Base description which applies to whole site

3.5 Sociaal kapitaal

Sociaal kapitaal is belangrijk voor het maatschappelijk welbevinden en de economische ontwikkeling. Sociaal kapitaal gaat onder andere over het maatschappelijk vertrouwen van mensen, en hun sociale relaties. Dat is belangrijk voor je levensgeluk; zo hangt een goed sociaal netwerk samen met meer tevredenheid en een grotere gezondheid.60 In Nederland is het vertrouwen relatief hoog, maar zijn er ook nog veel mensen met weinig vertrouwen in maatschappelijke instituties. Voor vertrouwen is het van belang dat iedereen in Nederland kan meekomen.

Nederland kent relatief veel maatschappelijk vertrouwen, maar het kan beter. Maatschappelijk vertrouwen is op zichzelf van waarde. Het is aangenaam om in een land te wonen waar je je medemens, de overheid en maatschappelijke organisaties kunt vertrouwen. Ook voor de welvaart is het belangrijk: landen met een hoge mate van maatschappelijk vertrouwen doen het economisch beter.61 Nederland lijkt op dat punt redelijk te scoren. Iets meer dan de helft van de ondervraagden heeft vertrouwen in het kabinet en Tweede Kamer, en twee derde is tevreden met het functioneren van de Nederlandse democratie. Ook vertrouwt ongeveer twee derde van de Nederlanders de rechtspraak en media. Enerzijds lijkt het beeld geruststellend; de trend lijkt redelijk stabiel, het vertrouwen in de politiek is de afgelopen jaren verbeterd62 en internationaal gezien hebben Nederlanders relatief veel vertrouwen in maatschappelijke instituties. Anderzijds laten de cijfers ook zien dat er een opgave ligt. Het gemiddelde rapportcijfer dat men aan de Haagse politiek geeft is namelijk niet hoog. Een grote groep is niet of minder positief. Dat geeft aan dat een deel van de bevolking zich onvoldoende gehoord voelt in de Nederlandse democratie.

Vertrouwen staat op gespannen voet met maatschappelijke scheidslijnen. Gemiddeld genomen gaat het op veel terreinen goed in Nederland. Veel mensen zijn tevreden met hun leven, de werkloosheid is laag, Nederland is veiliger geworden en het opleidingsniveau en de levensverwachting zijn (sterk) gestegen.63 Ook de hoge kwaliteit van het Nederlandse zorgstelsel draagt bij aan het sociaal kapitaal. Onderliggend is er echter de terechte zorg over groeiende scheidslijnen tussen Nederlanders met wie het goed gaat, en groepen die meer moeite hebben om mee te komen in de maatschappij. Voor vertrouwen in de toekomst moet je ook vertrouwen hebben dat je de kans krijgt om volledig mee te doen in de samenleving en economie. Ongeacht je achtergrond en wat je van huis uit hebt meegekregen. Onder andere opleidingsniveau lijkt een belangrijke scheidslijn: mensen met een hogere opleiding kennen op veel aspecten een groter welzijn dan lager opgeleiden, zoals maatschappelijk vertrouwen, arbeid en inkomen, geluk en gezondheid. 64 Ook zien we dat demografische, economische en sociaal-culturele verschillen tussen gebieden in Nederland toenemen. Ruimtelijke scheidslijnen worden daardoor scherper.65 Het is dus van belang dat iedereen in Nederland de kans heeft om mee te doen en praten in de maatschappij. Dit vraagt ook om een toekomstbestendig democratisch systeem. Het kabinet wil met een breed pakket aan maatregelen de modernisering van het parlementair stelsel ter hand nemen en de inhoudelijke vertegenwoordiging versterken.66

