Base description which applies to whole site

9 Normeringssystematiek gemeente- en provinciefonds

Berekening accres

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen voor decentrale overheden is de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de uitgaven van het Rijk, de netto gecorrigeerde rijksuitgaven.

Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben direct invloed op de omvang van de fondsen («samen de trap op, samen de trap af»). De jaarlijkse toe- en afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Tabellen 9.1–9.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven uiteindelijk resulteert in het accres. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru) vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto uitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten. Het saldo geeft de netto gecorrigeerde rijksuitgaven, de basis voor de accresberekening (C).

Tabel 9.1: Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accres %
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1 De Koning

41

41

41

41

41

41

42

2A Staten-Generaal

135

143

140

137

135

135

135

2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouveneurs

110

113

109

105

105

105

104

3 Algemene Zaken

54

56

57

55

55

55

57

4 Koninkrijksrelaties

65

105

88

77

67

66

65

5 Buitenlandse Zaken

9.419

6.231

8.174

9.151

9.016

9.192

9.427

6 Veiligheid en Justitie

11.341

11.067

10.535

9.780

9.729

9.716

9.646

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

643

749

672

587

608

633

591

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

33.221

35.602

33.830

34.586

34.384

34.096

34.028

9A Nationale Schuld (Transactiebasis)

9

17

19

19

19

19

19

9B Financiën

4.583

5.108

4.320

4.427

4.338

4.294

4.131

10 Defensie

7.301

7.969

8.181

8.324

8.489

8.514

8.382

12 Infrastructuur & Milieu

8.608

7.976

7.972

8.324

8.433

8.575

8.782

13 Economische Zaken

4.277

4.610

4.453

4.697

5.281

5.947

5.926

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

17.306

18.257

18.967

19.026

19.119

19.162

19.261

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2.808

2.938

2.982

2.782

2.798

2.736

2.690

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.820

2.594

2.164

2.001

1.989

1.996

2.260

18 Wonen en Rijksdienst

3.292

3.399

3.748

4.022

4.102

4.067

4.304

50 Gemeentefonds

27.267

28.150

27.143

26.967

26.843

26.688

26.628

51 Provinciefonds

1.115

2.411

2.200

2.033

2.025

2.019

1.944

Aanvullende posten

– 234

– 1.966

1.720

4.208

6.333

8.769

11.300

(A) Totaal netto uitgaven

134.180

135.569

137.516

141.350

143.908

146.824

149.721

               

(B) Totaal correcties

– 43.681

– 41.481

– 42.368

– 43.737

– 43.943

– 44.327

– 45.209

               

(C) Totaal NGRU (=A+B)

90.499

94.087

95.148

97.612

99.965

102.497

104.512

               

Accres (%) = (Ct – Ct-1)/Ct-1)

– 0,54%

3,96%

1,13%

2,59%

2,41%

2,53%

1,97%

De correcties op de netto rijksuitgaven (tabel 9.2) kunnen in drie categorieën ingedeeld worden.

  • 1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.

  • 2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.

  • 3. Financieringsverschuivingen. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.

Tabel 9.2: Correcties netto rijksuitgaven (in miljoenen euro)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Correcties wel relevant voor uitgavenkader, niet voor accres

             

Studieleningen en radiofrequenties

1.826

1.871

1.990

1.979

1.932

2.087

2.295

EU-afdrachten

– 8.179

– 4.885

– 6.900

– 7.861

– 7.742

– 7.883

– 8.113

HGIS

– 4.841

– 4.927

– 3.948

– 4.054

– 4.025

– 4.045

– 4.253

WWB

– 5.624

– 5.777

– 5.898

– 6.100

– 6.225

– 6.307

– 6.369

GF/PF (exclusief sociaal deelfonds)

– 16.717

– 19.135

– 18.430

– 18.692

– 19.095

– 19.514

– 19.693

Sociaal deelfonds RBG-eng

– 1.787

– 1.800

– 1.802

– 1.798

– 1.798

– 1.798

– 1.798

Sociaal deelfonds + GF SZA

– 2.900

– 2.761

– 2.574

– 2.434

– 2.338

– 2.235

– 2.259

Uitgaven BKZ (begrotingsgefinancierd)

– 7.468

– 7.351

– 7.066

– 6.979

– 7.009

– 6.993

– 7.049

BCF

– 2.870

– 2.923

– 3.166

– 3.243

– 3.321

– 3.405

– 3.472

Overboekingen 50/51 en RBG-eng

2.924

4.187

3.746

3.591

3.454

3.453

3.440

Overige financieringsverschuivingen

1.955

2.019

1.681

1.853

2.224

2.314

2.061

Totaal correcties accres

-43.681

-41.481

-42.368

-43.737

-43.943

-44.327

-45.209

Tabel 9.3 Berekening accres
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1. Accres % (nominaal)

– 0,54%

3,96%

1,13%

2,59%

2,41%

2,53%

1,97%

2. Grondslag normeringssystematiek

18.257

16.717

19.135

18.430

18.692

19.095

19.514

3. Accres (= 1 * 2)

– 98

663

216

477

451

484

384

 

waarvan Gemeentefonds

– 91

619

188

420

400

430

341

 

waarvan Provinciefonds

– 7

44

27

57

50

54

43

                 

4. Accres cumulatief

– 98

565

781

1.258

1.709

2.192

2.576

Tabel 9.4 Aansluiting accresstand Miljoenennota 2016 naar Miljoenennota 2017
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Accrespercentage Miljoenennota 2016

– 0,83%

4,15%

– 0,21%

1,44%

1,75%

1,98%

 

Accres (jaarlijkse tranches) stand Miljoenennota 2016

– 151

692

– 38

261

317

365

 

Accres cumulatief stand Miljoenennota 2016 (A)

– 151

541

503

764

1.082

1.447

 
               

Accresmutatie tranches

53

– 29

253

216

133

119

 

Accresmutatie cumulatief (B)

53

24

277

494

627

745

 
               

Accres (jaarlijkse tranches) stand Miljoenennota 2017

– 98

663

216

477

451

484

384

Accres cumulatief stand Miljoenennota 2017 (A+B)

– 98

565

781

1.258

1.709

2.192

2.576

Accrespercentage stand Miljoenennota 2017

– 0,54%

3,96%

1,13%

2,59%

2,41%

2,53%

1,97%

Licence