuille is het RVB voorbereid op toekomstige ontwikkelingen. De portefeuille draagt daarmee op een effectieve en efficiënte manier bij aan financieel en maatschappelijk rendement voor het Rijk.

Doorkijk naar de komende jaren

Vanuit de politiek wordt in toenemende mate beroep gedaan op het RVB om bij te dragen aan maatschappelijke opgaven. Er kan namelijk veel meer met rijksgebouwen en rijksgronden. Inzet van grond op het juiste moment en op de juiste plek vormt in gebiedsontwikkelingen vaak een onmisbare schakel en kan de uitvoering van nationale programma’s ondersteunen. De ambitie is om het vastgoed en de gronden van het Rijk meer strategisch in te zetten voor de uitvoering van diverse maatschappelijke doelen. Zo is ook opgenomen in de RVB-Kamerbrief van maart 2023 (kenmerk 2023-0000165488; Kamerbrief verbreding takenpakket Rijksvastgoedbedrijf | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl).

Het RVB ziet zich gegeven de omvang van de opgaven gesteld voor een aantal forse uitdagingen in de komende jaren. Zoals ook opgenomen in onze Stand van de Uitvoering (kenmerk 2024-0000097672; Stand van de Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf | Rapport | Rijksoverheid.nl), zien we als organisatie een drietal potentiële knelpunten die de uitvoering van ons werk raken. Het gaat om:

  • 1. Hoge prijzen in de markt voor de uitvoering van onze werkzaamheden (marktspanning);

  • 2. Een te grote werkvoorraad in relatie tot onze capaciteit en het feit dat veel vastgoed in matige tot slechte staat verkeert;

  • 3. Beperkte mogelijkheden tot het benutten van kansen bij de strategische inzet van gronden voor maatschappelijke doelen.

Binnen de context van deze uitdagingen, in combinatie met de krapte van de arbeidsmarkt, een bouwmarkt die geen grote risico’s en projecten meer kan absorberen en de netcongestie- en stikstofproblematiek, staat het RVB voor een complexe opgave in de komende (begrotings)periode. Deze ontwikkelingen vragen om een andere manier van werken.

Het RVB streeft er daarom in de komende jaren in toenemende mate naar om een betrouwbare en professionele partner te blijven voor onze opdrachtgevers. Daarom zal het RVB nog nadrukkelijker gaan sturen op het programmeren van werk en de op te kunnen leveren productie. Daarnaast willen we een einde maken aan groot achterstallig onderhoud, onder andere door dit efficiënter en planmatiger aan te pakken en de prikkels binnen het stelsel weer op de juiste wijze te versterken.

Staat van baten en lasten

Tabel 25 Begroting van baten-lastenagentschap RVB voor het jaar 2025 (bedragen x € 1.000)1
 

Stand Slotwet 2023

Vastgestelde begroting 2024

2025

2026

2027

2028

2029

Baten

       

- Omzet

1.428.994

1.430.266

1.594.711

1.674.111

1.695.746

1.704.423

1.837.121

waarvan omzet moederdepartement

205.203

207.555

197.303

200.095

198.762

194.632

217.145

waarvan omzet overige departementen

1.112.720

1.146.567

1.295.800

1.367.608

1.389.106

1.393.350

1.488.701

waarvan omzet derden

111.071

76.144

101.608

106.408

107.878

116.441

131.275

Rentebaten

9.914

0

9.000

9.000

9.000

4.000

0

Vrijval voorzieningen

62

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

93.853

161.613

98.372

101.910

100.825

96.842

99.490

Totaal baten

1.532.823

1.591.879

1.702.084

1.785.021

1.805.571

1.805.265

1.936.611

        

Lasten

       

Apparaatskosten

387.700

425.510

493.243

497.008

495.624

484.985

480.984

- Personele kosten

310.939

338.736

398.389

395.458

391.699

384.865

379.786

waarvan eigen personeel

254.165

283.436

331.432

329.193

327.504

322.391

317.657

waarvan inhuur externen

55.350

55.300

66.957

66.265

64.195

62.474

62.129

waarvan overige personele kosten

1.424

0

0

0

0

0

0

- Materiële kosten

76.761

86.774

94.854

101.550

103.925

100.120

101.198

waarvan apparaat ICT

34.632

14.390

20.588

27.240

29.570

26.817

27.848

waarvan bijdrage aan SSO's

0

47.761

48.594

48.594

48.594

47.494

47.494

waarvan overige materiële kosten

42.129

24.623

25.673

25.717

25.762

25.809

25.856

Rentelasten

79.586

88.192

109.773

145.681

152.145

160.928

196.791

Afschrijvingskosten

390.781

457.712

503.715

541.190

553.103

572.210

652.143

- Materieel

390.781

457.712

503.715

541.190

553.103

572.210

652.143

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

390.781

457.712

503.715

541.190

553.103

572.210

652.143

- Immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige lasten

659.476

620.465

595.353

601.141

604.699

587.142

606.693

waarvan dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan bijzondere lasten

