Gezonde overheidsfinanciën dragen bij aan de kredietwaardigheid van de overheid. Dit vertaalt zich in voldoende belangstelling voor Nederlandse staatsobligaties, Dutch State Loans. Dat zorgt weer voor lage rentepercentages. De Nederlandse overheid had in 2008 aan het begin van de crisis een staatsschuld van 212 miljard euro. Dit bedrag liep tijdens de crisis op naar 379 miljard euro in 2014. Ondanks de sterke stijging van de schuld daalden de kosten over die schuld door de sterk gedaalde rente op Nederlandse staatsobligaties. Dit is een internationaal fenomeen, maar de Nederlandse rente daalde relatief sneller dan de rente voor veel andere landen.
De financiële wereld ziet Nederland bij uitstek als een financieel betrouwbaar land. Tegelijkertijd toont de vergelijking met 2007 het risico voor de overheidsfinanciën. Zoals de rente sindsdien sterk is gedaald, kan de rente op een gegeven moment ook weer stijgen. Een sterk oplopende rente kan de financieringskosten van de overheid fors opstuwen. Hoe hoger de staatsschuld, hoe groter het potentiële risico voor de rijksbegroting.
Het kabinet streeft naar zo laag mogelijke rentekosten tegen een acceptabel risico voor de begroting. In de praktijk betekent dit dat het kabinet een balans zoekt tussen kosten en risico’s. Onder normale omstandigheden betaalt de overheid een hogere rente over een langlopende lening dan over een kortlopende lening. Tegenover deze hogere kosten staat wel meer zekerheid over de te betalen rente gedurende een langere looptijd. Een langlopende lening creëert daarmee stabiliteit voor de rijksbegroting.
Het kabinet verlengt de looptijd van de schuldportefeuille en vermindert de afhankelijkheid van renteswaps.68 Dat is in lijn met ontwikkelingen in andere landen. Elke vier jaar evalueert het kabinet de manier waarop het de staatsschuld financiert en hoe het de risico’s beheerst. De afgelopen jaren heeft het kabinet voldaan aan de doelstelling om de staatsschuld te financieren tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de rijksbegroting.69
Door de langere looptijd kan de relatief lage rente voor langere tijd worden vastgelegd. Dit verkleint het renterisico voor de overheidsfinanciën en dat zorgt voor begrotingsrust. De gemiddelde looptijd is al gestegen van ongeveer 3,5 jaar in 2012 tot ongeveer 5 jaar eind 2015. In het nieuwe beleidskader staat dat het kabinet in 2019 een gemiddelde resterende looptijd van de schuldportefeuille (inclusief swaps) van 6,4 jaar nastreeft. Uit de analyse van kosten en risico’s blijkt dat deze looptijd optimaal is. In de praktijk lukt het niet altijd exact deze looptijd te bereiken. Daarom is er zowel naar boven als naar beneden een onzekerheidsmarge van 0,25 jaar.
Voorheen gebruikte het kabinet swaps om de gemiddelde looptijd op 3,5 jaar te krijgen.70 Die swaps zorgden ervoor dat de keuze voor de looptijden waarin schuld wordt uitgegeven en het renterisicobeleid gescheiden bleven. Het kabinet heeft die scheiding nu losgelaten door te kiezen voor een langere gemiddelde looptijd van de portefeuille met minder afhankelijkheid van renteswaps. Financieringskeuzes bepalen dan in sterke mate het renterisico. Overigens blijven swaps wel een instrument om renterisico’s bij te sturen.
Het financieringsbeleid bijsturen is altijd mogelijk als de markten veranderen. Vooral een rentestijging kan voor het kabinet een aanleiding zijn om het huidige beleid aan te passen. Het Agentschap van de Generale Thesaurie, dat namens de Minister van Financiën verantwoordelijk is voor de financiering van de staatsschuld, volgt de renteontwikkeling op de voet. Belangrijke indicatoren zijn het niveau van de lange rente en de steilheid van de rentecurve.