Het kabinet geeft met ambitieus klimaatbeleid invulling aan het verdrag van Parijs. Door smeltende ijskappen zijn de wereldwijde gevolgen van de opwarming van de aarde steeds zichtbaarder. Om schade als gevolg van klimaatverandering te beperken en de wereld leefbaar te houden voor de huidige en toekomstige generaties, zullen grote stappen gezet moeten worden. In 2030 wil het kabinet bereikt hebben dat de broeikasgasuitstoot 49 procent lager is dan in 1990. In Europa pleit het kabinet voor een verdergaande reductie van 55 procent. Op basis van deze gesprekken kan de uiteindelijke doelstelling nog worden aangepast. Naast de maatregelen die in het Regeerakkoord staan, zoals vergroening van het belastingstelsel en een verbod op elektriciteitsproductie met kolen, wordt gewerkt aan een nationaal Klimaatakkoord. Dit akkoord moet invulling geven aan de doelstelling van het kabinet voor 2030. Ook wordt hiermee een eerste stap gezet in de richting van het doel van de Klimaatwet, dat in 2050 de uitstoot 95 procent lager is (zie figuur 3.6.1). In deze context werkt het kabinet ook aan de transitie naar een Circulaire Economie.
Figuur 3.6.1 Huidige uitstoot van broeikasgassen en de doelstelling van het kabinet
Bron: Compendium voor de Leefomgeving.
Betaalbaarheid en het principe van «de vervuiler betaalt» staan centraal. Het kabinet vindt het belangrijk dat de transitie die nodig is om onze broeikasgasuitstoot te verminderen, voor ieder huishouden bereikbaar en betaalbaar is. Met een goede mix van maatregelen kan dat. Door bijvoorbeeld vervuilende activiteiten te belasten, zorgt de overheid ervoor dat vervuiling een prijs krijgt en dat bedrijven en consumenten onbedoelde negatieve klimaatgevolgen mee laten wegen in hun beslissingen. Het kabinet werkt aan een CO2-minimumprijs en voert een kilometerheffing in voor vrachtverkeer. Hiermee vergroot het kabinet de financiële prikkels om de emissiereductie te realiseren en te innoveren. Bedrijven die niet innoveren en veel broeikasgassen blijven uitstoten, gaan meer betalen. Ook stimuleert het kabinet duurzame investeringen en innovatie, zoals via de verbreding van de Stimulering Duurzame Energieproductie Plus (SDE+), en komt er ruimte voor meer windmolens op zee. Het kabinet stelt tot 2030 een budget van 3,2 miljard euro beschikbaar voor de uitrol van duurzame energie en technologie die de uitstoot van broeikasgassen vermindert. Ten slotte is er tot 2030 jaarlijks 300 miljoen euro beschikbaar gesteld voor innovatie- en pilotprojecten.
Er wordt gewerkt aan een nationaal Klimaatakkoord. Dat Klimaatakkoord legt afspraken vast over de maatregelen die maatschappelijke partijen en de overheid gaan nemen om het reductiedoel voor 2030 te halen. Zo krijgen partijen zekerheid over wat zij over en weer van elkaar mogen verwachten. Dat is belangrijk voor partijen die langlopende investeringen overwegen. In alle sectoren moet de uitstoot van broeikasgassen worden teruggebracht; zie figuur 3.6.2. Op 10 juli is het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord gepresenteerd, waarin partijen gezamenlijk voorstellen doen om het reductiedoel te halen. Hiermee is het Klimaatakkoord een belangrijke stap dichterbij gekomen.
Figuur 3.6.2 Doelen per sector in 2030 (in Mton CO2-equivalenten)
Bron: Planbureau voor de Leefomgeving en klimaatakkoord.nl.
Verdere uitwerking en een lange adem zijn vereist. Om in 2050 een nagenoeg emissievrij Nederland te zijn, moet er nog veel gebeuren. Na doorrekening door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het CPB beoordeelt het kabinet het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord. Het kabinet bekijkt dan in hoeverre de voorstellen erin slagen om de uitstoot terug te brengen en of daarbij de logische instrumenten worden ingezet, zonder onnodige subsidies. Ook bekijkt het kabinet of de voorstellen gepaard gaan met aanvaardbare kosten voor huishoudens, bedrijven en de belastingbetaler. Investeringen in verduurzaming en het duurder maken van vervuilende activiteiten kunnen voor burgers en bedrijven immers leiden tot hogere lasten (zie ook paragraaf 2.3). Daarnaast kan te zwaar beprijzen van uitstoot de concurrentiepositie van CO2-intensieve bedrijven verslechteren, en ervoor zorgen dat de economische activiteit en de uitstoot van broeikasgassen zich verplaatsen naar andere landen. Ook ligt er een ruimtelijke opgave: de schaarse ruimte in Nederland moet voor nog meer activiteiten worden ingezet. Voor- en nadelen van de verschillende maatregelen moeten tegen elkaar afgewogen worden. Na de beoordeling door het kabinet gaan de betrokken partijen aan de slag met de verdere uitwerking van het akkoord. Er liggen daarmee voldoende uitdagingen om de doelstellingen van 2030 en vervolgens van 2050 te halen.