659.476

620.465

595.353

601.141

604.699

587.142

606.693

Totaal lasten

1.517.543

1.591.879

1.702.084

1.785.021

1.805.571

1.805.265

1.936.611

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

15.280

0

0

0

0

0

0

Agentschapsdeel Vpb-lasten

20

0

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

15.260

0

0

0

0

0

0

1

In cursief gedrukte bedragen betreffen de jaren 2023 en 2024 en vallen nog onder de verantwoordelijkheid van BZK.

Toelichting

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

Het ministerie van VRO geeft opdracht aan het RVB voor het uitvoeren van bepaalde taken, te weten:

  • het leveren van ondersteuning aan VRO en de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de Rijkshuisvesting;

  • het apparaat om de uitvoering van het beheer van materiële activa mogelijk te maken;

  • huisvesting voor de Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van AZ, de staatspaleizen en het Ministerie van VRO.

Ten opzichte van 2024 wordt in 2025 een lagere omzet verwacht, vanwege lagere ontvangsten voor de ingebruikgeving van bijzondere specialties.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen omvat opbrengsten voor geleverde producten en diensten aan departementen. Het gaat daarbij met name om ontvangen gebruiksvergoedingen voor kantoren en specialties. Op basis van de overeengekomen huurprijsmethodiek brengt het RVB deze gebruiksvergoeding in rekening. In de ramingen van de gebruiksvergoeding is onder meer rekening gehouden met oplevering van projecten vanuit de geactualiseerde masterplannen, het afsluiten van nieuwe contracten en met de verwachte beëindiging van contracten. Voor wat betreft de dienstverlening aan het Ministerie van Defensie is alleen de vergoeding vanuit Defensie voor de apparaatsinzet van het RVB opgenomen, omdat de programmagelden niet tot de omzet mogen worden gerekend. In de komende jaren is sprake van een stijgende lijn die samenhangt met uitbreidingen in de vastgoedportefeuille van met name het kantorenstelsel, en een toename van de tarieven als gevolg van vervangingsinvesteringen en hogere apparaatskosten door de nieuw afgesloten CAO Rijk 2024.

Omzet derden

Deze omzet betreft de baten uit verhuur aan musea en internationale organisaties, de baten vanuit de verkoop van onroerend goed en de inkomsten vanuit de exploitatie van een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages. Ook wordt rekening gehouden met afnemerszaken die extern worden gefactureerd en omzet gerelateerd aan gebiedsontwikkeling. In de komende jaren is sprake van een toename van de omzet derden, vanwege hogere te ontvangen gebruiksvergoedingen voor bijzondere specialties en een toename van de omzet voor gebiedsontwikkeling. Dit betreft de verkoopontvangsten van de gronden in de gebiedsontwikkeling Valkenhorst.

Rentebaten

Dit betreft de verwachte baten voorzien vanuit de rekening courantverhouding met het Ministerie van Financiën.

Bijzondere baten

Dit betreft met name het deel van de apparaatsinzet bij projecten dat wordt geactiveerd. De verwachte stijging van de baten komt voor rekening van het product Projectrealisatie.

Lasten

Apparaatskosten

Personele kosten

Dit betreft de kosten van het eigen apparaat, met name van salaris- en opleidingskosten van eigen personeel en inzet van externe inhuur. Voor de komende jaren is rekening gehouden met extra inzet van personeel om tegemoet te komen aan de extra vraag naar capaciteit, vooral bij de uitvoering van projecten. De inzet externe inhuur betreft met name specialistische kennis en werkzaamheden en blijft voor de komende jaren stabiel. Daarnaast is rekening gehouden met de afspraken die in de CAO Rijk 2024 zijn gemaakt.

