Solide overheidsfinanciën zijn essentieel voor nu en in de toekomst. Het niveau van de staatsschuld blijft volgend jaar naar verwachting gunstig; de staatsschuld blijft ruim onder de 60%-norm. Tegelijkertijd begeeft het saldo zich in de komende jaren tussen de ‒ 2% a ‒ 3% bbp (zie kerntabel in hoofdstuk 2). Het CPB (2021) spreekt in een literatuurstudie27 over twee sporen die van belang zijn voor de overheidsfinanciën: 1) financiële houdbaarheid en 2) verdeling van financiële lasten tussen huidige en toekomstige generaties (intergenerationele houdbaarheid). Hieronder analyseren we de financiële houdbaarheid van de overheidsfinanciën; in paragraaf 2.5 toetsen we de verdeling van financiële lasten over generaties.
De Nederlandse staatsschuld is op de korte en middellange termijn financieel houdbaar. Met een schuldquote van 49,5% bbp in 2023 is de Nederlandse staatsschuld in vergelijking met andere eurozonelanden laag (zie paragraaf 1.2.4). Dit zal volgens de huidige vooruitzichten de komende jaren zo blijven. Het CPB raamde in maart dit jaar wel een mogelijke staatsschuld van circa 61% in 2030. Hierin was al tot en met 2030 rekening gehouden met de doorwerking van de investeringsagenda van het kabinet en de eerste gevolgen van vergrijzing.28 Nederland krijgt van kredietbeoordelaars met een ‘triple-A rating’ de hoogste kredietbeoordeling.29 Dit geeft aan dat er een zeer hoog vertrouwen is dat Nederland in de komende jaren aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen.
Het is van belang om de onzekerheden bij deze financiële houdbaarheid in kaart te brengen. Ramingen zijn uiteraard omgeven met onzekerheden. Belastinginkomsten kunnen bijvoorbeeld hoger of lager uitvallen bij een verandering van de economie. Daarnaast zijn de economische variabelen zoals de groei, de inflatie en rentestand momenteel al moeilijk te ramen voor 2022 en 2023. Voor de jaren erna worden deze onzekerheden steeds groter. Op basis van schattingen van het CPB staan we hieronder stil bij de verwachtingen over de ontwikkelingen van de staatsschuld voor de middellange termijn, tot en met 2030. Paragraaf 2.5 gaat verder in op de projecties voor de lange termijn (2060).
Het CPB heeft een model ontwikkeld om de onzekerheden te laten zien.30 Deze nieuwe analyse – een zogenoemde debt-sustainability-analysis (DSA) – sluit aan bij de methode van het IMF (2021).31 De resultaten zijn berekend met een zogenoemd stochastisch model. Hiermee kan op basis van simulaties van de ontwikkeling van de staatsschuld een indruk worden gegeven van de kans op een bepaald schuldniveau. De economische groei, de rente en het primaire saldo (begrotingssaldo zonder uitgaven aan rentelasten) kunnen de komende jaren immers fors anders uitvallen dan geraamd in het basisscenario. Bovendien is de slingerbeweging van de economie (de conjunctuur) steeds moeilijker te voorspellen. Het nieuwe model van het CPB simuleert op basis van de variatie uit het verleden veel verschillende ontwikkelingen van deze variabelen rond hun langjarige trend, en maakt vervolgens met een waaier inzichtelijk in hoeveel van deze scenario’s de staatsschuld zich binnen een bepaalde bandbreedte beweegt.
Het model laat zien dat de oploop van de schuld op middellange termijn beperkt blijft. Figuur 1.2.3 toont de waaier van de staatsschuld tot en met 2030. Hieruit blijkt dat de kans groot is dat de Nederlandse staatsschuld op de middellange termijn binnen de perken blijft. Wel is het goed mogelijk dat de staatsschuld boven de 60%-norm zou komen. Daarnaast geeft bijvoorbeeld de Europese Commissie32 aan dat een staatsschuld boven de 90% voor Nederland onwenselijk zou zijn; dat kan bijvoorbeeld leiden tot een hogere rente op staatsleningen. Volgens figuur 1.2.3 is de kans hierop in de komende jaren zeer klein. Anderzijds loopt de schuld in het basispad volgens het CPB wel wat op (zie rode lijn in figuur 1.2.3) en wordt de onzekerheid steeds groter.
Figuur 1.2.3 verwachte schuldontwikkeling tot en met 2030, % bbp
Bron: CPB
Het kabinet streeft op termijn naar een stabiele schuldontwikkeling. Bovenstaande projecties wijzen op een reële kans dat de staatsschuld in de komende jaren boven de 60%-norm zal uitkomen. Het kabinet heeft aangegeven in het coalitieakkoord een tijdelijke verhoging van de staatsschuld vanwege de nodige investeringen te accepteren. Daarbij is wel het streven om vervolgens te komen tot een stabiele schuldontwikkeling. Daarvoor wordt ingezet op de beperking van de groei van de zorguitgaven en het incidenteel houden van de begrotingsfondsen (zie paragraaf 2.3). Daarnaast is het van belang om te beseffen dat de overheid niet alles kan en moet willen compenseren (zie hoofdstuk 3).