2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS) | 7.541 | 8.514,4 | 8.408,8 | 8.562,6 | 8.813,5 | |||
Beleidsmatige mutaties | ||||||||
Rijksbegroting in enge zin | ||||||||
01. begrotingsakkoord 2017: bni effect overige inkomsten | – 57,3 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
02. begrotingsakkoord 2017: meerjarig beeld acor | – 21,5 | – 25,9 | – 25,6 | – 26 | – 26 | |||
05. tweede aanvullende begroting 2016: teruggave surplus | – 300,8 | 1,5 | 0 | 0 | 0 | |||
06. technische aanpassing meerjarig financieel kader | 3,8 | 226,6 | 230 | 234,1 | – 1,1 | |||
07. begroting 2018: onderuitputting begroting 2018 naar 2019–2020 | 0 | – 326,9 | 168,2 | 168,9 | – 0,8 | |||
08. onderuitputting begroting 2017 naar 2019–2020 | 0 | – 195,3 | 102,5 | 102,9 | – 0,5 | |||
09. compensatie contingency margin 2014 | 0 | – 87,7 | 44,3 | 43,6 | – 0,2 | |||
12. raming nieuwe mfk-periode | 0 | 0 | 0 | 0 | 87,6 | |||
13. spring forecast 2017 | – 88,6 | 74,8 | 82,4 | 84,3 | 164,9 | |||
Diversen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
– 464,4 | – 332,9 | 601,8 | 607,8 | 223,9 | ||||
Extrapolatie | 9.301,8 | |||||||
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017 | – 464,5 | – 333 | 601,7 | 607,8 | 223,9 | |||
Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal) | 7.076,5 | 8.181,4 | 9.010,6 | 9.170,5 | 9.037,4 | 9.301,8 | ||
Totaal Internationale samenwerking | 1.363,2 | 1.353 | 1.338,3 | 1.377,7 | 1.390,4 | 1.417,2 | ||
Stand Miljoenennota 2018 | 8.439,8 | 9.534,4 | 10.348,9 | 10.548,2 | 10.427,8 | 10.719 | ||
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS) | 640,9 | 653,7 | 666,7 | 680,1 | 700,5 | |||
Beleidsmatige mutaties | ||||||||
Rijksbegroting in enge zin | ||||||||
03. vierde aanvullende begroting 2016:vertraging cohesiebeleid | 360,8 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
04. vierde aanvullende begroting 2016: spring forecast en rebate vk | – 93,8 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
11. nacalculatie 2016 | 124,1 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
13. spring forecast 2017 | – 30,6 | 33 | 33,6 | 34,3 | 35 | |||
Diversen | – 1,5 | 0 | 0 | 0 | – 6,8 | |||
359 | 33 | 33,6 | 34,3 | 28,2 | ||||
Technische mutaties | ||||||||
Rijksbegroting in enge zin | ||||||||
10. vijfde aanvullende begroting 2016 verschuiven nederlandse korting | 2.764,4 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
2.764,4 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||||
Extrapolatie | 741,1 | |||||||
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017 | 3.123,3 | 33 | 33,6 | 34,3 | 28,2 | |||
Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal) | 3.764,2 | 686,7 | 700,4 | 714,4 | 728,7 | 741,1 | ||
Totaal Internationale samenwerking | 65 | 65 | 65 | 65 | 65 | 65 | ||
Stand Miljoenennota 2018 | 3.829,2 | 751,7 | 765,4 | 779,4 | 793,7 | 806,2 |
Algemeen
De omvang van de Nederlandse afdrachten wordt bepaald door de omvang van de Europese begroting en door het aandeel van de Nederlandse economie in de Europese economie (uitgedrukt in BNI). De Europese Unie (EU) ontvangt haar inkomsten voor het grootste deel uit afdrachten van de lidstaten, zoals BTW-afdrachten en BNI-afdrachten. De invoerrechten worden ook door nationale overheden (douane) geïnd en overgemaakt aan de EU, waarbij elke lidstaat 20% van de opgebrachte invoerrechten mag behouden als vergoeding voor de inning ervan. Deze afdrachten zijn uitgaven voor Nederland. Deze EU-inkomsten worden ook wel de «eigen middelen» van de EU genoemd. Nederland ontvangt op de EU-afdrachten een jaarlijkse korting. Deze korting is opgebouwd uit een lager tarief voor BTW-afdrachten en een vaste korting (lumpsum) op de BNI-afdrachten.