Gelijke kansen zijn belangrijk, maar moeilijk te meten. Sociaal kapitaal en vertrouwen staan niet los van ongelijkheid. Te grote maatschappelijke verschillen kunnen ten koste gaan van de sociale cohesie en het vertrouwen in anderen. In discussies over ongelijkheid gaat het meestal over (on)gelijkheid van uitkomsten. Hoe zijn bijvoorbeeld inkomen en vermogen verdeeld? Dat is relevant, maar geeft geen goed beeld van de ongelijkheid van kansen. Want hebben alle Nederlanders een gelijke kans op maatschappelijk en economisch succes? Wanneer mensen met een minder welvarende achtergrond minder kans hebben op een goede opleiding of baan, heeft dat economische gevolgen. Menselijk kapitaal blijft onbenut als niet het talent of de motivatie van mensen bepaalt hoeveel succes ze hebben. Zo zijn er tekenen dat inkomensongelijkheid vooral een negatief effect heeft op economische groei in landen met een grote ongelijkheid van kansen67. De uitdaging is echter dat kansen(on)gelijkheid moeilijk te meten is. Maatschappelijk succes hangt immers af van tal van factoren. En ook al zijn de kansen gelijk, er zullen altijd verschillen in uitkomsten blijven bestaan. Uitkomsten zijn immers ook afhankelijk van persoonlijke inzet en talent. Daarmee blijft er voor de overheid dus altijd een rol om maatschappelijke uitkomsten te beïnvloeden door middel van beleid.

Kansen(on)gelijkheid heeft veel verschillende oorzaken. Onderwijs is essentieel voor gelijke kansen. Wanneer kinderen van ouders met een lager opleidingsniveau of lager inkomen toegang hebben tot goed onderwijs, kunnen zij hun minder goede startpositie daarmee deels goedmaken. Zo kan onderwijs op jonge leeftijd (zie ook paragraaf 3.2) een goede basis bieden aan kinderen die risico lopen op onderwijsachterstanden. Maar onderwijs is niet alles. Je sociale kapitaal hangt ook sterk af van de opvoeding, het netwerk van je ouders en bijvoorbeeld de buurt waarin je opgroeit. Ook gezondheid doet ertoe: de gezondheid van lager opgeleiden is gemiddeld minder goed. Een slechte gezondheid kan een gevolg zijn van bijvoorbeeld minder kennis over gezond leven, maar heeft ook een effect op de mogelijkheden om mee te doen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Tot slot zorgt discriminatie op de arbeidsmarkt voor grotere verschillen. Wanneer de arbeidsmarkt minder toegankelijk is voor bepaalde groepen, kunnen zij zich minder goed ontwikkelen. Dat is een aandachtspunt: uit onderzoek blijkt dat veel Nederlanders discriminatie ervaren bij het zoeken van werk of op de werkvloer, bijvoorbeeld op grond van huidskleur, leeftijd of bij zwangerschap. Om ervoor te zorgen dat iedereen in Nederland een eerlijke kans heeft op de arbeidsmarkt, heeft het kabinet het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018 ‒ 2021 in gang gezet.68

De inkomensmobiliteit tussen generaties is licht gedaald. De inkomensmobiliteit tussen generaties laat zien in hoeverre de economische positie van kinderen afhangt van die van hun ouders. Het is daarmee een maatstaf van gelijke kansen. Hoewel het moeilijk is om inkomensmobiliteit tussen generaties tussen landen te vergelijken, bleek uit eerder onderzoek dat deze in Nederland relatief hoog was.69 In Nederland is over de periode 2005 ‒ 2015 de absolute inkomensmobiliteit licht gedaald, al verdient nog steeds ongeveer de helft (49 procent) van de kinderen meer dan hun ouders. Over alle inkomensklassen is die (lichte) daling zichtbaar, maar kinderen van ouders met een laag inkomen maken nog steeds de grootste kans om meer te gaan verdienen dan hun ouders. Over het algemeen hangt de inkomenspositie van kinderen en ouders niet sterk samen. Tussen 2005 en 2015 weten echter minder kinderen uit de armste milieus de relatieve inkomenspositie van de ouders te overtreffen. Dat is te zien aan het aandeel kinderen van ouders uit de laagste 20 procent inkomens, dat zelf ook in de laagste inkomensgroep terechtkomt: dit is gestegen van 27 naar 33 procent.70 Een signaal dat de kansen juist aan de onderkant onder druk staan. Daarnaast blijkt dat kinderen van migranten gemiddeld minder goed terecht komen dan kinderen zonder migratieachtergrond, ook als je ze vergelijkt met ouders met hetzelfde inkomen of hetzelfde opleidingsniveau.71

