Het tweede antwoord van het kabinet op de uitdagingen is dan ook het versterken van het groeivermogen van de economie. Het kabinet legt daarbij de nadruk op bevordering van het groeivermogen door de economische structuur te versterken. Bij een sterke economie past een compacte, krachtige overheid. Een overheid die geen onevenredig beslag legt op de draagkracht van de marktsector, een overheid die effectief opereert, zonder overbodige bestuurslagen, onnodige regels en ondoelmatige subsidies.
Versterken economisch groeivermogen
Bevorderen concurrentievermogen
De concurrentiekracht is het samenspel van instituties, beleid en productiefactoren (kapitaal en arbeid) dat de productiviteit in een land bepaalt.35 Deze productiviteit bepaalt op zijn beurt het groeivermogen van een land. Dat is vooral belangrijk omdat economische groei mensen en bedrijven helpt om kansen te grijpen. Groei blijkt te leiden tot een hogere sociale mobiliteit en meer tolerantie en solidariteit in de samenleving.36 Concurrentievermogen is daarmee van groot belang voor de toekomstige welvaart van een vergrijzend Nederland, in een omgeving van wereldwijde concurrentie. Een krachtige overheid legt de basis voor economische groei door de voorwaarden te scheppen voor goed onderwijs, een sterke rechtstaat, een gunstig fiscaal klimaat, goede prikkels voor het arbeidsaanbod en een goede infrastructuur.
Box 1.8 Groeivermogen economie
Welke factoren beïnvloeden het concurrentievermogen van een economie? Er is een uitgebreide theoretische en empirische literatuur die antwoord probeert te geven op deze vraag.37 In de empirische literatuur worden veel verschillende variabelen gebruikt om groeiverschillen te verklaren (waaronder exotische, zoals het percentage boeddhisten in een land). De theoretische basis van de gebruikte variabelen in deze exercities is niet altijd evident. Vaak is er discussie mogelijk over de vraag hoe de causaliteit loopt en de resultaten van de studies zijn niet altijd even robuust.38 Desondanks bieden de studies aanknopingspunten voor beleid.
Uit veel van de studies blijkt dat goede investeringen in fysiek en menselijk kapitaal (onderwijs) en in Research & Development positief bij dragen aan de economische groei. De uitkomsten suggereren dat de economische structuur versterkt kan worden door effectief en goed onderwijs, onderzoek en innovatie en een hoogwaardige fysieke infrastructuur. Ook openheid draagt bij aan de economische groei, wat het belang van een versterking van de interne markt nog eens onderstreept. Het kabinet werkt aan de versterking van het groeivermogen van Nederland, door de effectiviteit van het beleid op deze terreinen centraal te stellen. Uitgangspunt is dat de overheid niet stuurt met regels en subsidies, maar ondernemers en onderzoekers uitnodigt om voorstellen te doen die het Nederlandse groeivermogen versterken.
Vergroten rendement onderwijsuitgaven
In het onderwijs zet het kabinet in op het optimaal benutten van talent, ieder op zijn niveau. Om dit te bereiken moet de kwaliteit van het onderwijs omhoog. Het kabinet streeft naar een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en neemt maatregelen voor opbrengst gericht werken, meer excellentie, betere leraren en sneller ingrijpen bij zwakke scholen. In het mbo wil het kabinet meer onderwijskwaliteit door de onderwijsintensiteit te verhogen en de complexiteit van het opleidingenaanbod te reduceren. De instroom van voldoende nieuwe studenten bij de technische opleidingen is hier een belangrijk aandachtspunt. In het hoger onderwijs wordt eveneens de complexiteit verminderd en wordt de lat hoger gelegd. Het kabinet ontziet het onderwijs bij zijn maatregelen voor gezonde overheidsfinanciën. Bovendien streeft het kabinet ernaar dat middelen effectiever worden ingezet. Via prestatieafspraken over onder meer kwaliteit en benutting van kennis krijgen mbo’s, hogescholen en universiteiten meer prikkels om te excelleren. Dit alles om Nederland uit te rusten voor een positie in de voorhoede van kenniseconomieën.