Materiële kosten

Deze kosten betreffen met name de kosten voor de eigen huisvesting en van het eigen ICT-gebruik. De bijdrage aan de SSO’s omvat zowel ICT-kosten als kosten voor de eigen huisvesting van het RVB. In de begroting is rekening gehouden met hogere uitgaven als gevolg van het inbesteden van I-functie-onderdelen en extra investeringen in het kader van de I-strategie gedurende de begrotingsperiode.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit investeringen en zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het Ministerie van Financiën voor Rijkshuisvesting (masterplannen kantoren en huisvestingsbehoefte voor specialties) en Kader Overname Rijksvastgoed (KORV)- en ontwikkelprojecten. Daarnaast is rente opgenomen op Design Build Finance Maintain Operate (DBFMO)-contracten. De stijging van de verwachte rentelasten is een gevolg van nieuw opgeleverde investeringsprojecten voor Rijkshuisvesting, inclusief de daarbij behorende DBFMO-contracten.

Afschrijvingskosten

Dit betreft met name de afschrijvingen op geactiveerde waarden van objecten, voortvloeiend uit investeringen vanuit masterplannen kantoren en huisvestingsbehoeften voor specialties. De afschrijvingstermijnen zijn afhankelijk van de categorieën: grond/terreinen 0 jaar, erfpacht 5-100 jaar, gebouwen 15-60 jaar, vervoermiddelen 4-6 jaar en inventaris 3-15 jaar. Ook hier nemen de kosten toe als gevolg van nieuwe opleveringen en vervangingsinvesteringen voor Rijkshuisvesting.

Overige lasten

De bijzondere lasten hebben vooral betrekking op de primaire processen van het RVB. In de volgende tabel is een specificatie opgenomen.

Tabel 26 Specificatie overige lasten (bedragen x € 1.000)1

(Bedragen x € 1.000)

Slotwet 2023

Begroting 2024

Jaarplan 2024

OB 2025

2026

2027

2028

2029

Markthuren

142.596

150.631

145.064

125.867

121.694

119.188

116.587

109.599

Onderhoud rijkshuisvesting

132.743

125.123

125.420

131.206

132.572

131.206

131.683

134.046

DBFMO-lasten

112.575

119.353

122.823

126.838

141.026

143.925

146.824

169.772

Dienstverleningsovereenkomsten

27.934

25.578

22.364

23.057

23.057

23.057

23.057

23.057

Belastingen en heffingen

26.744

28.328

28.674

29.610

29.820

29.843

29.819

30.254

Energielasten

67.488

48.440

53.233

44.113

44.113

44.113

44.113

44.113

Facilitaire kosten leegstand

6.927

10.236

9.805

10.109

10.109

10.109

10.109

10.109

Servicekosten Inhuurpanden Kant.

25.567

22.135

21.267

21.691

21.691

21.451

21.451

20.527

Servicekosten Inhuurpanden Specialt.

6.952

4.855

4.719

5.943

5.943

5.943

5.943

5.943

Projectkosten regiotarief

19.585

17.549

16.930

20.820

18.920

18.841

15.371

15.755

Direct verrekenen

41.006

19.204

15.200

17.777

12.844

16.589

614

753

Directe projectkosten OHP

45.766

32.959

18.396

20.618

21.649

22.731

23.869

25.062

Directe projectkosten OHW

‒ 27.028

Ontwikkeling en verkoop OG

9.080

6.000

7.700

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Herstelkosten

1.801

7.308

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

Asbestkosten

‒ 2.936

1.044

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Overige bijzondere lasten

22.677

1.723

2.230

1.701

1.701

1.701

1.701

1.701

Totaal overige lasten

659.476

620.465

601.825

595.353

601.141

604.699

587.142

606.693

1

In cursief gedrukte bedragen betreffen de jaren 2023 en 2024 en vallen nog onder de verantwoordelijkheid van BZK.

Toelichting Overige lasten

Markthuren

Deze post betreft de huren die het RVB aan de markt betaalt. Het beleid is erop gericht departementen en diensten zo veel mogelijk in eigendomsobjecten te huisvesten. Hierdoor nemen de vierkante meters aan gehuurde huisvesting en de daarmee samenhangende kosten af.

DBFMO-lasten

Dit betreft de lasten van lopende en nieuwe DBFMO-contracten met marktpartijen. In principe wordt het investeringsdeel (Design - Build - Finance) van deze lasten omgerekend naar rente en afschrijving en aldaar opgenomen. De verwachte toename in latere jaren heeft betrekking op de oplevering van een tweetal nieuwe contracten.