Hieronder volgt een toelichting op de mutaties op de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU die tot nu toe in begrotingsjaar 2017 hebben plaatsgevonden. De mutaties komen voort uit het Begrotingsakkoord 2017, verschillende aanvullende begrotingen over 2016, de nacalculatie over 2016 en de begroting 2018.
Begrotingsakkoord 2017
Eind 2016 hebben de Europese Raad en het Europees Parlement ingestemd met de Europese begroting voor 2017.28
1. Begrotingsakkoord 2017: bni effect overige inkomsten (uitgaven)
In de begroting 2017 stelt de Europese Commissie (EC) de raming voor de overige ontvangsten van de EU (ontvangsten die niet onder de eigen middelen vallen) opwaarts bij van 1,7 naar 2,8 mld., vooral door hogere verwachte inkomsten uit (mededings-)boetes en rente. Omdat de BNI-afdrachten van de lidstaten het sluitstuk vormen van de Europese begroting, betekenen hogere verwachte inkomsten voor de Europese begroting uit andere bronnen dan de BNI-afdrachten, automatisch dat de BNI-afdracht van de lidstaten daalt. Voor Nederland betekent dit ca. 57 mln. lagere afdrachten in 2017.
2. Begrotingsakkoord 2017: meerjarig beeld ACOR (uitgaven)
In de Europese begroting voor 2017 heeft de EC ook aanpassingen in de grondslagen voor de BNI-, BTW- en Invoerrechtenramingen verwerkt op basis van nieuwe economische cijfers (ACOR cijfers). Deze werken meerjarig door in de afdrachten van de lidstaten. In 2017 leiden deze aanpassingen bij BNI-, BTW- en invoerrechtenramingen tot per saldo 22 mln. lagere afdrachten voor Nederland. Dit effect loopt in de jaren daarna nog iets op tot ca 26 mln. lagere afdrachten.
Implementatie begroting 2016: Vierde aanvullende begroting 2016, tweede aanvullende begroting 2017 en technische aanpassing van het MFK
De daadwerkelijke uitgaven van de EU-begroting in 2016 waren lager dan voorzien ten tijde van het begrotingsakkoord, dit blijkt onder andere uit de verlaging van de betalingen met de vierde aanvullende begroting van 2016 en het omvangrijke surplus in de tweede aanvullende begroting van 2017. Met de jaarlijkse technische aanpassing wordt deze onderuitputting doorgeschoven naar latere jaren van het Meerjarig Financieel Kader (MFK).
3. Vierde aanvullende begroting 2016: vertraging cohesiebeleid (niet-belastingontvangsten)
Eind 2016 heeft het Europees Parlement goedkeuring gegeven aan de vierde en vijfde aanvullende begroting van 2016. Deze aanvullende begrotingen zijn te laat in het jaar aangenomen om nog door de Commissie te worden verwerkt in de afdrachten over 2016. De budgettaire verwerking valt daarom in 2017 en verloopt via een bijstelling van de niet-belastingontvangsten. In de vierde aanvullende begroting van 2016 had de EC de geraamde EU-betalingen voor 2016 verlaagd met 7,3 mld., voornamelijk vanwege vertragingen bij de implementatie van het cohesiebeleid.29 De verwachting was toen reeds dat deze vertraging op een later moment binnen het huidige MFK ingelopen zouden worden. Bij voorjaarsnota 2017 zijn daarom de afdrachten in 2018 met 361 mln. verhoogd in afwachting op nadere informatie van de EC. Met de technische aanpassing van het MFK heeft de EC deze middelen doorgeschoven naar 2018, 2019 en 2020 via de Global Margin for Payments (zie mutatie technische aanpassing) en is daarom de raming van de Nederlandse afdrachten aangepast ten opzichte van de Voorjaarsnota.
4. Vierde aanvullende begroting 2016: effecten spring forecast en rebate vk (niet-belastingontvangsten)
Met de aanname van de vierde aanvullende begroting, zijn ook de effecten van de Spring Forecast van 2016 verwerkt in de afdrachten van lidstaten. Door de verlate aanname van de aanvullende begroting zijn deze effecten niet meer in 2016 verwerkt, maar in januari 2017. Dit leidt tot ca 80 mln. lagere afdracht in 2016 en een ca 80 mln. hogere afdracht in 2017. Daarnaast zijn hierbij ook de BTW- en BNI-grondslagen van lidstaten geactualiseerd. Dit leidt tot een herberekening van de korting van het Verenigd Koninkrijk, omdat die mede is gebaseerd op de BTW-grondslag.