De levensverwachting in Nederland is gestegen. Gezondheid is een groot goed: gezond zijn is van groot belang voor de kwaliteit van leven, en maakt het ook makkelijker om mee te doen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. De Nederlandse levensverwachting was historisch vrij hoog en is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Iemand die nu opgroeit, zal gemiddeld 82 jaar worden. Dat is ouder dan zijn of haar (groot)ouders. Hoewel de verschillen wereldwijd zijn afgenomen, worden Nederlanders gemiddeld nog steeds ouder dan veel andere wereldburgers. Zo blijkt uit figuur 3.5.1 dat de levensverwachting in Nederland en Europa ongeveer vijf jaar hoger ligt dan in Azië en Noord-Afrika. Vergeleken met andere westerse landen doet Nederland het echter iets minder dan gemiddeld. Hieruit blijkt dat er nog ruimte voor verbetering is.

Figuur 3.5.1 Levensverwachting door de tijd (links) en internationaal (rechts, 2017)

Bron: Wereldbank

Ook binnen Nederland zijn er grote verschillen in (gezonde)levensverwachting. Dat de levensverwachting in Nederland relatief hoog is, betekent niet dat dit voor iedereen geldt. Figuur 3.5.2 laat bijvoorbeeld zien dat vrouwen over het algemeen langer leven dan mannen. Het verschil tussen mannen en vrouwen neemt trouwens af, omdat de levensverwachting van mannen sneller stijgt dan die van vrouwen. De hoge levensverwachting van vrouwen is in de periode 1980-2000 teruggevallen, omdat met name in de jaren zeventig en tachtig veel meer vrouwen hebben gerookt. Dit heeft zelfs tientallen jaren later nog effect op de levensverwachting.72 Nog groter dan het verschil tussen man en vrouw is het verschil tussen laag- en hoogopgeleiden. Een hoogopgeleide leeft gemiddeld ongeveer vijf jaar langer dan een laagopgeleide. Als het gaat om gezond-ervaren jaren is het verschil zelfs bijna vijftien jaar. Dat is onder andere te verklaren door verschillen in leefstijl; laagopgeleiden roken gemiddeld vaker, eten minder gezond en kampen daardoor vaker met overgewicht. Roken, ongezond eten en overgewicht zijn de grootste oorzaken voor ziektelast in Nederland. Daarom heeft het kabinet een Nationaal Preventieakkoord73 gesloten. Dit richt zich met name op het beïnvloeden van de levensstijl. Kinderen en jongeren moeten meer mogelijkheden krijgen om te bewegen, op jonge leeftijd niet in contact komen met roken en onder de achttien jaar geen alcohol drinken. Ook heeft het kabinet de tabaksaccijns verhoogd. Maar als de overheid grotere stappen wil nemen, is het onvermijdelijk om verdere prikkels in te bouwen om gedrag te veranderen. En daarmee dus gezonde keuzes aantrekkelijker te maken, of ongezonde keuzes minder aantrekkelijk te maken. Denk aan het duurder maken van ongezond eten, alcohol of tabak.

Figuur 3.5.2 Levensverwachting bij geboorte, naar geslacht en opleidingsniveau

Bron: CBS

60

Putnam (2000). Bowling Alone, the collapse and revival of American community.

61

Bjørnskov (2012). How Does Social Trust Affect Economic Growth?, .

62

SCP (2019). Continu Onderzoek Burgerperspectieven, 2019/2.

63

SCP (2018). De sociale staat van Nederland 2018.

64

CBS (2019). Monitor Brede Welvaart 2019.

65

CBS & PBL (2016). Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2016–2040: sterke regionale verschillen. PBL (2016). De verdeelde triomf: Verkenning van stedelijk-economische ongelijkheid en opties voor beleid. PBL (2017). Regionaal-economische groei in Nederland: een typologie van regio’s.

66

Kamerstukken 2019D27426, 26 juni 2019. 

67

IMF (2019). Inequality of Opportunity of Income and Economic Growth, .

68

Kamerstukken 29544, nr. 834, 19 juni 2018.

69

CBS (2013). Sociaaleconomische trends, april 2013.

70

Janssen, Schulenberg, Buitenhuis en Van Vuuren (2018). Kinderen overtreffen hun ouders minder vaak in inkomen, .

71

CPB (2019). Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond, CPB Policy Brief.

72

CBS (2018). Levensverwachting stijgt minder hard in Nederland en EU.

73

Nationaal Preventieakkoord (2019).

Licence