Onderhoud

Deze post betreft de kosten voor onderhoud en instandhouding van gebouwen en terreinen voor de Rijkshuisvestingsportefeuille. Voor een belangrijk deel van de activiteiten zijn op basis van aanbestedingen meerjarige contracten met de markt afgesloten.

Belastingen en heffingen

Deze post betreft met name de onroerendezaakbelasting en de waterschapslasten over de eigen voorraad onroerend goed die het RVB inzet voor Rijkshuisvesting.

Energielasten

Dit betreft de energielasten in de kantorenportefeuille bij de Rijkshuisvesting. Deze kosten worden bij de departementen in rekening gebracht via het regiotarief. Op grond van de huidige prijsontwikkelingen op de energiemarkt is in deze begroting rekening gehouden met een daling van de kosten voor energie ten opzichte van 2024.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kosten van ingekocht onroerend goed binnen het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) en de restant boekwaarde van verkochte eigen gebouwen en terreinen (niet KORV).

Overige bijzondere lasten

De overige lasten hebben vooral betrekking op onderhanden werk, de kosten voor facilitaire leegstand- en ICT kosten en de verwerking van vastgoed- en projectrisico’s

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit investeringen en zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het Ministerie van Financiën voor Rijkshuisvesting (masterplannen kantoren en huisvestingsbehoefte voor specialties) en KORV- en ontwikkelprojecten. Daarnaast is rente opgenomen op DBFMO-contracten. De stijging van de verwachte rentelasten is een gevolg van nieuw opgeleverde investeringsprojecten voor Rijkshuisvesting, inclusief de daarbij behorende DBFMO-contracten.

Kasstroomoverzicht

Tabel 27 Kasstroomoverzicht van baten-lastenagentschap RVB over het jaar 2025 (bedragen x € 1.000)1
  

Stand slotwet 2023

Vastgestelde begroting 2024

2025

2026

2027

2028

2029

1.

Rekening courant RHB 1 januari +  depositorekeningen

584.686

363.162

360.343

380.231

387.185

377.527

367.690

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

2.837.159

2.470.509

2.821.045

3.077.819

3.412.929

3.541.229

3.437.136

 

-/- totaal uitgaven operationele kasstroom

‒ 2.599.560

‒ 2.062.444

‒ 2.332.571

‒ 2.551.369

‒ 2.869.567

‒ 2.965.761

‒ 2.777.735

2.

Totaal operationele kasstroom

237.599

408.066

488.474

526.450

543.362

575.468

659.401

 

-/- totaal investeringen

‒ 872.301

‒ 802.562

‒ 1.037.000

‒ 1.134.000

‒ 1.247.000

‒ 1.213.000

‒ 1.213.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

9.047

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 863.254

‒ 802.562

‒ 1.037.000

‒ 1.134.000

‒ 1.247.000

‒ 1.213.000

‒ 1.213.000

 

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement

‒ 2.423

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

-/- aflossingen op leningen

‒ 355.237

‒ 410.885

‒ 468.585

‒ 519.496

‒ 553.020

‒ 585.305

‒ 675.128

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

885.520

802.562

1.037.000

1.134.000

1.247.000

1.213.000

1.213.000

4.

Totaal financieringskasstroom

527.860

391.677

568.415

614.504

693.980

627.695

537.872

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand  depositorekeningen (=1+2+3+4)

486.891

360.343

380.231

387.185

377.527

367.690

351.963

1

In cursief gedrukte bedragen betreffen de jaren 2023 en 2024 en vallen nog onder de verantwoordelijkheid van BZK.

Toelichting op het Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik is, of zal worden gemaakt van deze middelen.

Operationele kasstroom

De operationele kasstromen zijn aanzienlijk hoger dan de inkomsten en uitgaven in de baten-lastenbegroting. Deze kasstromen zijn namelijk inclusief de dienstverlening aan Defensie, de kasstromen vanuit de kas-verplichtingenbegroting en de werkzaamheden buiten begrotings-verband, welke op basis van de verslaggevingsregels niet tot de omzet worden gerekend.

Investeringskasstroom

De investeringen in Rijkshuisvesting en het daaruit voortvloeiende beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op lopende en voorgenomen huisvestings- en instandhoudingsprojecten in het betreffende jaar. In het voorjaar wordt de leenfaciliteit voor dat jaar geactualiseerd. Het RVB investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. De stijging is een gevolg van de toenemende inzet op projecten. In de opgave voor de leenfaciliteit is rekening gehouden met lopend werk en verwachte aankopen.