5. Tweede aanvullende begroting 2017: teruggave surplus (uitgaven)
Op 12 april 2017 presenteerde de Europese Commissie de tweede aanvullende begroting van 2017. Met deze aanvullende begroting wordt zoals gebruikelijk het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van de Europese begroting over 2016 (het surplus) in de begroting voor 2017 verwerkt. In 2016 was er sprake van een grote onderuitputting bij de uitvoering van het cohesiebeleid en was er sprake van hogere inkomsten bij de EU (m.n. door boetes). Het surplus bedroeg hierdoor 6,4 mld. en is in de tweede aanvullende begroting voor 2017 verwerkt. Het Nederlandse aandeel in dit surplus bedraagt 0,3 mld. en leidt in 2017 tot een lagere afdracht. De onderuitputting die veroorzaakt wordt door vertraging binnen het cohesiebeleid, zal naar verwachting in latere jaren ingehaald worden. Dit leidt tot een hogere afdracht in die jaren. Via de jaarlijkse technische aanpassing worden de middelen in het MFK naar latere jaren geschoven (zie mutatie technische aanpassing).
6. Technische aanpassing meerjarig financieel kader (uitgaven)
Op 24 mei 2017 publiceerde de Commissie haar jaarlijkse technische aanpassing van het MFK. Hiermee is in totaal 14 miljard euro (lopende prijzen) aan onbenutte betalingsruimte onder het MFK-plafond van 2016 in gelijke tranches doorgeschoven naar 2018, 2019 en 2020, via de Global Margin for Payments. Deze omvangrijke onbenutte ruimte, ofwel marge, wordt voornamelijk veroorzaakt door vertragingen bij de implementatie van het cohesiebeleid. Deze vertraging was voorzien; deze bleek ook uit de verlaging van de afdrachten met de vierde aanvullende begroting van 2016 en het omvangrijke surplus over 2016, dat met de tweede aanvullende begroting van 2017 is vastgesteld (zoals hierboven beschreven).30
Begroting 2018 en verder
Op 30 mei 2017 heeft de Europese Commissie het voorstel voor de begroting 2018 gepresenteerd. In deze begroting is er net als in 2017 sprake van een aanzienlijke resterende marge onder het betalingenplafond. Dit geeft aanleiding om de raming van de afdrachten in 2018 te verlagen en in 2019 en 2020 te verhogen.31
7. Begroting 2018: onderuitputting begroting 2018 naar 2019–2020 (uitgaven)
Op 30 mei 2017 heeft de Commissie de ontwerpbegroting voor 2018 gepresenteerd, waarover de Raad op 7 juli een positie heeft ingenomen. In de Raadspositie over deze begroting, is er in 2018 een onbenutte marge onder het betalingenplafond van 10,1 mld. Om deze reden zal voor de raming van de Nederlandse afdracht voor 2018 net als bij de Miljoenennota 2017 niet op betalingenplafond worden geraamd, omdat het niet de verwachting is dat deze marge in 2018 geheel gebruikt zal worden. Voor de raming van de Nederlandse afdrachten wordt er daarom van uitgegaan dat tenminste 7 mld. van deze marge aan het eind van 2018 zal overblijven. Het Nederlandse aandeel daarin is 0,3 mld. en deze wordt in gelijke tranches doorgeschoven naar 2019 en 2020. Het overige deel wordt nog wel aangehouden als marge voor 2018, om ruimte te houden voor grotere uitgaven als gevolg van onderhandelingen met het EP over de begroting en voor onvoorziene uitgaven.
8. Onderuitputting begroting 2017 naar 2019–2020 (uitgaven)
Met de presentatie van de EU-begroting voor 2018, is duidelijk geworden dat de vertraagde betalingen uit de EU-begroting van 2017 niet in 2018 ingelopen zullen worden. De raming van de Nederlandse afdrachten is in de regel gebaseerd op de omvang van het betalingenplafond van het MFK. In 2017 is het niet aannemelijk dat de ruimte voor betalingen volledig benut wordt, vanwege een grote ongealloceerde marge onder het betalingenplafond als gevolg van vertragingen bij de implementatie van het Cohesiebeleid. Bij Miljoenennota 2017 is daarom besloten om af te wijken van het betalingenplafond als uitgangspunt voor de raming van de Nederlandse afdrachten in 2017, door een deel van de omvangrijke marge onder het betalingenplafond door te schuiven van 2017 naar 2018. Op 30 mei 2017 heeft de Commissie de ontwerpbegroting 2018 gepresenteerd. Wederom blijkt dat de marge onder het betalingenplafond groot is, waardoor het onwaarschijnlijk is dat de marge uit 2017 in 2018 uitgegeven wordt. De geraamde Nederlandse afdrachten worden daarom aangepast onder de veronderstelling dat de verwachte onderuitputting uit 2017 verder wordt doorgeschoven en in gelijke tranches in 2019 en 2020 wordt uitgegeven.