Stimuleren innovatie
Nederland is de zestiende economie ter wereld, heeft de achtste financiële sector en is de vijfde investeerder wereldwijd. Het kabinet wil de kracht van het bedrijfsleven verder benutten door gebruik te maken van de expertise van bedrijven en door bedrijven beter te ondersteunen met een nieuw bedrijfslevenbeleid. In negen topsectoren hebben bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid een samenhangende actieagenda ontwikkeld met acties op de volle breedte van het overheidsbeleid; van buitenlandbeleid tot infrastructuur en van regeldruk tot onderwijs en onderzoek.
Onderzoek en innovatie leveren een belangrijke bijdrage aan de concurrentiekracht en daarmee onze welvaart. Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen voeren op veel gebieden excellent onderzoek uit. De toepassing van dit onderzoek door het bedrijfsleven blijkt echter achter te blijven vergeleken met andere landen.39 In de topsectoren worden de actieagenda’s uitgewerkt tot zogenoemde innovatiecontracten, waarin de betrokken partijen aangeven hoe ze hun onderzoeksinspanningen beter op elkaar laten aansluiten. Zo kan het onderzoek van kennisinstellingen eerder worden benut door het Nederlandse bedrijfsleven. Dat is van belang voor het innovatieve vermogen van de Nederlandse economie.
Bedrijven investeren uit zichzelf minder in innovatie dan maatschappelijk gezien optimaal is. Zij nemen in hun afweging niet mee dat ook andere bedrijven en de economie als geheel meeprofiteren van de toegenomen kennis. Volgens het CPB ligt het maatschappelijke rendement van extra uitgaven aan innovatie maar liefst 50 tot 100 procent boven het private rendement.40 Daarom stimuleert het kabinet bedrijven om op zo effectief mogelijke wijze om te investeren in Research & Development. Het kabinet trekt 500 miljoen euro uit voor een nieuwe fiscale aftrek voor Research & Development (RDA), zodat het fiscaal aantrekkelijker wordt om te investeren in innovatie.
Versterken infrastructuur
Voor een sterke economie is goede infrastructuur van groot belang. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) noemt congestie momenteel één van de grootste problemen van de Nederlandse economie.41 Congestie leidt naast directe kosten zoals files, vertraging en reisongemak tot een minder goed functionerende arbeidsmarkt.42 Het kabinet doet daarom investeringen in infrastructuur op de plekken waar de files het langst en treinen het volst zijn. Het permanent maken van de Crisis- en herstelwet levert eveneens een bijdrage aan het voortvarend aanpakken van knelpunten in de infrastructuur.
Vrijheid en verantwoordelijkheid
Concurrentievermogen begint bij privaat initiatief. Het kabinet gelooft in de kracht van mensen en bedrijven om kansen te grijpen. Dat mensen zich eigenaar tonen van hun leven, verantwoordelijkheid nemen, en zich vrij voelen in hun ontplooiing. Door meer ruimte te scheppen voor privaat initiatief, wil het kabinet het groeivermogen van de economie versterken. Minder regels, minder administratieve drukte en een soepeler ruimtelijk ordeningsbeleid helpen de private sector kansen te pakken. Doel is een overheid die ondersteunt, niet hindert. Het kabinet streeft daarom naar 10 procent administratieve lastenreductie tot en met 2012 en in de periode daarna 5 procent per jaar. Voorbeelden van concrete maatregelen zijn het vereenvoudigen van het loonstrookje, het limiteren van inspectiebezoeken aan bedrijven en het versoepelen van het omgevingsrecht.
Ook toekomstige wijzigingen in het belastingstelsel staan in het teken van het versterken van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie en het op orde brengen van de overheidsfinanciën. De visie van het kabinet ten aanzien van het belastingstelsel is verwoord in de Fiscale agenda en steunt op drie uitgangspunten: soliditeit, eenvoud en fraudebestendigheid. Zo heeft het kabinet besloten tot afschaffing van 7 van de 22 rijksbelastingen. In de inkomstenbelastingen wordt de zelfstandigenaftrek omgevormd zodat ondernemers makkelijker kunnen doorgroeien. In het Belastingplan 2012 wordt bovendien de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting geformaliseerd en wordt de autobelasting aangepast om de aanschaf van zuinige auto’s meer te stimuleren.
Een compacte en meer doelmatige overheid
Een sterke economie gaat samen met een compacte en doelmatig werkende overheid. Een overheid die geen onevenredig financieel en personeel beslag legt op de economie, een overheid die keuzes maakt en effectief opereert, zonder overbodige bestuurslagen, onnodige regels en ondoelmatige subsidies.