Financieringskasstroom

De afdrachten aan het moederdepartement betreffen, conform de Regeling Agentschappen, het surplus op het eigen vermogen. Daarnaast gaat het om de aflossing op lopende en toekomstige leningen in het kader van de Rijkshuisvesting, de overname van vastgoed van andere rijksdiensten en aflossingen op leningen voor ontwikkelprojecten.

Het beroep op de leenfaciliteit komt overeen met de investeringsstroom. De investeringen van publiek-private samenwerkingen en investeringen door het RVB in projecten die buiten de baten- en lasten vallen, zijn daarbij niet opgenomen.

Doelmatigheidsindicatoren 

Tabel 28 Overzicht doelmatigheidsindicatoren RVB1
 

Stand slotwet 2023

Vastgestelde begroting 2024

2025

2026

2027

2028

2029

Omschrijving Generiek Deel

       

Fte-totaal (excl. Externe inhuur)

2.540

2.682

2.872

2.835

2.835

2.785

2.785

Apparaat-omzetindicator

27,1%

29,8

29,1%

28,3%

28,4%

28,2%

26,8%

Saldo baten en lasten

15.260

0

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten (%)

1,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

        

Omzet per product (x € 1.000)

       

Ingebruikgeving

1.011.840

1.074.528

1.129.071

1.205.731

1.216.318

1.246.300

1.380.666

waarvan extern

22.443

16.584

19.861

19.861

19.754

19.754

19.754

In stand houden vastgoed

208.915

197.499

219.435

221.291

219.925

220.402

222.765

waarvan andere eigenaar

52.370

46.797

63.236

63.236

63.236

63.236

63.236

projectrealisatie

132.878

80.179

145.079

146.391

155.409

123.626

121.157

waarvan andere eigenaar

49.262

60.974

103.977

109.055

113.104

96.010

92.053

Verkoop

15.333

15.274

13.568

18.568

23.568

33.568

33.568

Expertise en advies

60.028

62.787

87.558

82.131

80.526

80.526

78.964

        

Omschrijving Specifiek Deel

       

Rijkshuisvestingvoorraad x 1000 m² BVO

5.426

5.120

5.148

5.146

5.139

5.117

5.140

waarvan verhuurd

4.943

4.683

4.738

4.785

4.723

4.744

4.851

waarvan leeg frictie

45

82

71

67

68

61

70

waarvan leeg renovatie

279

256

267

240

296

227

166

waarvan leeg afstoot

159

89

71

54

53

85

54

Waarvan derden

NNB

10

0

0

0

0

0

waarvan eigendom

4.633

4.254

4.382

4.411

4.414

4.411

4.472

waarvan huur

793

866

766

735

725

706

668

        

Indicator Technische Kwaliteit rijkshuisvesting

2,12

2,1-2,8

2,1-2,8

2,1-2,8

2,1-2,8

2,1-2,8

2,1-2,8

        

Voorraad beheerde Defensieobjecten

       

Gebouwen x 1000 m² bruto vloeroppervlak

6.005

5.950

5.780

5.684

5.636

5.631

5.537

Terreinen x 1000 m²

341.696

341.604

341.153

337.408

337.249

337.244

336.882

        

Doelmatigheid verkoop vastgoed

878

>0

>0

>0

>0

>0

>0

        

Projecten binnen budget gerealiseerd

90%

85%

85%

85%

85%

85%

85%

Projecten tijdig gerealiseerd

84%

85%

85%

85%

85%

85%

85%

Productiviteit

998

1.025

1.025

1.025

1.025

1.025

1.025

        

Prijsontwikkeling kantoren

       

Regiotarief

       

Gemiddeld kostprijstarief

321

318

342

342

352

357

378

Waarvan normatieve tarief- componenten per m2 eigendom*

       

Apparaatskosten: ontwikkeling volgt CPI

23,6

23,64

26,67

Onderhoud kantoren aangepast aan prijsontwikkelingen markt

26,8

28,92

29,42

Energielasten aangepast aan prijsontwikkeling markt

46,4

37,99

37,29

Heffingen aangepast aan prijsontwikkeling markt

6,5

6,49

7,06

Uurtarieven

140

NTB

NTB

* Bij huurpanden gelden andere opslagen en inflatie wordt afgetopt

       
1

In cursief gedrukte informatie betreft de jaren 2023 en 2024 en valt nog onder de verantwoordelijkheid van BZK.