9. Compensatie contingency margin 2014 (uitgaven)
Op 20 juli 2017 is een akkoord bereikt over de mid term review van het MFK. Met dit akkoord is ook besloten om de inzet van de Contingency Margin in 2014 voor extra betalingen voortkomend uit het vorige MFK, in 2017 te compenseren via lagere betalingen. Tot nu toe werd ervan uitgegaan dat dit gecompenseerd zou worden met lagere betalingen in de jaren 2018–2020. Om de raming van de Nederlandse afdrachten hierop aan te passen, wordt een deel van de onderuitputting – waarvan eerder was geraamd dat deze naar 2018 zou worden doorgeschoven – niet doorgeschoven, waardoor de raming voor 2018 neerwaarts wordt bijgesteld. De verwachte compensatie in 2018–2020 vindt ook niet plaats waardoor de raming voor die drie jaren opwaarts wordt bijgesteld. Per saldo leidt dit voor 2018 tot een 88 mln. lagere afdracht, en voor 2019 en 2020 tot een jaarlijks 44 mln. hogere afdracht.
Overige mutaties
10. Vijfde aanvullende begroting 2016: verschuiven Nederlandse korting (niet-belastingontvangsten)
Eind 2016 is ook de vijfde aanvullende begroting goedgekeurd. Hiermee is de ratificatie van het Eigen Middelenbesluit in 2016 in de afdrachten verwerkt en zijn de kortingen op de nationale afdrachten geëffectueerd Nederland ontvangt de bedongen korting op de afdrachten over 2014–2016 met terugwerkende kracht in 2017 in de kas. Het betreft een technische mutatie omdat het kabinet besloten heeft om het kader te corrigeren voor deze ontvangst.32 De korting voor 2017 (en latere jaren) wordt verrekend met de EU-afdrachten.
11. Nacalculatie 2016 (niet-belastingontvangsten)
De Europese Commissie heeft op 24 januari 2017 cijfers voor de nacalculatie van de Europese afdrachten voor 2016 gepresenteerd aan de lidstaten. Voor de Nederlandse begroting betekent deze nacalculatie een verlaging van de EU-afdrachten van netto 124 mln. euro die als een eenmalige ontvangst op de begroting wordt verwerkt.33
12. Raming nieuwe mfk-periode (uitgaven)
Het huidige MFK loopt tot en met 2020. Dit betekent dat de betalingenplafonds tot 2020 nominaal vastliggen in de huidige MFK-verordening. De omvang van de EU-afdrachten tot en met 2020 is gebaseerd op deze betalingenplafonds. Vanaf 2021 zal het volgende MFK gelden, waarvoor nog geen nominale betalingenplafonds zijn vastgesteld. In de raming voor 2021 en verder wordt daarom op dit moment uitgegaan van een betalingenplafond van 0,95% van het Europese BNI in 2021, wat overeenkomt met het uitgangspunt bij het afsluiten van het huidige MFK. Hiermee wordt niet vooruitgelopen op mogelijke effecten van Brexit voor de EU-afdrachten. Deze aanpassing van systematiek verhoogt de raming van de afdracht in 2021.
13. Spring forecast 2017 (uitgaven en niet-belasting ontvangsten)
Met de voorjaarsraming van 2017 wordt de raming van de BNI-, douane- en BTW-heffingen in de EU-lidstaten geactualiseerd. Voor Nederland leidt dit tot een lagere EU-afdracht in 2017 en een hogere afdracht in 2018–2021. De EU-afdracht neemt sterker toe in 2021 dan in voorgaande jaren. Dit komt doordat vanaf 2021 een nieuw MFK zal ingaan waarvoor, vooruitlopend op de onderhandelingen, de uitgavenplafonds worden geraamd op 0,95% van het Europese BNI.