Uitgaven verlagen
Net als in andere landen is in Nederland het beslag van de overheid op de economie de laatste jaren toegenomen. Mede door de economische krimp is de collectieve uitgavenquote toegenomen van 45 procent bbp in 2000 tot 50 procent in 2010. Bovendien heeft de overheid in de crisis risico’s op zich moeten nemen die in de private sector thuishoren. Onderliggend leiden de vergrijzing en de deels daarmee samenhangende stijgende zorgkosten tot opwaartse druk op de collectieve lasten. Dat vormt een risico voor de economische dynamiek in de toekomst. Hogere lasten om hogere overheidsuitgaven te financieren leiden tot zwakkere prikkels voor mensen en bedrijven om te werken en te ondernemen en dat heeft een negatief effect op de economische groei. Vanuit dat perspectief concentreert dit kabinet zich op het verlagen van de overheidsuitgaven.43 Lagere overheidsuitgaven kunnen in sommige gevallen private uitgaven uitlokken, bijvoorbeeld als lagere publieke uitgaven aan zorg leiden tot hogere private uitgaven aan zorg. Ook kunnen bezuinigingen de overheid dwingen efficiënter te werken en betere prioriteiten te stellen, waardoor de productiviteit van de overheidsuitgaven toeneemt. Tot slot is in Nederland tijdens de crisis de stijging van de uitgavenquote groter geweest dan de daling van de inkomstenquote. Dat is een aanvullend argument om de nadruk bij de consolidatie op de uitgavenkant te leggen.44
Box 1.9 Zorgkosten
De stijging van de collectieve zorguitgaven is een grote bedreiging voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Tot de eeuwwisseling ging de stijging van de collectieve zorguitgaven gelijk op met de groei van de economie. Sinds de eeuwwisseling stijgen de zorguitgaven fors sneller. Zoals uit figuur 1.13 blijkt, vormen de zorguitgaven een steeds groter onderdeel van de collectieve uitgaven: de stijgende zorguitgaven worden (deels) opgevangen door de groei van andere collectieve uitgaven te beperken.45 Het almaar stijgende aandeel van de zorguitgaven heeft daarmee voor de toekomst als risico dat uitgaven op andere beleidsterreinen worden verdrongen.
Figuur 1.13 Zorgkosten als percentage van de collectieve uitgaven
Het afgelopen decennium zijn de zorgkosten in reële termen met zo’n 4 procent per jaar gestegen. Als deze stijging zich voortzet zullen de zorguitgaven toenemen van 10 procent bbp nu naar circa 18 procent in 2040. Het lijkt onvermijdelijk dat als gevolg de collectieve lasten op termijn ook zullen oplopen. Diverse studies tonen aan dat dit de arbeidsparticipatie kan remmen en daarmee een belangrijk welvaartsverlies tot gevolg kan hebben.46 De stijgende zorgkosten hebben ook een belangrijke invloed op het inkomen van huishoudens. Op dit moment geeft een modaal inkomen al meer dan een vijfde van zijn inkomen uit aan zorg. Zonder kostenbeheersende maatregelen loopt dit op tot bijna 40 procent in 2040. Voor een gedeelte is dit een inkomensafhankelijke premie die via de werkgever loopt en waar de werknemer belasting over betaalt. Een stijgende inkomensafhankelijke premie gaat ten koste van de loonruimte die de werkgever beschikbaar heeft.
Figuur 1.14 Toename zorgpremies
Om de negatieve gevolgen van de stijgende zorgkosten te beteugelen, heeft het kabinet maatregelen genomen gericht op een betere kostenbeheersing. Dit gebeurt onder andere met het verder doorzetten van de gereguleerde concurrentie in de curatieve zorg om zo de geleverde zorg per euro betaalde premie te verbeteren. Ook de decentralisatie van een deel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar gemeenten maakt betere kostenbeheersing mogelijk. Het kabinet beperkt de collectieve zorgkosten door behandelingen met een lage ziektelast vanaf 2015 niet langer in het basispakket op te nemen. Tegelijkertijd is duidelijk dat gegeven de verwachte aanhoudende kostenstijging in de toekomst aanvullende stappen noodzakelijk blijven om de zorgkosten ook op termijn beheersbaar te houden.