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

Generiek Deel

FTE-totaal

Het aantal FTE neemt toe in 2025, vanwege een toename van de werkvoorraad. Naar verwachting blijft het aantal FTE in de jaren daarna vrij stabiel.

Saldo baten en lasten

Het saldo van baten en lasten geeft een meerjarig, sluitend resultaatbeeld.

Omzet per product

Met de producten raakt het RVB de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw), het beheer, ontwikkeling en de afstoot. Het RVB werkt vraaggestuurd. De groei van de omzet voor ingebruikgeving heeft zowel te maken met de eerder ingezette toename in de vraag naar huisvesting vanuit de departementen als met het feit dat de voorraad met nieuwe huisvesting verjongt. Daarmee is sprake van hogere afschrijvingslasten, die worden doorberekend in de tarieven.

Specifiek Deel

Rijkshuisvestingsvoorraad in 1.000 m2 BVO

De huisvestingsvoorraad blijft in de komende jaren stabiel. Het aantal verhuurde vierkante meters neemt toe, vanwege de ingebruikname van een aantal panden die op dit moment worden gerenoveerd. Dit is ook terug te zien in de afname van de renovatieleegstand.

Indicator technische kwaliteit (ITK) Rijkshuisvesting

Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Deze conditie wordt medebepaald door de staat van het onderhoud en (vervangings)investeringen. Op grond van voorraadoverwegingen (o.a. is een pand wel/niet strategisch, blijft het wel/niet in de voorraad) worden economische afwegingen gemaakt over het uitvoeren van onderhoud en investeringen. Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad wordt dan een lagere ITK-score geaccepteerd.

Doelmatigheid verkoop vastgoed

Doelstelling is objecten te verkopen tegen tenminste de voorgecalculeerde bedragen die in een businesscase waren opgenomen.

Projecten binnen budget gerealiseerd

Met een norm van 85% is het doel om het overgrote deel van de projecten binnen het afgesproken budget uit te voeren. De ervaring leert dat het prognosticeren van de kosten van vastgoedprojecten niet eenvoudig is, onder meer omdat de uitkomsten van aanbestedingen zich lastig laten voorspellen. Daarnaast kunnen tijdens de uitvoering van de projecten tegenvallers aan het licht komen.

Projecten tijdig gerealiseerd

De norm voor het percentage projecten tijdig gerealiseerd wordt gehandhaafd op 85%. Deze norm houdt concreet in dat minder dan 15% van de projecten later wordt opgeleverd dan met de opdrachtgever is afgesproken. Een deel van de projecten kan vertragen doordat tijdens de uitvoering knelpunten aan het licht komen waar vooraf geen rekening mee is gehouden.

Productiviteit

De productiviteit geeft inzicht in de sturing op directe uren. Hoe meer directe uren worden ingezet, ofwel hoe minder indirecte/overige, hoe beter wordt gepresteerd in termen van productiviteit.

Voorraad beheerde Defensieobjecten in 1.000 m2 BVO

De Defensieobjecten worden door het RVB onderhouden (instandhouding). De huidige portefeuille, waarin de krijgsmacht van vandaag is gehuisvest, zal krimpen. Voor de krijgsmacht van morgen wordt het vastgoed uitgebreid. Het Transformatie Vastgoed voor Defensie (TVvD) traject kan de komende jaren effect hebben op de nu opgenomen meerjarige reeks.

Regiotarief

Voor de kantoorhuisvesting worden jaarlijks drie regiotarieven vastgesteld: voor Den Haag, voor de rest van de Randstad en voor overig Nederland. Het cijfer voor 2025 geeft een indicatie van het gemiddelde tarief per vierkante meter voor komend jaar. Het definitieve tarief wordt ultimo 2024 vastgesteld na afstemming in de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk en Bestuurlijk Overleg RVB.

Normatieve tariefcomponenten

Naast de werkelijke gebouwgebonden investeringskosten van rente en afschrijving, bevat het regiotarief ook een viertal normatieve tariefcomponenten per m2. Dit zijn de apparaatskosten, onderhoud, energielasten en heffingen. De hier gepresenteerde cijfers over 2025 bevatten de verwachte kosten per vierkante meter.

Uurtarieven

Voor alle producten uit de Producten Diensten Catalogus waarvoor het RVB de dienstverlening levert, geldt een uurtarief. De verwachting is dat de uurtarieven in 2025 conform de actuele CAO-ontwikkelingen zullen stijgen.

Licence