Kortom, de overheid mengt zich, deels gedwongen, in forse en toenemende mate in de economie. Om de financiële en economische stabiliteit in Nederland te borgen, heeft de overheid banken moeten steunen, is het beroep van de overheid op de kapitaalmarkt fors toegenomen en zijn omvangrijke garanties aan het bedrijfsleven afgeven. In aanvulling op de directe beschadiging van de overheidsfinanciën door de crisis, leiden de financiële en economische kosten van de vergrijzing tot opwaartse druk op de overheidsuitgaven.47 Het kabinet neemt nu maatregelen om de overheidsuitgaven te verlagen.
Minder beslag op arbeidsmarkt
Het gaat overigens niet alleen om het financiële beslag van de overheid op de economie. Een gevolg van de inzet op een compacte overheid is dat de overheid ruimte schept op een krappe arbeidsmarkt. Dit is des te meer noodzakelijk omdat de overheid bij ongewijzigd beleid in de komende jaren een relatief fors beslag op de instroom van het arbeidsaanbod legt als gevolg van een relatief vergrijsd personeelsbestand en een hoge vervangingsvraag. Het afnemende beslag van de overheid op de beroepsbevolking helpt op termijn om het oplopende aantal vacatures in de marktsector te vervullen. In aanvulling daarop stimuleert het kabinet het arbeidsaanbod door het aantrekkelijker te maken om te gaan werken.
Keuzes maken
Een compacte en doelmatige overheid betekent ook kritisch nadenken over wat de overheid nog wel doet en wat niet meer. Door bijvoorbeeld het aantal subsidies te verminderen kan ook het aantal ambtenaren dat de subsidieregelingen uitvoert, worden teruggebracht. Het kabinet heeft besloten het aantal ministeries te verminderen en het ambtenarenbestand fors af te slanken. Daarnaast zijn de ambtenarensalarissen voor twee jaar bevroren. Het beslag van het overheidsapparaat op de economie neemt daardoor zowel in financiële als in personele zin af. Het kabinet stelt bovendien voor het aantal leden van de Eerste en Tweede Kamer te verminderen en komt met voorstellen om het aantal bestuurders bij de gemeenten, provincies en waterschappen te verlagen. Tot slot zijn ook medeoverheden van plan om het aantal ambtenaren fors te verminderen.48
Minder bestuurslagen, decentralisatie
Volgens de OESO kan een goede taakverdeling tussen de verschillende overheden in Nederland aanzienlijke besparingen opleveren.49 Het kabinet kiest ervoor de verantwoordelijkheden neer te leggen bij één bestuurslaag, daar waar ze het meest passen. Daarnaast worden de komende jaren taken gedecentraliseerd naar provincies, gemeenten en waterschappen. Dit draagt bij aan een compacte, krachtige overheid die zich tot haar kerntaken beperkt en de taken zo dicht mogelijk bij de mensen legt. Decentralisatie gaat gepaard met een grote overheveling van budgetten: circa 8,5 miljard euro. De bestuursafspraken 2011–2015 tussen het Rijk en de lokale overheden zijn erop gericht om de decentralisatie de komende jaren in goede banen te leiden.
Ook in Europa
Volgens dezelfde filosofie is het kabinet van mening dat subsidiariteit cruciaal is in de taakverdeling tussen de Europese Unie en de lidstaten. Als er duidelijke spill-overs zijn tussen lidstaten, is het belangrijk om zaken op Europees niveau goed te regelen. Wat echter beter op het niveau van de lidstaten geregeld kan worden, hoeft niet in Brussel te worden besloten. Deregulering moet ook in de EU een doelstelling zijn. Het kabinet zet zich bovendien hard in voor een substantiële vermindering van de Nederlandse EU-afdrachten. De EU moet niet tegenwerken, maar juist bijdragen aan de inspanningen van vele lidstaten om de begroting op orde te brengen en het groeivermogen te versterken. Dit geldt te meer omdat de samenstelling van de EU-begroting voornamelijk historisch bepaald is in plaats van gericht op groeibevordering in de EU.50
Slot
Het kabinet neemt belangrijke maatregelen om de overheidsfinanciën op orde te brengen en het groeivermogen te versterken. Dat is noodzakelijk om onze welvaart te verankeren in een veranderende wereld. Juist de huidige onrust in de wereldeconomie toont daarbij het belang van een voortvarende en koersvaste aanpak. Het kabinet houdt dan ook vast aan de prioriteiten: financiële stabiliteit, gezonde overheidsfinanciën, een sterke economie en een compacte, krachtige overheid.